DE OOLIJKE OESTERFAMILIE. 69*e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 24 December 1928 Derde Blad No. 21099 DE ZANGER VAN DE KERST-VROEGMIS. üH11 VAN EEN KALKOEN EN EEN PLUMPUDDING. FEUILLETON. De Trommen van het Noodlot In een dorp van den Hondsrug, dat zich legen de bosschen vlijt als een kind aan zijn moeder, bestaat al langer dan een paar eeuwen de gewoonte, dat bij de Kerstmis een lid of een kind der gemeente een op het feest toepasselijk lied moet voordragen. De dienstdoende organist moet voor de uitvoe ring zorgen en ontvangt, naar de kroniek meldt, „voor zijn moeite drie zilveren daal ders in goede munt". De burgemeester heeft de verplichting vier weken vóór Kerstmis na te gaan cf de voorbereidingen getroffen werden en ontvangt „daarvoor één daalder"; de zanger echter ,wien de eer te beurt valt, mag een jaar lang den naam van „Kerst- zanger" voeren. KUnkender belooning wordt hem niet gegeven, want, zoo heet het in de kroniek, .liever moet hij God danken, dat hij door wijzen en melodieën des Hoogsten eer en roem mag konde doen". Het was de vierde Zondag vóór Kerstmis, dat Henner Galbert, burgemeester en vrede rechter. vergezeld van twee jonge mannen, naar de overlevering verluidt, den jongen schoolmeester, tevens organist, ging bezoe ken om naar den zanger van de komende Kerstmis te infonneeren. Gewoonlijk duurde het onderhoud vijf minuten, maar ditmaal moesten de1 leden bijna een uur wachten. De jonge knapen vorschlen tevergeefs naar den naam van den gekozene; de burge meester zeide, tegen de gewoonte in. niets en zelfs op den heilige avond wi9t nog niemand, wie de Kerst-zanger zou zijn. Nog nooit heerschte er in het dorp een zoo groote nieuwsgierigheid. De dag brak aan. Vrouw Holle*) had over de bergen haar wille kleed gespreid, dat in de nachtelijke uren in de kloven een diep- violetten schijn, op de hoogten echter een blauwigen glans verkreeg, zooals een vroege avondhemel vermag te' toovcren. Toen om het vierde morgenuur in de hutten en de huizen reeds een wijle licht brandde, weer klonken de klokken en beierden hun bron zen stemmen over de scharen van menschen die ter kerke togen. Als één der laatsten trad de „dikke" (aldus werd dezei rijkste boer der gemeente ge noemd) met zijn vrouw het heiliz bedehuis binnen. Oud en beverig waren beiden reeds, daarbij stil en vereenzaamd, zooals slechts die menschen plegen te zijn, die één enkele, groote levensvreugde gekend hebben en moesten afstaan. Naast het altaar brandden op hooge, recht standige dennen vele, vele kaarsenals in een blijden lach van zonnestralen lag de- zilver-beslagen tabernakel als onderge dompeld; extra gloeiend-rood scheen do hanglamp, waarin het eeuwige licht, door onnaspeurbare ademtocht geliefkoosd, zacht jes heen en weer flakkerde. Nadat het evangelie voorgelezen was, sprak de oude. grijze priester over 't indruk wekkende van het Kerstmis-wonder; het was of de toehoorders gelijk werden aan de aarde waarover hij, de landman, het goede zaad uitstrooide.De diepste wijding la.g over het sobere kerkgebouwtje-, alle heerlijkheid der wereld ruischte als een wiekslag om allen en het scheen ais zongen de sera fijnen De leeraar op het orgel kon door het ven ster zien op het ingesneeuwde dorp en de slapende beboschte bergen en prevelde in zichzelf: ..God. in U is de weerspiegeling van alle zijn". De „dikke" echter sprak diep in zijn binnenste: „Vader, laat mij mijn kind terugzien, voordat ik zal sterven". Zijn kindl zijn zoon! Musicus had hij willen worden, wat hij, de vader, niet ge doogde. Gymnasiast worden ging nog: daarna terug naar