IJSBLOEMEN den dag. lief oud mannetje scheelt je wat, dat je zulke rare gezichten trekt?" Het mannetje scheeu aan niet veel vrien- deukheid gewend Het beek vriend Pieter verbaasd aan doch daar Pieter een vnen- de ijk gezicht vertelde hij. dat hij zijn maag overladen had en zoo'n pijn in zijn buik had en dorst Hij kon van pijn niet bij de be^k komen en vroeg Pieter nu hem te helpen. Pieter'? goed hart kreeg de over hand en hij reikte den man de veldHcsch, die hij had meegenomen en gaf hem ook een paar druppels oepermuntolie. die zijn moe der hem meegegeven had voor het geval, dat hij buikpijn kreeg. waar hij nogal eens last van had Ze kwamen nu goed van pas De rare man werd er spoedig beter van. Hij keek Pieter vriendelijk aan zocht toen in zijn zak en haalde er een ganzenpen uit, die hij Pieter gaf „Bewaar die good." zei hij, .daarmee kun je verwonderlijke dingen schrijven, zonder je veel te vermoeien dingen, die n*emand begrijpt, maar die toch heel geleerd zijn, dingen van veel gewicht, die de armen rijk maken en de rijken arm. de dommen wijs en de wijzen dom Je moet echter bij het schrijven altijd de linkerhand gebruiken, ir.et ie rechterhand kun je met deze pen alleen maar je eigen zonden opschrijven, of je wilt of niet." Pieter spitste de ooren en zou alles wel hebben willen opschrijven, maar hij had geen papier en geen potlood, dus zou hij maar trachten het te onthouden. Hij stak de ganzenpen op zijn muts, klom weer op zijn schimmel en zette zijn weg voort. Toen hij een tijdje gereden had, nam hij zijn trompet weer uit zijn zak en blies een lustig wijsje De vogels zongen mee en een kraai die langs den weg zat vond zijn ac compagnement zoo aardig, dat zij naar haar nest vloog en een witten 9\:-m haalde, dien zij Filter gaf „Bewaar hem goed," zei ze. .ik heb hem gestolen van den koning van Perzië, uit dien> schatkamer, hel was de grootste van alle stpencn die daar lagen" De kraai groette en vloog weg, zonder Pieter's dank af te wachten. Pieter bekeek het geschenk van alle kanten Het was een steen als veel andere steenen. maar daar hij mooi glance stak Pieter hem in zijn zak en tevreden fluitend reed hij veder. Toen hij een eindje verder gereden had, kwam hij een jongen man tegen Die nam beieefd zijn muts af en knoopte met Pieter een gesprek aan Hij zeide dal hij al zeven uur onderweg was en heel moe. en of hij met een eind mocht meerijden, achter op Pieters paard Pieler wou zeggen, dat zijn paard niet sterk genoeg was, om twee man- nn te dragen, maar natuurlijk zei hij, in plaats daarvan: „Klim er maar op, jonker, het zal wel gaan, al is het dan ook niet in galop." En toen hij zag. dat de last te zwaar werd voor den schimmel sleeg hij af en nam de teugels in de hand Hij vond 't wel prettig om weer eens even te loopen, zei hij tegen den jonker De vreemdeling praatte van dit en van dat en vroeg ten slotle of hij Pieter eens zou laten zien hoe goed hij rijden kon. Bereid willig liet Pieter hem de teugelg over en de jonge man reed weg zoo vlug hij kon, roe-o pende: Zie je wel hoe goed ik rijden kan". „Houdt den dief houdt den dief", had Pieter willen roepen want er waren genoeg mannen in de buurt aan 't wc-Tk. maar natuurlijk riep hij. zoo hard hij kon: „Laat hem maar loopen, laat hem maar loopen" en tegen zichzelf zei hij: „Waarom ben ik zoo dom waarom ben ik zoo dom", €ti daarmee ging hij te voet naar de hoofd stad van den koning. Daar was een beeldmooie prinses. Zij was zoo mooi. dal de maan rood werd, als hij in haar kamer scheen. omdat hij zichzelf zoo leelijk vond naa9t haar. Ja. de prinses was mooi. maar zij