De Unie van Utrecht.
WAALS
DE 00LIJKE OESTERFAMILIE.
6£te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 Januari 1929
Derde Blad
No. 21121
23 Januari 1579.
23 Januari 1929.
FEUILLETON.
Trommen van het Noodlot
Concordia res parvae crescunt.
et ia morgen 350 jaar geleden, dat de
einde Unie van Utrecht, de hoeksteen
onze roemruchte republiek, gesloten
an het sluiten van dat verdrag was veel
rafgegaan. In do jaren 1572—1576, dus
j eerste periode van den 80-jorigen oor-
waren er telkens onderhandelingen ge-
;d tusschen prins Willem en de opge-
j gewesten ter eene en de Spanjaarden
andere zijde, onderhandelingen, welke
het bijzonder onder de landvoogdij van
uesens verscheidene keeren plaats had-
en waarbij als onderhandelaars en be
daars o.a. dienst deden de in Spaan-
gevangenschap verkeerende Philips
Mainix van St. Aldegonde, Noircarmes,
ero, Leoninus, Bonte ea. Onze beroem-
historische monozraaf dr. Robert Fruin
jt deze onderhandelingen in den breede
helst 1) Over de laatste onderhandc-
en nog het volgende: Den 1 Juni 1570
laarden de Staten van Holland en Zee-
en de Prins zich bereid, hoewel vast
oten goed en leven te verliezen eerder
at te wijken van de gereformeerde reli-
niettemin de beslissing van dit, evenals
alle andere geschilpunten over te laten
de Staten-Generaal, na het vertrek der
jaarden samen te roepen. Die woor-
die niet zeer duidelijk waren, werden
r aldus verklaard, dat de Staten-Gene-
beslissen zouden, of de protestanten
laad zouden moeten verlaten, dan wel
't behoud van belijdenis en eeredienst in
1 land zouden mogen blijven, Requesens
acht een schorsing gedurende 12 dagen,
inde met de notabelen des lands over
voorstel te beraadslagen. De Staten ston-
die schorsing toe. Toen do 12 dagen om
■n, werd er van Spaansche zijde ge-
fd welke waarborgen de Staten bereid
n te geven voor de trouwe nakoming
het verdrag, daar zij verlangden, dat de
ing vóór alles zijn troepen uit het land
'en en dus de middelen van bedwang
ven zou. Wat de religie betreft, daarin
hl niet worden veranderd. De Prins en
Stalen verlangden in alles herstel der
Jt rechten en gewoonten; waarom dan
n in d°n godsdienst nieuwigheden ver-
jd? Niettemin, daar de Koning vergun-
dat de Staten-Generaal over alle zaken
politie raadplegen en hem raad geven
en teneinde hij vervolgens op alles
c orde zou stellen, zoo wilde hij ook wel
taan, dat zij hem over de plakkaten en
middelen tot handhaving van den gods-
al hun gevoelen kenbaar maakten.
Staten verklaarden in hun antwoord,
het vobrstel niets gemeen had met hun
bod om de Staten-Generaal te laten be
en Wat de waarborgen van hen ge-
rd betrof, zij waren onnoodig, immers
rijd werd met de Spaansche overheer-
is, niet met de broeders der overige pro-
iên. gevoerd. Trokken de vreemde ben-
uil het land. dan was de oorlog gedaan
de eendracht voor goed hersteld,
r werden toen nog verder eenige nota's
ieseld maar bij de Spanjaarden was do
Je trouw al lang verdwenen en de Sta
ven Holland besloten 1 Juli den vrede-
del te eindigen en niettegenstaande alle
'n;en van de andere zijde daartegen,
den 12 Juli de gijzelaars teruggezonden
RECLAME.
nze af deeling Schorten
vat steeds het nieuwste.
es-Japonschort mét sjaalkraag
prima waschecht linnen, in div. kl. SI. 2.40
arlemmerstraat 130—136.
6070
en de afgevaardigden uit Breda, de plaats
der onderhandelingen, teruggeroepen. 2)
De besprekingen werden niet hervat, in
hetzelfde jaar overleed plotseling Requesens
en zijn dood gaf het sein tot een reeks van
soldaten-muiterijen, zoodat het volk naar de
wapenen greep en de Staten-Generaal bij
eenkwamen, die besloten het vreemde ge
spuis te verdrijver. Zij zochten aansluiting
bij den Prins en de Staten van Holland en
Zeeland.. De onderhandelingen werden her
vat. maar nu met uitsluiting van een
vreemden landvoogd. De Pacificatie van
Gent kwam tot stand.
