DE OOLIJKE OESTERFAMILIE. 69sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 December 1928 Derde Blad No. 21102 D Buitenl. Weekoverzicht. Kerstmis en de Clochards. DE GRAAF Domino Port FEUILLETON. De Trommen van het Noodlot Kerststemming Toch een moordaanslag De Herstel- conferentie Verdragen met China. Het Kerstfeest is weer allerwege gevierd op welbekende wijze. Ook in Engeland op uitdrukkelijk verlangen van de koningin zelve, hetgeen daar terecht als een gun stig teeken is beschouwd. In zooverre zijn de Kerstdagen in Engeland niet meegeval len, dat men gehoopt had op het bericht der doktoren, dat alle gevaar voor koning George voorbij was. Dat bericht is nog niet afgekomen, doch de toestand blijft over het geheel langzaam vooruitgaan, al gaat het niet zoo vlug en geregeld als men gehoopt had. Maar ook zoo is men begrijpelijkerwijs tevreden 1 Nauwelijks zijn de Kerstdagen echter voorbij, of uit Zuid-Amerika komen weer slechte berichten. Bolivia is opnieuw op het oorlogspad getogen en schijnt een omstre den fort te hebben bezet; dit trots de be lofte, geen vedere stappen te zullen onder nemen Laten we hopen, dat ook nu de be middel ingsactie verder onheil zal weten te keeren. Weinig in overeenstemming met de Kerstidee was ook de moordaanslag op den procureur-generaal uit het autonomislen- pjoces te Colmar Fachot, te Parijs gepleegd. Fachot. Gelukkig is deze aanslag in zooverre mis lukt, dat Fachot, hoewel ernstig gejond, er toch het leven af zal brengen, maar de aan slag op zich zelf zal de autonomisten geen goed doen. Niet uitgemaakt is nog, of de dader voor zich zelf handelde dan wel op last van anderen. De Fransche autoritei ten gelooven het laatste en zijn een uitge breid onderzoek begonnen in deze rich ting. Doch ook al levert dit niets op, den autonomisten is door deze onbeèonnen daad geen voordeel bezorgd, integendeel. Minder dan ooit zullen zij het oor der regeering hebben, al doen zij ook nog zoo bescheiden eischen. Het scherp afkeuren van den aan slag ook door de autonomisten kan daaraan weinig meer veranderen. De zaak van de Gazette du France droigt overigens de binnenlandsche politiek in Frankrijk te vergiftigen, daar tegen leiden de figuren tot in het ministerie toe, zware beschuldigingen worden geuit. Terecht of ten onrechte, dat is niet uitgemaakt. Maar men weet, hoe juist zulke beschuldigingen de positie van een kabinet kunnen onder mijnen I Poincaré zal goed doen de zaak haarfijn te doen onderzoeken, zooals men ook langzamerhand begint te verlangen! Voor het jaar 1928 afscheid neemt, is ten minste bereikt, dat de conferentie van finantieele deskundigen tot het definitief vaststellen der door Duitschland te betalen schadevergoeding begin volgend jaar bijeen zal komen. In dit opzicht is volledige over eenstemming bereikt. Ook Amerika zal mee doen, zij het zonder eenige verantwoorde lijkheid, daar de Amerikaansche regeering geweigerd heeft de deskundigen te benoe men. dit overlatend aan de Europeesche landen Hieruit spreekt wel zeer duidelijk de wil officieel geheel buiten de affaire te blijven, om zoodoende te demonstreeren, dat de schulden-regeling totaal afzijdig staat! Van Duitsche zijde laat men niet na op alle mogelijke manieren te doen uitkomen/ dat de ontruimingseisch geheel geen ver band houdt met de regeling van het z.g. Herstelvraagstuk. doch waar het daarin al leen staat wordt er niet al te veel waarde aan gehecht De deskundigen zullen totaal onafhankelijk zijn, maar hun beslissingen moeten natuurlijk door de diverse regeerin gen worden goedgekeurd. Er is een begin, waarop kan worden voortgebouwd! Hopen we het beste ervan Men