DE OOLIJKE OESTERFAMILIE.
69*e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 24 December 1928
Derde Blad
No. 21099
DE ZANGER VAN DE
KERST-VROEGMIS.
üH11
VAN EEN KALKOEN
EN EEN PLUMPUDDING.
FEUILLETON.
De Trommen van het Noodlot
In een dorp van den Hondsrug, dat zich
legen de bosschen vlijt als een kind aan
zijn moeder, bestaat al langer dan een paar
eeuwen de gewoonte, dat bij de Kerstmis een
lid of een kind der gemeente een op het
feest toepasselijk lied moet voordragen. De
dienstdoende organist moet voor de uitvoe
ring zorgen en ontvangt, naar de kroniek
meldt, „voor zijn moeite drie zilveren daal
ders in goede munt". De burgemeester heeft
de verplichting vier weken vóór Kerstmis
na te gaan cf de voorbereidingen getroffen
werden en ontvangt „daarvoor één daalder";
de zanger echter ,wien de eer te beurt valt,
mag een jaar lang den naam van „Kerst-
zanger" voeren. KUnkender belooning wordt
hem niet gegeven, want, zoo heet het in de
kroniek, .liever moet hij God danken, dat
hij door wijzen en melodieën des Hoogsten
eer en roem mag konde doen".
Het was de vierde Zondag vóór Kerstmis,
dat Henner Galbert, burgemeester en vrede
rechter. vergezeld van twee jonge mannen,
naar de overlevering verluidt, den jongen
schoolmeester, tevens organist, ging bezoe
ken om naar den zanger van de komende
Kerstmis te infonneeren. Gewoonlijk duurde
het onderhoud vijf minuten, maar ditmaal
moesten de1 leden bijna een uur wachten.
De jonge knapen vorschlen tevergeefs
naar den naam van den gekozene; de burge
meester zeide, tegen de gewoonte in. niets en
zelfs op den heilige avond wi9t nog niemand,
wie de Kerst-zanger zou zijn.
Nog nooit heerschte er in het dorp een
zoo groote nieuwsgierigheid.
De dag brak aan. Vrouw Holle*) had over
de bergen haar wille kleed gespreid, dat in
de nachtelijke uren in de kloven een diep-
violetten schijn, op de hoogten echter een
blauwigen glans verkreeg, zooals een vroege
avondhemel vermag te' toovcren. Toen om
het vierde morgenuur in de hutten en de
huizen reeds een wijle licht brandde, weer
klonken de klokken en beierden hun bron
zen stemmen over de scharen van menschen
die ter kerke togen.
Als één der laatsten trad de „dikke" (aldus
werd dezei rijkste boer der gemeente ge
noemd) met zijn vrouw het heiliz bedehuis
binnen. Oud en beverig waren beiden reeds,
daarbij stil en vereenzaamd, zooals slechts
die menschen plegen te zijn, die één enkele,
groote levensvreugde gekend hebben en
moesten afstaan.
Naast het altaar brandden op hooge, recht
standige dennen vele, vele kaarsenals in
een blijden lach van zonnestralen lag de-
zilver-beslagen tabernakel als onderge
dompeld; extra gloeiend-rood scheen do
hanglamp, waarin het eeuwige licht, door
onnaspeurbare ademtocht geliefkoosd, zacht
jes heen en weer flakkerde.
Nadat het evangelie voorgelezen was,
sprak de oude. grijze priester over 't indruk
wekkende van het Kerstmis-wonder; het was
of de toehoorders gelijk werden aan de aarde
waarover hij, de landman, het goede zaad
uitstrooide.De diepste wijding la.g over
het sobere kerkgebouwtje-, alle heerlijkheid
der wereld ruischte als een wiekslag om
allen en het scheen ais zongen de sera
fijnen
De leeraar op het orgel kon door het ven
ster zien op het ingesneeuwde dorp en de
slapende beboschte bergen en prevelde in
zichzelf: ..God. in U is de weerspiegeling van
alle zijn".
De „dikke" echter sprak diep in zijn
binnenste:
„Vader, laat mij mijn kind terugzien,
voordat ik zal sterven".