Bij die Pacificatie van Gent (8 Nov. 1576)
tusschen de afgevaardigden van Holland en
Zeeland en die der Staten-Generaal werd
gehandhaafd de toestand, die in het kerke
lijke in Holland en Zeeland was tot stand
gekomen en werd verder verboden iets te
attentecren tegen de Roomsch-Katholieko
kerk. terwijl door de afschaffing van de
plakkaten tegen de ketters de individueels
godsdienstvrijheid werd gewaarborgd.
Nog meerdere overeenkomsten volgden,
zoo o.a. de eerste Unie van Brussel (9 Ja
nuari 1577), waartoe alle Nederlandsche ge
westen zouden toetreden en die strekte om
een verzekering van de bestaande privileges
en een bekrachtiging van de Pacificatie van
Gent te verkrijgen. De nieuwe Spaansche
landvoogd, de opvolger van den overleden
Requesens. don Juon van Oostenrijk, trad,
naar aanleiding van die Unie tot de Staten-
Generaal toe bij het z.g. eeuwige edict, 12
Jan. 1577 te Marche et Tamine door hem
geteekend en door de Staten-Generaal den
17den bekrachtigd. Bij dit edict was de
handhaving van den Roomschen godsdienst
op den voorgrond gesteld, hetgeen een der
oorzaken was. dat Holland en Zeeland
hunne bewilliging weigerden.
Het duurde evenwel niet lang, of de Sta
ten-Generaal lagen met don Juan overhoop,
dien zij ten slotte voor vijand verklaarden,
terwijl zij Prins "Willem naar Brussel ont
boden Deze deed toen een schitterenden in
tocht in Brussel (23 Sept. 1577). Door zijn
bemiddeling kwam 10 Dec. 1577 de tweede
Unie van Brussel tot stand ter nadere bepa
ling van de eerste Unie; terwijl de eerste
Unie en het eeuwig edict de toepassing van
de plakkaten tegen de keltere hadden toege
laten, werd bij de tweede Unie overeenge
komen, dat zoowel de Roomschen als de
Hervormden in de uitoefening van hun
godsdienst zouden beschermd worden.
Maar door de zegevierende wapenen van
Parma, den grooten veldoverste, die don
Juan als landvoogd was opgevolgd, werden
de zuidelijke gewesten langzamerhand meer
en meer vervreemd van de noordelijke en
toen nu de Waalsche provinciën 6 Jan. 1579
de unie van Atrecht sloten (Artois, Hene
gouwen, Rijssel, Douai en Orchies). begon
nen de noordelijke zich nader aaneen te
sluiten. Het was prins Willems broeder, Jan
de Oude. kort tevoren tot stadhouder van
Gelderland benoemd, die het initiatief hier
toe nam. Reeds in Dec. 1578 had graaf Jan
aan de Staten van Holland en Zeeland, te
Gorinchem vergaderd, het ontwerp voorge
legd van een nieuwe unie. met Gelderland,
Gent. Friesland, Utrecht, Overijsel en Gro
ningen 2). En op den 23stcn Jan. 1579
kwam dan de overeenkomst tot stand, die
onder den naam Unie van Utrecht be
schouwd wordt als de stichtingsoorkonde
van de Republiek der Vereenigde Nederlan
den. den staat, die eens naast Engeland de
eerste plaats zou innemen onder de zee
mogendheden van het westen De tekst werd
29 Jan. van het stadhuis 4) te Utrecht afge
kondigd en is vervat in 26 artikelen 5).
