CONFECTIE-
OPRUIMING
BEEKMAN
DE OOLIJKE OESTERFAMILIE.
69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 10 December 1928
Derde Blad
No. 21087
Hef afdelingsverslag over
de Ontwerp-begrooting 1929
en het antwoord van B.en W.
DENK AAN ONZE
KOREVAARSTR.
L
GEMENGD NIEUWS.
FEUILLETON.
De Trommen van het Noodlot.
Een blik op het schilderachtig Lugano, waar heden de Volkenbondsraad in
vergadering bijeenkomt.
POLITIE EN BRANDWEER.
Over de politie warden als gewoonlijk ook
weder tal van opmerkingen gemaakt Ver
schillende leden waren niet tevreden over de
wijze, waarop de politie het verkeer regelt.
Men meende hierin alleen verbetering te
kunnen krijgen door het in het leven roepen
van een speciale verkeersbrigade.
De burgemeester erkent dat niet alle
agenten van politie geschikt zijn om als ver
keersagent op te treden. Oprichting van een
speciale verkeersbrigade is dan ook in over
weging doch is tot nogtoe afgestuit op een
geschikte gelegenheid tot opleiding.
Een ander lid meende, dat het aanbeve
ling verdient, het verkeer te regelen als te
Amsterdam: het stopzetten uit ééne rich
ting, terwijl dan 't andere verkeer vrijgelaten
wordt. Ook invoering van het bordensysteera
achtte dit lidvor't verkeer bevorderlijk ter
wijl daarentegen een ander lid van het aan
brengen van borden weinig heil verwacht.
Geantwoord wordt dat B .en W. dat tot het
aanbrengen van stop- en veikeersliinen reeds
plannen bestaan. Op den hoek Boerhaave-
atraatMorschstraat is bij wijze van proef
reeds een verkeerslijn aangebracht. Bij de
De Gijselaarsbank zullen ook stoplijnen en
wellicht ook verkeerslijnen worden aange
bracht.
Eén lid bepleitte de wenschelijkheid van
het invoeren van één richtingsverkeer met
auto's en voertuigen op de Uiterstegracht ter
wijl B. en W. van de noodzakelijkheid hier
van nog niet overtuigd zijn.
RECLAME.
3153
Ook weid twijfel uitgesproken over de
noodzakelijkheid om in een inspecteursvaca
ture te voorzien.
De burgemeester, tot wiens competentie
politiezaken behooren, doch die bereid is
inlichtingen te geven acht vervulling der
vacature wel noodig.
In verband hiermede merkt weer een
ander lid op. dat hem onlangs v_es middags
om half zes gebleken is, dat de op het poli
tiebureau hoogst aanwezige autoriteit een
gewone agent was. Ook 's nachts schijnt op
het hoofdbureau geen inspecteur aanwezig
te zijn. Dit lid acht het niet juist, dat alle
inspecteurs tegelijkertijd hun miöJagmaal
gebruiken en dat 's nachts niemand hunner
op het bureau aanwezig is. Z.i. bliikt daaruit,
dat uitbreiding van dit personeel geenszins
noodig is.
Een lid vraagt voorts, hoe de Burgemees
ter denkt over het doen vervallen van het
tweeklassenstelsel van de agenten, waarom
trent onlangs een adres bij den Raad is in
gekomen.
Naar zijn meening verdient dit aanbe
veling.
Ook werd nog gepleit voor de aanstelling
van een inspectrice.
De behoefte aan een inspectrice voor de
behandeling van vrouwen- en kinderzaken
wordt niet gevoeld. Kinderzaken kunnen
evengoed behandeld worden door ambte
naren. die voor maatschappelijk werk gevoe
len. Hier ter stede zijn de kinderzaken op
gedragen aan rechercheurs, die in dat geval
verkeeren en voor dat werk bijzonder ge
schikt zijn gebleken.
