69sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 31 December 1928 Vierde Blad No. 21103 OUDEJAARSAVOND EN NIEUWJAAR. OUDEJAAR. FEUILLETON. De Trommen van het Noodlot De Oudejaarsavond, avond van herinnering en vooral in ons land avond van den familiekring, is eenigsrins als de Januskop meq de twee aangezichten. Hjj kijkt terug en hij kjjkt vooruit. Terug naar het oude, dat bjjna voorbjj is; vooruit naar het nieuwe, dat bijna is aangebroken. Het is een afzon derlijk stuk van een tijdperk, dat we in onze gedacthen als het ware afsnijden van de rest, een tijd-moot, waarin we het niets bevreemdend zouden vinden, zoo de wijzers van de klok voor een wjjle stil bleven staan. Tcch gaat die tijd z"n gang, onverstoorbaar, in hetzelfde rhythme der eeuwen, en als de twaalf slagen hebben geklonken, ten tes- ken dat het laatste uur van den laatsten jaar-dag voltooid is, als de nieuwe dag, het nieuwe jaar is aangebroken, is alles precies hetzelfde; het tijdrhythme schrjjdt voort als altjjd en brokkelt reeds van den aanvang de nieuwe tijdruimte af in zijn onveranderlij- Jcen loop over jaren en eeuwen heen. Maar de menschen we zeiden het al doen even alsof het anders was. Ze omhul len het jaareinde met een geheimzinnigen sluier. De wisseling van één der tijdperken, naar welker aantal zij, die niet bq eeuwen rekenen, hun leven afmeten en het lang of kort noemen, is voor hen van te groote be- teekenis om er onverschillig, en alsof zij niet bespeurd werd, aan voorbij te gaan. Zoo ko men de bijzondere vieringen, de eigenaardige gebruiken, die met den Oudejaarsavond van jaar tot jaar worden bestendigd. SinUSylveeter-avond, zoo wordt de avond van 31 December ook wel genoemd naar Sylvester, die in de jaren 31433b pa as was en volgens de overlevering den kran- ken keizer Constantijn de Groote doo.ota en van dezen het zoogenaamde „Patrimoni um Christi" ten geschenke ontving. Den 31en December 335 stierf hij en hij wordt als hei lige vereerd. De Grieksohe kerk viert zijn f6est den 2en Januari; de Roomsch-katho- liekc den 31 en December. De ernstige overdenking, de meer plech tige viering van den 31en December-avond door de Christenen, heeft zich geënt op de eigenaardige gebruiken, die bij de heiden- Bche volken lang vóór het Christendom in zwang waren, zooals de Christenheid prac tise!) als haar leiders waren al haar groote feesten plaatste op de data der oude heiden se he vierdagen, die zg niet kon verdringen, doch waaraan zjj, aldus doende, een ander karakter wist te geven. Wat zien we nog thans gebeuren ap den Oudejaarsavond? Klokken luiden, vuurwerk wordt afgestoken, schoten gelost, stoom fluiten en sirenen gillen en dreunen; er is in sommige kringen druk gedoe; gejuich en ge jubel. Er wordt gedanst, gegeten en gedron ken; men klimt op stoelen om bij den laat- steu klepelslag van twaalf uur er af en als het ware het nieuwe jaar in te sprin gen. Men omarmt elkaar; men wenscht dik wijls luidruchtig „veel heil en zegen!" Wie er, het eerst bij is, is de knapste! Doet dat niet denken aan de gebruiken 'der oude Germanen, die met gastmalen en drinkgelagen, waarbij soms een woeste, dol- uitgelaten pret over de gasten raasde, den laatsten avond van het jaar vierden? Er werd geweldig rumoer gemaakt met horens, trom mels en ketels, want de geesten, die volgens hun geloof in den tijd der zonnewende rond waarden zonder rust te vinden, die geesten moesten worden verjaagd, opdat het nieuwe jaar zonder onrust kon worden begonnen. Zooals toen, is het thans. En omgekeerd. Nog is de gewoonte niet uitgestorven om op den Oudejaarsavond lood in een vuurlepel te doen smelten, het dan uit te storten in koud water om vervolgens uit de nu ontstane lood-figuren de toekomst te voorspellen. En