In art. 1 werd bepaald, dat de Vereenig
de Gewesten bij elkander zouden blijven:
„in alle forme ende manieren als oft zy
luiden maar een provincie waren, zonder
dat dezelve hun 't eeniger tyde van den
anderen zullen scheyden, laaten scheyden
ofte separeren, onvermindert nogthanseen
ygelyke provincie haar luiden speciale pri
vilegiënwaar inne zy luider den an
deren niet alleen geen prejuditie, hinder of
letsel doen zullen, maar zullen den ande
111. Angstig wachten ze nu allen af wat de Waterman
zeggen zal.is hij misschien boos? O, neen, hij glimlacht
gelukkig guitig. „Wel,.wel,' zegt hij eindelijk met een mooie,
diepe stem, „dus u denkt dat het op de menschenwereld zoo
veel anders is dan in ons rij'k onder zee? Nu, dan vergist U
zich. Maar ik zie u ongeloovïg glimlachen en daarom is het
maar beter dat u het zelf ondervindt; ervaring is de beste
leermeesteres. Ik zal u voor ieder lid van uw familie een pil
geven, die zal u later helpen om een raenschelijke gedaante te
krijgen." Dankbaar neemt vader Oester de zwarte pilletjes aan.
die de Waterman voor hem uit een mooi kistje haalt.
112. Ze danken den Waterman allen hartelijk en bestijgen
dan een grooten dolfijn, die hen nu, op last van den toovenaar.
naar zeker zeestrand voeren moet. Als de ouderen en de zusjes
echter opgestegen zijn, blijkt er voor de broertjes geen plaats
meer te zijn op den grooten dolfijnenrug, en zij gaan fijn met
een extra-visch naar het doel van hun tocht.
ren daar inne met alle behoorlyke en moo-
gelyke middelen helpen", enz.
In den regeeringsvorm werden geen ver
anderingen gemaakt. Men verbond zich al
leen „tegen de Tyrannische Regeeringe
ende siavernye". Dc afgevaardigden der af
zonderlijke gewesten, die aan de Unie deel
namen, mochten geen besluit omtrent oor
log of vrede nemen, geene lasten ten alge-
meenen nutte heffen, tenzij met algemeene
toestemming. Indien er verschil mocht ont
staan, zou de beslissing daarover volgens
de bewoordingen der Unie aan de nu ter
tyd wesende stadhouders 6) opgedragen
worden.
De bepalingen, welke algemeen voor alle
provinciën geldende waren, hadden in de
eerste plaats betrekking op de oorlogscon-
tributiën en het krijgswezen. Alleen werd
nog bepaald, dat de munt door de Staten-
Generaal zou geregeld wórden. Aangaande
den godsdienst bevatte art. 13: „dat Hol
land en Zeeland na haarlieden goeddunken
't poinct van de relegie zouden regelen en
dat de andere provinciën zich zouden mo
gen reguleren na inhoud van de religions-
vrede door den Hertog Matthias geconci
pieerd", terwijl men in een later toevoeg
sel, den 1 Febr. vastgesteld, bepaalde: dat
ook geheel Roomsche provinciën in de
Unie zouden kunnen worden opgenomen.
Toen men later, in Juni 1583, de Unie
herzag en het voorstel werd gedaan om al
gemeen in alle gewesten der Gereformeer
de religie te handhaven, werd dat voorstel
niet algemeen aangenomen, daar de pro
vinciën Holland en Utrecht bepaald ver
klaarden, dat elk gewest het punt der re
ligie moest regelen. Men kwam er evenwel
na de Fransche furie toe, om overeen te
komen alleen de uitoefening van de Gere
formeerde religie toe te laten, en in dien
zin werd ook 7 Juni 1584 besloten, dat aan
den eed voor de leden der Staten-Gene
raal zou gevoegd worden de clausule van
de ware Christelijke Gereformeerde religie
voor te staan. 7).
De Nederlandsche gewesten bleven dus
na de Unie hunne zelfstandigheid, elk in
het bijzonder, bewaren, uitgenomen in die
enkele punten, die aan de Staten-Generaal
werden opgedragen en die voor vermeerde
ring vatbaar waren, door de bepaling, dat
met algemeene stemmen verandering in de
Unie kon gemaakt worden. Uit de Unie
zelve is daarom het staatsrecht van dien
tijd niet op te maken, maar veeleer uit dc
onderscheidene pacificatiën der gewesten
en steden, die zich onder het bewind van
den Prins hadden gesteld. Het waren ver
bonden, waardoor de gewesten tot de Unie
toetraden en waarin de beslaande privile
giën werden bekrachtigd 8).