was dan ook behekst. Wie haar behekst had wist zij niet en de sterren gel eerden van haren vader konden het ook niet zeggen Maar behekst was zij, daaraan bon niemand twijfelen, want zij deed altijd het tegendeel van wat men van haar wilde en dat is toch zeker een raar dine To*n ze nog in de wieg lag kon men dit 81 merken. Gaf haar kindermeid haar de mefkflesch en zei ze: ..Drink 's prinsesje" dan sloeg t kleine meisje naar de flesch en wou die niet nemen. Ze de kindermeid: „Je hoeft niet te drinken, prinsesje", dan wou ze- met alle geweld de flesch hebben Als later de gouvernante kwam en van werken sprak en van leeren, dan speelde zij met vliegers, of zong van ..Lot is dood", of zoo iets. en als de gouvernante met haar wildp gaan wandelen, dan nam zij haar Spaansche spraakkunst of zocht haar man doline. Als de koning visite had en z'n gas ten zijn eenig dochtertje netjes gekleed wilde voorstellen dan huppelde zij naar binnE-n tn donkergrijs gymnastiekpakje en schudde van lachen als zn verlegen gezichten en ge rimpelde voorhoofden te zien kreeg. Zij was een behekste prinses. Maar erg boo9 kon toch niemand op haar zijn want zij had helderblauwe guitenoogen en haar Inrh nog liefelijker dan het gezang van een leeuwenk Eens had de koning, haar vader, tegen haar gezegd dat hij haar m een klooster zou laten brengen misschien konden de vrome zusters haar verlossen door vasten en bid den. Maar prinsesje zei. dat ze met Sinter klaas graag een man zou hebben En zij beval den kroonprins, haar broeder, een man te gaan zoeken. Maar hij moe9t vooral vroolijk rijnta riep zij hem na en ook een beetje behekst, anders kon zij hem niet ge bruiken. Niemand kon de prinses iets weigeTen en zoo besloot de kroonprins op pad te gaan en voor zijn zuster een man te zoeken. Die moest echter de verstandigste, de beste en de rijkste man in het geheele koninkrijk zijn en die was moeilijk te- vinden. Op den dag, nu. dat Pieter de wereld ingetrokken was, om beterschap te zoeken, was de konings zoon naar den sterrenwichelaar van zijnen vader getogen om hem in deze moeilijke aangelegenheid om raad te vragen De wijze man had wijs in de sterren gekeken, een oud. dik boek t_e voorschijn gehaald, ijverig gestudeerd. Eindelijk scheen hij gevonden te hebben wat hij zocht hij keerde zich plech tig naar den prins en beval hem den land weg op te gaan. die naar het Oosten leidde, spoedig zou hij een ruiter tegenkomen, wien hij door een list zijn paard moest stelen, onder het lijf uit dat moest hij doen. al was hij dan ook een prins en het 9telen zijn da- gelijksch weTk niet. En de sterrenwichelaar gaf den kroonprins duidelijke aanwijzingen, hoe hij dat doen kon. Gelukte het hem. dan had hij den goeden man voor de prinses gevonden. De prins be dankte hem en beloofde alles prec es zoo te doen. En zoo gebeurde het. dat het paard van Pieter gestolen was. want de jonker was niemand anders dan de koningszoon geweest. Intussenen kwam Pieter de stad binnen, waar aan alle hoeken aangeplakt was. dat men den meester zocht van een schimmel met een groen dekkleed, dat in den ko ninklijken «tal stond. Pieter wa9 verbaasd, maar ging toch naar den stal en vond er zijn paard, dat heel behacel ijk stond te kauwen voor een grooten troc met haver Hij moest wachten, tot de prins kwam met de raadsheeren van het rijk Ztj kwamen, zetten brillen op en bekeken Pieter van boven tot onder Pieter wist in het ceheel niet. wat hem overkwam, toen plotseling de prins uitriep: „Knap en goed ben je dat moet ik zeggen, maar ben je ook rijk en verstandig?" Pieter begreep niets van dat alles doch