ziet, dat voor 1929 belangrijke ge beurlijkheden zijn vastgelegd, temeer, waar immers ook geprobeerd zal worden de vast- geloopen ontwapeningsconferentie weer op gang te brengen 1 In Afghanistan blijft- de toestand nog on zeker. Het schijnt, dat de situatie voor ko ning Amanoellah i9 verbeterd door toeval lige omstandigheden, hetgeen nog geen be wijs is voor een uiteindelijke overwinning. Misschien kan de koning er echter in sla gen, als hij handig manoevreert. vele oproe rige stammen voor zich te winnen. China, d w. z, de regeering van Nang- king, heeft het zoover weten te brengen, dat het dnor alle regeeringen Vrijwel is er kend. behalve door Japan. Met de meeste landen zijn ook nieuwe verdragen gesloten, die China opnemen in het meer moderne leven-, met loslaling van de oude bepalingen, die het TIemel®ehe Rijk feitelijk tot een tweede-ran<rsmogendheid maakten Japan is door dit alles in een niet benijdenswaar dige positie van uitzondering gekomenI Waar de wereld, gelijk gemeld, in een Kerststemming verkeerde, heeft er op poli tiek terrein niet veel plaats gehad. De par lementen zijn naar huis. de oudeiaars-avond is in na verschiet. Met den terugblik op het oude jaar Zoodra de tweede helft van de December maand aangebroken is, begint Parijs in een ware beroering te komen. Overal leven en be weging in de straten, in de magazijnen zoowel als in de intimiteit der familie-krin gen. De autobussen, de trams en de metro's verplaatsen maar steeds door drommen men- scher menigten, die zich voortspoeden om inkoop® te doen, voorbereidselen te maken. Parqs heeft in deze dag® e® heel apart aspect. Langs de groote, zelfs langs de minder groote boulevards, staan lange ryen kraampjes en tent® gerangschikt, in bgna ononderbroken voortzetting, waar de meest verschillende Kerst- Nieuwjaars-cad'-jau- tjes worden te koop aangebod®, en waar de ,,dernières nouveautés" van twintig jaar ge. leden oog steeds kijkers, zelfs niet weinig koopers trekken. De groote magazijn® hebben ge® kost® gespaard om de uitstalling® in hun vitri- neo zoo aanlokkelijk mogelijk te mak®, en daar bijna lev®sgroote toon eel en uit te beel den die voorstell® verschillende hoofdper sonen uit bekende Fransche kinderverhalen in allerlei grappige of avontuurlijke situa ties. En de gevels van die magazijnen lijn werkelijke compositie-wouderen gewor den van electrische verlichtings-kunst. Het is waar, dat het succes van die ver siering® en verlichting® ruim de kosten kont. Om zich e® idee van dat succes te vermen is het voldo®de te weten, dat er ]*6deren dag aan al die groote magazijnen een speciale orde-di®st van politieagenten noodig -is om de dichte menigte \fon groote mensch® kinder®, die Zig, Puoe, Bicot en al de andere personnages van hout en stof fen kom® bewonderen, in geregeld.® gang daar langs te leid®. En 's avonds, wanneer de gevels schit teren van duizenden licht® en kleuren, staan cpeen gepakte m®schen menigten uren en uren lang met open mond in bewondering verdiept dat sprookjes-achtige effect te aan schouwen. Zelfs van de verre buitenwijken komen de volks-Parijz®aars met heele fa milies tegelijk uit hun donkere straatjes en steegjes naar het centrum toegestroomd, om zich daar aan die fantastische lichtor- gieën te vergast®. En wat de etalages van de overige maga zijnen betreft, Parijs maakt nu bijna d® in druk, alsof daar niet veel anders verkocht 73. Ollo en Oscar nemen den volgenden dag al afscheid van vriendelijken oom Oester; ze vonden het toch maar beter om niet te lang in die gevaarlijke buurt te blijven. En al voort rijdend, vermeien ze zich in de mooie, vreemde visschen die ze zien en het prachtige blauwgroen-glanzende water. 