De Unie werd niet beschouwd als de con
stitutie van .een gemeenebest, althans niet
bij haar oprichting. Haar doel was alleen
de verdediging tegen een VTeemden onder
drukker, de conlracteerende partijen ver
bonden zich goed en bloed te offeren, ten
einde de vreemde soldateska van hun
grondgebied te verdrijven. Terecht, zegt
Motley: „the establishment of a republic,
which lasted two centuries, which threw a
girdle of rich dependencies entirely round
the globe, and which attained so remar
kable a height of commercial prosperity and
political influence, was the result of 'the
Utrecht Union; but it was not a premidi-
tated result". (De vestiging van een repu
bliek, die twee eeuwen bestond, die een
gordel van rijke koloniën rond den gehce-
len aardbol sloeg en die zulk een merk
waardige hoogte van voorspoed op handels
gebied en van politieken invloed bereikte,
was het resultaat van de Unie van Utrecht,
maar het was niet een vooropgezet resul
taat). 9).
Al liet dan in den loop der tijden de een
heid wel een9 wat te wenschen over, de
ontwerpers symboliseerden toch die ver-
eischte eenheid in het wapen der Unie:
een met als teeken der vrijheid een hoed
op zijn kop dragende steigerende leeuw op
een rood schild, houdende met den voorsten
rechterpoot een zwaard en met den linker
een bundel van zeven bijeengebonden pij
len en rondom het schild de woorden „con-
cordia res parvae crescunt" (eendracht
maakt macht).
De acte van de Unie werd het eerst on-
derleekend door graaf Jan van Nassau als
stadhouder van Gelderland en Zutphen,
waarop de onderteekeningen volgden van dc
vier afgevaardigden van die dubbele pro
vincie. dan volgden de namen van de afge
vaardigden van Holland, Zeeland (behalve
Middelburg), Utrecht en de Friesche provin
cies. Middelburg was obstinaat, omdat de
Prins aan de stad, sedert zij tot de zijde der
Unie was gebracht, vele voorrechten had
ontnomen, b.v. het rechtsgebied over Arne-
muiden en haar verbitterde door Vlissingen
en Veere zitting en slem te geven in de sta
ten van Zeeland. Prins Willem toekende de
Unie pas 3 Mei 1579, omdat hij nog lang
de hoop had gekoesterd „de Nederlanden
in het gemeen tot die vereeniging te bren
gen". Die hoop op het Zuiden was evenwel
ijdel gebleken, alleen Antwerpen, Gent en.
Brugge sloten zich bij de Unie aan.
Zoo was dan de Unie van Utrecht ont
staan, welke de Noordelijke provinciën sa
menbond in hun strijd tegen Spanje en
onder welker devies zij eens de machtige
staat zouden worden, welks woord van be
slissende beteekenis was in Europa's raads
zalen, welks legers onder de bekwame zo
nen van den Grooten Zwijger, de oefen
school vormden van de meest bekende uit-
heemsche krijgsoversten en welks violen do
schrik der vijanden, maar ook de toeverlaat
van de hulpzoekenden waren.
Dc Unie van Utrecht roept de herinnering
op aan een grootsch verleden, een verleden,
waarop de nazaat trotsch mag gaan. En het
is een daad van historische piëteit, wan
neer die nazaat op morgen den 350sten ver
jaardag van die voor ons land zoo gewich
tige gebeurtenis met groote dankbaarheid
herdenkt
Nijmegen. II. VAN ENCK.
1) Fruin. Verspreide Geschriften. Prins
Willem in onderhandeling met den vijand
over vrede, 15721576.
2) Resol. Holl. 1576, pag. 455. 468,
477, 487. 501.
3) Groen van Prinsterer VI 479 en vol-»
gende. Over het ontstaan der Unie, ook Dr.
P L. Muller: de Unie van Utrecht.
4) Kluit, Historie dor Holl. Staatsregel
ling I, 170 en volgende.
5) Het gcheele document is te vinden
bij Pieter Bor, Nederlandsche Oorlogen
XIII 2630. Ook heeft dr J. A. Wijnne in
zijn „Geschiedenis van het Vaderland" de
26 artikelen opgenomen.
6), Deze bepaling heeft later veel aan
leiding tot geschillen gegeven.
7) Prof. jhr. mr J. de Bosch KemperJ
De staatkundige geschiedenis van Neder
land, pag. 92 en 93.
8) Als voren, pag. 93.
9) John Lothrop Motley: The rise of the
Dutch republic III, pag. 298.
RECLAME.
5168
Naar het Engelsch van
OTTWELL BINNS.
