DE OOLIJKE OESTERFAMILIE. 69ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 17 November 1928 Derde Blad No. 21068 FRANZ SCHUBERT. 'T BREKENDE LEVEN. OVERLEDEN 19 NOV. 1828. Frans Schubert. Merkwaardig samentreffen: op nagenoeg hetzelfde oogenblik dat Oostenrijk zijn popu lairste lied kreeg, kreeg het ook zijn popu- lairsten liederencomponist. Op 12 Februari 1797 werd in alle theaters van Weenen het zoo juist door Haydn gecomponeerde volks lied gezongen en 31 Januari te voren werd, in het huis thans Nussdorferstrasse no. 5-4 (Weenen, 9e Bezirk), Franz Schubert ge- boren. Zijn vader, van boerenafkomst, was hoola eener school in de voorstad Lichtental. Uit diens eerste huwelijk met een Silezische werden 1-4 kinderen geboren (onder wie Franz) waarvan er 9 zeer jong stierven. Na den dood van zijn vrouw 1812 hertrouwde hij in 1813. Uit tweeden echt werden 5 kin- I deren geboren. Hij was een man van voor- treffelijken levenswandel en om zijn paeda- gogische kwaliteiten als onderwijzer zeer gezien. Zijn degelijkheid en juist begrip van I wat met een klein inkomen kon worden bereikt bezorgde het gezin een zekeren maat- schappelijken welstand. Vader Schuberts 6'erste zorg gold de opvoeding van zijn kin deren. Het elementaire onderwijs van den jongen Franz werd natuurlijk door den vader ter hand genomen. Op zijn zesde jaar ging Franz ter schole. Uit aanleekeningcn van den vader weten we, dat de knaap tot de beste leerlingen behoorde en dat hij een echte jongen was, die niets liever deed dan spelen. Zijn ongewoon muzikale aanleg ont ging dpn vader niet. Deze begon Franz op zijn achtste jaar vioolles te geven en een oudere broer nam het piano-onderwijs voor zijn rekening. De le'erling groeide de leer meesters al gauw boven het hoofd. Daarna werd Franz in de leer gedaan bij den Lich- tentaler kerkkoordirigent Michaël Holzer, die 1 hem onderwijzen zou in piano- en orgelspel ,en in de theorie1 der muziek en in wiens koor hij zou meezingen. Tot degelijk onder wijs schijnt het ook hier niet gekomen te zijn. Maar praktisch, als medewerker in koor en orkest, heeft hij in Holzer's omgeving veel opgestoken. Hieï leerde hij den klank ken nen van de instrumenten en van de men- schelijke stem; hier is de grond gelegd voor zijn latere vaardigheid in stembehandeling en instrumentatie. In 1808 wordt Franz leerling van het „Stadtconvict", een onder wijsinrichting, die' het midden hield tusschen een gymnasium en een conservatorium. Al toonde hij in de humanistische vakken niet dezelfde belangstelling als in het convict- orkest. waarin hij als violist meewerkte en welks plaatsvervangende dirigent hij al spoeL dig werd, toch heeft hij op het convict over de geheele linie behoorlijk zijn plicht ge daan Het orkest bracht hem in bijna dage- lijksehe aanraking met de symphonieën van Haydn. Mozart, Méhul en Beethoven, die prikkelend werkten op zijn neiging tot com- poneeren. Het meeste van \vat hij toen als oefening neerschreef is verloren gegaan. De eerste groote zangcomposilie. die bewaard is gebleven ..Hagars KI age" is uit den convict- tijd. De beroemde theoreticus Salieri (ook Dog leermeester van Beethoven), wien de compositie onder de oogen kwam, ontdekte zooveel kwaliteiten in het stuk. dat hij den jongen componist tot zich nam om hem de geheimen van het contrapunt te ontsluieren (1812). Dit onderwijs, dat slechts ongeveer een jaar geduurd heeft, is toch zeer vrucht dragend geweest. Op het convict