74. Ze komen aan een vrij steile helling en rijden daar moedig tegenop. Wat een vreemde planten groeien daarl Zooiels hebben de broertjes ook al weer nooit of te nimmer gezienl Ze stappen even uit hun wagen om die zonderlinge gevaarten eens wat beter te bekijken. Groote ballen lijken het en er zijn holletjes en weggetjes in, die naar een, wie weel wat voor geheimzinnig doel leidenl De Oesterbroerljes zouden geen echlc jongens zijn, als ze niet eens even wilden kijken waar heen die geheimzinnige paadjes wel voerenl wordt dan kinderspeelgoed en etenswaren. Men ziet die artikelen nu zelfs tentoonge steld in etalages, die den heelen overigen tijd van het jaar artikelen exposeeren, die niets gemeen hebben met een kartonnen paardje of een vette gans, gereed om de tra- dltioneele kastanje-vulling te ontvangen. Kindereu en groote menschen allemaal zjjn ze in feeststemming. De kinderen, dio nu al vele malen met vader en moeder langs de prachtige etalages gewandeld zijn, en die hun liefste wenschen geopenbaard heb ben, wachten met kloppend hart de heerlijk heden af, die „le père Noël" hun brengen zaL En de groote menschen zelf, die dagen en dagen lang reeds geprikkeld zijn door de suggestie van de etalages, de adverten tie® en de reclames, houden zich gereed om hun „Réveillon" op de plezierigste wijze te vieren, te midden van muziek en de meeslependste drukte en beweging. Ja. Maar er is 6en catagorie menschen in Parijs, die dit vroolijke feest niet twee weken, of zelfs twee maanden, doch een heel jaar van te voren met vreugde tegemoet zien. Bij de gedachte daaraan alleen ai komt hun het water in den mond, en w&ar zij zich ook bevinden onder de bruggen, waar de ijskoude wintenvind blaast, op de steenen onder de portiek van een deur, of klappertandend verborgen tusschen het ma teriaal van eeu huis in aanbouw zij praten met hun makkers-in-het-ongeluk over hun verlangen naar den „Réveillon" over het verrukkelijke vooruitzicht van het genet zich dan eens door en door te verwarmen met een berd goede soep, en eens heerlijk te kun nen slapen op een behoorlijk bed, of ook zelfs maar op een harden bank, doch binnenshuis, beschut voor regen, wind en kou. Die categorie menschen is de categorie der „clochards", der dakloozen, der eeu wige zwervers en vagebonden, degenen, die nooit weten, waar ze hun nacht zullen doorbrengen, of hoe ze het aanleggen moe ten om den volgenden dag aan eten te ko men. En geloof ni6t, dat de wereld der Parjj- sche clochards maar een klein wereldje is. De statistiek wijst uit, dat er gemiddeld vijf duizend menschelijke wezens in Parijs zijn, die 's nachts buiten slapen, winter en zomer. Vijf duizend! de bevolking van een klein stadje. Wati ze eten? Het doet er niet toe wilt eten zo; er zijn er zelfs bij, die de vuilnis bakken doorzoeken, die 's nachts buitenge- Z6t worden En toch ontbreekt het geenszins aan phi- laritropische instellingen, aan nacht-asyls en aan gratis voedselnitdeeliogen in Parijs. Maai" de kwe6tie is dit. Er zijn twéé soor ten clochards. De toevallige clochards en de clochards uit overtuiging. En alleen over die tweede soort willen we het hier hebben. De eerste soort clochards is dat maar zoo eens een enkele keer, door de omstandigheden, doch warneer hij die ondervinding eens heeft meegemaakt, werkt hij zich voortaan iievsr lam om een onderdak te kunnen betalen, dan nog weer eens genoodzaakt te zijn da nachten op een boulevard-bank of onder een deur-portiek te moeten doorbrengen. De anderen dat zijn de verharde clochards, dio boven alles hun vrijheid liefhebben, 'die niet den dwang verdragen kunnen van