Jij hebt me gered, zei hij innig, en
zijn we veilig.
Dat weet ik nog niet zoo zeker, ant-
rode ze en ze vertelde hem van de ge-
.'e tie ze tegen de maan had afgeleekend
en.
ij floot even, en zei toen: Dat lijkt er
a sof hij ons spoor per slot van rekening
nog gevonden heeft, maar hij heeft ons
jnct kritieke oogenblik niet gezien. Toen
am er opeens een gedachte bij hem op;
hij keek haar onderzoekend aan: Je
dat je den heelen tijd met je geweer in
hand hebt zitten wachten; zou je heusch
noten hebben als.... wel, als hij hier
F eekomen?
Jonor s gezicht betrok eventoen kwam
|een vastberaden uitdrukking in haar
en. en ze antwoordde op beslisten toon:
Jal
Ook als het
Wie het ook geweest wasl antwoordde
91S' roef pen beslistheid die hem vol-
en overtuigde
ij strek«e zijn hand uit en nam de hare
n warman greep.
niof ze* h') ik hoop dat het zoo-
n w en za^ Ier wille van jou. En
meer Prozaïsche zaken te-
ppren Ons ontbijt?
t an,^ooTdde ze alleen
Waler onze fleescheiu
Hij keek naar de zonnige vlakte vóór hen
en zei: Dat moeten we bewaren. We
mogen geen water aanraken tot we bij het
meer komen, waar mijn kamp is. En het zal
wel ontzettend warm worden. Ze keek naai
de plaats waar de wilde dieren graasden en
zei peinzend: Ik zou wel vleesch kunnen
krijgen als het erg noodig is. Maar als die
man niet veraf is, zou het ons kunnen ver
raden.
Ja, stemde hij toe, we moeten het
maar liever niet doen, behalve als je erg
hongerig bent. Als we flink doormarcheeren
kunnen we tegen twaalf uur bij het meer
zijn.
Ik heb geen honger, zei ze snel als
jij er toe in staat bent, moesten we maar da
delijk op weg gaan.
Dat is het wijste wat we doen kunnen,
meende hij, voordat de zon zoo erg warm
wordt.
Ze hielp hem opstaan en stond hem be-
zoTgd aan te kijken toen hij duizelig zijn
hand aap zijn oogen bracht
Wat is er? vroeg ze ongerust.
Niets. Een beetje duizelig, maar het zal
wel overgaan als we op weg zijn
Hij zei het onverschillig, een beetje te on
verschillig en Honor zag. toen ze op weg
gingen, dat hij zijn lippen op elkaar geklemd
had pn dat er een pijnlijke blik in zijn
oogen was gekomen en ze begreep heel goed
dat h^t loopen hem moeite kostte.
Ze vroeg hem. zijn arm weer over haar
schouder te leggen, zooals hij gisteren ge
daan had maar hij weigerde het schertsend.
Neen liefste. Ik ben toch geen klein
kind? Ik moet op mijn eigen beenen leeren
loopen 1
Het leek Honor of ze ontzettend langzaam
vooruit kwamen. Het zonlicht begon ai
spoedig bijna ondragelijk hel te worden, de
lucht trilde in de steeds grooter wordende
hitte. De omtrekken van de accacia's begon
nen te verdoezelen en het getjilp van de on
telbare sprinkhanen klonk niet langer op
wekkend maar leek meer een onuitstaan
bare eeuwigdurende begeleiding van hun
hopeloozen tocht. Riminglon liep heel lang
zaam, zoo langzaam dat het haar doodmoe
maakte; maar ze wist dat zelfs dit een bijna
onmogelijke uitspanning voor hem was en
ze trachtte niet hun stap te versnellen.
Soms deed ze haar oogen half dicht, een
paar keer vestigde ze ze op een eenzame
boom, ver voor hen uit, en mat daarnaar
af. in welk tempo ze opschoten. Een vogel,
die eenzaam over de vlakte wiekte, deed
haar beseffen, hoe langzaam zij vooruit
kwamen.
Keer op keer keek ze om zich heen of zo
ook iets van hun achtervolger merkte, maar
ze zag niets, en dat was het eenige, dat
haar een gevoel van troost gaf Angstig keek
ze naar den man naast haar De koortsach
tige kleur op zijn wangen was dieper gewor
den en er was een blik in zijn oogen, die
haar doodelijk ongerust maakte, onder zijn
korte baard was zijn mond krampachtig
dichtgeklemd.
