EEN KIKKERBRUILOFT. Hoe het komt, dat varkens krulstaartjes hebben. Mijnheer Kwak-Kwak en juffrouw Kwik, Die hielden dolveel van elkaar! En toen de lente kwam in 't land. Toen werden zij een aardig paar. Het bruidje ziet er snoep'ritr uit; De bruigom straalt en lacht van Twee jongens dragen bruidjes slee En zijn ook blij en zeer verhc Lief vrouwtje, zegt de kikkerman. 'k Ben o! zoo danig in mijn schik, Dat jij nu voortaan heeten zal: Mevrouw Kwak-Kwak. geboren Kwikl bad eens een lief dochtertje, dat heette: Marie, maar zich zelf noemde zij: Itly. Die kleine Itty leek wel een fee uit een sprookje ze was zoo mooi en zoo vriendelijk en ze was altijd vroolijk en wilde dat de menschen om haar heen ook vroolijk waren. Ze leek wel een zonnestraaltje, dat alles mooi en licht maakt, waar 't ook komt. Maar kleine Itty is heel ziek geworden en zij is gestor ven „omdat God haar riep. want Hij had in den hemel een engeltje noodig". En daarom houdt koningin Elisabeth zoo heel veel van kinderen en vertelt hun graag sprookjes want als zij kinderen ziet, denkt zij altijd aan Itty, ,,'t engeltje dat God voor een poosje naar de aarde had gestuurd". Eén klein sprookje van Carmen Sylva wil ik je vertellen, 't Is de geschiedenis van den lindeboom; die heeft Carmen Sylva vaneen zilver-linde zelf gehoord, omdat de linde haar lievelingsboom is. Heel. heel lang geleden was de zilverlinde een gewone boom. Haar bladeren waren niet mooi en zij droeg geen geurigen bloesem, de vogels bouwden geen nestjes in haar takken en de bijen vlogen niet naar haar toe. Dat vond de linde droe vig en zij vroeg den lieven God om haar toch iets te geven dat mooi was. En eens op een nacht werden haar bladeren grooter en de engeltjes kwamen en verzilverden den binnenkant van al de blaadjes, en er kwamen andere engeltjes, die' kusten on streelden de twijgjes, en toen kwamen- er kleine bloempjes aan. die heer lijk roken Toen de vogels bemerkten hoe mooi de schaduw was van die zilveren, breede bladcTen. nestelden zij zich in haar takken en toen de bijen roken hoe heerlijk de geur was van dien bloesem, kwamen zij in zwermen aangevlogen, en waar voorheen een linde slond. daar was vogelgezang en bijerigegons, en de geurige honing was niet ver weg. Zooals het met de linde föng, zoo is 't ook gegaaD met Carmen Sylva. Toen Carmen Sylva een kind was, dacht zij dat ze niet zoo lief was als andere kinderen en dikwijls meenden zij dat de menschen niet van haar hielden. Daarom vroeg zij aan God of Hij haar iels wou geven, waardoor ze Hem beter zou kunnen loven en danken omdat de wereld zoo mooi was. Toen heeft de lieve Heer haar stilletjes en zoo dat niemand 't bemerkte iets heel moois gegeven: dat was de gave om liederen te kunnen dichten en sprookjes te kunnen bedenken. Vele jaren lang heeft niemand dat geweten, want prinses Elisabeth sprak er nooit over. Eerst toen zij vijf-en-dertig jaar was. zijn er ver zen van haar gedrukt en nu zijn er een heeleboel menschen en kinderen, die graag lezen wat zij schrijft en die veel van Carmen Sylva houden, al hebben zij haar nooit ge zien. Dat heeft Carmen Sylva gemerkt toen zij zestig jaar werd. want toen kreeg zij toch zooveel gelukwenschen uit alle landen van Europal Toen heeft zij als antwoord iets geschreven dat al die menschen konden lezen. Daarin vertelt zij dat ze zich erg ver heugd had op haar zestigsten verjaardag, dat zij er zelfs al naar verlangde toen zij twin tig was. omdat zij meende dat alle men schen van zestig jaren gelukkig waren. Later begreep zij wel dat 't niet van je leef tijd afhangt of je gelukkig bent maar van heel iets anders. En toen schreef ze ook nog dat ouden en jongen hun best moesten doen om te lijken op een zonnestraal, die licht en warmte brengt, overal waar ze komt. Wat voor een licht en welke warmte zou ze be doelen? Ik denk: 't Licht van een vriende lijk gezicht en de warmte van een lief hebbend hart. Nu weet je iets van Carmen Sylva, wie zij is en wat haar naam beteekent Op een groote boerderij woonde heel lang geleden eens een