op een bepaald uur binnen te moeten zijn in het nacht-asyl, hun identiteit bekend te maken, een pakje, dat ze bij zioh dragen te moeten afgeven tot een volgenden morgen, en .'op een vast uur naar bed te moeten gaan. Lie ver klappertanden van de kou onder een brug, liever de kans loopeo zelfs op dood- vriezen maar vrij zijn. Vrij zijn om ergens tersluiks in een donker hoekje te gaan staan, hun hoed af te nemen en een hand uit te steken naar de voorbijgangers, en zoo enkele stuivers, soms zelfs enkele francs op te halen, en die dan te gaan verdrinken met een paar makkers in een kroegje, dat hun voorkeur heeft. Anderen, zijn gedwongen clochards doordat ze 's nachts aan de Hallen werken, waar ze tegen 3 nur in den morgen allerlei karwei tjes waarnemen, boodschappen doen voor de vele kooplui, die daar tegen dat uur hun groenten, fruit, vleesch, enz. ontvangen. Nog weer anderen zijn clochards uit zui nigheids-overwegingen. Om de een of ande re reden durven ze zich niet, of niet meer aan de nacht-asyls aanmelden, en de prijs die een bed in het schamelste hotelletje zelfs hun kosten zou, geven ze liever uit vcor een kwart-liter wijn. Kerstmis! Kerstmis! de dag dat er vreug de en go-uheid heerscht in alle harten, dat bijna ieder die aan het feest deelneemt in hoe geringe mate dat ook zij gevoeliger en medelijdender van ziel is dan op ande re dagen; dien dag richten verschillende philantropische vereenigingen in Parijs speci- al6 receptie-zalen aan, waar onder feestelijke verlichting tafels gerangschikt staan. Stel u de ongehoorde weelde voor, als havelooze, uitgehongerde, van kou rillen. d6 clochard daar in zoo'n warme, feesteiijk- verlichte zaal vriendelijk ontvangen te wor den, en dan onthaald te worden op „onge hoord" heerlijke gerechten, heel wat anders dan die van de gratis voedsel-nitdeeling, en héél wat anders dan wat ze in tienderangs. winkeltjes gewend zijn voor enkele stuivers aan schamele voeding te koopen; daarbij soms de weelde nog van een halven liter wijn, hoè verschillend ran het vuile chemi sche produkt, waaraan ze zich gewoon zijn te bedrinken. En vóór hen een kerst boom, een groote, echte kerstboom, schitte rend van de kaarsen! Inderdaad, er z£n menschen in Parijs, voor wie het Kerstfeest een Goddelijke Voorzie nigheid is, die ééns in het jaar hen koes tert, hen warmt, hen verzadigt en versterkt, en hnn wat moed geeft tegen den langen, langen lijdensweg, die hun daarna weer te wachten staat. Is het te verwonderen, dat zulke menschen het Réveillon tegemoet zien als een oase in hun woestijn, dat ze tijden van te vortn er reeds over praten, ernaar verlangen, en ne dagen tellen, die hen er nog van scheiden? En is het te verwonderen, dat wanneer dé „gasten" zoo stil gezeten zijn in een war me atmosfeer onder de vriendelijke blikken van welwillende menschen, en ze zich te goed doen aan gerechten zoo smakelijk en voedzaam als ze misschien nog nóóit van hun leven gegeten hebben; is het wonder, dat dan soms hier of daar ineens een diepe zucht klinkt en een clochard zjjn hoofd in zijn handen verbergt? Dat dan weldra meer dere snikken opstijgen in de zaal, en zelfs het bedienend personeel tersluiks tranen weg veegt? De leidsters van den avond weten niet, hoe zij haar ontroering verbergen zullen, en wat ze doen zullen om wat vreugde te brengen aan die harten, die door wat warm te en wat voedsel, zooals de gemiddelde menschheid die alle dagen geniet, tot snik- kens toe ontroerd worden, i' Laten we hopen, dat het nieuwe jaar wat goedgunstig moge zijn jegens die heele me nigte van de armsten der armen, tot wat vcor fouten ze in hun ellende ook soms vervallen zijn, en dat de Kerstster hen moge vergezellen op hun dageljjksche omzwervin gen, in hun zoeken naar de meest elemen taire levens-oondities: een maaltijd en een onderkomen. M. DE ROVANNO, Parijs, 23 Deo. 1928, RECLAME. HANDEL WIJN COGNAC S LAGE RIJNDIJK 2-4 Tel. Int 356. wit f. 2.