y
V
s
vj
v
i
O
krf
3
C
C
n
i
s
V
W
r
~j
J
o
'H
v\
1
A
TEEKENPLAATJE
_3
*oS>
ML
j
r
/i
v.
rv
k"
X
1
1
•i
s
l
1
ns
s>
VERSTANDIG ANTWOORD.
Hoe het kwam dat ons Pad-
vinder-corps zich aanzienlijk
uitbreidde.
4
<Z>/V Vf/.
„Ja, jongen, jouw spook was een pape
gaai Ik las vanavond juist in de krant,
die ik toevallig bij mii stak, dat er een
witte papegaai verloren was. Er werd zelfs
een belooning uitgeloofd aan dengene, die
hem terugbracht. Stellig zal hij 't zijn 1
"Wacht, hier heb ik de krant. Kijk, daar
staat het:
VERLOREN:
een witte papegaai, luisterend naar den
naam van Lorre. De eerlijke vinder zal
ruimschoots beloond worden.
Adres: HOOFDSTRAAT 72.
Vader riep nu dadelijk: „Lorre, Lorre 1"
en slaagde er weldra in, het van koude en
honger uitgeputte dier te vangen, om het
aan het bewuste adres terug te bezorgen.
Hans ging natuurlijk mee. Hij was niet
weinig opgelucht, toen hij wist, wie hem zoo
aan het schrikken had gemaakt, al schaam
de hij zich natuurlijk erg voor zijn angst.
Hoe had hij toch zoo dom kunnen zijn om
niet te bedenken, dat het wel eens een
papegaai kon wezen Hij begreep het zeif
niet en wilde eigenlijk maaT niet langer
over zijn domheid nadenken. Vader en
Moeder zouden hem natuurlijk hartelijk uit
lachen en verdiend was hetl Gelukkig, dat
geen van de jongens op school dit ooit
weten zou
Hans nam zich voor nooit en te nimmer
meer aan spoken te gelooven.
Dit alles bedacht Hans, terwijl hij met
Vader en hun vondst naar de Hoofdstraat
liep. Het dier gedroeg zich merkwaardig
rustig op dien tocht en was blijkbaar te
versuft om zich af te vragen, waar zij wel
heen gingen en wat er eigenlijk met hem
gebeurde. Dubbel blij was Lorre dan ook,
toen bij na eenige minuten door een vrien
delijke, oude dame in ontvangst genomen
werd. Een oogenbük litcT voelde nu zich
in ziin kooi zelfs weer beelemaal thuis. Na
tuurlijk bedankte de oude du.ne v'adei e»
Hans. De laatste werd er bepaald verlegen
onder. Die dank kwam hem eigenlijk n^et
toe, vond hij.
Lorre kreeg een suikerklontje en mocht
er zelfs één uit de han dvan Hans pikken.
Hans zag nu natuurlijk alleen nog den
papegaai in hem en begon schik in het dier
te krijgen De oude dame vertelde, dat
Lorre bij het schoonmaken van zijn koo",
den vorigen dag ontsnapt was en zij hem te
vergeefs geroepen en gezocht had.
Een heo' andere Hans kwam nu met
Vader bii Moeder thuis. Moeder moest na
tuurlijk allee haarfijn weten, maar toen zij
zag, hoe Hans zich over ziin domheid
schaamde, kreeg zij medelijden met den
jongen en lachte zij hem niet uit. Hans zou
er Moeder altijd dankbaar voor blijven!
En toen bij den volgenden dag uit school
kwam, was er in zijn afwezigheid een pak
voor hem gekomen van ,,de eigenares van
den papegaai," zooals er met groot.e letters
op stond. Nieuwsgierig maakte Hans het
open en hij slaakte een kreet van vreugde,
toen hij een prachtig dierenboek vol pla
ten zag. Papegaaien stonden er ook in en
wat 'n mooie 1
Toen Hans „de eigenares van den pape
gaai" er voor ging bedanken, vertelde hij
haar alles.
,.Dat mijn Lorre je zóó aan 't schrikken
maakte!" zei de oude dame.
„Maar u hebt het meer dan goed ge
maakt. Dit boek is wel honderd spoken
•waard I" riep Hans uit. terwijl hij lachend
afscheid nam.
Willem Govels, gouverneur van Virginia,
Stond op zekeren dag met een handelsman
op straat te praten.
Juist kwam er een neger voorbij, die den
gouverneur groette. De laatste beant
woordde dien groet.
„Hoe nu?" zei de handelsman verbaasd.
„Groet u een neger?"
„Natuurlijk 1" antwoordde de gouverneur.
„Het zou mij spijten, als de neger beleefder
was dan ik ben."
In December ligt er soms al een dik pak
sneeuw op straat, inp arken en tuinen. Het
is dan een feest, een groote sneeuwpop te
maken. Maar het gebeurt wel eens. dat wij
dat niet kunnen doen, óf om de eenvoudige
reden, dat de Wintervorst nog niet vrij hevig
is met zijn witten voorraad, óf omdat wi)
door ziekte of iets anders aan huis gebon
den zijn en de sneeuwpret slechts door het
raam kunnen gadeslaan.
Hoe het zij. vandaag willen wij in de
kamer tens een sneeuwpop maken en ik
boop, dat een groot aantal van jullie mee
doet.
Bekijk bovenstaand plaatje maar eens
goed. dan zul je zien. dat het op ruitjespapier
geteekend is De grootere onder jullie kunnen
het natuurlijk gemakkelijk op ruitjes-papier
Naar het Engelsch van E. TALBOTT.