eertijds? De oude Germanen trachtten ook op dien laatsten jaar-avond in de toe komst te zien. Zij zetten zich daartoe op een stierenhuid aan een kruisweg neder en poogden uit de voorbijtrekkende nevelen eene aanwijziging te verkrijgen omtrent den gesluierden onbekende die naderde: het nieuwe jaar. Ook wel klommen zij. met het zwaard om de heupen, hoog op de daken der huizen. Daar werd ernstig het ruischen van den wind en de windrichting beluisterd en bespied om er eene voorspelling uit op te maken. Offerkoeken werden bereid en zoo het meel goed wilde rijzen, was men blijde-, het zou een gelukkig jaar zijn. dat aanstaande was. En wij? We kennen nog onze opgerolde nieuwjaarskoeken: obliën. En dit woord van ouds oblaten wijst weer terug op het offeren. Zoo staan wij op de schouders der voorgeslachten en zijn wij aan hen verbonden tot in vaak onbegrepen bijzon derheden van gewoonte en gebruik. En dan kwam het Nieuwe Jaar! Maar niet altijd lieten de menschen het aanvangen op den zelfden tijd. Laten wij even eenige „jaarstijlen" opnoemen. Allereerst den Jaarsdagstijl, d. w. z. het jaar aanvangend op 1 Januari, door Julius Caesar naar hier overgebracht. Dan den Paaschstijl. Het jaar begon met Paschen. Deze regeling werd korten tijd in Frankrijk gevolgd en in 1300 naar ons land uitgevoerd, waar zij echter niet lang behouden bleef. Hetzelfde kan men zeggen van den Kerststijl, beginnende met 25 December (Kerstmis), waarbij dan achter de datee ring de woorden a nativitate (vanaf de geboorte van Jezus) geplaatst werden. In 1310 werd deze stijl door de geestelijke overheid in het bisdom Utrecht voorge schreven, doch had geen succes. Eindelijk nog een Delftschen stijl, die het jaar liet beginnen op 25 Maart (Maria boodschap). Van al deze stijlen heeft de Juliaansche (Julius Caesar) het gewonnen. Bij plakkaat van 16 Juni 1575 beveelt de koning Filips van Spanje, dat in Nederland het jaar 1576 den len Januari zou aanvangen. En aldus is het gebleven, althans voor ons land, dat alleen tijdens de Fransche be vlieging van na de Revolutie een korten tijd lust 9cheen te hebben de tijdrekening der Nationale Concentie van 5 October 1793 na te apen. Bij dit stelsel ving het jaar aan op 22 September 1792 Vendé- miaire jaar D elke maand had dertig da gen of drie décades; aan de aldus ver kregen 360 dagen waren nog 5 aanvullings dagen in een schrikkeljaar 6 toe gevoegd, die ..Sansculottides" heetlen. Maar Napoleon, ofschoon „issu de la Révolu- tion", schafte den len Januari 1806 dien kunstmatigen rommel af, en voerde weer dc Juliaansche tijdrekening, verbeterd door paus Gregorius, in. Hoe zijn wij nu aan den tegenwoordigen kalender gekomen? De oude Egyptenaren rekenden al met zonnejaren en bepaalden den duur daar van, te rekenen van den tijd dat Sirius het sterrebeeld van den Hond het eerst des morgeDS vóór zonsopgang aan den oostelijken hemel is waar te nemen, lot den tijd, dat dit opnieuw geschiedt. De Romeinen namen dit over. Maar sedert Romulus begon het jaar op 1 Maart. Dit verklaart waarom September (de zevende). October (de achtste), November (de negende) en December (de tiende) al dus heeten. ofschoon zij feitelijk de 9e, 10e, 11e en 12e maand zijn. Julius Caesar verbeterde den kalender. Hij gaf aan het jaar twee maanden er bij:* Januari en Februari, die hij aan Maart liet voorafgaan. De le Januari, maand gewijd aan den God Janus, werd al9 begin van het jaar met offers, dezen ter eer, gevierd. Caesar had echter het jaar op 365 dagen gegaan en 6 uur gesteld. Dat was elf minuten te veel. En de tijd, die met eeuwen rekent, maakt zuk een klein verschil tot een belangrijk iets. De tijd rekening raakte bij de zon ten achteren. Het werd een warboel. Toen er ruim vijftien eeuwen over