Toen ze bij een boschje mimosa-struiken
kwamen, waarvan de eene kant zich in
de schaduw bevond, vroeg ze: Zou J«
niet even uitrusten Alec?
Hij keek haar verward aan, alsof hij
niet gehoord of begrepen had. wat ze zei.
Toen zei hij plotseling op heftigen toon:
Nee liefste. Vooruit! We moeten verder!
En hij worstelde weer voort en Honor
moest wel bij hem blijven, maar haar be
zorgdheid werd steeds grooter, toen ze
naar hem keek en zag hoe de koorts weer
snel op kwam zetten. Hij liep onzeker, in
zijn oogen was een vreemde glinstering,
en zijn lippen bewogen zich alsof hij
trachtte woorden te zeggen, maar er kwam
geen geluid. Ten slotte kon ze het niet
langer aanzien en ze wendde voor dat zo
dorst had en dwong hem lot drinken, na
dat ze zelf even aan het water genipt had.
Hij zette dc flesch aan zijn mond en het
koele, verfrisschende water deed hem alles
vergeten, behalve dat hij dorst had. Ze her
innerde zich wat hij gezegd had over het
water, maar ze hield hem niet tegen. Wat
gaf het? Het water zou hem goeddoen en
tegen twaalf uur
En toen gebeurde plotseling wat ze den
heelen tijd gevreesd had
Ze hoorde een kort, fluitend geluid, de
flesch werd uit zijn handen geslingero et*
zich zelfs niet den tijd om te onderzoeken
waar het geluid vandaan was gekomen.
Ze liet zich dadelijk op de knieën vallen en
sleepte Rimington met zich mee.
Stil! Stil jongen!, fluisterde ze en
ze dankte den hemel, toen hij onbewege
lijk bleef liggen.
Ze nam het geweer van haar schouder
lichtte het hoofd op en keek omzichtig om
zich heen. Haar gezicht was heel bleek
en er was een verschrikte blik in haar
oogen. maar om haar mond lag een trek
van vastberadenheid- Als het noodig mocht
zijn. zou zij voor het alleruiterste niet
terugschrikken, ze wist dat hun achter
volgers ergens verscholen moest liggen,
wachtend op een nieuwe kans.
Gelegenheid om zich te verbergen was
overal. Zooals zij onzichtbaar waren in het
hooge gras. zoo had ook hij erin weg kun- I
nen duiken. Hij kon overal zijn in dia
groote vlakte, misschien kroop hij op dat
oogenblik ergens door het gras op hen toe.
Bovendien stonden er een paar groepen
doornige struiken, vanwaar de aanvaller
de heele vlakte kon overzien en die onder
zocht ze scherp, terwijl ze haar hoofd
heel voorzichtig boven het hooge gras uit
hield.
Eerst ontdekte ze niets. Toen zag ze plot
seling iets glinsteren uit een mimosastruik
rechts van haar. Ze twijfelde er geen
oogenblik aan of het moest de loop van
een geweer zijn, die het zonlicht terug
kaatste en ze begreep, dat in die struik
hun vijand verborgen moest liggen.
Ze tuurde scherp of ze verder niets van
hem kon ontdekken, maar in het begin
was de kleine glinstering het eenige teeken
van zijn aanwezigheid. Na een poosje echter
vond ze een plek waar het bruin was van
de bladeren en een beetje anders van tint
was en na een oogenblik maakte ze bij
zichzelf uit, dat het iets van khaki moest
zijnde top van een zonnehelm dacht ze.
Ze bleef gespannen, voorzichtig, gade
slaan. Het stukje helm, dat in het begin
zoo moeilijk te vinden was geweest, wem
langzamerhand een punt. dat ze onmogelijk
uit het oog verliezen kon. En ze begon
zich af te vragen, wie het zijn kon
Was het Legrand, of was het....?
Er viel maar een ding, en hoewel ze
inwendig siddprde voor wat ze ging doen,
bracht ze toch haar geweer in gereedheid.
Toen knielde zp op één knie, maar bleef
zoo dicht mogelijk bij den grond, en daar
op legde ze aan op een plek, iets lager dan
de zonnehoed.
(Wordt vervolgd),