de akkers, ze zelve bebouwen, evenals hij had gedaan... Scherpe woor den waren er gewisseld, bijna waren ze handgemeen gewordenToen volgde daarop nog die hofmakerij met de dochter van den kantonrechter, dat blonde meisie. dat ginds zoo innig in gebed verzonken lag... Haar vader was er bij te' pas ge komen, had opgespeeld en hij had ziin aan klachten en verwijten ondersteund toen Het „Sneeuw-viwwtje". was zijn jongen weggeloopen, zonder hand druk, zonder blik. Jaren gingen voorbij, steeds hoopte hij de bekende voetslappen over de vloertegels van het voorportaal te zullen vernemen, want evenals het Huis zijns Heeren, stond bij hem de poort van zijn hof da* en nacht open. Maar niemand kwam. noch eenig be richt, eenigen groet. „Zegen mij. want Gij zijt de verzoening" bad de oude boer. Vóór het Agnes Dei kwam. naar het oude voorschrift, het gezang. Het orgel begon zacht te preludieerenhet h ei mol ijk-k la- teren van bergstroompjes rolden gedempt de akkoorden af en aan; de muziek zwol, werd tot een jubel-koraal, nam we*er af, was opnieuw begeleiding en toen een vreemde verrassing doorvoer de gemeente.want wat nu inviel was geen menschelijke stem zette week en teer een viool een innige melodie in. die als een gebed door het kerk gebouw voer, naar de harten der aanwezigen Was dat niet tegen het gebruik? De geest van enkele boeren kwam in opstand, tot zij naar den geestelijke opzagen. En zooals deze in droom verzonken, vóór zich heen glim lachte. stopten zij het innerlijke van hun mensch-zijn weg in de schrijnen van het hart, klapten het deksel toe. gaven zich ge heel aan dc onbekende betoovering over. die over hen was gekomen en begrepen lang zaam. dat de speler de zoon van den „dikke" moe9t zijn. De violist, hoog achter het orgel verbor gen. had echter de oogen gesloten, wilde niets zien. slechts alléén-zijn met zijn kunst, want hiervan had hij als jongen gedroomd, als hij lag in 't gras od eenzame bergweiden, den hemel in turend met den vurigen wensch, eenmaal te mogen vioolspelen en dan bij do Kerstmis.1 Wel moest er eigenlijk gezon gen worden maar wat deed het er toel Stevig hield hij het instrument onder de kin gedrukt; bewust en zeker voerde hij den stok: zijn vingers grepen in de snaren als grepen zij naar het geluk. Dat moesten ze ook. Gehongerd had hij ginds, als een bede laar gebrek geleden, en ten slotte toch. na veel nood en ontbering, den weg tot het doel gevonden, tot het waarachtige kunstenaar schap en zijn erkenning. Nu ging het om de kroon op al zijn streven: terug te winnen, wat hij eens in opstandigen jeugd-trots ver loor, ouderhuis en ouders, misschien nog moer, want steeds bleef het verlangen en het zoeken naar de beminde ziiner jeugd. Nimmer vereenigd geweest als nu-, wat zij jubelde en klaagde, wat zij vroeg en bedelde, 't was alles zijn eigen stem. die door middel van de snaren in gouden, reine, betooverende klanken uitzei, wat er in heimelijke uren zich in zijn ziel bewoog. En dc boeren lieten zich gevangen nemen door dit spel, dat zij nooit zoo volmaakt ge hoord hadden; zij bogen het hoofd en ver namen de klanken-weelde al9 een open baring. Den kantonrechter, die cc-woon was om ook in de kerk zijn baardig gezicht ge wichtigheid hij te zetten, onderging gedeelde gevoelens: zijn blik dwaalde van omhoog, waar hij den violist zocht, naar zijn dochter, die haar ontroering met moeite trachtte te verbergen. Toen hij zag, dat zij naar de vrouw van den „dikke" heen schoof, haar arm om de oude, grijze moeder legde, die zacht zat te schreien wist hij, dat zij den zoon niet had vergeten. Toen de godsdienstoefening