Opheffing van het tweeklassenstelsel
voor de agenten dit in antwoord op de
VTaag. hoe de Burgemeester daarover denkt
acht deze niet wenschelii-k. omdat daar
door de prikkel, om zich in het politievak te
bekwamen, zou worden weggenomen.
Nog VToeg een lid. nu de nieuwe Commis
saris reeds eenigen tijd in functie is. of dezei
reeds is begonnen met het ontwerpen van
een nieuwe dienstregeling, die voor den
Zondag gunstiger voor het personeel is dan
de thans geldende.
Het antwoord luidt dat bil de huidige
sterkte van het corps van zoodanige regeling
geen sprake kan zijn.
Inzake1 de opmerkingen omtrent de Vrij
willige Brandweer wordt geantwoord dat van
met weinig tact en routine optreden van de
vrijwilligers bij brand, is niets gebleken.
Evenwel moet niet uit het oog worden ver
loren. dat het vrijwilligers ziin en brand-
blusschen gelukkig geen dageliiksch werk
voor hen is. Zij verrichten hun taak met
ijver en ambitie. Er wordt meerdere malen
per jaar met hen geoefend en zii bezitten
voldoende geoefendheid, om het uit den aard
der zaak meer geoefend en geroutineerd vast
personeel bij brand naar behooren aan te
vullen.
De' mogelijkheid van samenvoeging van
politie en brandweer is door den Commis
saris van Politie nog niet onder oogen ge
zien. Deze geeft er de voorkeur aan. om
eerst de vraagstukken van zuiver politio-
48. Het ziekenhuis stroomde leeg! Er was geen tegenhouden
aan: Dokter en zusters moesten in hoogst eigen persoon erken
nen, dat al hun zieken genezen waren en dat vervulde hen
van groote trots. Ze dachten dat het aan de goede verpleging
lag en schreven er een lang stuk over in de Visschencourant.
Maar de ware toedracht van de zaak wist alleen Otto en die
paste wel op, dat hij zijn mond niet voorbij praatte.
44. Voor de dokters en de zusteTS brak er nu een gulden
tijd aan. Zuster Steur had wegens de gezondheidsepidemie een
poosje verlof genomen en nu konden de zusters Qarnaal en
dokter Meerval hun dagen gezellig doorbrengen met pandoeren,
in afwachting van den tijd, dat er weer eens zieken zouden
zijn in Visschenrijk.
neelen aard, die op oplossing wachten, af
te» doen.
Ook het College van B. en W. is van
meening. dat het niet aadzaam is e'en be
slissing over dit vraagstuk thans te forceeren
en dat den nieuwen Commissaris van
Politie tijd gelaten moet worden, om met de
organisatie geheel gereed te zijn. alvorens
hij overweegt, of het corps voor brandweer
diensten te gebruiken en geschikt te maken
is.
UITVOERING ZONDAGSWET ETC.
Een lid, en een tweetal andere leden sloot
zich daarbij aan. had met'teleurstelling ken
nis genomen van de mededeeLing van B. en
W. in, zake hun gewijzigde gedragslijn met
betrekking tot de uitvoering van de Zondags
wet, vooral nu in de praktijk voornamelijk de
café's door het zoogenaamd verschaffen van
kunstgenot daarvan schijnen te profiteeren;
bovendien was het dien leden bekend, dat,
in strijd met den geest van het desbetref
fend besluit van B. en W., in één dieT café's
in onmiddellijk daaraan grenzende lokalen
aan de bezoekers alcoholhoudende drank
wordt verstrekt. Een dezer leden vreesde
bovendien, dat deze' stap in de verkeerde
richting wellicht door een andere zal worden
gevolgd.
Een ander lid daarentegen verklaart zich
voor een soepele toepassing van de Zondags
wet. waarmede men ingezetenen in de stad
houdt, die' anders naar den Haag zich zou
den begeven.