heen waren gegaan en allerlei lapmiddeltjes niet geholpen hadden om orde in de zaken der tijdrekening te brengen, nam in 1582 paus Gregorius de zaak in handen. Hij beval dat de 4e Octo ber van dat jaar zou worden opgevolgd niet door den 5en, doch onmiddellijk door den 15en October en bij stelde in, dat al leen de eeuwjaren, welker eeuw-cijfer door 4 deelbaar is, schrikkeljaren zouden zijn (dus de jaren 1600 en 2000 wel, 1900 niet). Deze nieuwe regeling, naar genoemden paus de Gregoriaansche genoemd, en die dus een aanvulling en verbetering der Ju liaansche is, werd eerst in de Roomsch- katholieke, daarna ook in de Protestant- sehe landen aanvaard, maar de Grieken en Russen deden daaraan niet mee en heb ben nog de oude Juliaansche tijdrekening, die wij nu om der wille van de Grieken de Grieksche noemen. Dus: 1 Januari de Nieuwjaarswensch naar den wensch van Julias Caesar. Aangesien nu, volgens den Schoolmees ter, de Romeinsche historie een buiten kansje is voor iemand zonder memorie, zij het vergrmd aan een Nieuwjaarsgebruik te herinneren, dat nauw samenhangt met de Romeinsche geschiedenis. De Romeinen en Sabijnen waren een tijd lang slechte vrienden. Daar was reden voor. De Sabijnsche maagdenroof expli ceert dat voldoende. Men kan dus begrij pen, hoezeer de Sabijnsche koning Tatius gevleid was, toen bij het begin van het jaar (toen nog 1 Maart) een troepje Romei nen hem ten teeken van vriendschap eenige takjes kwamen brengen, die geplukt waren in een bosch, gewijd aan de godin Strenia. Deze naam gaf aan het geschenk en aan de geschenken, die later op de eerste jaar dagen zouden volgen, den naam strena ot strenua, waarvan het Fransche woord étrenne (nieuwjaarscadeau) afkomstig is. Want het bleef niet bij gewijde takjes. Het gToen werd vervangen door dadels en honig, later door andere geschenken. Da dels en honig hadden een symbolische be- teekenis; men sprak er den wensch mede uit, dat de dagen, die komen zouden, zoet mochten zijn als de aangeboden gave. „Er is echter iets beters dan dadels en honig", zeiden de Romeinen, toen de weelde toe nam en de oude zeden van eenvoud schaarsch werden. Er werd verlangen ge boren naar geld Voortaan werden de veld vruchten vervangen door medailles en geld stukken. Het volk offerde op den eersten dag van het jaar zijn groote of kleine gave aan den keizer en deze antwoordde daarop met geschenken en uitdeelingen. Dit nam zóó groote afmetingen aan, dat Tiberius het geven der geschenken verbood. Maar Caligula dwazer nagedachtenis maar toch nog zoo dwaas niet hief het verbod op. Hij kondigde aan, dat hij zelf zoowel de door Tiberius geweigerde als de aan hem zelf verschuldigde nieuwjaarsea- deaux in ontvangst zou nemen. Op den feestdag stond hij in hoogst eigen persoon in de vestibule van zijn huis en had geen handen genoeg om zijn schatten naar zich toe te halen. De Romeinen vonden de gewoonte der nieuwjaarsgeschenken in Gallië of in Frank rijk reeds aanwezig. Op den eersten dag van het jaar werd een inzameling gehou den van de geheiligde plant der Druïden, van de „gui", den mistel, die op de eiken woekert. Met een gouden snoeimes sneden de priesters die af en verdeelden de plant onder de geloovigen. Nóg heet in de om trekken van Chartres het nieuwjaarsge schenk niet étrenne maar „gui-Pan." In de buurt van Bordeaux noemt de bevolking de nieuwjaarsliederen nog „guilanus. De „étrennes" zijn gebleven, zooals ook enkele gebruiken van vroolijkheidsuitingen, in weerwil van anathema's en excommuni caties. welke uitgesproken werden tegen hen, die de eerste dagen van Januari met dansen, optochten en geschenken wilden vieron. De „duivelsche étrennes" werden bestendigd. De spelen, de tomooien, de „couts plénières", waarmede het nieuwjaar