voelde Franz zich toch niet thuis. Op den duur be nauwde hem het strenge régime, dal daar heerschte en het verlangen om naar het ouderlijk huis terug te keeren werd hem te machtig. Vader Schubert, die Franz voor het onderwijs en niet voor de muziek had be stemd. liet in 1813 zijn zoon terugkomen. In de beide nu volgende jaren ontmoeten we Franz als leerling op een kweekschool voor onderwijzers. Nadat hij zijn akte van be kwaamheid als onderwijzer had behaald werd hij als zoodanig aan zijn vaders school aangesteld, waar hem het onderwijs in de laagste klasse werd opgedragen. Maar er woelden te veel gedachten in zijn hoofd om zich in dezen werkkring gelukkig te kunnen voelen. De eerste de beste gelegenheid greep hij aan om van hel schooljuk verlost te wor den. Hij solliciteerde naar een leeraarsbe trekking aan de muziekschool te-' Laibach. Dit is de eenige poging, die hij ooit in 't werk heeft gesteld, om een vaste positie in de muziek (e verwerven. Ze had geen succes. Toch was dit geen beletsel voor Franz om vaders school vaarwel te zeggen. In 1816 trekt hij er op uit om zijn intrek te nemen bij vrienden, dip hem den eersten tijd boven water hielden Dat bohémienbestaan heeft hij, in telkens afwisselenden vorm. volge houden tot aan zijn dood toe. In Schuberts leven heeft de liefde geen voorname rol gespeeld. We' welen alleen dat hij in 1811 de solopartijen in zijn eerste missen schreef voor Therese Grob, een jong meisje, dat nog jaren op hem gewacht heeft alvorens een ander te huwen. Later is het gravin Caroline Esterhazv, een leerlinge van Sehuberl, die hem heeft verteederd. Zijn overgroole bescheidenheid, een 9terk gevoel van maatschappelijke onvolwaardigheid deden hem evenwel terugdeinzen voor een duurzame verbintenis. Maar des te meer heeft hij van de vriendschap een cultus ge maakt. Allereerst ten opzichte van zijn ouders, broers en zusters, met wie hij zich steeds innig verbonden gevoelde. Hoe ge1- noot hij als in den familiekring kwartet werd gespeeld en hoe beminnelijk klinkt een terechtwijzing aan het adres van zijn vader als deze', violist in het familiekwartet, bij herhaling eenzelfde fout maakte: Herr Vater, da hat elwas gefehlt. De briefwisse ling met zijn broer Ferdinand is roerend van hartelijkheid. Naast zijn verwanten bezat Schubert een uitgebreide vriendenkring, waarin hij zich volkomen thuis en gelukkig voelde. Velen van hen waren nog vrienden uit den lijd van het Convict. Deze groep van jongelieden, bijna allen musici of dichters, organiseerden bijeenkomsten waar verzen voorgedragen en liederen werden gezongen en waar de wijn vloeide bij stroomen. De feestjes van de^e,literaire en artistieke-vrien- denclub werden „Schuberliades" genoemd omdat Schubert er de ziel van was. Hij ge'- noot als hij zich onder zijn vrienden bevond, al9 hij met hen woonde, met hen zijn garde robe en zijn geldbeurs deelde. Zonder daar onder al te zeer gebukt te gaan. zat hij vrij wel doorloopend in geldzorgen. Lessen gaf hij weinig of niet en de uitgevers, met wie hij te'gen het eind van zijn leven pa9in aan raking kwam, betaalden zeer slecht, vaak niet meer dan een paar luttele guldens voor de later zoo beroemd geworden liederen. Tegenwoordig wordt een autogaafje, als het toevallig tc-' koop komt. met goud be taald Als ik thans éen opsomming geef van wat Schubert heeft geschreven, zoo gelieve de eblangslellende lezer te bedenken, dat hij op zijn een en dertigste jaar is gestorven. Breilkopf en Hartel heeft het geheele oeuvre uitgegeven; het omval: Orkestmuziek: 8 Symphonieën-, 28 ouver tures en andere stukken. Kamermuziek: octet voor strijkers en bla zers; 2 stukken voor blazers; strijkkwintet; 15 strijkkwartetten; strijktrio; kwintet met piano (Forellenkwinlet); 2 pianotrio's; noc turne voor piano en strijkers; -4 sonaten voor piano en vioolrondo, fantasieën en variaties voor piano en viool; variaties voor pianQ en fluit. 