Een lid was van meening, dat optochten
met muzigk op Zondagmiddag behooren to
worden toegestaan; met den Burgemeester
van 's-Gravenhage is dit lid van oordeel, dat
de Zondagswet dergelijke optochten, als niet
vallende onder het begrip publieke vermake
lijkheid, niet verbiedt, in bet toestaan van
die optochten ziet hij dan ook geen bezwaar
en dit te minder, wanneer zorg wordt ge
dragen, dat daardoor de godsdienstoefenin
gen niet worden gestoord.
Het komt B. en W voor dat de gedrags
lijn. die» hun college blijkens zijne in de
raadsvergadering van 27 Aug. 1.1. gedane
mededeeling voortaan zal volgen bij het toe
staan van afwijking van het bepaalde bij
artikel 4. Ie zinsnede van de Zondagswet
de juiste is. Eenerzijds wordt daarbij het
karakter van den Zondag en de daarmede
voor de toepassing van de Zondagswet ge
lijkgestelde dagen niet aangetast, terwijl
anderzijds het ten ge'hoore brengen en het
aanhooren van serieuze concerten niet on-
noodig wordt beperkt. Zorgvuldig wordt
ervoor gewaakt, dat niet in strijd met ons
besluit of met den geest daarvan wordt ge
handeld, zoowel door het verbinden van
strenge voorwaarden aan de muziekver-
gunningen, als door het streng letten op de
naleving van die voorwaarden.
Een lid bepleitte, zooals hij reeds meer
malen heeft gedaan, het zingen op straat toe
te laten, behalve wanneer dit om geld g€>-
schiedt en wanneer daardoor de openbare
orde zou worden verstoord. Naar zijn
meening is dit een goed middel om tot ver
draagzaamheid op te voeden.
Een der leden is van meening. dat circus
sen zooveel mogelijk uit de gemeente moeten
worden geweerd wegens de mishandeling,
waarmede de dressuur van de daarin op
tredende dieren gepaard gaat. Naar diens
oordeel, waarbij zich een ander lid aansluit,
moeten ook kermisvermakelijkheden niet
worden toegelaten; deze leden hadden hier
voornamelijk het oog op inrichtingen als die,
welke onlangs op het terrein naast ..Zomer-
zorg" had gestaan, en uit een zedelijkheids-
oogpunt aanstoot had gegeven.
Behoud van het in artikel 50 sub c der
verordening op de Straatpolitie opgenomen
verbod, om op den openbaren weg liedjes te
zingen, tenzij met schriftelijke vergunning
van den Burgemeester, lijkt B. en W. ge-
wenscht. Een voorstel van den heer Van
Eek, om dit verbod uit de verordening te
schrappen werd in de vergadering van 13
Maart 1922 met 18 tegen 9 stemmen ver
worpen. overeenkomstig het advies van hun
College in zijne toenmalige samenstelling
en dat van de meerderheid van de Commis
sie voor de Strafverordeningen.
In de Memorie van Antwoord op het
Sectie-Verslag betreffende de begrooting voor
1927 schreef het toenmalig College: „Ook
ons College' keurt mishandeling, van dieren
ten zeerste af en het i9 mitsdien ook ons
streven zoowel bij dressuur als in andere
gevallen, dierenmishandeling zooveel moge
lijk tegen te gaan. Het gaat echter te» ver
zonder meer te besluiten in den vervolge
aan alle circussen, waarin voorstellingen
met dieren dressuur worden gegeven, het
innemen van een standplaats te1 weigeren.
Ook de B., die hetzelfde standpunt als het
College van B. en W. inneemt, kan geen
aanleiding vinden alle dergelijke voorstellin
gen te verbieden. Evenals hun College is
deze van oordeel, dat elk geval op zichzelf
moet worden beschouwd en dat in deze
geen algemeene beslissing moet worden ge
nomen".
Dit standpunt wordt zoowel door dit
College aJs door den Burgemeester thans
nog ingenomen.