was afge- loopen, stond bijna niemand op. Men liet den ouden, rijken boer en zijn vrouw vóórgaan over het middelpad; alle harten keerden zich tot hen beiden en toen. bij de plaats, waar de trap naar het koor omhoog voert, de zoon zich in de armen der ouders wierp, werd menig oog vochtig en sprak menigd mond een lief woord. Den volgenden morgen schreef de geeste lijke in het kerkboek: „De Kerstmis-zanger was het ecnig kind van den heereboer. Johannes Steeger ge- heeten, professor aan een conservatorium voor muziek. Hij speelde viool, maar zijn spelen was al9 het zingen van een menscheu lijke stem, zoodat de oude regelen niet te kort werden gedaan Hij heeft zich verloofd met de dochter van den kantonrechter'. Moge God's zegen met die der ouders het jonge paar door een heerlijk leven vergezellen. 67. „En als die kabel en alle menschen die de telegraaf bedienen het hunne hebben gedaan, dan springt ergens in dat andere werelddeel, een telegrammenbesteller, op zijn fiets cn brengt de overgekomen boodschap weg. En dan zeggen de menschen, hoofdschuddend; „Wat i9 het toch een prachtige uitvinding. Ja, ja, het is een wijze oude visschendame, die tante Zeekat en de broertjes moeten beschaamd toegeven, dat er nog heel wat in de wereld is waarvan ze geen idéé hadden! 68. Hel leukste is dat ze een heeleboel kunnen verslaan van die boodschappen der menschen, als ze hun oor te luiste ren leggen aan den kabel. Er is veel bij dat ze natuurlijk vol strekt niet begrijpen, maar toch ook een en ander, dat hen met zooveel nieuwsgierigheid vervult naar het leven op aarde, dat Ollo tegen Oscar zegt: „Als het kan, zou ik dolgraag eens op het droge willen rondneuzen, Oscar. Zou dat kunnen, denk jc?" En Oscar zegt: „Wie weet, we zullen het eens vragen!" RECLAME. kan ik U in 3 woorden keggen: „Op de werking"! Wat heeft U aan een goed koop huismiddel, waar U geen baat bil vindt? Wenscht U echter een middel dat U wer kelijk van Uw lastige en gevaarlijke verkoudheid af helpen kan, neemt U dan COFFIEASPIRINI Zooals U uit het BAYERskruis op de verpakking blijkt, is het een product van het over de gehecle wereld bekende huls „®oye%", en dus daarom Uw verfronwen waardig. 4111 Naar het Engelsch van A. L. HARRIS. Nadruk verboden. De vrachtwagen hield stil voor een groote étagewoning, twee manden werden eruit ge tild en vele trappen op naar boven gedra gen tot op het portaaltje, waar twee deu ren van gelijken vorm en grootte als zwij gende wachters zich tegenover elkaar be vonden. Op de groote mand stond: „mr. Ed ward Meekin", op de kleine: „Miss Tiffen". De man gaf een stevigen klop op elk der deuren, onderwijl een vroolijk deuntje Rui tend met het reslantje adem dat over was, na den langen klauter. Van achter de deur rechts weerklonk het getik eener type-machine, dat direct bij het kloppen ophield; een stoel werd verschoven en meteen de deur geopend door een niet on aardige vrouw, die echter de eerste jeugd gepasseerd was. Miss Tiffen? vroeg de man. Voor mij? klonk het blij en meteen werd de kaart afgeteekend en den man een „pret tig Kerstfeest gewenscht. De deur zou direct weer zijn toegegaan, had de man met een knikje naar de andere deur haar daarin niet verhinderd. Dóir schijnt niemand thuis?" vroeg hij. Miss Tiffen bloosde flauwtjes, hoewel er geen reden voor scheen. O, o. je bedoelt bij meneer Meekin? Is die andere mand voor hem? Neen, niet eer der dan over een uurtje komt hij, geloof ik, thuis. Rij mij laten? Miss Tiffen scheen even onzeker over dat voorstel, doch direct liet zij haar toestemming volgen. Moet ik nu voor hem teekenen? O, jé! Haar