in Paasch- en in Kerststijl (zie boven) werd gevierd, eveneens. Er zijn aardige staaltjes van „étrennes" bekend. Onder Lodewijk XIV genoot de vorst, maar vooral „de vriendin" van den vorst, die „te vriend" gehouden moest worden, van de geschenken der hovelingeu. Zoo kreeg mevrouw de Montespan in 1679 de kostbaarste geschenken van den broer des konings en zelfs de koningin overlaadde do favorite met cadeaux, waarvoor deze echter niet de minste erkentelijkheid toon de. Tot zelfs madame de Maintenon bracht haar étrenne aan de voeten der tijdelijk begenadigde. Deze laatste wist echter wel, wat zij deed. Al beantwoordde zij de be leefdheid der anderen niet, voor den ko ning, haar minnaar, wist zij wel uit haar reserve te komen. Zij gaf hem b.v. den len Januari 1684 een gouden boek, waarin mi niatuurschilderijen voorkwamen van alle Hollandsche steden, die tijdens den veld tocht van 1672 ingenomen waren. Een be schrijving der belegeringen en Racine's en Boileau's lofuitingen waren daaraan toege voegd. Het curieuste nieuwjaarsgeschenk, waar van melding wordt gemaakt, is zeker dat van madame de Thianges voor den hertog du Maine. Deze dame, noch bang om te vleien noch om gevleid te worden, had niets beters uitgedacht dan een vergulde kamer, zoo groot als een tafel. Boven do deur stond met dikke letters: kamer van den Sublieme. „Die „sublieme" was, dat spreekt van zelf, de hertog du Maine. In de kamer 6tond een bed met de daaraan in die dagen en die kringen onafscheide lijke balustrade. In een leuningstoel binnen de afsluiting zat de hertog, in was geboet seerd en sprekend gelijkend. Naast hem stond de schrijver der „Maximes", de groote La Rochefoucauld, aan wien hij eeni ge verzen te lezen gaf. Daaromheen de Marcillac en Bossuet, terwijl mevrouw do Thianges en mevrouw de Lafayette samen zitten te lezen. Buiten de balustrade ver hindert Boileau met een hooivork zeven of acht kreupeldichters om naderbij to ko men, Racine staat naast Boileau; met de-n vinger wenkt hij Lafontaine toe om nader* bij te komen. Nu is voor Frankrijk de le Januari, wat Sint-Nicolaas voor ons is. Do cadeaux ook de ridderorden zijn dien dag vele. Er wordt echter maar zelden gebruik ge maakt van den surprise-vorm. De étrennes zijn voor velen een ernstige, bezwarende belasting geworden en de le Januari daar door een beangstigende datum. De beleefd heidsgeschenken der bonbondoozen, de nieuwjaarsfooien en de familiegeschenken zijn voor menigen Franschman een druk kende post op het budget waarmede hij den nieuwen tijdkring opent. Doch, evenals hier, kan hij zich niet aan de gewoonte ont trekken. En deze blijft, al wisselen de jaren ook met spoed, en handhaaft haar macht, dip zij aan de grijze oudheid, ontleent. Is het wonder, dat in het land der ironie de éntrennes aanleiding hebben gegeven tot meer dan ééne snaaksche uiting? Zoo werd van een kardinaal Dubois, die bekend stond om zijn gierigheid, verteld dat hij op een nieuwjaarsdag aan zijn in tendant, die zijn geschenk kwam vragen, antwoordde „Ik geel u alles cadeau, wat ge me van 't jaar hebt ontstolen." En een gierigaard te Rennes, die juist den 31en December overleden was, tot groote ergenis van een neefje, dat ernstige berekeningen had gemaakt op een geschenk van zijn oom, kreeg het volgend grafschrift: Onder dezen marm'ren steen Ligt de schrielste man van Rennes. Juist vóór Nieuwjaar ging hij heen. Om geen rooien duit, niet één. Uit te geven voor étrennes. 