let Fransch-Belgisch geheim militair verdrag. DE OOLIJKE OESTERFAMILIE. 's Parijsche Wafels GEHEIMZINNIGE GENOOTSCHAP. ■ft Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 Maart 1929 Derde Blad No. 21154 FEUILLETON. X HET „U. D." GEEFT THANS DEN VOLLEDIGEN TEKST. De besprekingen van de Fransche en Belgische generale staven van 7, 8, 9, 11 en 12 September 1927. I Blijkbaar in antwoord op de logenstraf- zijner eerste publicatie brengt thans „Utrechtsch Dagblad" de volledige Ictulen der bijeenkomst die delegaties van e Fransche en Belgische generale staven J September 1927 in Brussel hebben ge laden. [.Aan deze notulen waren blijkbaar de Lkelen" van de Conventie van Brussel JcDzeer als de zoogenaamde „interprela- r ontleend, die wij uit de eerste publi- Ilie van het „Utr. Dgbl." overnamen. JHel stuk is geschreven op papier van het fcinislère de la défense Nationale (Jliniste- ^van Landsverdediging) Etat Major Gé- Se Section", draagt het nummer [B. 17.442 secr. Het is gedateerd Brussel (September 1927 en gemerkt: „strictement alidentiel". Dit alles geldt het briefhoofd van de (.de bladzijde. loven den inhoud staat als titel: „Confé- fcces d'état major Franco-Beiges du 712 itembre 1927. Pfocös Verbal, laaronder leest men (in het Fransch, ar rcij vermelden verder de vertaling): toepassing (application) van het ü>ch-Belgiseh militair accoord van 7 ilember 1920, de „Overeenkomst van rssel" genoemd .artikel VI, hebben te 1 op 7, 8, 9, 11 en 12 September 1927 iprekingen plaats gehad, waaraan de voi ce afgevaardigden deelgenomen hebben: oor Frankrijk: generaal Debeney, chef den generalen staf; generaal Bineau, lerchef van den generelen staf; generaal vier, militair attaché aan het Fransch antschap te Brussel; oor België: generaal Galet, chef van den tralen staf; kolonel Michem, chef van derde afdeeling van den generalen staf, irnemend onderchef van den generalen kolonel Van den Bergen, chef van de le afdeeling van den generalen staf. let ambt van secretaris is toevertrouwd wsl aan kolonel B. M. Estienne, com- cdant van het regiment grenadiers te ssel Tij laten niet den volledigen inhoud van sluk volgen, omdat hetgeen daarin voor triand in het bijzonder van belang was, uitreksel reeds vermeld was in hetgeen I Zondag aan ónze lezers mededeelden, ij geven den aanhef en enkele der be- rijkste passages uit het stuk. sn eerste geheel, omdat daaruit blijkt, «elk verband de artikelen der conventie de als „interpretatie" aangeduide toe- togen moeten worden gelezen. ^voorstel van generaal Blavier, kwa- p afgevaardigden overeen, op dezelfde fdrwerk te gaan als hij d*. voorgaande "^'ngen (19211928). en dus den tekst t accoord van 7 September 1920 te Npn er de vereischte juistheid en ver- pgen aan te brengen (pour y apporter "écisions et les corrections nécessaires). Art. 1. i^ien Frankrijk in staat van oorlog is Duitschland of met eenige andere mo- Pieid, die op de een of andere wijze, hoe RECLAME. pUJVEN ALTIJD WELKOM! 1219 dan ook, door Duitschland ondersteund wordt, zal België geheel zijn beschikbare macht ter beschikking van Frankrijk stellen „Indien België in staal van oorlog is met Duitschland of met eenige andere mogend heid, die op de een of andere wijze, hoe dan ook. door Duitschland ondersteund wordt, zal Frankrijk geheel zijn beschik bare macht ter beschikking van België stellen," De afgevaardigden zijn overeengekomen, dat dit artikc-1 vatbaar is voor een interpreta tie. waarbij met alle polilieke en militaire eventualileile'n rekening wordt gehouden. De internationale toestand en de verhou dingen der krachten, in 1927 zoo