Daargelaten de vermakelijkheden in ver
band met de 3-Ocober-viering, wordt door
den Burgemeester gewoonlijk slechts één
maal per jaar en wel in het voorjaar, ver
gunning gegeven tot het exploiteeren van
een vermakelijkheidsinrichting op het land
naast „Zomerzorg". Klachten omtrent het
aanstoot geven uil zedelijkheidsoogpunt door
die inrichting hebben on9 nimmer bereikt en
zijn ook aan de politie onbekend.
NA DEN MOORD TE ROTTERDAM.
De gearresteerde v. O. erkent
fraude te hebben gepleeod.
Zaterdagmiddag is de gearresteerde pro
curatie hou dei G. J. v. O. door de politie
te Rotterdam gehoord over de malversa
ties, die op het kantoor van A. de Haas
Jr.'s Handelmaatschappij, waar dezer da
gen de beruchte moord op den directeur
Lans plaate vond, zijn ontdekt. Hij heeft
in beginsel toegegeven fraude te hebben
gepleegd.
Het daarmee gemoeide bedrag is nog
niet vastgesteld, doch is in ieder geval
groot.
Verband tusschen den moord en de mal
versaties is, naar de politie mededeelt, nog
niet aangetoond.
De procuratiehouder is thans in verzeke
ring gesteld. Over vier dagen zaJ de recht
bank beslissen of de verdachte naar het
huis van bewaring zal worden overge
bracht.
Te Amsterdam is nog zekere L. T. aan
gehouden. Of hij iets met den moord heoft
uit te staan, is nog niet gebleken. Voor
een andere zaak is hij naar Tilburg ge
bracht.
MERKWAARDIG AVONTUUR VAN EEN
GEMEENTERAADSLID.
Een oorspronkelijk middel om aan before
wegen te komen.
In den raad der gemeente Swalmen deelde
het lid, de heer Luyfcen, mede. dat hij een
bijzonder avontuur beleefd had. Hij werd n.l.
toen hij van zijn kaartclub huiswaarts keer
de in de Kroppestraat plotseling door enkele
bewoners vastgegrepen, geblinddoekt en ge
dwongen zijn aanvallers te volgen. Toen.
ze hem een eind meegetroond hadden, werd
hem de vraag gesteld of hij kon raden, waar
hij zich bevond. „Bij Cabolet", was zijn
antwoord, want ik merkte het, aldus de heer
L, aan de modder, waarin ik bleef steken.
Men vroeg mij toen er in den Raad eens
op aan te dringen, dat de wegen op de
„Boekoel" eens onder handen moesten ge
nomen worden. Ik beloofde zulks te zullen
doen, waarna ik van de blinddoeken ont
daan werd en mij zoo spoedig mogelijk uit
de voeten maakte. Tot belooning kreeg ik
echter een kistje sigaren op den koop toe,
aldus eindige de heer L. het verhaal van zijn
vreemde avontuur, dat in de raadzaal zeer
groote vroolijkheid verwekte.
Naar het Engelseh van
OTTWELL BINNS.
8)
Honor was te uitgeput om antwoord te
geven en Mannering zei:
U voert de snelheid werkelijk wel wat
heel erg op monsieur.... als....
Het spijt me meer dan ik zeggen kan,
mademoiselle, viel Legrand in. en terwijl hij
naast Honor ging loopen, trok hij haar arm
door de zijne.
Het meisje maakte een gebaar van tegen
zin, maar hij nam er geen notitie ran en
aan den eenen kant ondersteund door hem,
aan den anderen door Mannering, wankelde
ze naar de plaats waar de dragers hadden
halt gehouden Het was in de diepe bedding
van een rivier, die nu geheel droog wae,
op een paar kleine plaatsen met water tus
schen de rotsen na. In de 9chaduw tusschen
de hoornen lagen de zwarte lichamen van
de dragers al uitgestrekt in alle mogelijke
houdingen. De Swahilli-hoofdman die op
den grond zat. sprong op toen hij hen in
het oog kreeg en liep op hen toe met een
uitgeholde kalebas half vol met water,
Legrand nam het van hem over.