wou beginnen, bescheiden te vertellen, dat hij behalve lezen en schrijven alleen maar de tafels opzeggen en een paar bijbelspreu ken kende en dat het niets bezat "als zijn goudbruinen fluweelen rok en de trompet, doch natuurlijk zei hij: ,.rk wil u bewijzen, dat ik zoo wijs ben als koning Salomo en zoo rijks als de ko ningin van Saba. sted mij maar op de proef I" De prms dacht een oogenblik na. veegde zijn neus af met zijn geelzijden zakdoek en sprak: „Goed, schrijf een brief over. de oor zaak van alle dingen en geef mij een ge schenk. waarmee ik pronken kan". Daar mee ging hij trotsch den paardenstal uit en alle raadshe°ren gingen met opgeheven hoofd achter hem aan Pieter keek hem verwonderd na, schudde zijn hoofd en ging op zoek naar een her-s berg. waar hij zijn intrek kon wist niets van de prinses en gi z'n schrijverij en zijd geschenk mei te moeten inlossen. Hij nam een groot vel pap voor de tafel zitlen met de p oude mannetje hem gegeven linkerhand Zoo gauw hij de pet doopt, gleed ze over het papier dat P»eter9 hand nauwelijks mei kon, en schreef, en schreef, c open mond zat van verbazing. De brie! was zoo geleerd, da niets van snapte, maar hij deed in een doos en daar hij niets ar dan de trompet en den witten i hij van de kraai gekregen had, trompet niet graag afstaan wilde hij den witten steen ook in de Pietor wist niet. dat deze steen diamant was en wel een half J waard Hij ging naar het kasteel de doos aan den prins, die den h niets van begreep, niaar dit niet i j merken, en net deed, of hij vei van zooveel wijsheid. Met een k bewonderde hij den grooten diarn liet zijn zusier komen en stelde toekomstigen echtgenoot voor. r zag er snoeperig uit, haar blauw oogen lachten Pieler vroolijk tegi het hem warm werd om het hart beviel hem best en dat wou hij o< maar natuurlijk zei hij: „Ach. w geen vrouw en zeker niet zoo'n prinses, die alleen maar met ha kan waaieren En daarmee mi rechtsomkeert en ging de deur uit lingen. die in de zaal waren, wil terugbrengen, maar de prinses zij hem zelf wilde straffen. Zij dacht echter in haar hart he Dat was iets moois, iemand zou willen hebben, haar de prinses Ni juist met hem trouwen. En hn< oogen hadden diep in Pieters hart daar ontdekt, dat 'hij behekst wa 's Avonds toen alles donker was, trok zij een oud. zwart k maakte zich zoo leelijk mogeliil naar de herl^erg. waar de arme 1 troosteloos, dat hij de schoone p leedicd had. Hij zat met een bon erwtensoep voor zich. maar at er Fr wprd geklopt en er kwam een lijk vrouwtje binnen. „Weg. ga wee." had Pieter w pen. maar natuurlijk zei hij v „Zoo moedertje, ga hier maar als je honger hebt. kan je mijn e wel opeten Dat deed het prinsesje echter i zij !eHe haar armen om Pieter» vroec hem of hij haar tot vrouw wili ..Zoo'n leelijk oud vrouwtje", h willen roepen, maar natuurlijk ze "wil graag met je trouwen, nu ik d prinses toch niet krijgen kan Toen lachte 't prinsesje vroolijk. pruik af. wreef de verf uit haar keek Pieter stralend aan. Pieter kon n»et anders dan zegge haar graag wilde hebben. Zoo trouwden de behekste Piet behekste prinses en leefden lane t Als Pieter iets van zrrn vrouw en zij *t tegenovergestelde deed, k prachtig uit. En zoo leefden zij gelukkig en Door C. E. DE LILLE HOGERWAJ Buiten is het winter En de lucht is grijs. W a a r of wij ook kijken: Niets dan sneeuw en ijs! In den tuin geen bloemen, Alles dor en kaal. Toch zien w' op de ruiten Bloemen allemaalI Wintervorst strooid' bloemei Deed 't met milde hand. Welkom, lieve Winter! Juicht jong Nederland. o

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 14