zeer ver schillende van wat ze waren in 1913 en zelfs in 1919, maken het onmogelijk zich aan strakke of stereotype formules tevreden te houden. Zoo maakt de Engelsch-Belgische overeenkomst, gesloten den 7 Juli 1927, het mogelijk, naar alle waarschijnlijkheid, de eventueele tegenstanders van België tot twee te beperken, t.w. Duitschland en Ne derland, en die van Frankrijk tot drie, t.w. Duitschland, Italië en wellicht Spanje. Frankrijk en België hebben maar één ge meenschappelijk front. Deze principieele grondslag van het accoord van 1920 blijft onaangetast. Welke de tegenstander, tegen wien het een of andere land te strijden krijgt ook zij, de deelgenoot zal tusschenbeide komen. Het spreekt vanzelf, dat de verdediging van het wederzijdsch eigen grondgebied het voornaamste doelwit blijven moet. Frankrijk zal dan ook in een conflict tusschen Neder land en België slechts tusschenbeide komen door het zenden van een expeditiecorps, dat in 1922 op twee legerkorpsen is bepaald. Op dezelfde wiize zal België, in geval van oorlog tusschen Frankrijk en Italië, twee infant'erie-divisieg ter beschikking van den Franschen generalen staf stellen. Deze voorzieningen zijn evenwel te allen tijde voor herziening vatbaar. Het grondbe ginsel van het accoord. in de allereerste plaats Duitschland beoogende, legt beiden stalen de verplichting op vóór alles te zor gen voor de inrichting van het front tegen Duitschland op hun eigen gebied. Indien de oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk uitsluitend op de Fransch Duilsche grens ge voerd werd, zou België het equivalent van een Fransch legercorps ter beschikking van Frankrijk 9'.ellen Evenzoo, indien het con flict zich uilbreidde tot de Belgisch-Duilsche grens, zou Frankrijk een minimum van 30 legercorpsen (15 actieve en 15 reserve) op het Belgisch grondgebied zenden, om het Belgische leger in zi'.n strijd tegen den ge- mpcnschappelijken vijand te steunen. Het is ook dienstig, de beteekenis der woorden „in staat van oorlog is" nader te' omschrijven- Noch Frankrijk noch België koesteren agressieve bedoelingen tegen wel ken staat ook Toch kan het politiek defensie in de verplichting tot militair offensief ge jaagd worden Het tractaat van Versailles en de acoorden van Locarno bespelen de fei telijke toestanden die ipso facto een „casus foederis" uilmaken; tegenover de verwezen lijking van eene dezer mogelijkheden staande, zijn Frankrijk en België gerechtigd zich als de aangevallene te beschouwen en te voorzien in hun verdediging door met een onmiddelijken tegenaanval te antwoorden. Evenzeer zijn als wettig te* beschouwen de dwangmaatregelen die in de gegeven onder stellingen dienen- getroffen te worden tegen elke derde mogendheid, die zou weigeren de clausule van het „transitus innocuus" ten 177. Hè, gelukkig, den volgenden dag was het heerlijk ypeer en de Oesterjongens zijn hun laatste nare avontuur al lang weer vergeten, als ze met de heele familie in den vroe gen morgen naar het bosch trekken, waar de pic-nie gehou den zal worden. Blij ademen allen de heerlijke boschlucht in. 178. Op een mooi plekje wordt halt gehouden Marinus, die alles van pic-nicken afweet, zegt, dat het hier een heel geschikt plaatsje is en de Oesters gelooven hem graag. Pic- nic-mandjes worden neergezet en moeder Oester kiest zich een mooi plekje aan den voet van een boom! voordeele der Belgische of Fransche legers te laten gelden. In het kort: moet de voornaamste in spanning van elk der beide landen op zijn eigen grenzen gericht zijn. de leiding der krijgsverrichtingen moet flink offensief zijn; ten slotte