hand trilde even. Doch de zaak was in een oogwenk in orde en haar deur ging toe. Maar het typen lukte niet vlot meer, telkens dwaalden haar oogpn af naar die andere groote mand. Zij wist wat de hare bevatle: een plumpudding, die haar nicht uit Devonshire haar elk jaar toezond, tegelijk met een blik zoete room. Zou de tndere mand van denzelfden in houd zijn en als dat zoo was, zou hij kans zien een en ander op Ie warmen? Man nen waren soms zoo stumperig in huishou delijke aangelegenheden. Meneer Meekin gebruikt zijn maaltijden bijna altijd buitenshuis, hoewel zij wel ge loofde dat hij cenige blikjes in zijn buffetje had staan. Ja. zij had weieens eventjes naar binnen gegluurd, als de werkvrouw zijn ka mers deed Een? zou zij het ooit verge len had zij den durf gehad bij hem aan te kloppen om hem le vragen naar een bükjes-mesje In zijn hemdsmouwen was hij aan de deur verschenen, zijn gezicht vol zeep. denkende dat hij den jongen met het Zondagsblad vóór zich zou zic-n. Beiden had den sterk gebloosd. Meneer Meekin, bewust van het onmoge lijke figuur dat hij sloeg, doch tegelijk we tend dat hij in een onberispelijk-schoon, Zondagsch overhemd 9tond. was teruggeijld en had met ééne handbeweging èn gezicht ontmaskerd èn een jas aangeschoten èn naar 't verlangde voorwerp gegrepen en was terug, nog voordat miss Tiffen tijd had gevonden haar gebedje „om fe mogen ver gaan" geheel had uitgezucht. Sedert dat voorvalletje had zij altijd ge bloosd bij bet booren van zijn naam en meneer Meekin had onwillekeurig tersluiks langs zijn kin geveegd, steeds wanneer hij, bij wijze van spreken, het blikjcs-open- makertje in het oog kreeg. Beiden hadden, elk voor zich, gelegen heid gevonden wat meer van elkander te weten te komen. Meneer Meekin was een ouderwetsche klerk op een ouderwetsch koopmanskantoor; hij wist dat miss Tiffen een typiste was en van het typen van ma nuscripten moest leven. Een zeer bekend schrijver gebruikte haar voor dat doel. Zij bezat geen andere familie dan de nicht builen en hield haar slaap- en zitkamer al léén in orde. Miss Tiffen van haar kant was op de hoogte van mr. Meekin, in zooverre, dat hij evenals zij alleen op de wereld was. dat hij een étage prefereerde boven kamers, omdat hij een afkeer van „huisjuffrouwen" had en dat hij. hoewel hij zorgde voor eigen koffie en eigen gekookte eitjes bij zijn ontbijt niet anders dan een werkster had. die zijn ka mers netjes hield. Zij vermoedde, dat hij ongeveer vijftig jaar oud zou zijn; hoewel niet direct mooi, was hij in haar oogen een „heer". Zij was nieuwsgierig wat hij over hé&r dacht Of hij haar jonger dan haar ja ren dacht twee-en-veertig komende Paschen? Of hij gezien had. dat haar haar een natuurlijke golf had. wat een begin van grijs-worden verborg. Uitgezonderd het voorvalletje dien Zon dagmorgen, bestond hun omgang in het wisselen van kleine, onbeduidende zin netjes, als zij toevallig op het portaal of de trap elkaar ontmoetten. Maar nu hadt je daar de korfl Miss Tiffpn hoorde zijn stap, precies om half zeven en opende nu met een klein kuchje de buitenste deur harer woning. Meneer Meekin vóór de zijne, keerde zich om en zei „goeien-avond" in de don kere ruimte. Er is, hm, hm, er slaat hier een mand voor U, dat wil zeggen, de besteller liet haar bij mij, daar U niet thuis was. Een mand? vroeg meneer Meekin ver baasd. Ik zou weieens willen weten, wie in de wereld mij een mand zou zenden! Dank U ten zeerste, miss Tiffen, ik kom haar dadelijk bij U weghalen. Hij haastte zich naar haar kamer en de mand opbeurend, zei hij: Een zwaar vrachtje, waarachjes, ik zou weieens willen welen wie. Heel zwaar, beaamde miss Tiffen, ter wijl ze het andere handvat opnam. Een echte Kerstmand, ik zelve had er ook een met een plumpudding. Misschien zond iemand mij ook wel een plumpudding. Wacht mag ik? mag ik di rect maar eens kijken? Ja, ja, doet U datl juichte miss Tiffen op gewonden, wat haar heel goed stond, Naar het Engete-h van OTTWELL BINNS. 