Zijn kindl zijn zoon! Musicus had hij
willen worden, wat hij, de vader, niet ge
doogde. Gymnasiast worden ging nog: daarna
terug naar de akkers, ze zelve bebouwen,
evenals hij had gedaan... Scherpe woor
den waren er gewisseld, bijna waren ze
handgemeen gewordenToen volgde
daarop nog die hofmakerij met de dochter
van den kantonrechter, dat blonde meisie.
dat ginds zoo innig in gebed verzonken
lag... Haar vader was er bij te' pas ge
komen, had opgespeeld en hij had ziin aan
klachten en verwijten ondersteund toen
Het „Sneeuw-viwwtje".
was zijn jongen weggeloopen, zonder hand
druk, zonder blik.
Jaren gingen voorbij, steeds hoopte hij de
bekende voetslappen over de vloertegels
van het voorportaal te zullen vernemen,
want evenals het Huis zijns Heeren, stond
bij hem de poort van zijn hof da* en nacht
open. Maar niemand kwam. noch eenig be
richt, eenigen groet.
„Zegen mij. want Gij zijt de verzoening"
bad de oude boer.
Vóór het Agnes Dei kwam. naar het oude
voorschrift, het gezang. Het orgel begon
zacht te preludieerenhet h ei mol ijk-k la-
teren van bergstroompjes rolden gedempt
de akkoorden af en aan; de muziek zwol,
werd tot een jubel-koraal, nam we*er af, was
opnieuw begeleiding en toen een vreemde
verrassing doorvoer de gemeente.want
wat nu inviel was geen menschelijke stem
zette week en teer een viool een innige
melodie in. die als een gebed door het kerk
gebouw voer, naar de harten der aanwezigen
Was dat niet tegen het gebruik? De geest
van enkele boeren kwam in opstand, tot zij
naar den geestelijke opzagen. En zooals deze
in droom verzonken, vóór zich heen glim
lachte. stopten zij het innerlijke van hun
mensch-zijn weg in de schrijnen van het
hart, klapten het deksel toe. gaven zich ge
heel aan dc onbekende betoovering over. die
over hen was gekomen en begrepen lang
zaam. dat de speler de zoon van den „dikke"
moe9t zijn.
De violist, hoog achter het orgel verbor
gen. had echter de oogen gesloten, wilde
niets zien. slechts alléén-zijn met zijn kunst,
want hiervan had hij als jongen gedroomd,
als hij lag in 't gras od eenzame bergweiden,
den hemel in turend met den vurigen wensch,
eenmaal te mogen vioolspelen en dan bij do
Kerstmis.1 Wel moest er eigenlijk gezon
gen worden maar wat deed het er toel
Stevig hield hij het instrument onder de
kin gedrukt; bewust en zeker voerde hij den
stok: zijn vingers grepen in de snaren als
grepen zij naar het geluk. Dat moesten ze
ook. Gehongerd had hij ginds, als een bede
laar gebrek geleden, en ten slotte toch. na
veel nood en ontbering, den weg tot het doel
gevonden, tot het waarachtige kunstenaar
schap en zijn erkenning. Nu ging het om de
kroon op al zijn streven: terug te winnen,
wat hij eens in opstandigen jeugd-trots ver
loor, ouderhuis en ouders, misschien nog
moer, want steeds bleef het verlangen en
het zoeken naar de beminde ziiner jeugd.
Nimmer vereenigd geweest als nu-, wat zij
jubelde en klaagde, wat zij vroeg en bedelde,
't was alles zijn eigen stem. die door middel
van de snaren in gouden, reine, betooverende
klanken uitzei, wat er in heimelijke uren
zich in zijn ziel bewoog.
En dc boeren lieten zich gevangen nemen
door dit spel, dat zij nooit zoo volmaakt ge
hoord hadden; zij bogen het hoofd en ver
namen de klanken-weelde al9 een open
baring. Den kantonrechter, die cc-woon was
om ook in de kerk zijn baardig gezicht ge
wichtigheid hij te zetten, onderging gedeelde
gevoelens: zijn blik dwaalde van omhoog,
waar hij den violist zocht, naar zijn dochter,
die haar ontroering met moeite trachtte te
verbergen. Toen hij zag, dat zij naar de
vrouw van den „dikke" heen schoof, haar
arm om de oude, grijze moeder legde, die
zacht zat te schreien wist hij, dat zij den
zoon niet had vergeten.
