POPPENMOEBERTJE. GEVANGEN EN VERLOST. HET GEBAREN-RIJMSPEL. VAN ALLES WAT. VOOR DE REKENA Welken leeftijd ki verschillende diei bereiken? „Nu moet Toos zoet gaan slapen hoor! Ientje. zat op haar knietjps voor Moeder'» boodsehappenmandje. Ze dekte de pop met zorg toe horst het lakentje dan een dekentje dan weer een ander dekentje en dan daar boven op een spreitje. Een mooi. wit s pi eitje. Ja lontje wist wel hoe het moest. Want hoeveel keer had ze het niet van Juf gezien, als die Baby in bod legde. Maar nu kwamen er nieuwe zorgen voor Ientje. Haar rond appelsnoelje was een en al ernst. Als Mina het mandje nu eens moest hebben, om 't brood van den bakker aan te pakken. En als Toos dan nog eens sliepl Wat danl Op eens wist ze wat. Ze pakte het mandje voorzichtig op en sloop op haar teentjes naar de waranda-kamer. Zool Nu kon pop rustig doorslapen, zonder gestoord te worden Want kleine kinderen in hun slaap wakker maken, was heelemaal niet goed Dat hoorde ze wel eens van Mammie en Jut. -els Baby over tijd was en zij, Ientje aanbood, even in Baby's halsje te krieuwelen, om haar wakker te' maken. Wat zou ze nu eens gaan doen. Lezen? 't Prenten boek werd te voorschijn gehaald. Want prentjes kijken noemde Ientje lezen. Ze vertelde er dan heele verhalen bij. Een meisje met een roode jurk aan was Toos. En wcor een ander met een blauwe was de pop ran Jootje Kuipers. Een hond was Caro van Oom BeTt En een kip was „Roodkammetje" van buurvrouw Guurtje. Veel rust met lezen had ze niet. want ze moest toch telkens eens gaan kijken of Toos nog sliep! Om half een ging ze- Toos weer uit haar bedje halen Ze moest een slabbetje voor en haar handjes moesten gtwasschen worden. „Foei Toos". mopperde Ientje. ..moet je nu Zoo huilen. Je wordt nooit een groote meid, als je zoo huilt met handen wasschen". En even later: ..Bah. Oom Bert zal het weten hoor. hoe 9tout jij bent met het slabbetje omdoen. En tante Jootje Kuypers zal het ook weten, hoor!" Maar als Juf om kwart voor een Ientje» meeneemt naar het fonteintje, snikt klein poppentnoedertje. dat het water zoo koud is, en dat ze nog heplemaal geen vieze handen heeft, en dat Juf zoo spettert met de zeep op haar neus en dat Juf haar servet zoo stijf bindt. Maar Juf zegt alleen maar: ..Foei, jij moest nu een voorbeeld aan je kindje Toos geven. Als de familie zich aan tafel zet. is lentjes hui vrijwel over Ze babbelt zoo nu en dan tegen Toos. die naast haar zit. in haar klein kinderstoeltje. ..Je bordje leegeten, hoor!Houd je niet van doperwtjes? Ja hoor je moet een groote meid zijn en je bordip flink leegeten en „Ientje! Dooreten!" vermaande Juf. ,.Ja maar Juf", klinkt 't aarzelend, „ik hi3l niet doperwtjes ik ik wou maar lie ver niet meer!" „Kom. kom" zegt Papa, „moet pop dan een grooter meid zijn dan Ientje?" „Ja maar Papa" klinkt het uit lentjes mond. ..waarom kookt Mina nu Altijd dop erwtjes. Ik houd veel meer van spinazie". Eindelijk, na lang praten, is Ienlies bordje leeg. Een stukje pudding en een appel gaan er veel vlugger in Daar moet Toos ook van proeven Het blijkt nu dat daar T009 ook meer van houdt. Als het eten afgeloopen is, neemt Mina af. Juf gaat Baby helpen. Mama die Das ziek is geweest, gaat haar middag slaapje doen. en Papa neemt de kranl en gaat lezen. En Tentje0 Tentje legt pop te bed en gaat op de zandhoop spelen. Zoo gin» het vandaag En hoe zal het morgen gaan? EMDEBé, oud 15 jaar. Je steekt een heel lang, dubbel louw in een knoopsgat van je jurk. blouse of jas en haalt de uiteinden door een lus van het touw Eén uit het gezelschap mag dan die einden vasthouden, terwijl je de kamer uit gaat en de deur achter je sluit, wat heel gemakkelijk gaat, al blijft het touw er ook tusschen. Buiten de kamer gekomen, maak je de lus zóó groot, dat je er met je heele lichaam door kunt kruipen. Een puntje laat je in het knoopsgat zitlen en zoo kom je weer binnen. Als iemand dan maar even aan het touw trekt, ben je weer los. Ik ben jarig, moet je weten, 'k Word vandaag al zeven jaarl En straks maakt mijn lieve moesje Lekk're chocolade klaar. Ts Mag mijn beide vrienden vragen Om te spelen op het plat En ik heb een mooien bromtol. Van mijn grooten broer gehad. Van mijn vader een zak knikkers En een bouwdoos van mijn moe, En mijn opa en mijn omoe Komen straks ook naar ons toe. 