— per Hesch 4458 Naar het Engelseh van OTTWELL BINNS. 23) Bwana Rimington; er komt iemand aan. Dadelijk was de Engelschman overeind en tuurde scherp luisterend voor zich uit. Het is zoo. zei hij rustig Hoort u niets. Miss Donthorne? Honor schudde het hoofd. Neenl Maar het is toch heusch zoo. U moest maar liever uit den lichtkring van het vuur weggaan. Je kunt nooit welen! Toen Honor weggegaan was, greep hij naar zijn geweeT, terwijl hij tegelijkertijd de dragers beduidde, zich ook in de schaduw te verbergen. Allen stonden zwijgend te wachten; toen hoorde het meisje plotseling het geluid van hollende voetstappen, dat Rimington met zijn scherpere ooren al eer der had waargenomen Een donkere scha duw maakte zich los uit de omringende duisternis en een halve minuut later kwam de slanke gestalte van een inlandsche vrouw .naakt op een hel gekleurde kralen halsketting en een lendendoek na. binnen den lichtkring van hel vuur Ze wankelde even. en in het licht kon Honnr de prachtige gestalte, de gladde zwarte huid die nu vochtig was van de inspanning, en de uit drukking van doodsangst om de breede lip pen zien* Rimington deed haastig een stap naar voren en uit de uiterste verbazing klonk in zijn stem toen hij uitriep; Fatuma! De vrouw draaide zich met een ruk naar hem om; Bwanal Dat was het eenige woord wat Honor op ving; er volgde ,een snel heen en weer ge praat, waarvan ze niets begreep. Maar de uitwerking op Alex Rimington van wat ze vertelde was opmerkelijk. Zijn lange gestalte strekte zich en er kwam een uitdrukking van feilen toorn in zijn oogen. Toen ze uit gesproken had wankelde de vrouw en zou gevallen zijn, als Rimington haar niet in zijn armen had opgevangen. Daarop deed hij haar een paar korte vragen, waarop zij even kort antwoord gaf. Toen met een trek van diepe bezorgdheid op zijn gezicht, een trek, die Honor plotse ling een gevoel van pijnlijke jaloezie gaf, nam hij de uitgeputte vtouw op en droeg haar naar de dichtstbijzijnde hut. Toen hij weer te voorschijn kwam deelde hij kort en scherp een paar bevelen uit. Een van de mannen bracht het overschot van hun maaltijd naar de hut waar zich de vrouw bevond Vier andere begonnen haastig eet waren in te pakken. Rimington haastte zich naar zijn eigen tent en toen hij na een paar minuten weer te voorschijn kwam was hij uitgerust als voor een langen tocht, met twee pistolen in zijn gordel en een geweer in zijn handen. De vier dragers stonden op hem te wach ten hij monsterde hen met een vluchtigen blik en gaf kort en scherp een bevel Het viertal nam de lasten op en stond klaar om ter vertrekken; Honor, denkend dat hij haar vergat, liep snel op hem toe. Mr. Rimington, wat is er? waar gaat u heen. Ik moet dien vervloekten Legrand te pakken zien te krijgen. Maar. Het is iets particuliere. Ik kan het u nu niet uitleggen. Maar de ellendeling wist, hoe hij me dwingen kon. door een kind. Ik moet het vinden. U zult hier in elk geval veilig zijn. Hij brak af en besloot kort: Het is mijn plicht! Hij draalde zich om, gaf den hoofdman een paar bevelen, riep toen de wachtende dragers iets toe en zonder verder een woord tegen het meisje te zeg gen, begon hij zijn tocht, den donkeren nacht in. X. Na Rimington's vertrek bleven de dragers die achtergebleven waren, nog een tijdlang opgewonden redeneeren en Honor deed al haar best om uit hun druk gepraat wat wijzer