Toen de godsdienstoefening was afge-
loopen, stond bijna niemand op. Men liet den
ouden, rijken boer en zijn vrouw vóórgaan
over het middelpad; alle harten keerden
zich tot hen beiden en toen. bij de plaats,
waar de trap naar het koor omhoog voert,
de zoon zich in de armen der ouders wierp,
werd menig oog vochtig en sprak menigd
mond een lief woord.
Den volgenden morgen schreef de geeste
lijke in het kerkboek:
„De Kerstmis-zanger was het ecnig kind
van den heereboer. Johannes Steeger ge-
heeten, professor aan een conservatorium
voor muziek. Hij speelde viool, maar zijn
spelen was al9 het zingen van een menscheu
lijke stem, zoodat de oude regelen niet te
kort werden gedaan Hij heeft zich verloofd
met de dochter van den kantonrechter'. Moge
God's zegen met die der ouders het jonge
paar door een heerlijk leven vergezellen.
67. „En als die kabel en alle menschen die de telegraaf
bedienen het hunne hebben gedaan, dan springt ergens in dat
andere werelddeel, een telegrammenbesteller, op zijn fiets cn
brengt de overgekomen boodschap weg. En dan zeggen de
menschen, hoofdschuddend; „Wat i9 het toch een prachtige
uitvinding. Ja, ja, het is een wijze oude visschendame,
die tante Zeekat en de broertjes moeten beschaamd toegeven,
dat er nog heel wat in de wereld is waarvan ze geen idéé
hadden!
68. Hel leukste is dat ze een heeleboel kunnen verslaan
van die boodschappen der menschen, als ze hun oor te luiste
ren leggen aan den kabel. Er is veel bij dat ze natuurlijk vol
strekt niet begrijpen, maar toch ook een en ander, dat hen met
zooveel nieuwsgierigheid vervult naar het leven op aarde, dat
Ollo tegen Oscar zegt: „Als het kan, zou ik dolgraag eens op
het droge willen rondneuzen, Oscar. Zou dat kunnen, denk jc?"
En Oscar zegt: „Wie weet, we zullen het eens vragen!"
RECLAME.
kan ik U in 3 woorden keggen:
„Op de werking"!
Wat heeft U aan een goed
koop huismiddel, waar U geen
baat bil vindt? Wenscht U
echter een middel dat U wer
kelijk van Uw lastige en
gevaarlijke verkoudheid af
helpen kan, neemt U dan
COFFIEASPIRINI
Zooals U uit het BAYERskruis
op de verpakking blijkt, is het een
product van het over de gehecle
wereld bekende huls „®oye%", en
dus daarom Uw verfronwen
waardig.
4111
Naar het Engelsch van A. L. HARRIS.
Nadruk verboden.
De vrachtwagen hield stil voor een groote
étagewoning, twee manden werden eruit ge
tild en vele trappen op naar boven gedra
gen tot op het portaaltje, waar twee deu
ren van gelijken vorm en grootte als zwij
gende wachters zich tegenover elkaar be
vonden. Op de groote mand stond: „mr. Ed
ward Meekin", op de kleine: „Miss Tiffen".
De man gaf een stevigen klop op elk der
deuren, onderwijl een vroolijk deuntje Rui
tend met het reslantje adem dat over was,
na den langen klauter.
Van achter de deur rechts weerklonk het
getik eener type-machine, dat direct bij het
kloppen ophield; een stoel werd verschoven
en meteen de deur geopend door een niet on
aardige vrouw, die echter de eerste jeugd
gepasseerd was.
Miss Tiffen? vroeg de man.
Voor mij? klonk het blij en meteen werd
de kaart afgeteekend en den man een „pret
tig Kerstfeest gewenscht. De deur zou direct
weer zijn toegegaan, had de man met een
knikje naar de andere deur haar daarin niet
verhinderd.
Dóir schijnt niemand thuis?" vroeg hij.
Miss Tiffen bloosde flauwtjes, hoewel er
geen reden voor scheen.
O, o. je bedoelt bij meneer Meekin? Is
die andere mand voor hem? Neen, niet eer
der dan over een uurtje komt hij, geloof ik,
thuis.
Rij mij laten? Miss Tiffen scheen even
onzeker over dat voorstel, doch direct liet
zij haar toestemming volgen.
Moet ik nu voor hem teekenen? O, jé!
