DE KONINGIN-MOEDER.
DE OOLIJKE OESTERFAMILIE.
De Trommen van het Noodlot
69sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 10 Januari 1929
Derde Blad
No. 21111
D. HANS.
4
FEUILLETON.
DOOR
Het portret van H. M. de Koningin-Moeder, zooals het vervaardigd
werd door den schilder G. C. Vrint.
Als een sprookje was het, inderdaad: de
jonge, mooie Prinses van twintig jaar, wo
nende „in het land waar de bergen zijn",
die trouwde met den grijzen Koning uit het
kleine'Lage Land
Boele van Hensbroek schreef het is een
bekend lied, dat Arnold S^pel op muziek
hoeft gezet, en dat deze week nog der
Koningin is toegezongen:
Er was een grijze koning,
Die heerschte in het land bij de zee,
'Hij reed daarheen, waar de hergen zijn,
Daar woont er zoo menig lief maagdelein,
En hij bracht een jong bruideken mee
Welnu:
dit is vandaag een halve eeuw
geleden. Het was op den afgeloopen Maan-*
dag vijftig jaren hèr, dat Prinses Emma van
Waldeck-Pyrmont te Arolsen in het huwe
lijk trad met Koning Willem III van Oranje-
Nassau. Toen werd zij staatsburgeres van
Nederland. En het is vandaag, Donderdag
10 Januari, een halve eeuw geleden, dat zij
voor het eerst als vorstin den Nederland-
schen bodem betrad: hedenavond wordt een
en ander in Hollands Residentie herdacht
met een kerkconcert, waar de eerste kun
stenaars van ons land aan medewerken en
waar de geheele koninklijke familie aan
wezig zal zijn.
Zoo zal in de eeuwen-oude St.
Jacobskcrk, die zooveel over haar grijzen
toren heeft zien heengaan, de grijze vorstin
worden geëerd.
Zij was elf jaren gehuwd geweest, toen
fce oude Koning stierf. En h,et Prinsesje
zou nog acht jaar moeten wachten, alvo
rens zij het bewind kon aanvaarden. Die
acht jaar heeft de jonge-vrouw uit het
bergenland als Regentes aan het hoofd van
ons land en ons volk gestaan.
Toen heerschte de koninginne
Al over het land bij de zee.
En het zeevolk zingt: „Ja, dat blonde kind
Het wordt er zoo vurig door oils bemind,
Maar. wij minnen de Koningsvrouwe mee.
Wij zwéren dat blonde Koningskind
De trouwe in vreugde en in smart.
Maar de bruid uit hel land waar
de bergen zijn,
De Koningsvrouwe, zoo fier en zoo rein,
Zij heeft er gevangen ons hart.
Welnu:
die dankbaarheid en die trouw heeft
Koningin Emma ten volle verdiend.
Men moet zich goed de situatie indenken,
zooals die bestond toen de Koning stierf.
Het scheen, of er een verschrikkelijk nood
lot rustte op het Oranje-huis: één'voor één
waren 's Konings zonen gestorven. Sidde
rend van vrees zag ons volk toe, hoe de
dood woedde onder de kinderen van het
Oude Huis. Zou de oude Oranje-boom
die nu werkelijk vrijwel ontbladerd was
met wortel en al worden uitgerukt, zou dus
één van de all er-oudste dynastieën ter we
reld bitsterven? Maar de Almacht waakte
over Oranje: Prinses Wilhelmina werd ge
boren. En dit Prinsesje, waaraan de toe
komst der dynastie hing, en ook in meer
dan één opzicht de toekomst van ons volk
(want aan de troonsopvolging in ons vader
land zat een internationale kant) is door
91. En dadelijk gaat hij op zoek, terwijl de zusjes Oelie en
Oesje hand in hand langs de kramen loopen, want zooiets
moois hebben ze haar leven nog niet gezien. Vader kijkt langs
hoeken en gaten, zoekt lusschen alle tenten door, vergeefs:
geen Otto en Oscar te bekennen!
92. Een beetje ongerust wendt hij zich eindelijk tot een
vriendelijk uitziend Garnalenjuffertje en vraagt haar of zij
zijn twee Oesterjongens misschien gezien heeft. ,,Ja," zegt dan
de Garnaal, „er zijn zooeven twee Ocstertjes de tent van den
haai binnengegaan, en om u de waarheid te zeggen, heb ik zc
niet weer naar buiten zien komen." „O, dank u wel," zegt
vader Oester, „dan zal ik daar bepaald eens gaan kijken."