1 Januari en étrennes, d. w. z. nieuw jaar en geschenken, ze behooren bij el kander. Doen we het hier niet in zoo groote mate als in Frankrijk, ook bij ons kennen we de hand, uitgestrekt om te ontvangen, zoowel als om te geven. Het nieuwe tijd perk met zijn onbekende toekomst stemt teeder en mild en brengt de behoefte om te geven zelfs daar, waar zij dikwijls ter nauwernood wordt gevoeld. Het oude jaar is bijna voorbij; het nieuwe staat gereed te komen. Bij de wis seling gaat het ais bij die der tronen: de koning is dood, leve de koning. Sta even slil bij het oude, doch vergeet niet, dat het nieuwe uwe gedachten vraagt Een onzer oude dichters heeft gezegd: Ik zoek het hier, ik zoek het daar, lk vind niets nieuws in 't nieuwe jaar, Dan dat men 't nieuw heeft willen noemen In al haar nuchterheid heeft deze op merking. die zoo waar is, ook haar gemoe- digende zijde. Zooals het oude was, zal ook het nieuwe zijn. Vele verrassingen, goede en kwade, veel verstoorde plannen, veel onverwachte voldoeningen, zoo zal het wel zijn in 't nieuwe, gelijk hel was in het oude. Willen en wachten, dat is een levens parool op 31 December. Niet alles kunnen we zeil beredderen. Het is wijs, zich te kunnen overgeven onder zekere omstan digheden. Loop den tijd niet te zeer vooruit Heeft iedere dag, naar het oude spreek woord zegt genoeg aan zijn eigen kwaad iedere dag zal ook wel zijn goed oogen- blik medebrengen. Pais ce que dois. ad- vienne que pourra, die groote levens regel vol gezonde philosophie geldt vooral met hel oog op een onbekende toekomst, waarin de uren zullen komen en gaan, zooals ze dat in het verleden hebben ge daan: onverbiddelijk, snel en geruischloos als voetstappen op het gras. door R. BRANDENBURG. Het einde van het jaar nadert Straks doet de torenklok weder haai twaalf heldere sla gen hooren, en klinkt het scherpe knallen van schoten, tem teeken dat het nieuwe jaar zijn intrede heeft gedaan. Wanneer de straten nat en modderig zijn vau regen en smeltende sneeuw, wanneer de windvlagen de kale, zwarte takken der beo. men rusteloos doen bewegen eo hnivert om h6t stille hnis, is het de tijd, waarop men, gezeten aan den haard en starend in het gloeiende vnur, onder het zachte schijnsel der lamp, overdenkt hetgeen het afgeloopen jaar ons bracht en zich in gissingen verdiept over wat het komende ons brengen zal. Zooals een wandelaar zich een oogeublik neerzet om den weg af te zien, dien hij reeds is gegaan ai dan het hoofd omwendt en kjkt naar het stuk, dat hjj nog moet afleggen, zoo overziet men zijn levensweg, laat de gebeur tenissen nog eens langs zich voorbij trek ken eo richt zijn blik op de toekomst. Niet iedere wandelaar beziet zgn weg. Daar zijn de kinderen, die dartelen langs het pad onbekommerd en blij, de opgroeien de knaap loopt maar voort en gont zich tof rusten geen tijd en de jonge man en het meisje, verloren in elkanders aanblik, nemen misschien een oogenblik den tijd om voornit te zien, maar meestal vergeten ze den blik te staan achter hen. Maar de ouderen, zjj zien niet meer zoo ver vcoruit in ^pannen verwachting de weg, dien zij nog te gaan hebben, is niet lang meer, wordt kleiner en kleiner, doch des te talrijker zijn de herinneringen aan hetgeen ze hebben beleefd tijdens hun tocht Wat heeft dit jaar ons gebracht? Het bracht als zoovele andere, als het geheele le ven, vreugde, maar ook teleurstelling en leed. Op dezen oudejaarsavond genieten wij nog eens na het blijde gebeuren, vertoeven wij enkele oogenblikken bij onze smart Er zijn er velen, die daar maar zoo licht langs henen loopen, die hun oogen toedoen en alleen maar blijde beelden voor ach op roepen. Doch ook onze droevige uren maken ons rijker, rijker aan ervaring en levenswijs heid. Ook voor deze uren moeten we dank baar zijn en we moeten ze even berdenken. Misschien zullen we de herinneringen aan de donkere tijden nog liever krijgen dan die aan joiohende stonden. Zooals een moeder juist haar zwak of misvormd kindje een bij zonder plaatsje geeft in haar hart Hoe eentonig, hoe