en in elk geval moeten de generale staven der beide landen opeischen, en des noods met geweld van wapenen het „transi- tus innocuus". dat het verdrag van den Vol kenbond toestaat, opleggen. Art. n. „Deze overeenkomst slaat niet alleen op de Rijngrens; zij is toepasselijk op iedere agressie, op welke grens zich ook voordoet." De beteekenis van het woord „agressie" is nauwkeurig omschreven bij art. I. De Engelsch-Belgische overeenkomst van 7 Juli 1927 heeft aan den anderen kant het getal der te verdedigen grenzen tot twee beperkt. Kolonel Michem stelt het geval van een conflict tusschen Holland en België, waar aan Duitschland vreemd zou blijven, en vraagt of in dat geval het Fransch-Belgisch accoord zou gplden ten gunste van Bel gië. Generaal Blavier antwoordt dat de oplossing van dit vraagstuk afhangt van twee factoren: 1. de houding van Duitsch land op diplomatiek gebied; 2. den oor sprong van den aanval. Krachtens art. 1 van de „Convention de Bruxellcs", zegt hij. is België zeker van Frankrijks hulp tegen eiken tegenstander, „die op de een of andere wijze, hoe dan ook, door Duitschland ondersteund wordt" Deze hulp kan maar van tweeërlei aard zijn, een diplomatieke of een militaire. Aan den anderen kant hebben do onderhande lingen sedert acht jaren tusschen Neder land en België gevoerd, vanwege Nederr land uitgelokt, en zullen nog uitlokken, maatregelen op het gebied der waterwegen die eventueel als onvriendelijk en zelfs als agressief kunnen worden beschouwd. Daarop doet generaal Debeney opmerken, dat, in het belang van België zelf de hulp van Frankrijk in geval van een Hollandsch- Belgisch conflict veeleer diplomatiek en industrieel, dan wel militair zou moeten zijn. Generaal Galet beschouwt de tusschen- komst der Fransche troepen in een derge lijk conflict als symbolisch en als zeer belangrijk met het oog op het moreel der legers. Generaal Debeney antwoordt, dat Frankrijk er nooit aan gedacht heeft zich aan zijn verplichtingen te onttrekken, maar dat de verscheidenheid der diplomatieke vraagstukken, die het op te lossen heeft, het tot een plicht maken zich niet met alle macht noch met alle haast in een actie van ondergeschikt belang te begeven, waarbij de geringste vergissing een terug slag hebben zou op een veel gewichtiger terrein en zelfs op levensquaesties. Het is noodig het grootste gedeelte onzer krachten j tegen den voornaamsten vijand te reser- vc-eren. Bij art. III leest men hoe generaal De- btney vraagt, op welke wijze de Belgische I staf zich de mobilisatie en concentratie voorstelt. Generaal Galet legt daarbij een tabel over der mobilisatie-centra op 12 Mei 1927 vastgesteld (en in het U. D. ook af gedrukt) en schetst den opmarsch zooals de Belgische staf dien heeft ontworpen. Ondervraagd over den aard dezer uit eenzetting, antwoordt kolonel Michem. dat ze slechls een voorontwerp is voor een ver slag, dat door de derde afdeeling van den generalen slaf werd voorbereid ten dienste van Z. M. den koning der Belgen en van den minister van Oorlog. Generaal De beney geeft zijn instemming te kennen met de groote lijnen van deze uiteenzet ting. Evenwel maakt bij de definitieve goed keuring van den Franschen generalen staf afhankelijk van den uitslag eener gron dige studie van dit thema. Op een vraag van generaal Bineau hot» het Belgische leger op voet van oorlog zal zijn, nadat de reorganisatie gereed zal zijn, geeft kol. v. d. Bergen daarvan een uit eenzetting. Kolonel Michem doet opmerken, dat het tenminste lot 1934 of 1935 duren zal. voor men kan oordeelen over de uitwerking der militaire reorganisatie, die