Koningin Emma opgevoed lot haar groote
taak.
Maar er was nog iets anders, dat aan
dezen arbeid van de Regentes een bijzonder
karakter gaf.
Zie:
Gedurende het laatste deel der regeerings-
periode van Willem lil was niet alleen hel
contact tusschen vorst en volk verloren ge
gaan, maar had de populariteit van Oranje
geleden. Ook in dit opzicht kreeg de jonge
Regentes een taak te vervullen: zij moest
de verminderde populariteit her-winnen,
her-overen, her-stellen. Of zij daarin ge
slaagd is? Hoe zij haar taak heeft vervuld?
Laten wij daartoe het woord geven aan een
alleszins bevoegd deskundige, den bekenden
historicus prof. Bruginans, die zich in het
Gedenkboek, in 1923 ter ecre van onze jubi-
leerende Koningin verschenen, als volgt uit
liet:
„Toen Willem III in 1890 stierf, was zoo
goed als alle contact tusschen vorst en volk
verloren gegaan. Onze laatste koning is
eigenlijk nooit impopulair geweest, maar
min of meer vergeten was hij wel. Dat dat
woord voor de beteekenis van het koning
schap in Slaat en Maatschappij bedenke
lijke gevolgen heeft gehad, ligt voor de hard.
Maar juist op dit punt is do kentering juist
op tijd gekomen. Na 1890 heeft de ko
ninklijke waardigheid haar beteekenis ten
volle herwonnen, niet alleen in ons staats
leven, maar allicht nog meer in ons volks
leven. Het verbroken contact tusschen sou-
vérein en volk is na 1890 volkomen her
steld- In dit opzicht heeft het regentschap
al dadelijk zeer veel goeds gedaan. De
Koningin-'Regentes heeft van den aanvang
af een hooge opvatting van haar taak gehad
en van die opvatting ook naar buiten doen
blijken Zij is begonnen met op staatkundig
gebied zich meer in geregelde verbinding
te stellen met de Regeering. wat ook het
gezag van deze laatste weer ten goede
kwam. Meer dan eens heeft de Regentes
politieke moeilijkheden weten te voorkomen
of te verhelpen; bij de oplossing van ver
schillende minisfcrieele crisissen bleek iuist
inzicht, vooral tact. welhaast ervaring. Maar
vooral is bet de Koningin-Regentes gelukt in
breede kringen van ons volksleven meer
toenadering te kweeken tot bel koninklijk
huis, een toenadering, die weldra tot sym
pathie en liefde werd. En vooral ook in
deze richting is de opvoeding der jonge
koningin met verstand en tact geleid. T>e
draagster der kroon werd gTondig opgeleid
voor de moeilijke taak, die haar reeds op
achttienjarigen leeftijd wachtte."
Dit oordeel van een geschiedschrijver
zegt genoeg. Het bewijst, dat Koningin
Emma in de taak, die op haar jonge schou
ders werd gelegd, ten volle is geslaagd.
En:
dat dient men daarbij nog twee-ërlei le
bedenken.
In de eerste plaats, dat Koningin Emma
van geboorte en opvoeding geen Hollandsche
was, dat zij waarom het te Verzwijgen?
door haar huwelijk met onzen ouden
Koning in zekeren ziil een offer bracht.
In haar nieuwe vaderland werd zij lot
zwaren arbeid geroepen en zij heeft dien
met bekwaamheid en ongerepte zuiverheid
vervuld. In de tweede plaats: zij heeft dit
werk moeten doen in een periode, die in
politiek opzicht zeer bewogen was. Zij kwam
aan het bewind in de na-dagen van het
kabinet-Mackay, zij heeft in een tijdperk,
waarin met name de kiesrecht-strijd de ge
moederen zeer heftig bewoog, tot driemaal
toe een politieke crisis moeten oplossen- de
kabinetten Van Tienhoven-Tak. Rocll-Van
Houlen en PiersonBorgesius kwamen on
der haar regeering tot stand.
Van de ministers, die onder haar hebben
gediend, zijn er nog slechts drie in leven:
mr. P. W. A. Gort V3n der Linden, mr. S.
van Houten cn dr. G. Lcly.
Een halve eeuw lang staatsburgeres van
i Nederland Achtereenvolgens: Koningin-
Echtgenoote, Koningin-Regentes, Koningin-
Moeder.
En nu, in haar ouderdom, nadat haar
Dochter reeds dertig jaar lang de regcering
heeft uitgeoefend, 6taat de Moeder nog inet
iil haar belangstelling en iil haar vitaliteit
midden in het volk en hel volksleven.