Hier drink dit zei hij Honor nam het
zwijgend aan en dronk machinaal Het wa
ter dat uit een van de beschutte poelen tus
schen de rotsen kwam was frisch en koel
•n deed haar oneindig goed. Langzaam
dronk ze alle» op en toen ze klaar was wierp
legrand de kalebas op den grond en bracht
haar naar een beschaduwde plek, waar de
groene tent haastig was opgeslagen.
Rust u hier uit. zei hij. Eerst moet
u wat eten en dan slapen.
Hij ging zelf wat eten voor haar halen;
maar toen hij terug kwam was Honor al in
slaap gevallen. Een oogenbllk stond hij
naar haar te kijken, met een vreemden
glimlach op zijn bleek gezicht. Toen draaide
hij zich om en keek naar de rivier. Hij kon
Mannering's helmhoed juist boven den stei-
len overrand zien uitkomen, en lachte zacht.
Een oogenb'ik later zette hij het eten naast
haar neer. sloot de klep van de tent en ging
op een korten afstand er van in de scha
duw van een bo9chje zitten. Zijn oogen vie
len dicht, maar hij sliep niet, want toen
Mannering langs den oever naar boven
klom, gingen de oogen open en hij wierp een
minachtende blik op den Engelschman, die
met zijn rug naar hem toestond.
Imbecile, mompelde hij, en sloot zijn
oogen weer
Na een rust van ruim twee uur werd de
tocht weer hervat. HonoT werd nu gedragen
door twee van de inboorlingen, op een
draagbaar, die Legrand haastig voor haar
geïmproviseerd had. Ze had heftig gepro
testeerd. maar Legrand had zich daar niet
aan gestoord
Mademoiselle, ik voer hier het bevel I
En wat ziju die dragers anders dan lastdie
ren? Maakt u zich maar niet bezorgd over
hun schouders!
Ze schoten flink op. De begroeide heuvel,
waar ze rechtop aantrokken, teekenden zich
steeds duidelijker af. het woud kwam na
derbij; en vanaf haar hooge zitplaats op de
schouders van de dragers zag Honor plot
seling tot haar groote verbazing op de
groene helling van den heuvel de omtrek
ken van een fort. Ze staarde er naar, haai
oogen niet kunnende gelooven, maar ze zag
duidelijk den zwaren ringmuur en het vier
kante hoofdgebouw. Het moest een lucht
spiegeling zijn. want 'M Buba was de dichts-
bijzijnde po9t in deze oneindige wildernis
en lag op minstens dertien dagreizen ver
der. Maar het beeld verdween niet, integen
deel. het werd steeds duidelijker en ten slotte
riep ze Legrand.
Monsieur, ik denk dat ik droom, ik zie
een fort, daar ginds op de heuvel.
Legrand lachte. Het is werkelijkheid
en geen droom, mademoiselle.
We zullen daar halt houden voor den
nacht.
Maar ik dacht dat 'M Buba.
Wat u daar ziet is een oude post die
verlaten is legde hij uit. Er i9 geen be
zetting meer, maar in de oorlogsjaren be-
heer3chte het fort hier de heele omgeving.
En hef komt de negers, die hier passeer
den, goed van pas al is het troosteloos en
verlaten. Zijn beschrijving bleek precies
overeen te stemmen met de werkelijkheid,
toen ze anderhalf uur later den brokkeligen
muur bereikten die het fort omringde. De
vroegere excercitieplaats was dicht begroeid
met onkruid, de twee of drie leemén gebou
wen waren verwaarloosd, van één was het
dak verdwenen en alleen de buitenmuren
stonden nog.