uitgewerkt wordt Generaal Galet voegt erbij, dat rekening dient gehouden met de wijzigingen, die aan het ontwerp van den generalen staf zullen aangebracht worden als gevolg van de openbare meening en van het parle ment. Generaal Bineau verzoekt, dat de Belgische generale staf in dit opzicht voet bij s'uk zou houden. Brj de bespreking van de vervoercapaciteit der Belgische spoorwegen betoogt generaal Bineau, dat de Fransche concentratie in Peigiè ernstig vertraagd wordt door de on toereikendheid van het spoorwegnet in Bel gisch Luxemburg en beveelt aan een groot aantal projecten in studie te nemen. Generaal Galet doet opmerken, dat het België zeer bezwaarlqk vallen zou, zoowel van technisch als financieel standpunt, om een dergejjk programma te verwezenlijken. Bezwaarlijk of niet, antwoordt Generaal Debe ney, de Fransch-Belgische mi'itaire samen werking is alleen dan mogelijk, indien men het verwezenlijkt. Het is een dringende en es^entieele noodwendigheid: de geheeleFran sche concentratie in België wordt gemiddeld 13 uren vertraagd tengevolge van het Bel gisch spoorwegnet, dat in de provincie Lu xemburg volstrekt ontoereikend is. Indien het zoover moest komen, dat Bel- giö slechts een leger, dat niet talrijk genoeg of niet genoeg geïnstrueerd is. een naar hoedanigheid en naar hoeveelheid ontoerei kend materieel en zulke onvoldoende vervoer middelen als die in Luxemburg in het veld kon brengen, zou FranErqk zich moeten af- gtti of de zorg voor zjjn eigen >ehoud het hem wellicht niet tot plicht zou maken, zijn verdediging tot zqn eigen grenzen te beperken. Bij art. 5 worden dan de marschwegen van enï Belgisch-BriiScb corps onder Belgisch bevel door Nederiandsch-Limburg aangeduid, zoeals wij reeds hebben meegedeeld. Daarover is ook gediscussieerd. Generaal B&vier vraagt of er geen reden is, bij deze enderstelling, om te vreezen dat lie Nederlandsche troepen de spoorwegen Valkeiiburg-Richterich en E.s.oo Siitard, als ook de straatwegen Ittersen-Meerssen, Vis- serw6ert-Havec, Elsloo Sittard enz. zullen on bruikbaar maken. Kolonel Michem doet opmerken dat da medewerking der Britsche troepen het mo gelijk maken zou, een ernstigen zijdelingschen aanvai te ondernemen op den spoorweg Weert-Dalheim of op de lqo Maasbracht- fosterholt. Trouwens, de Nederla idscbe ge- cerale staf zal slechts een gering cordon observatietroepen aan deze zijde van de wa terlinie laten. De 2de sectie van den Bel gischen generalen staf verklaart bq machta te zqn dit punt te waarborgen. O.der deze omstandigheden, en zelfs als m'a er rekening mee houdt dat het Britsche cootingent, sterk gemotoriseerd en een zeer I talrijke ruiterij bevattende, over de gebee- j lo lengte van het front als manoeuvrse- 1 massa zal dienen gebruikt te worden, stelt kok-nel Michem voor de zqdelingsche aan valler in het noorden van Nederlandsch Lim- ourg aao de Engel3che ruiterij toe te ver trouwen. Generaal Debeney stelt voor, deze sugges ties op te nemen in het voor-ontwerp van het verslag van den koning, waarvan bq verzoekt dat hem bijtijds 6 ex. zouden wor den toegezonden. Hij bedankt generaal Gaiet te hebben bestudeerd en te hebben doen bestudeer en, door de eerste en de derde af- deelingen, met zu'ke verregaande nauwkeu righeid de uiterst netelige maar onmisbare operatie die den doortocht der Engelsch Fransche-Belgische tToepen door NederL- Limburg uitmaken. Bij de bespreking van art. VI beklaagde kolonel Michem zich over onvoldoende in lichtingen van Fransche zijde en generaal Gar let ondersteunt die klacht. Bq art. VII en VIII worden geen opmer kingen gemaakt. Aan het