biggetje, dat Guusje "heette. Hij woonde daar met zijn moeder en acht broertjes en zusjes in een varkens stal. De boer gaf hun ruimschoots te eten en het zou dan ook niet meer dan natuurlijk zijn geweest, als ons biggetje heel gelukkig en tevreden was. Zijn broertjes en matjes waren het ook, maar Guusje alleen vormde een uitzonderinghij was ontevreden en kon zóó leelijk knorren, dat de anderen óf van schrik wegliepen óf hem uitlachten. En dat was nog veel erger! Waarom Guusje zoo ontevreden was? Wel, dat is gauw gezegd: hij vond het vreeselijk, dat zijü haar niet krulde, maar akelig steil was. Dikwijls plaagden de an dere biggetjes Guusje en daarom werd hij nog het meest boos. Maar op zekeren avond dacht hij: „Ik wil krulhaar hebben!" De maaD scheen helder en ons Guusje ging, op zijn eentje den stal uit en liep zoo vlug, als zijn korte pooten hem dragen kon konden, naar de Feeënkoningin, die aan den rand van het bosch woonde. „Die zal mij niet uitlachen en mij zeker wel krulhaar willen geven", dacht hij. En toen hij eindelijk bij het paleis der Feeën koningin gekomen was, zat deze op haar troon van groen mos „Zoo, Guusje Big!" zei zij. „Kom je mij eens opzoeken Je hebt me zeker wat t© vragen V1 Guusje maakte een diepe buiging, die wat potsierlijk uitviel. Nu hij zoo voor de Feeënkoningin stond, zonk al zijn moed in zijn pootjes, maar toen hij aan het lachen en de plagerijen van de broertjes en zus jes dacht, zei hij tegen zichzelf, dat hij deze mooie gelegenheid toch vooral niet ongebruikt voorbij moest laten gaan. Hij knorde eens even uit verlegenheid, zooals een mensch of kind wel eens hoest en begon „O, schoone Koningin der Feeën, ik weet, dat Gij almachtig zijt in Dierenland en daarom kom ik U vragen mij... krulhaar te geven." Maar de Feeënkoningin antwoordde glim lachend „Nee Guusje, je Vader en je Moeder, je Grootvader en je Grootmoeder, al je Ooms en Tantes hebben steil haar. Waarom zou ik jou dus krulhaar geven Onze arme Guusje was diep teleurge steld. Zijn snuitje trilde en er rolde uit ieder biggenoog een heel dikke biggen- fcraan. Was het ook niet vreeseliik, dat hij altijd steil haar zou moeten houden De Koningin der Feeën had echter een vriendelijk hart en kreeg medelijden met V HETTY BOREL. hem, toen zij zag, hoe bedroefd hij Daarom zei zij „Luister eens, GuusjeAis je mij be altijd een verstandig biggetje en late verstandig varkentje te zullen zijn, da moppert, omdat hij er anders uitziet hij wel zou wenschen, en dat niet ij< zal ik je een mooi krulstaartje gevet Onder het uitspreken der laatste wo streek zij met haar tooverstaf over Gu staart en... plotseling had Guusje wei nen springen en dansen van plezier, in de schaduw zag hij, dat zijn stJ prachtig krulde. Na de Feeënkoningin vriendelijk bJ te hebben, liep hij vlug naar zijn stal Wat zouden Moeder en de anderen we gen Allen sliepen nog. toen hij thuis kw: niemand had zijn afwezigheid bec Guusje zelf was doodmoe van de wandeling en zelfs te slaperig om M en de broertjes en zusjes wakker te eq Het duurde dan ook niet lang, of ot was stevig in den dut. Toen hij den volgenden morgen w, werd, stond de zon al hoog aan den b Hij wreef zijn slaperige varkensoogjes goed uit en... zag Moeder en alle br<x en zusjes met verbaasde snuitjes om heen staan. Potseling herinnerde hij zich alles, gelukkig dacht hij ook aan de belofti Feeënkoningin gedaan: dat hij niet zou zijn. Daarom liet hij zich dan ook op zijn krulstaartje voorstaan "en het d: niet lang, of allen waren er aan gewe: vonden het heel gewoon, dat zijn sta zoowel bij regen als zonneschijn p tig in de krul bleef. En toen Guusje iater zelf Vader vasl groot aantal biggetjes was, haddec allemaal net zoo'n mooi krulstaartje! hij zelf. Ook die werden groot en en moeders van weer andere biggetjes sierlijke krulstaartjes en zoo ging het st voort. Nu weten jullie, hoe het komt, da biggetjes en varkens krulstaarten hel en ik geloof niet, dat de mode, daar verandering in brengen zaL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 16