Op Honor maakte het een indruk van on
eindige troosteloosheid in hef snel wegster
vende daglicht. En uit hef woud rechts van
haar klonk een dof geluid dat sterker werd
en aanzwol tof het klankelooze geroffel van
vele trometa somber, gestadig als het een
tonige gefik van regendroppels in een stil
len nacht Ze had het geluid al eerder ge
hoord en er met aandacht naar geluisterd;
maar hier, op deze eenzame plaats, wekte
het angstige voorgevoelens bij haar op en ze
huiverde, alsof het doffe geroffel haar een
sombere dreiging van onbekende machten
overbracht.
IV.
Honor was vroeg naar haar tent gegaan,
Legrand was bezig eenige toebereidselen
voor den volgenden dag te maken, en Man
nering zaf alleen op den uitgezakten drem
pel van het hoofdgebouw. Een tijdlang zat
hij zwijgend voor zich uit te turen, in den
maanverlichten nacht; toen stond hij op en
liep over de binnenplaats naar een plek,
waar de omringende muur geheel weggo-
brokkeld was. Daar stond hij stil en keek
langs de heuvelhelling naar het woeste
land, dat ze dien dag in den heeten zonne
schijn doorgetrokken waren.
Plotseling zag hij iets bewegen achter een
struik rechts van hem en dat vestigde zijn
aandacht op een anderen lagen muur, die
daar blijkbaar zonder doel opgetrokken was.
Maar toen viel zijn oog op twee vreemd-
gevormde witte voorwerpen, die glansden
in het maanlicht en nieuwsgierig stapte hij
over de overblijfselen van den muur en liep
naar de andere omheining. Toen hij den la
gen muur bereikt had begreep hij opeens,
dat hij voor een kerkhof stond.... waar
schijnlijk de laatste rustplaats van man
nen, die jaren geleden gestorven waren op
deze eenzame plek
Hij haalde zijn schouders op, en was op
het punt zich om te keer*m en weg te gaan.
toen een nieuwe gedachte bij hem opkwam.
Die twee steenen waren nief oud. want dan
zouden ze a! lang overdekt zijn geweest met
het lange gras dat overal elders binnen de
omheining groeide. Ze moesten niet lang
geleden zijn opgericht, en nieuwsgierig
naar de namen van hen die daar begraven
lagen, stapte hij over den lagen muur en
baande zich een weg door het lange gras.
Hij had pas een paar stappen gedaan, toen
zijn voet stootte op iets, dat in het dichte
onkruid verborgen was geweest en hij on
verwachts in zijn volle lengte op den grond
viel. Hij stond op en keek om zich heen
naar de oorzaak van zijn val Het was een
half vergaan houten kruis, dat door zijn ge-
gewicht in tweeën was gebroken. Een
oogenblik aarzelde hij en hervatte toen zijn
weg, voorzichtig, om andere grafteekens te
vermijden.
In een paar minuten had hij de witte
steeneD bereikt en daar wachtte hem een
tweede verrassing, want het lange gras er
om heen was weggesneden. Hij zag de afge
sneden halmen om zich heen liggen en in
het maanlicht kon hij zien dat ze versch af
geknipt waren. Hij keek verward om zich
heen, zich afvragend wie zich die nuttelooze
moeitp getroost zou hebben, want het zou
niet lang duren of het gras zou weer hoog
opgeschoten zijn.
Toen keek hij onverschillig naar de twee
grafsteenen. Ze stonden in het volle maan
licht, onregelmatige stukken steen, die on
getwijfeld ergens in de buurt uit de rotsstee-
nen gehouwen war^n. Er waren een paar
woorden op de voorzijde van eiken sleen ge
beiteld. maar de letters waren niet zwart
gemaakt zooals men in de meeste beschaaf
de landen doet en het opschrift was moei
lijk te ontcijferen in het witte licht Hij
hurkte neer voor een van de steenen en
boog zich voorover om te kunnen lezen.
(Wordt vervolgd).