Haar hand trilde even. Doch de zaak was
in een oogwenk in orde en haar deur ging
toe. Maar het typen lukte niet vlot meer,
telkens dwaalden haar oogpn af naar die
andere groote mand. Zij wist wat de hare
bevatle: een plumpudding, die haar nicht uit
Devonshire haar elk jaar toezond, tegelijk
met een blik zoete room.
Zou de tndere mand van denzelfden in
houd zijn en als dat zoo was, zou hij kans
zien een en ander op Ie warmen? Man
nen waren soms zoo stumperig in huishou
delijke aangelegenheden.
Meneer Meekin gebruikt zijn maaltijden
bijna altijd buitenshuis, hoewel zij wel ge
loofde dat hij cenige blikjes in zijn buffetje
had staan. Ja. zij had weieens eventjes naar
binnen gegluurd, als de werkvrouw zijn ka
mers deed Een? zou zij het ooit verge
len had zij den durf gehad bij hem aan
te kloppen om hem le vragen naar een
bükjes-mesje In zijn hemdsmouwen was hij
aan de deur verschenen, zijn gezicht vol
zeep. denkende dat hij den jongen met het
Zondagsblad vóór zich zou zic-n. Beiden had
den sterk gebloosd.
Meneer Meekin, bewust van het onmoge
lijke figuur dat hij sloeg, doch tegelijk we
tend dat hij in een onberispelijk-schoon,
Zondagsch overhemd 9tond. was teruggeijld
en had met ééne handbeweging èn gezicht
ontmaskerd èn een jas aangeschoten èn
naar 't verlangde voorwerp gegrepen en
was terug, nog voordat miss Tiffen tijd had
gevonden haar gebedje „om fe mogen ver
gaan" geheel had uitgezucht.
Sedert dat voorvalletje had zij altijd ge
bloosd bij bet booren van zijn naam en
meneer Meekin had onwillekeurig tersluiks
langs zijn kin geveegd, steeds wanneer hij,
bij wijze van spreken, het blikjcs-open-
makertje in het oog kreeg.
Beiden hadden, elk voor zich, gelegen
heid gevonden wat meer van elkander te
weten te komen. Meneer Meekin was een
ouderwetsche klerk op een ouderwetsch
koopmanskantoor; hij wist dat miss Tiffen
een typiste was en van het typen van ma
nuscripten moest leven. Een zeer bekend
schrijver gebruikte haar voor dat doel. Zij
bezat geen andere familie dan de nicht
builen en hield haar slaap- en zitkamer al
léén in orde.
Miss Tiffen van haar kant was op de
hoogte van mr. Meekin, in zooverre, dat hij
evenals zij alleen op de wereld was. dat hij
een étage prefereerde boven kamers, omdat
hij een afkeer van „huisjuffrouwen" had en
dat hij. hoewel hij zorgde voor eigen koffie
en eigen gekookte eitjes bij zijn ontbijt niet
anders dan een werkster had. die zijn ka
mers netjes hield. Zij vermoedde, dat hij
ongeveer vijftig jaar oud zou zijn; hoewel
niet direct mooi, was hij in haar oogen een
„heer". Zij was nieuwsgierig wat hij over
hé&r dacht Of hij haar jonger dan haar ja
ren dacht twee-en-veertig komende
Paschen? Of hij gezien had. dat haar haar
een natuurlijke golf had. wat een begin
van grijs-worden verborg.
Uitgezonderd het voorvalletje dien Zon
dagmorgen, bestond hun omgang in het
wisselen van kleine, onbeduidende zin
netjes, als zij toevallig op het portaal of de
trap elkaar ontmoetten.
Maar nu hadt je daar de korfl
Miss Tiffpn hoorde zijn stap, precies om
half zeven en opende nu met een klein
kuchje de buitenste deur harer woning.
Meneer Meekin vóór de zijne, keerde
zich om en zei „goeien-avond" in de don
kere ruimte.
Er is, hm, hm, er slaat hier een mand
voor U, dat wil zeggen, de besteller liet
haar bij mij, daar U niet thuis was.
Een mand? vroeg meneer Meekin ver
baasd. Ik zou weieens willen weten, wie in
de wereld mij een mand zou zenden! Dank
U ten zeerste, miss Tiffen, ik kom haar
dadelijk bij U weghalen. Hij haastte zich
naar haar kamer en de mand opbeurend,
zei hij:
Een zwaar vrachtje, waarachjes, ik zou
weieens willen welen wie.