slot leest men: Ont signé ce procés-verbal: Lq chef d'Etat-Major de l'armée frangaisa: (s) DEBENEY. Le chef d'Etat-Major de l'armée beige: (s) GALET. Vu et approuvé: Le Ministre de la Défense Nationale: (s) CH. DE BROQUEVILLE. Certifié conforme: MICHEM. fut het Engelsch van J S FLETCHER door Mej. A. T. s geloof, dat wij ze wel moeten doen!" ->Ik voorzie van aller ijl ik dat bericht van Packe ontvan- 7 tob." Hij keerde zich lot den kellner, [foist df whiskey en soda gebracht had fr Pens!" zei hij. „ik heb dadelijk de e a"to uil de buurt en een volkomen l? a.ar chauffeur noodig. Zend hem P hier, zoodra zijn auto klaar is." Pen een paar minuten kwam een chauf- lr>uen, keek rond en trad naar voren LD Wer,k van Jimmie. fen St. Margeret's Bay?" vroeg Jim- ^arSeret's Bay, ja mijnheer," ant- IJ eoe chauffeur. ie waar juffrouw Tnckett woont?" Trickett? Ja. mijnheer. Het J Cloverba, vlak bij hel station van jMwacht." i* t -en® ^ezen Lrief dadelijk naar Wacht op haar en breng hierheen." en heen. en Jim- ff*?» r„ „p (izei hij. zijn 9toel dichter etective schuivend, wat heb je uit dat telegram opgemaakt? Uitgebrand het geheele huis. En geen spoor van de bewo ners!' „Ik betwijfel het, of er bewoners in wa ren, toen de brand uitbrak," antwoordde Schmidt met zijn kalmen glimlach. „Je denkt, dat die brand met opzet was?" .Juist, met opzet, mijnheer." „Je denkt, dat Charles in Parijs de vrou welijke Charles in Londen waarschuwde?" ..Ongetwijfeld! Zooals ik reeds voorspeld had." „En dat zij daarop haar eigen huis in brand stak en zelf verdween?" Schmidt haalde de schouders op. „Het is zoo gemakkelijk een gelegen komenden brand te veroorzaken." zei hij. „De vrouw had zeker papieren, die vernietigd moesten worden Het kan natuurlijk toevallig ge weest zijn, misschien was het dat. Het kan b.v, op deze mnn:er ontstaan zijn: zij kan onmiddellijke toebereidselen om te vluch ten gemaakt hebben na het ontvangen van bericht uit Parijs allerlei papieren en do cumenten in het vuur gegooid hebben en toen,heengegaan zijn. ze brandend achter latend. Dan één brandende vonk. mijnheer Trickett en pst het is gebeurd Maar ik geloof niet dat dit nu van belang is. Er zijn andere dingen „Noem ze dan." zei Jimmie, een sigaret opslekend. „Ik heb ook wat. Maar eerst die yan jou „Nu dan eerst, wat stelt u voor te doen met juffrouw Walsden, mijnheer? Dat is van groof belang." „Dit," antwoordde Jimmie „De tante aan wie ik nu juist dien brief gezonden heb woont te St Margaret's Bav, aan de kust hier, een stille, afgelegen plaats. Zij is een goede, vriendelijke, verstandige ziel, die al les doet, wat ik vraag! Ik stel voor, dat zij juffrouw Walsden een poos hij zich houdt, ik geloof, dat zij daar veilig zal zijn Mijn tante is een vrouw met een vindingrijken en krachtigen aard. Als zij juffrouw Wals den bij zich neemt (en dat zal zij doen) zal zij haar nooit uit het oog verliezen En. mijn tante kennende, zou ik willen zien. dat iemand juffrouw Walsden bij haar vandaan kreeg." „Heel goed, mijnheer." zei Schmidt. „Maar het is zeer noodig, dat het overgeven van juffrouw Walsden aan de zorg van uw tante met de uiterste geheimhouding geschiedt." Hij keek Jimmie veelbeteekenend aan en Jimmie beantwoordde dit met een vragen den blik. „Oh!" riep hij uit. „Waarom?" „.Omdat ik geloof, dat wij gevolgd wor den, mijnheer," antwoordde Schmidt. ..Er waren twee menschen een man en een vrouw in den trein van Parijs naar Ca lais/ op de boot van Calais hierheen, die nu in dit hotel zijn Ik ken ze niet. Zij zijn misschien volkomen onschuldig aan eenige booze plannen tegen ons, maar ik consta