201 Hij liep naar de opening van de tent en op hetzelfde oogenblik stak een van de dra gers zijn hoofd naar binnen. Bwana, er komt iemand aan uit het bosch. Aha. Dat zal Jules Legrand zijn. Ik ben benieuwd of we voor uw verloofde zul len moeten vechten, miss Donthorne. Hij liep naar builen en op hetzelfde oogen blik klonk Jules Legrand stem dreigend: Diable, monsieur, wat doet u hier in mijn kamp? Honur liep haastig de tent uit en zag Ri- mington naar het vuur toegaan en er met zijn voet een nieuw stuk hout op schoppen. De vlammen laaiden bijna dadelijk hoog op en ze zag hoe de twee mannen elkaar zwij gend aankeken over het vuur; ze zag ook hoe er een blik van ontsteltenis op Legrand's bleek gezicht was gekomen. Toen lachte Rimington kort. Herken je me. Legrand? Ja? Dan zal ik je vertellen wat ik hier doe. Ik ben hier gekomen op verzoek van miss Donthorne om Sir George mee te nemen. Alle duivels begon de ander woe dend. maar Rimington vervolgde; Je schijnt verbaasd te zijn Legrand. Dat begrijp ik. Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit En deze ontmoeting ie een van die wonderen. Of vergis ik me? Is die man daar in de tent.... Monsieur! Er lag iets waarschuwends in die stem en Legrands oogen flitsten snel in Honor's richting mei een veelbeteekenenden blik. Het meisje merkte dien blik op en vroeg zich af wat die beteekende. terwijl Riming ton blijkbaar iets anders zei dan hij oor spronkelijk van plan was geweest. Mannering gaat met mij mee. Non! riep de Franschman heftig. Ja. Miss Donthorne heeft hel mij ver zocht en het is aan haar om te zeggen, waar Sir George heen moet. Legrand wendde zich met een ruk naar Honor. Mademoiselle, u weet niet wat u doet! Deze man. hij is de ergste vijand van uw verloofde!'Als die er zelf toe in staat was, zou hij u verbieden te gaan. U moet. hier bij ons blijven Dat zou Mannering's wensch zijn. Ik smeek.... verander uw plan en blijf. Het meisje keek van den één naar den ander, en zag dat Rimington's oogen haar ernstig aanzagen. Hij negeerde de woor den van den ander, en vroeg eenvoudig: Gaat u mee? Honor aarzelde geen oogenblik. Er was veel dat ze niet begreep, maar dat Legrand beweerde, maakte niet den minsten indruk op haar Ja. zei ze. Nee! voor den duivel riep Legrand, terwijl hij epn snelle beweging maakte Er flitste iet* in het licht van het vuur. en Ho- nor zag dal het een zwaar automatisch pistool was Ze wachtte, zonder eenige vrees, want diep in haar hart was het vaste vertrouwen, dat de Engalschraan met zijn ernstige oogen ook deze hinderpaal zou over winnen. Onderwijl stond Legrand malicieus en triomfantelijk te lachen. Monsieur Rimington. wilt u zoo goed zijn onmiddellijk te vertrekken. En u. made moiselle moest maar naar uw tent gaan. Het is uit met de dwaasheid Het meisje wierp een snellen blik op Ri mington, die bijna onmerkbaar knikte, en liep langzaam naar haar tent. Ze had nog maar een paar 9tappen gedaan, toen ze den Franschman hoorde lachen en dreigend be velen Vooruit, hond! Wel Legrand, aangezien er niets anders opzit Ze draaide haar hoofd om bij die onverschillige woorden en zag, wat er ge beurde. Rimington sprong lenig al9 een lijger, dwars over het vuur. uit Legrand's pistool kwatn