Heel zwaar, beaamde miss Tiffen, ter
wijl ze het andere handvat opnam. Een
echte Kerstmand, ik zelve had er ook een
met een plumpudding.
Misschien zond iemand mij ook wel een
plumpudding. Wacht mag ik? mag ik di
rect maar eens kijken?
Ja, ja, doet U datl juichte miss Tiffen op
gewonden, wat haar heel goed stond,
Naar het Engete-h van
OTTWELL BINNS.
201
Hij liep naar de opening van de tent en
op hetzelfde oogenblik stak een van de dra
gers zijn hoofd naar binnen.
Bwana, er komt iemand aan uit het
bosch.
Aha. Dat zal Jules Legrand zijn. Ik
ben benieuwd of we voor uw verloofde zul
len moeten vechten, miss Donthorne.
Hij liep naar builen en op hetzelfde oogen
blik klonk Jules Legrand stem dreigend:
Diable, monsieur, wat doet u hier in mijn
kamp?
Honur liep haastig de tent uit en zag Ri-
mington naar het vuur toegaan en er met
zijn voet een nieuw stuk hout op schoppen.
De vlammen laaiden bijna dadelijk hoog op
en ze zag hoe de twee mannen elkaar zwij
gend aankeken over het vuur; ze zag ook
hoe er een blik van ontsteltenis op Legrand's
bleek gezicht was gekomen.
Toen lachte Rimington kort.
Herken je me. Legrand? Ja? Dan zal
ik je vertellen wat ik hier doe. Ik ben hier
gekomen op verzoek van miss Donthorne
om Sir George mee te nemen.
Alle duivels begon de ander woe
dend. maar Rimington vervolgde;
Je schijnt verbaasd te zijn Legrand.
Dat begrijp ik. Maar de wonderen zijn de
wereld nog niet uit En deze ontmoeting ie
een van die wonderen. Of vergis ik me? Is
die man daar in de tent....
Monsieur!
Er lag iets waarschuwends in die stem en
Legrands oogen flitsten snel in Honor's
richting mei een veelbeteekenenden blik.
Het meisje merkte dien blik op en vroeg
zich af wat die beteekende. terwijl Riming
ton blijkbaar iets anders zei dan hij oor
spronkelijk van plan was geweest.
Mannering gaat met mij mee.
Non! riep de Franschman heftig.
Ja. Miss Donthorne heeft hel mij ver
zocht en het is aan haar om te zeggen, waar
Sir George heen moet.
Legrand wendde zich met een ruk naar
Honor.
Mademoiselle, u weet niet wat u doet!
Deze man. hij is de ergste vijand van
uw verloofde!'Als die er zelf toe in staat
was, zou hij u verbieden te gaan. U moet.
hier bij ons blijven Dat zou Mannering's
wensch zijn. Ik smeek.... verander uw
plan en blijf.
Het meisje keek van den één naar den
ander, en zag dat Rimington's oogen haar
ernstig aanzagen. Hij negeerde de woor
den van den ander, en vroeg eenvoudig:
Gaat u mee?
Honor aarzelde geen oogenblik. Er was
veel dat ze niet begreep, maar dat Legrand
beweerde, maakte niet den minsten indruk
op haar
Ja. zei ze.
Nee! voor den duivel riep Legrand,
terwijl hij epn snelle beweging maakte Er
flitste iet* in het licht van het vuur. en Ho-
nor zag dal het een zwaar automatisch
pistool was Ze wachtte, zonder eenige
vrees, want diep in haar hart was het vaste
vertrouwen, dat de Engalschraan met zijn
ernstige oogen ook deze hinderpaal zou over
winnen. Onderwijl stond Legrand malicieus
en triomfantelijk te lachen.
Monsieur Rimington. wilt u zoo goed
zijn onmiddellijk te vertrekken. En u. made
moiselle moest maar naar uw tent gaan.
Het is uit met de dwaasheid
Het meisje wierp een snellen blik op Ri
mington, die bijna onmerkbaar knikte, en
liep langzaam naar haar tent. Ze had nog
maar een paar 9tappen gedaan, toen ze den
Franschman hoorde lachen en dreigend be
velen
Vooruit, hond!
Wel Legrand, aangezien er niets anders
opzit Ze draaide haar hoofd om bij die
onverschillige woorden en zag, wat er ge
beurde.
