KLEUR- EN KN1PPLAATJES. DE BRUG WAS OP! Hoe de Kabouters in het bosch Kerst feest vieren, laat de kindervriend Daan Hoeksema ons hier duidelijk zien. Zij zit ten gezellig om den Kerstboom geschaard en zingen hun Kerstliedjes Zullen wij hen en den Kerstboom eens netjes opzetten? Eerst trekken wij teekeningen en drie hoekjes op hun, doorschijnend papier over. Daarna plakken wij ze op dun carton en kleuren de plaatjes als volgt: Denneboom groen. Kaarsen wit Vlammetjes oranje. Kuip groen. Paddenstoelen geelbruin. Dwergen naar eigen verkiezing. Baarden wit Zijn we hiermede klaar, dan knippen we een en ander uit Vervolgens worden de reepjes der drie hoekjes op de stippellijnen naar achter omgevouwen, met gluton bestreken en tegen den achterkant der plaatjes aangeplakt. Het grootste moet den denneboom. de anderen bchooren de dwergjes te steunen. Is het zoo geen aardig geheel geworden? Wij willen zoowel hun als elkaar Eon gelukkig Kerstfeest! toeroepen. C. E. d. L. H. door C. E. DE LILLE HOGER WAARD. Als Wim Woudstra 's morgens naar school ging, moest h j altijd over een brug 't Was nog zoo'n ouderwetsche ophaalbrug, die de beide oevers van het kanaal met elkander verbond. Tusschen half negen en negen uur bleef zij echter gesloten omdat er omstreeks dien tijd twee treinen aan het slation niet ver van de brug gelegen stopte, om eenige minuten later weer te vertrekken De reizi gers mochten geen kans loopen door 'n open staande brug hun trein te missen. ..Niks leuk'" zei Wim tegen zijn vriendje Kees van Vuren, toen zij op een morgen op 't nippertje samen naar school draafden en zich haasten moesten om de groote school deur nog niet gesloten te vinden. ..Bij Oom Anton, waar ik in de groole vacanlie lo geerde. was de burg om dezen tijd nooit d'cht en mijn neefje Joop vertelde, dat hi, altijd een mooi uitvlucht had als hij 's mor gens te laat op school kwam ..De brug was op!" was een soort tooverwoord, dat hem dan nog binnen liet." „Maar was de brug dan juist altijd op?" vroeg Kees verbaasd. „Och welnee, domme jongen! Natuurlijk niet! Hij zei 't maar zoo en niemand kon bewijzen, dat hij dien morgen eens niet voor de brug had moeten wachten „O-ohl" liet Kees op lang-gerekten toon hooren, maar er was iets in zijn gezicht, dat Wim er anders niet in zag, als ze samen naar school liepen en dat hem nu een vraag onrustig gevoel gaf. „Kom, malligheidI 't Is natuurlijk ver- beelbeelding1" hield hij zichzelf voor heel veel tijd om na te denken had hij trouwens niet. „Er steekt immers geen kwaad in en niemand heeft er scha bijl" Hijgend kwamen Wim en Kees aange- loopen. juist toen de bel haar schallend ge luid over het Schoolplein hooren liet en de jongens naar binnen kwamen Zij konden zich nog net bij hen aansluiten Ongeveer een week later was Wira echter minder gelukkig. Kees had 9inds een paar dagen influenza en bijgevolg huis arrest, zoodat Wim het zonder zijn vriendje stellen moest en alleen den langen weg naar school afholde de jongen was nu eenmaal onverbeterlijk en altijd aan den laten kant. Nijdig klotste hij over de houten brug alsof het hkkr schuld was, dat zij hem nooit eens hielp! Maar de brug en do bruggewachtcr schenen zich al heel weinig om niet te zeggen- absoluut niets van Wims booze bui aan te trekken Ijs koud prijkte het bordje ..Gesloten" in het midden der brug en lekker beschut voor den kouden wind zat de bruggewachter in zijn hokje zijn boterhammen op te eten. Geen van beiden bekommerden zich over het lot van een jongen als Wim, die dien dag nog later dan anders was Toen Wim dicht bij school kwam, was hel dan ook dreigend stil op het groote plein. Geen wonder! De jongens waren allen reeds binnen en de deur wa9 mee- doogenloo9 gesloten Wim, die meende, dat je nooit kon weten, of zij soms bij ongeluk dicht „ge waaid" was trachtte haar open te duwen, doch zij scheen al even onbewogen voor jor.gensleed te zijn als de ophaalbrug! Zij toonde althans net zoo min lust in be weging gebracht te worden als deze. Beteuterd stond Wim bij zichzelf te over leggen wat hij doen zou. Twee mogelijk heden doemden er voor hem op: regelrecht rechtsomkeert maken of aanbellen! Voor het eerste voelde hij al heel weinig. Kei begon nog te regenen ook, te gieten 1 Onmogelijk zou hij zijn fortuin du9 buiten kunnen zoeken en naar huis gaan, was ook ai niet aanlokkelijk, want er zat natuurlijk een flink standje op. Moeder had hem dien morgen plotse ling drong deze waarheid met tergende helderheid tot hem door drie keer moe ten roepen, vóór hij er eindelijk toe had kunnen besluiten uit bed te springen en zijn bol in de waschkom te dpmpelen. 