O zeker:
de oudoren onder ons zullen zich
herinneren, hoe nu vijf-en-dertig jaar ge
leden dat lieve tweetal, de jonge weduwe-
vorstin en het blonde kind-prinsesje, overal
waar het versoheen ons volk lot diepe ont
roering en innige innerlijke bewogenheid
bracht. En daardoor alleen golfde overal de
oude genegenheid weer op. Want de popu
lariteit van Oranje was niet gebluscht; zij
smeulde, en spoedig sloeg de oude vlam
weer met felle kracht uit. Waar de Regentes
zich vertoonde met haar jonge, vadcrlooze
kind ontketende zfj stormen van geestdrift:
dan kwam de oude Oranje-stenimin? weer
terug, die eeuwen-lan? in de ziel van ons
volk had gewoond, die van den groolen
Zwijger af had bestaan, en die slechts
wachtte op het goede oogenblilc om in golven
en stormen van geestdrift óp te laaien.
Daarbij kwam, dat Emma een voorbeeld
gaf van vlekkelooze vrouwelijke waardig
heid en reinheid: een voorbeeld, door Wil
helmina met eere gevolgd.
Toen de jonge vorstin in 1898 haar taak
aanvaardde, kon zij met recht woorden
van dankbare liefde richten tot haar Moe
der en deze kon de voldoening koesteren,
dat zij een moeilijk werk met glorie had
volbracht. Daarom is de vereering van ons
volk voor de Koningin-Moeder nooit ver
zwakt: de gebeurtenissen van deze week
leggen er een welsprekend getuigenis van
of. In haar ouderdom kan zij zich door die
vereering gedragen voelen Toen het ©ogen
blik gekomen was, dat zij het bewind aan
haar Dochter overdroeg, heeft de Neder-
landscbe natie haar dankbaarheid welspre
kend getoond; in 1904, toen zij een kwart
eeuw lang bij ons was, is die betuiging
herhaald, en nu is het wéér gedaan.
En:
wij danken daaraan die prachtige instel
ling in Gelderland, het Oranje-Nassau-
Oord. Aan de bestrijding der tuberculose
in ons vaderland is de naam van Koningin
Emma voor goed verbonden. Wie onzer
koopt niet gaarne elk jaar de Emmabloem,
ook als een hulde aan de koninklijke
vrouw, die m:t fijne tact aan het natio
naal geschenk zulk een prachtige bestem
ming gaf? En ook nu weer zal zij het
grootste deel der bijeengebrachte gelden
voor werken van liefdadigheid besteden.
Hoe flink, hoe pittig is zij nog in haar
ouderdom.
Wij kwamen weer opnieuw onder de
bekoring daarvan, toen wij ten vorigen
jare in het Koninklijk Paleis een gesprek
met haar mochten voeren en zij met be
langstelling over allerlei onderwerpen
sprak. Men behoeft haar waarlijk niet
„wegwijs" tc maken: zij weet wat er
gaande is, zij is in die dertig jaar niet be
zijden den weg komen slaan, zij staat nog
middenin het nationale leven. Opgesloten
heeft zij zich niet. Er kan niets van be
lang gebeuren in ons vaderland, of de
Koningin-Moeder is cr bij. Vrijwel iedoren
dag ziet men haar uitrijden in de residen
tie cn zelfs in deze koude winterdagen, als
het bruin weer is. de storm op het strand
slaat en de branding wit opsteigert, kan
men haar op Scheveningen zien.
Vanavond zal zij rijden door de lichte
straten van haar oude residentie. Lichte
stralen, want er zijn groote lampen aange
bracht in ons prachtige Voorhout, en de
huizen zullen licht zijn, want de gordijnen
blijven open bij de gloeiende kronen, en
aan dc gevels wapperen de vlaggen: zoo
zal zij, door duizenden toegejuicht, in den
winteravond rijden, naar de oude, statige
kerk, en als zij binnenkomt zal een Psalm
haar legen-ruischen.
Zij is oud geworden, maar het zal jong
en gelukkig zijn in haar hart, want zij zal
weer voelen hoe wij haar beminnen.
In den avond van haar leven staat zij
nu. Over haar jaren valt die wondere ont-
Naar het Engelsoh van
OTTWELL BINNS.
32)
XIV.