Rimington sprong lenig al9 een lijger,
dwars over het vuur. uit Legrand's
pistool kwatn een lichte flits, nog één. en
nog één .rnaar de kogels floten lusschen do
toppen van de boomen, want Rimington's
eene hand had den Franschman bij de pols
gegrepen, terwijl de andere hem vasthield
bij den nek.
Het schieten hield op en de Engelschman
deed een stap achteruit, zijn gebalde vuist
school uit en trof den ander precies op het
hart Legrand zwaaide achterover, verloor
zijn evenwicht door de kracht van den slag,
viel en bleef onbewegelijk liggen. Uit de
duisternis kwamen zijn dragers aanhollen,
opgeschrikt door de revolverschoten: maar
Alec Rimington draaide zich om en zei op
gebiedende toon iets tegen hen en ze bleven
staan als verschrikte schapen terwijl de een
na de ander naar het vuur afdroop Riming
ton lachte en gaf zijn eigen mannen een
kort bevel met een blik op den bewustelo
zen Legrand.
Log den zieken Bwana uil de tent op
de draagbaar en vouw de tent op. Die
tweede ook.
De dragers haastten zich zijn bevel uit
te voeren terwijl de Engelschman een wa
kend oog hield op de inboorlingen bij het
vuur en hunne hulpeloozen meester. In
wonderbaarlijk korten tijd lag Mannering op
de draagbaar, de tenten waren opgebroken
en ze waren klaar om te vertrekken, en toen
pas maakte Rimington aanstalten om te
zien hoe hel met zijn overwonnen vijand
was. Terwijl hij zich over hem bukte, liep
Honor op hem toe.
Is. is hij dood?
Ik ben bang van niet, was het laco
nieke antwoord. Tk had hem tot moslerd
moeten slaan, schurk dat hij is! Maar daar
is nu niets meer aan te doen Een weerloos
man kan ik niets doen. Kom. miss Don
thorne. we moeten gaan!
En ze trokken weg van Jules Legrand en
zijn angstige dragers, het bosch in. waar
veiligheid hen wachtte.
IX.
De zon wa9 nog niet opgegaan, maar in
Rimingtons kamp was alles al in beweging
en toen Honor te voorschijn kwam uit Man-
nerings tent, stond het ontbijt klaar en wa
ren de dragers bezig alles gereed le maken
voor het vertrek.
Morgen. mis9 Donthorne. begroette Ri
mington haar. Ik hoop dat de wederwaar
digheden van gisterenavond u geen kwaad
hebben gedaan?
Absoluut niet. antwoordde ze opge
wekt
Prachtig! En de patiënt?
Vast in slaap Ik geloof dat hij Tra wer
kelijk geen koorts meer heeft
Ik hoop het, maar het is altijd een
hardnekkige geschiedenis.
Zijn toon verontrustte Honor. Hij 6cheen
volkomen onverschillig ten opzichte van
Mannering. Ze zag de toebereidselen voor
het vertrek en vroeg:
Gaan we weg?
Ja zoo gauw als u ontbeten hebt. miss
Donthorne en de zon op is.
Ze wierp een aarzelenden blik in do rich
ting van Mannering'9 tent.
Rimington raadde haar onuitgesproken
gedachte.
U bent ongerust over Mannering; is
hel dat? Maar van twee kwaden moeten
wc het minste kiezen Als we niet weg gaan
zullen we den strijd tegen Legrand moeten
aanbinden, want hij zal het er zeker niet bij
laten. De wouden van de Congo zijn Hyde
Park nietl Er gebeuren dingen in Afrika die
nooit in de Times komen Het eenige recht
dat hier geldt is het recht van de sterkste;
en we zouden in de pan gehakt kunnen wor
den. zonder dat de Belgen in M* Buba er
ooit iets van zouden merken En er zijn mo
gelijkheden in dit geval die u niet kent,
miss Donthorne. Legrand is een vreemde
persoonlijkheid.
Dat weet ik., zei ze.
O wist u het? wel. maar er zijn andere
dingen, die u niet weet Hij is kopk ei
met de stammen hier in de buurt ïk ver
denk hem van praktijken waar u van zoudt
gruwen. Hij heeft geweldigen invloed op de
inboorlingen hier Als hij er werkelijk zijn
zinnen op gezet hpeft om ons te krijgen en
dat heeft hij zeker dan staat ons een
vroolijken tijd fe wachten.
(Wordt vervolgd)