te worden. Maar ze spraken een dialect dat zij niet kende. Toen bedacht ze dat ze misschien iets te hooren zou kun nen krijg® van de vrouw, die het nieuws, dat Rimington zoo hals over kop had doen vertrekken, gebracht had. De vrouw zat in de hut ineengedoken op een dierenvel, een toonbeeld van smart en wanhoop zooals Honor bij het licht van de lantaarn, die ze meegenomen had. zien kon. Ze keek pas op, toen het meisje den naam uitsprak, dien ze Mannering had hooren noemen. Fatuma De vrouw lichtte haar hoofd op, een paar glanslooze oogen keken haar zonder be langstelling aan. Je hebt een heel eind geloopen ueb je Bwanen Rimington 9lecht nieuws ge bracht? probeerde Honor in het Engelsch. Er volgde een lange stilte, de vrouw deed blijkbaar haar best om te begrijpen wat haar gevraagd werd; toen kwam op vlakken toon als een uitroep van namelooze wan hoop; Aywehl Honor aarzelde. Zou ze zich verder be moeien met de zaken van haar gastheer? Maar haar nieuwsgierigheid liet zich niet meer bedwingen. Het slechte nieuws was over een kind, dat Bwana Legrand had gestolen.... Ayweh De kleine Bwana.... mijn levenslicht! De woorden werden uitgesproken in het Swahili en Honor begreep hun beteeken is slechts ten halve. De vrouw liet zich plotse ling gaan en een heftige uitbarsting van smart, ze wiegde zich heen en weer, kreu nend als een gewond dier Honor raakte haar schouder aan, zei een paar woorden van troost en probeerde toen nog een vraag. En de kleine Bwana is hij Bwana Rimington's zoon? De vrouw gaf geen antwoord; ze zat zich heen en weer te wiegenalles om haar heen was vergeten behalve haar eigen wanhopige smart. Honor voelde oneindig medelijden in zich opkomen, maar ze wist niets om haar te troosten en de gedachte kwam plotseling bij haar op dat alieen een moeder een derge lijke smart kon voelen en niemand anders Ze trachtte die gedachte van zich af te zetten maar onwillekeurig kwam haar Rimington'9 woede weer voor den geest en zijn hartstochtelijke woorden: Door een kind Ik moet het vinden. U zult hier wel veilig zijn. In ieder geval het i9 mijn plicht 1 Plicht! fluisterde ze bij zichzelf, en er kwam een smartelijke uitdrukking op haar gezicht, terwijl ze weer staarde op de gebo gen gestalte voor haar, en ze besefte plotse ling welke gevolgtrekking ze uit dit alles maken moest. Was het mogelijk dat Alec Rimington zooals zooveel anderen. Maar ze had niet den moed die gedachte te voltooien, en daar Fatuma in haar 4o^e smart geen notitie meer scheen te nemen van haar vragen, ging ze langzaam naar haar eigen tent terug. Maar de half onuit gesproken vraag liet zich niet verjagen en kwam telkens weer, tot ze eindelijk zichzelf eens flink onder handen nam? Wat ging het haar aan? Ze kende Rimington nog geen vier en twintig uur en zou niet voor langer dan veertien dagen van zijn bescher ming afhankelijk zijnen daarna zou hij volkomen uit haar leven verdwijnen. Dat kind ging haar niets aan en als Riming ton. Maar steeds kwam Rimington's gezicht haar weer voor den geest, ongerust over haar heen gebogen, met zijn arm om haar heen en zijn hand op haar arm. Het was een goed gezicht, een gezicht dat vertrou wen inboezemde en een beeld flitste door haar heen Ze zag hem opspringen om Fa tuma op te vangen, haar in zijn armen houden, terwijl hij haar ondervroeg, toen de blik van bezorgdheid, terwijl hij haar naar de hut droeg. Ze maakte een beweging van ongeduld en liep haar tent uil. de donkere, sterrenver- lichte nacht in. Het kamp was gerepd voor den nacht het meerendee! van de ver moeide dragers had hun slaapplaatsen al opgezocht. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9