't Is een reuze-dag. zeg jo! Jarig zijn is fijntjes, hoor Als is het maar had voor Ging 'k er eiken dag mee Maar daaraan komt ook ee: Al mag ik wat laat naar1 Daar komt Wim al van den Jongens, nu begint de pret! Als ik later een groot mens Vraag ik ieder op bezoek Als 'k dan bakker hen geM Bak ik zelf verjaardagskoé; TRUUS VERDONER SA! Het gezelschap zit in een kring, die in het midden een flinke ruimte moet open laten. opdat ieder duidelijk kan zien, wat daarin gebeurt. Is het gezelschop daarvoor te klein, dan gaan de leden er van in een rij of gedeelte van zitten Er wordt nu om geloot, wie beginnen mag. terwijl verder de beurten naar de rechterhand omgaan. De aangewezene noemt dan hardop een woord, liefst van één of twee lettergrepen. Hoe minder woordpn er op rijmen, des te moeilijker is het spel. Degene die nu rechts zil van den begin ner. moet een rijmwoord op het gegeven woord zoeken Hij mag dit echter niet uit spreken. maar moet het met gebaren voor stellen Hij staat daarom op, betreedt 't mid den van den kring, waar hij door allerlei gebaren het voorwerp tracht aan te duiden, dat op hpt opgegeven woord rijmt Aan het raden neemt dan het heele ge zelschap deel en als het woord geraden wordt, komt de b^url aan den volgende ter recht^rzii Kan daarentegen niemand het woord raden, dan moet degene, die het riim- woofrd met gebaren voorstelt, een ander rijmwoord kiezen, net zoo lang, tot het ein delijk geraden is. Wordt b v. het woord vervaard genoemd, dan rijmt daarop: staart, baard, vaart, haard paard: op eeuw rijmen: fieenw, l^euw, meeuw, sneeuw; op lei: klei, gewei, blij, rij, ge'ei, bij, wij, kei, pij, zij enz en moet de gene. die binnen in den kring slaat, één van deze woordpn met gebaren voorstellen. Is het gezelschap groot dan zou het te lang duren, als ieder een woord zou opge ven Men sneelt dus niet langer, dan men er plezier in heeft. DEN RING ZOEKEN. Men steekt een ring aaD een stevig koord of touw en bindt de einden hiervan aan elkaar. Het moet echter groot genoeg zijn om een kring te kunneD vormen, waar het heele gezelschap om heen kan staan en er de beide handen aan houden. Eén uit het gezelschap gaat dan midden in den kring staan en moet den ring zoo keD, dien de anderen, terwijl ze de bandea voortdurend aan het koord en in beweging houden, elkande* toeschuiven. Als de zoekende den ring bij één uit het gezelschap meent te ontdekken, laat hij hem de beide handen omhoog houden. Wordt de ring daardoor zichtbaar dan moet degene, bi,i wien hij gevonden werd, midden in den krina gaan staan, terwijl degene, die daar stond, zijn plaats inneemt. Wel, heb je 't gevonden, dat samen negen is of elf? Niet? niet goed gerekend Als je mijn i dè oude Romeinsche cijfers m: dan kom je er vanzelf. Schrijf ra IV en een VI. Neem nu de IV en voeg die schuif h^m er voor 't gemak v tegen aan. Wat staat er nu? XI. Voeg je daarentegen de VI om gen de IV, dan zie je dat zc maken. Met Romeinsche cijfers reken man, die zei: „lk woon in vijf met een nul", en met die woc stad Venlo bedoelde Vijf is in I cijfers V. Vijftig is L. Vijf en een nul is V en LO of Venlo. Tot slot de som van bet stur Heb je die ook uitgerekend? dubbeltje, docht je?Mis. w het geen stuivershroodje meei dubbeltjesbroodje. Een stuiversh een stuiver, ook al wordt het maal zoo duur. Alleen maakt de de helft kleiner. Voorden leeftijd van sommigcM men hel volgende op: Fen schaap tien jaar. Een poes vijftien jaar. Een leeuw twintig jaar. Een kameel veertig jaar. Een beer twintig jaar. Een hond veertien jaar. Fen eekhoorn acht iaar. Een kanarie zes jaar. Een kraai vijflien jaar. Een os vijf-en-twintig jaar. Fen Guineesch biggetje zev Een paard vijf-en-twintig jt Een zwaan vijf-en-twintig j Een walvisch drie-honderd Een schildpad honderd jaar Een olifant vier honderd ji Een papegaai honderd en vi tig jaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 14