een lichte flits, nog één. en nog één .rnaar de kogels floten lusschen do toppen van de boomen, want Rimington's eene hand had den Franschman bij de pols gegrepen, terwijl de andere hem vasthield bij den nek. Het schieten hield op en de Engelschman deed een stap achteruit, zijn gebalde vuist school uit en trof den ander precies op het hart Legrand zwaaide achterover, verloor zijn evenwicht door de kracht van den slag, viel en bleef onbewegelijk liggen. Uit de duisternis kwamen zijn dragers aanhollen, opgeschrikt door de revolverschoten: maar Alec Rimington draaide zich om en zei op gebiedende toon iets tegen hen en ze bleven staan als verschrikte schapen terwijl de een na de ander naar het vuur afdroop Riming ton lachte en gaf zijn eigen mannen een kort bevel met een blik op den bewustelo zen Legrand. Log den zieken Bwana uil de tent op de draagbaar en vouw de tent op. Die tweede ook. De dragers haastten zich zijn bevel uit te voeren terwijl de Engelschman een wa kend oog hield op de inboorlingen bij het vuur en hunne hulpeloozen meester. In wonderbaarlijk korten tijd lag Mannering op de draagbaar, de tenten waren opgebroken en ze waren klaar om te vertrekken, en toen pas maakte Rimington aanstalten om te zien hoe hel met zijn overwonnen vijand was. Terwijl hij zich over hem bukte, liep Honor op hem toe. Is. is hij dood? Ik ben bang van niet, was het laco nieke antwoord. Tk had hem tot moslerd moeten slaan, schurk dat hij is! Maar daar is nu niets meer aan te doen Een weerloos man kan ik niets doen. Kom. miss Don thorne. we moeten gaan! En ze trokken weg van Jules Legrand en zijn angstige dragers, het bosch in. waar veiligheid hen wachtte. IX. De zon wa9 nog niet opgegaan, maar in Rimingtons kamp was alles al in beweging en toen Honor te voorschijn kwam uit Man- nerings tent, stond het ontbijt klaar en wa ren de dragers bezig alles gereed le maken voor het vertrek. Morgen. mis9 Donthorne. begroette Ri mington haar. Ik hoop dat de wederwaar digheden van gisterenavond u geen kwaad hebben gedaan? Absoluut niet. antwoordde ze opge wekt Prachtig! En de patiënt? Vast in slaap Ik geloof dat hij Tra wer kelijk geen koorts meer heeft Ik hoop het, maar het is altijd een hardnekkige geschiedenis. Zijn toon verontrustte Honor. Hij 6cheen volkomen onverschillig ten opzichte van Mannering. Ze zag de toebereidselen voor het vertrek en vroeg: Gaan we weg? Ja zoo gauw als u ontbeten hebt. miss Donthorne en de zon op is. Ze wierp een aarzelenden blik in do rich ting van Mannering'9 tent. Rimington raadde haar onuitgesproken gedachte. U bent ongerust over Mannering; is hel dat? Maar van twee kwaden moeten wc het minste kiezen Als we niet weg gaan zullen we den strijd tegen Legrand moeten aanbinden, want hij zal het er zeker niet bij laten. De wouden van de Congo zijn Hyde Park nietl Er gebeuren dingen in Afrika die nooit in de Times komen Het eenige recht dat hier geldt is het recht van de sterkste; en we zouden in de pan gehakt kunnen wor den. zonder dat de Belgen in M* Buba er ooit iets van zouden merken En er zijn mo gelijkheden in dit geval die u niet kent, miss Donthorne. Legrand is een vreemde persoonlijkheid. Dat weet ik., zei ze. O wist u het? wel. maar er zijn andere dingen, die u niet weet Hij is kopk ei met de stammen hier in de buurt ïk ver denk hem van praktijken waar u van zoudt gruwen. Hij heeft geweldigen invloed op de inboorlingen hier Als hij er werkelijk zijn zinnen op gezet hpeft om ons te krijgen en dat heeft hij zeker dan staat ons een vroolijken tijd fe wachten. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9