Aan den voet van den heuvel gekomen
J ontdekte Alec Rimington. dat hij terecht
was gekomen in een kleine aanplant van
flotenboomen, karanga genaamd cn daar
bleef hij even in elkaar gedoken zitten om
het dal voor zich goéd op te nemen. Plotse
ling hoorde hij iets bewegen in de struikpn
rechls voor hem. en hij maakte zich gereed
om zich te verdedigen als dat noodig mocht
zijn. Een oogenblik later ving hij het geluid
weer op en overtuigd dat hij gevolgd werd,
besloot hij de rollen om te draaien en zelf
zijn vervolger te gaan volgen. Hij kroop be
hoedzaam vooruit, en juist, toen hij zich
gereed maakte om den man achter de strui
ken aan te vallen werd een gehoornde kop
boven de struik voor hem omhoog gestoken
en een sidderend geblaat klonk door de
avondstilte
Een geit! mompelde hij verlicht en hij
was op hef punt om weer terug te gaan.
toen hij uit de richting van het pad stom
men hoorde. Hij hurkte lusschen de ka
Tangastmiken en wachtte Dp stemmen
kwamen dichterbij: hij hoorde de doff<-
ötappen van naakte voelen en tegen den
gloed van het vuur in hef dorp teekenden
xich de gestalten van elf inlanders af....
ongetwijfeld de bewoners van een andeT
dorp, die kwamen op het sein van de trom
mels in Rahutu. Er zouden er waarschijn
lijk nog meer komen, dacht hij. en hij bleef
wachten, zoo goed als onzichtbaar tus
schen de karagastruiken.
IT ij had zich niet vergist. Verscheiden
groepen inboorlingen kwamen den heuvel
af, langs hpt pad door de struiken, waar hij
ze een kort oogenblik 9cherp afgeteekend
kon zien legen den gloed van het vuur.
Eindelijk, juist ioen hij dacht dat hij zich
nu veilig verder kon wagen, hoorde hij weer
voetstappen en hvee mannen kwamen den
heuvel af. Hij was op het punt zijn hoofd op
te heffen om hen te kunnen zien, toen de
klank van opgewonden gepraat en gelach
aan den voet vap den heuvel, op misschien
twintig meter afstand van hem af, zijn
aandacht afleidde Het leek wel alsof heel
Afrika op. weg naar Rahutu was. dacht hij
cn hij draaide zich weer om, om het tweetal
,te kunnen zien dat den heuvel afkwam. Hij
was éven te Iaat om hen goed te kunnen op
nemen, maar één oogenblik zag hij een paar
schouders en een met een zonnehelm be
dekt hoofd.
Bij alle duivelsche goden van Afrika!
De drager van dien zonnehelm moest een
blanke zijn en hii kende maar één blanke,
behalve hij zelf. die op weg naar Rahutu
kon zijnl
Bliksem snel legde hij zijn geweer aan,
maar hij vuurde niet. Want achter hem
klonk weer, en nu veel dichterbij, het
drukke gepraat en gelach en hij begreep, dat
als hij nu schoot, de naderende inboorlin
gen hem vrijwel onmiddellijk zouden vin-
den! En terwijl hij nog aarzelde, verdween
de zonnehelm uit zijn gezicht. Teleurstel
ling over zijn verloren kans kwam bij hem
op, maar hij troostte zich met de gedachte
dat het met Jules Legrand waarschijnlijk
gedaan zou wezen vóór de nacht voorbij
was. ITet zou onvermijdelijk zijn als hij
Rimington het kind wilde bevrijden. Hij
bleef nog een poosje wachten, tot er geen
voorbijgangers meer waren en toen de trom
mels hun hclsch geroffel begonnen kroop
bij behoedzaam verder.
Na korten lijd was hij builen de karanga-
struiken en in een veld met watama, waar
uit de inlanders hun meel bereiden.
Toen maakte hij een groote bocht, omdat
het hein beter leek om het dorp niet langs
den gewonen weg te naderen, die bovendien
aan 't eind geheel geen gelegenheid lot dek
king bood. De gloed van het vuur werd
steeds sterker, en er om heen zag hij naakte
zwarte' gestalten bewegen in een woesten
dans. Hel ronde gebouw, dat hij van de heu
vel gezien had. kwam steeds dichterbij,
evenals de naald er voor. en na korten tijd
was hij zoover, dat hij beide duidelijk kon
zien van achter een kleine hut op palen.