vlak zou het leven zgn, wanneer het enkel bestond uit lichte dagen en er geen uren waren van strijd es minuten van wanhoop. Juist de duisternis leert ons het licht waardeeren. Een tropenlandschap, waar op immer de zon brandt, kan onze aandacht niet lang gespannen honden. Maar het laatste uur van het jaar is niet alleen een nur van levensbeschouwing en overdenking, het is ook het uur van zelfcri- tiek. Wjj stellen cms niet alleen de vraag of bet léven aan onze verwachtingen heeft vol- Naar het Engelseh van OTIWELL BINNS. Fatuma's gekreun klonk door de stilte van den nacht en een poos stond Ho- nor te luisteren, met een vreemd dof ge voel van pijn in haar hart. Ze wist. dat het geen medelijden met die vtouw ginds was. maar ze wilde zichzelf niet bekennen wat het dan wel was Ze begon onrustig heen en weer te loopen en toen ze Mannering s tent voorbij kwam, flitsten weer andere herinneringen door haar heen, zijn vrees, toen ze hem verteld had. dat ze niet meer bij Legrand waren; zijn zeggen, dat ze hem moesten terugvinden, zijn wilde wan hoop over wat ze gedaan had. En weer fluisterde ze voor zich heen de hopelooze vraag, die ze zichzelF een paar uur geleden in de tent gesteld had. Toen hoorde ze plot seling haar naam roepen. Honor! Ze draaide zich snel om en Mannering stond bij de opening van zijn tent. zich on zeker vasthoudend aan de touwen Ze liep lantrzaam op hem toe. en toen ze dicht ge noeg bij hem was vroeg hij* Honor, wat is »r? TTeb ik het me alle maal verbeeld? Of is Riminclon werkelijk weg? Tk hoorde zoo'n drukte en de stem van een inlandsehe vrouw.... Was dat allemaal werkelijkheid? Ja, antwoordde ze. Er kwam een vrouw met een bericht voor Rimington en toen is hij wegegaan. Een paar seconden bleef hij zwijgend 9taan; en door de stilte drong duidelijk Fa tuma's wanhopig gekreun tot hem door. Wat is dat? vroeg hij geërgerd. Dat i9 de vrouw. Ze huilt over een kind dat Legrand gestolen heeft. Wat? Kort en scherp viel het woord in de stilte. Bij het licht van het vuur kon ze zien hoe er een glans van plotselinge, verbaasde vreugde in zijn oogen kwam. Een kind dat Legrand gestolen heeft, her haalde ze en ze voegde er aan toe: Dat is het bericht dat ze bracht en dat Mr. Rimington hals over kop deed weg gaan. Goeie Godl! Er was nu een uitdrukking van bijna woeste vreugde op zijn gezicht, maar terwijl ze hem aankeek, verdween die vreugde en hij vroeg bezorgd: Maar wat heeft Rimington te maken met een gestolen negerkind? Ze voe:de hoe haar wangen begonnen to branden bij die vraag, maar ze antwoordde rustig: Ik weet het niet Hij heeft mij niets verteld. De bezorgdheid verdween weer als sneeuw voor de zon: Mannering begon ver licht te lachen zoo scheen het haar ten minste hoewel het haar een raadsel was waarom. Toen deed hij een stap naar vo- Ten wankelde en greep zich vast aan de tenttouwen. terwijl hij zei: Geef me je arm, Honor. Ik ben zoo zwak als een pas geboren kind, maar ik moet die vrouw wat vragen Help iij me even. Het meisje aarzelde even. toen. gedreven door haar eigen nieuwsgierigheid, gaf ze hem een arm. Samen liepen ze naar de hut, vanwaar nog steeds het doffe gekreun kwam Het was er volkomen donker en ter wijl hij zich aan de deurpost vasthield, zei Mannering kregelig: Haal in 's hemelsnaam een lantaarn, Honor. Ik moet haar gezicht kunnen zien. Ze deed wat hij vroeg en toen ze terug kwam gingen ze samen binnen. Fatuma keerde zich zwijgend om toen ze hen hoor de aankomen, en haar gekreun hield op, toen ze onverwachts een blanke man voor zich zag staan en Mannering begon haar meteen te ondervragen in het Swahili. Wat hij zei kon Honor niet verstaan, want ze kon zijn vlugge woorden niet volgen, maar ze zag hoe over het knappe gezicht van de