't Was ook nog zoo donker 's morgens en hij moest zoo vroeg van huis om het lange eind naar school te loopenI Dan maar bellen? Er zou natuurlijk slraf op zitten Maar dat zat er toch op, hoe je de zaak ook bekeek 1 En binnen regende het ten minste niet. Jn het voigend oogenblik had Wira zijn hand al aan de bel. om die jongens kunnen iets soms wel een9 bedaard willen deen zoo zacht mogelijk over te laten gaan, maar jawel 1 't akelige ding klonk n et dreigend zwaar geluid in de ooren van onzen verschrikten Wim „Die is óver! prevelde hij. zich dwin gend nog een grapje te maken en daarbij onwillekeurig de woorden gebruikend die de oude Mina altijd tegen hem zei als hij na de schooltijd met een forschen ruk de bel luid door de lange gang deed klinken. Na een minuut, die Wim minstpns een kwartier leek naderden er voetstappen in de gang. de deur werd ontsloten door een jongen uit de hoogste klas en Wim glipte naar binnen Tot zijn geluk of was het misschien tot zijn ongeluk? hadden ze het eerste uur gymnastiek en wel van een onderwijzer die pas een week aan de school verhonden en vóór dien tijd vreemd in het 9tadje was. Natuurlijk was zijn eerste vraag, toen Wim zoo laat kwam aanzetten: „Willem Woudstra. waar kom jij van daan?" „Van huis. meneer." antwoordde Wim. Als alle vragen zóó gemakkelijk te be antwoorden waren I „En hoe komt het dan. dat je te laat bent?" Ja, nu stond Wim met zijn mond vol tan den. Plotseling hoorde hij zichzelf echter zeggen met een stem. die klonk als van een vreemde „De brug was op, meneer!" 't Was er uil, vóór hij het eigenlijk zelf wist De gymnastiek-onderwijzer, meneer van der Waals, scheen niet de lachende, veel zeggende blikken te zien, die de jongens elkander toewierpen Hij lette alleen op Wim, die zich erg schaamde, want nauwe lijks had hij den leugen uitgesproken of hij had er spijt van Meneer van der Waals meende, dat de jongen zich schaamde over zijn te laat ko men. Hij was een goedhartig man. kreeg medelijden met den longen en zei niet on vriendelijk: „Dan in 't vervolg wat vroeger van huis gaan. Voor ditmaal zullen wij 't er maar bij laten Liever, veel liever had Wim gehad dat meneer hem een straf als was het dan ook nog zoo'n zware! oplegde Die wa9 tenminste verdiend en daar kon hij best tegen, 't Zou trouwens de eerste keer niet zijn! Wira had het land, gruwelijk het land. Als meneer nu maar niet zoo gewoon tegen hem deed, zelfs extra vriendelijk tegen hem was. Of verbeelde hij zich dat misschien? Maar eindelijk luidde gelukkig toch de bel en konden de jongens het gymnastiek lokaal verlaten Ordelijk liepen zij naar hun eigen klas waar hun onderwijzer hen reeds wachtte Gelegenheid voor de andere jongens om Wim spottend te vragen, welke brug het toch was. die opengestaan had, was er dus niet Die zou niet vóór twaalf uur het was Woensdag komen. Wim had dien morgen een onbehaaglijk gevoel over zich, dat hij maar niet van zich kon afzetten Steeds moest hij weer aan het gebeurde denken. Als meneer van der Waals hem maar niet dadelijk geloofd had; als ja, als hij. Wim maar eer lijk voor de waarheid uitgekomen was' Toen hij eindelijk zoover met zijn denken gekomen was, zou hij er een lief ding voor gegeven hebben, als hij 't gebeurde onge daan had kunnen maken En dat wist hij v/el: mocht het weer voorkomen, dat hij te laat kwam, dan zou hij er maar rond voor uitkomen. Alles was beter dan dat ver velende. onrustig-makende gevoel. Kees, zijn vriend, zou hij 't niet durven vertel len. Aan één kant dus maar goed. dat hij hem de eerste dagen nog niet onder de oogen zou hoeven te komen later dan och nee, 't bleef eigenlijk 't zelfde Hij wou maar, dat hij eerlijk voor de waarheid uit gekomen was. dat „Maar dat kon nog!" dachl hij opeens bijna hardop, zoodat de onderwijzer hem verwonderd aankeek Wim merkte daar echter niets van. zoo verdiept was hij in zijn eigen gedachten Maar zijn besluit was genomen 't Kon hem niet 9chelen, wat de andere jongens er van zeggen zouden, of die hem uit lachten of nietl Dadelijk na twaalfven zoclit Wim meneer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 19