Er was een breede deuropening in de tem
pel, recht voor hem, en aan iederen kant er
van stonden twee naakte negers te stampen
op eentonige maat van de trommels. De
naajd was van witte steen, maar had een
voetstuk van donkerder graniet, en er voor
lag een groote. platte steen rustend op twee
kleinere, als ten soort bank, of tafel. of.
ja, als een soort primitief altaar Hij staarde
er als betooverd naar. en door zijn geest
flitste een herinnering, aan Lengero, waar
precies zoo'n altaar aan den voet van een
pilaar was, en waar ieder jaar menschen-
offers werden gebracht.
Hij huiverde even, maar tegelijkertijd was
hij er zich bewust van dat hij zorgen moest,
gereed te zijn om te handelen, als het
oogenblik gekomen was. Maai waar was het
kind? En waar was Legrand? Er was een
groote menigte om de open ruimte voor de
tempel, waarin de fantastische gestalten
van de zwarten zich heen cn weer bewo
gen, maar Legrand v.a9 nergens tc zien.
Rinnnglon keek naar de tenten. Was het
kind daar ergens? Maar dat was niet
waarschijnlijk, want hel was-waarschijnlijk
de hoofdpersoon in de harbaarsc.be cere
monie, waarvan die dons het begin was.
Hot hclsche geroffel hield plotseling op,
de dansers bleven met een schok stilstaan.
De twee dragers naast de tempclopening
bogen diep voorover en uit de tempel kwam
Legrand in een fantastisch gewaad. Toen ze
Legrand zagen, vielen alle negers op hun
knieën en hij hief zegenend zijn handen
omhoog.
Rimington hoorde Legrand's stein. krach-
lig cn duidelijk, de negers gaven hem mom-
polend antwoord. En opeens ontdekte hij tol
zijn onuitsprekelijke verrassing dat een
tweede man in Europeesche kleeding in do
deuropening stond, hoogstwaarschijnlijk ook
een blanke Wie kon dat in 's hemelsnaam
zijn! Het gezicht van den man bevond zich
in de schaduw van het overhangende dak
en hij kon het niet onderscheiden, maar hot
was duidelijk merkbaar dat de man weinig
op zijn gemak was. Zijn eene hand plukte
onrustig aan zijn jas. de andere legde hij
een paar maal over de oogen. alsof hij de
aanblik van de barbaarsche plechtigheid
niet verdragen kon; hij scheen ook zijn voe
ten onmogelijk stil te kunnen houden.
Hij scheen alleen maar toeschouwer en
geen actieve rol le spelen bij de ritualiën.
Waarschijnlijk was het een vriend van Le
grand. een man van hetzelfde soort als hij,
veronderstelde Rimington. Maar in elk ge
val Tergrootte zijn aanwezigheid de moei
lijkheden, want hij zou ongetwijfeld zijn
vriend te hulp komen en bovendien een
minder wenschelijke getuige van het heele
tooneel zijn. Rimington wa9 van plan Le
grand van uit zijn hinderlaag neer te schie
ten zoodra hij aanstalten maakte om wer
kelijk het kind le offeren. Hij hield er. voor
zoover het dezen ontaarden Franschmnn be
trof, geen óverdreven ideeën over de heilig
heid van een menschenleven op na. Als de
geruchten waarheid b°vatten, en dat deden
7.i zonder twijfel, dan '.ad de man den dood
minstens zesmaal verdiend, en aangezien
er hier in de wildernis geen rechters waren,
zou Rimington zelf als zoodanig en tegelij
kertijd als beul moeten optreden. Maar die
andere man daar.
Het was mogelijk, dat deze niet wist. wat
liet slot van dp vreemde plechtigheid zou
zijn, hel was zelfs niet buitengesloten dat
hij zich verzeilen zou, als hij zag wat er ge
beuren gin? Maar in geen geval zou Ri
mington zich door dezen onverwnchlen
derde van zijn plan laten afbrengen. Als hij
Legrand te hulp kwam, of op een andere
manier lastig was. zou hij denzelfden weg
opgaan als de Franschman
De lugubere plechtigheid ging verdpr en
Rimington begon de omringende menigte
eens goed op te nemen Ze waren niet gewa
pend. Legrand zelf droeg ook geen wapen,
en de man in den ingang evenmin.
Dat maakte de zaak heel wat eenvou
diger. Een troep ongewapende negers zou
waarschijnlijk doodelijk bevreesd zijn voor
de onverwachte verschijning van pen vuur
wapen. terwijl de blanke wel zoo verstandig
zou zijn zich niet le verzetten zoodal hij
tijd zou hebben om de duisternis in te vluch
ten.
(Weidt vervolgd).