vrouw even een uitdrukking van belang stelling vloog, toen hij zijn eerste vraag deed en zij gaf dadelijk antwoord. Meer vragen volgden, en bijna iederen keer was het antwoord: Ayweh, Bwana, hoewel de vrouw één keer heftig van nee knikte. Ongeveer vijf minuten gingen zoo voorbij. De uitdrukking van wilde vreugde op Man- nering's gezicht was weer teruggekomen en Honor vroeg zich verbaasd af, wat die me tamorphose in hem veroorzaakt had. Plot seling wierp hij zijn hoofd achterover, en lachte een lach van wilden, smade- lijken triomf. Honor voelde een diepe verontwaardi ging opkomen over dat vertoon van vreug de tegenover die zielsbedroefde vrouw. Fatuma zelf keek doodelijk verschrikt naar Mannering George! riep Honor bestraffend. Ik ben klaar Honor, riep hij. Ik heb met deze donkere schoone afgehan deld Geef me je arm weer. wil je? Hij stond te wankelen op zijn beenen en ze kon hel hem dus moeilijk weigeren, maar ze deinsde even terug toen ze zijn arm op haar hand voelde. Hij scheen het niet te merken, maar strompelde door den donke ren nacht naar zijn tent, waar hij zich weer vastgreep aan de touwen en met een vreem den blik voor zich uit bleef staren. Toen lachte hij weer. Rimington is me ook een mooie, riep hij heesch. Die zwarte beauty daar..., ehje begrijpt het wel. hé Honor? Ze begreep wat hij bedoelde en weer zag ze Alec Rimington's krachtig ernstig ge zicht voor zich en weer weigerde haar hart te gelooven. Hij zag den ongeloovigen blik in haar oogen, terwijl ze aarzelde tusschen wat haar eigen intuïtie haar zei en wat de feiten schenen aan te wijzen. En het kind, waarvoor hij is wegge gaan? vroeg ze toonloos. Van hem natuurlijk. Een halfbloed. Ze maakte even een onwillekeurige bewe ging, hoewel het toch alleen haar eigen ge dachten waren die hij uitsprak, toen vroeg ze scherp: Je voelt niet veel voor Alec Rimington. hé? Ik vind dat hij een bemoeial is. zei hij ontwijkend. Je vergeet, dat ik het hem gevraagd heb, zei ze kort. En waarom in 'shemelsnaam? Omdat, zooals ik je al gezegd heb. ik Legrand niet vertrouwde en hel blijkt nu niet zonder reden te zijn geweest een man die kinderen ontvoert, misschien al vermoord heeft. Na een pauze zeide hij: Maar hij heeft je niets verteld over het kind? Honor wachtte even met antwoorden en in zijn oogen kwam een uitdrukking van vrees, en scherp viel hij uit: Waarom geef je geen antwoord? Heeft hij je iets over het kind verteld? Hij heeft me verteld, dat Legrand een kind had gestolen, dat is alles, zei ze rus tig. Ze zag dat de vrees weer uit zijn oogea verdween en ze hoorde de triomfantelijke klank in zijn stem toen hij antwoordde: Nogal logisch, dat hij daar verder zijn mond over houdt.... wel het verstandigste dat hij doen kon, he? Ze gaf geen antwoord. Ze hoorde plotse ling weer Mannering's uitroep: Neen, Nee! Legrand.... Een kindl Goeie God, manDe man bij haar had van het kind afgeweten, had er waarschijnlijk over ge sproken met Legrand, en stelde er om de één of andere reden levendig belang in. Waarom? Ze vond geen antwoord op die vraag, maar het was een afschuwelijke gedachte, dat George iets uit te staan kon hebben met een man als Legrand. Trek je er maar iet9 van aan Honor, suste Mannering. We hebben er niets mee te maken. Er zit hier een flinke hoe veelheid schurken in de wildernis. Het eenige, wat we doen moeten, is voor ons zelf zorgen. En als we veilig en wel in M' Buha zijn. zullen we samen lachen om... Niet samen, viel ze hem plotseling in de rede. Haar toon gaf aan de woorden een betee- kenis, die hij onmogelijk misverstaan kon. Hij greep de tenttouwen vast en staarde haar ongeloovig aan. Honor, riep hij heesch. wat bedoef je in 's hemelsnaam? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 13