Vrij bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
Tom en ik zijn vrienden. We wonen bij
elkaar in de buurt, zitten in dezelfde klas,
gaan altijd samen naar school en weer naar
huis en zijn bovendien allebei Padvinders,
zoodat we zoowel m school al9 daarbuiten
veel samen zijn en het dus wel niemand
verwonderen zal, dat wij steeds allerlei
plannetjes maken. We hebben dan ook altijd
wat te bepraten.
Nu, aan stof ontbrak het ons od zekeren
dag in de vacantia wel allerminst. Ditmaal
waren wij vervuld van iets. dat het geheele
dorp in rep en roer had gebracht en wel
van de inbraak, die er gepleegd was op
„Zonn en-hoeve". het groote landhuis, waar
onze burgemeester woonde. Natuurlijk wilde
iedereen niets liever dan de dieven op het
spoor komen.
Maar dit ging niet zoo gemakkelijk: er
was midden in den nacht ingebroken en de
dieven hadden niet alleen veel zilver en
juweelen ontvreemd, maar ook allerlei
papieren, waarvan de burgemeester zei. dal
ze meer waard waren dan al het andere bij
elkaar. En hoewel de burgemeester een aan
zienlijke belooning uitgeloofd had en de
politie al het mogelijke in het weTk stelde
om de dieven op te sporen een bekend
detective was er zelfs voor overgekomen uit
de stad had men niet het geringste Kun
nen ontdekken, dat eenig licht bracht in
deze duistere zaak.
De Leider der Padvinders wenschte niets
vuriger dan dat één van ons de dieven op
hel spoor zou komen. Er waren toen nog
niet heel veel Padvinders in ons dorp en hij
zei. dat er zich stellig massa's iongens bij
ons corps zouden voegen, als ons dit geluk
ken mocht.
Het was zoowel om deze reden als om den
burgemeester een dienst te bewijzen, dat wij
ons uiterste best wilden doen de dieven te
ontdekken. MaaT tot op dat oogenblik was
bet geluk ons nog niet gunstig geweest. De
juweelen en andere voorwerpen waren ver
dwenen, zonder dat de die! of dieven ook
nateekenen en de kleintjes mogen de teeke-
ning op dun, doorschijnend papier overtrek
ken. De ruitjes trekken zij daarbij echter
niet over.
Zullen wij nu 't plaatje gaan kleuren?
In den linkerbovenhoek zie je een door
een dikkere lijn aangegeven vierkant (8 x
8 ruitjes). Dit is de achtergrond van de
sneeuwpop en moet licht rood gekleurd wor
den.
Daarnaast is een vak, (12 x 7 ruitjes) dat
een licht blauw kleurtje verlangt.
Het spreekt vanzelf, dat de sneeuwpop wit
moet zijn evenals de sneeuwballen. Je kunt
voor de jas van 't ventje en voor al het
overige echter zelf die kleuren kiezen, welke
je het mooist vindt. Teeken en kleur maar
prettigl C. E d. L. H.
maar het geringste spoor achtergelaten had
den. Het eenige wat ons te doen stond was:
onze oogen wijd open te houden en op onze
hoede te ziin.
Hierover nu spraken Tom en ik. terwijl
wij op dien vacantiedag naar de rivier
liepen. Het was warm weer en nadat wi wat
in de zon gelegen hadden, meenden wij dat
we nog beter over de zaak zouden kunnen
spreken, als we een boot wisten te bemach
tigen ora er de rivier mee af te roeien.
Nu waren wij alle twee dol op de Marie<-
Anna. een keurig bootje van Tompkins en
wij probeerden altijd die boot te krijgen als
we een vrijen middag hadden Het duurde
dan ook niet lang. of we klonten bij den
ouden man aan om ziin boot te huren.
„Hallo Tompkins!" zei ik. ..Kunnen wij
de1 Marie-Anna een uurtje krijgen? We zul
len goed op haar passen".
We zagen dadelijk, dat de oude Tompkins
iets had dat hem hinderde. Hii kwam met
een boos gezicht aangeloopen en voegde ons
toe. alsof wij een paar boosdoeners waren:
„Geen sprake van. dat ik vooreerst rmer
booten verhuur. Geen sprake van, hoorl
De Marie-Anna. dat aardige bootie, is de
rivier afgedreven, waarschijnlijk naar zee.
En ik waag mijn andere booten er niet aan"
Wij hadden erg met hem te doen: zijn
mooie* boot wegedrevenl We boden daarom
aan een andere boot te nemen en daarmee
op zoek van de Marie-Anna te gaan. niet
anders meenende, of zij was pas afgedreven.
Het bleek echter, dat zij al bijna een week
weg was.
,JUs jullie niet zoo vervuld geweest was
van inbraak op „Zonnenhoeve" zou je er
van gehoord hebben", bromde Tompkins.
„Haar eenige kans is nog. dat ze- door de
een of andere visschersboot meegesleept
wordt".
Hij was zóó aan den grond, dat we ons
best deden hem wat op te vrooliiken.
Laten we er het beste van hopen" zeiden
wij. „Heb je soms nog ten andere boot thuis,
Tompkins? Het is zulk mooi weer enne
Om kort te gaan: in een kwartier hadden
wij hem overgehaald ons de Vrouw Johanna
te geven. Nu was dit een zware boot en hadi
den we slechts een paar onhandige roei
spanen, zoodat hel ons heel wat inspanning
kostte, de boot in beweging te kriigen. Tom
vond het echter „een goede oefening voor
onze spieren". Wij namen dus allebei een