teer slechts het feil Zij kwamen na ons in dit hotel Zij zijn nu hier De man heeft juist binnen de deur gekeken „Reizen zij samen?" vroeg Jimmie. „Neen afzonderlijk Zij hebben schijnbaar niets met elkander te maken Maar en dil wekte mijn argwaan op toen wij naar de bool te Calais gingen, zag ik den man een stukje papier in de hand van de vrouw stoppen „O ja. denk je dat zij je kennen Schmidt?" „Zij kunnen vermoeden dat ik ben wat ik ben uit het feit, alleen, dat ik met u reis, mijnheer Triekelt. Anders geloof ik niet, dat zii mij zouden kennen. Mijn zaken zijn altijd van de zeer geheime soort." „Je kent hen niet?'' „Volstrekt niet! Ik heb ze nooit te voren gezien. Als ik dit zeg, bedoel ik niet. dat ik ze nu nog nooit gezien heb. voor zoover, ik weet, maar dat ik heel zeker ben, dat ik ze werkelijk nog nooit gezien heb." „Wil je ze eens beschrijven?" vroeg Jim mie. „Misschien heb ik ze gezien." „De vrouw," antwoordde Schmidt, „is zeker een Amerikaansche. Ongeveer dertig jaar. knap, lang, een brunette, zeer goed gekleed, goed voorkomen, zij droeg een lan gen reismantel, gegarneerd met zwart bont. De man is het type van een Engelsch offi cier. vijf en veertig jaar. goed gebouwd, een aristocratische verschijning, korten grijzen snor. zeer verbrand." „Ik heb ze gezien," zei Jimmie. „Hm. def tige lui, die als speurders gebruikt wor den?" Schmidt schudde ernstig het hoofd. „Mijnheer Trickett," zei hij met zachte stem, „u weet niet, wie in deze zaak be trokken is Het is waarschijnlijk een rijk en gewetenloos syndicaat, dat heel machtig is en veel hulpbronnen heeft." „Des le meer reden voor ons. om al onze macht en hulpbronnen te gebruiken." zei Jimmie ..Dank zij deD hemel hebben wij van beiden een goeden voorraad!" Hij sprong op en wierp zijn sigaret weg. Wacht een oogenblik zei hij „Ik zal even naar Lon den telefoneren. Toen hij een half uur later terugkeerde liet Jimmie zich weer in zijn stoel vallen, zuchtte en stak weer een sigaret op. „Dat ia in oide, Schmidt, zei hij. „Mijn heer Packe en lord Scraye zullen morgen ongeveer twaalf uur hier zijn. Dan zullen wij beraadslagen. Dit zal een uitstekende basis vormen, en als wij bewaakt worden, laten ze ons bewaken wij zullen ze op een dwaalspoor brengen. Wij zullen nu hier wachten totdat mijn geachte tante koml en dan zullen wij haar naar juffrouw Walsden brengen. Daarna moeten jij en ik ons ver stand gebruiken om een plan te bedenken, waardoor zij naar St Margaret's Bay ge smokkeld kan worden." „Is u niet bang om uw tante, aan gevaar bloot te stellen, door mademoiselle naar haar te brengen, mijnheer?" vroeg Schmidt „Ik herhaal, de vijand is gevaarlijk." Jimmie keek zijn metgezel aan. „Je kent mijn lante niet," zei hij. „Wacht totdat je haar ziet." Toen Schmidt dit kalme antwoord kreeg, verwachtte hij een waren grenadier van een Engelsche vrouw te zien. verschrikkelijk zelfs in vrede, en hij was hoogst verbaasd, toen de chauffeur een kleine vrouw binnen liet, met blozende wangen grijs haar en vroolijko oogen die binnentrad en Jimmie op echt hartelijke manier begroette zonder eenige verbazing te toonen over het plotse linge verzoek om haar diensten „Nu. mijn beste zei ze. nadat Jimmie haar begroeting behoorlijk beantwoord had, „je ziet hier ben ik zonder uitstel Zou iemand gehoorzamer kunnen zijn?" „U i9 pen bovnste bestezpj Jimmie. „Dit is mijn vnend mijnheer Schmidt Schmidt mijn tante,'juffrouw Trickett Kom mee naar dit raam lieve tante Schmidt ver ontschuldig ons even Daarna zullen wij al len naar boven gaan." (Wordl vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9