5. In het vrije speelkwartier vermaken de Oeslerkinderen met hun vriendjes zich buiten. Ze hebben Zacharias Zeester te pakken gekregen, een groolen jongen, maar even dom als hij groot is. De stouterds hebben ieder een punt van hem beet, kijk ze trekken! Maar Zacharias vindt het niets leuk en als Siem Schildpad eindelijk héél stevig rukt, proest hij: „Hou op, of ik barst 6. Terwijl ze zoo bezig zijn komt er een Inktvisch voorbij, die in de verte nog familie is van Zacharias en die zijn achter achter-achterneefje helpen wil! Hij spuit dus een dikke straal zwart water in den kring en o, wat schrikken de rekels nu. Ze stuiven naar alle kanten Pianomuziek: groot aantal origineele 4- handige stukken en 2 handig; 15 sonaten en «en groot aantal andere stukken als im promptus, moments musicaux, walsen, écossaises enz. Vocale muziek: 5 missen; 19 andere ker kelijke koorwerken; 14 operas; 45 man nenkoren; 19 gemengde koren; 6 vrouwen koren; 36 andere meerstemmige zangnum mers; 603 liederen met pianobegeleiding. De scheppingskracht en de scheppings drang, waaruit dit alles ontsproten is, tarten elke voorstelling. Ik kan hier niet in nadere bijzonderheden treden, om niet al te uitvoe rig te worden; maar op 15 Augustus 1815 zijn gedateerd acht liederen en op 19 der zelfde maand zeven liederen. Zoo iels is eenig in de geschiedenis. Toch werkte Schu bert niet dag en nacht, maar wel buitenge woon geregeld. Eiken dag begon hij om 7 uur 's morgens en werkte door lot 's middags 2 uur. De rest van den dag was aan de vrien den en aan de gezelligheid gewijd, 's Mid dags en 's avonds kon men hem vinden aan zijn Stammtisch. Er is wel eens beweerd dat hij de grenzen der matigheid dan niet altijd precies betrachtte. Betrouwbare berichtge vers brandmerken dit echter als lasterpraat. Men zou allicht meenen, dat deze ver wonderlijk vruchtbare toondichter zijn wer ken in ééns fn den definitieven vorm goot. Toc'h is dit niet het, geval. Elk der wereld beroemde liederen „Erlkönig" en „die Fo^ relle"zijn tot vier Heer toe omgewerkt, vóór dat de juiste uitdrukking was gevonden. De vior verschillende versies zijn nog aanwezig. De vraag dringt zich op, of Schubert niet te veel heeft geschreven, of niet veel van wal in de hierboven vermelde opsomming is begrepen als onvoldragen kunstwerken moeien worden afgewezen. Vooreerst merk ik op, dat de uitgave pas na zijn dood is be gonnen en regelmatig voortgezet, behoudens dan een enkel lied, dat bij zijn leven is ge drukt. Maar afgezien van de mogelijkheid, zelfs van de waarschijnlijkheid, dat, zoo Schubert zelf de uitgave van zijn werk had mogen voorbereiden, hij wel enkele niet hoo- ger dan als Vorübungen zou hebben ge laxeerd, kan geenszins gezegd worden, dat Schubert een te-kort aan zelfkritiek bezat. Niet alles is gelijkwaardig. Maar bij wien is dat wel hét geval? En we moeten er vooral voor oppassen om uit het feit, dat we zooveel werken niet kennen, de conclusie te trekken, dat die de kennisneming wel niet waard zul len zijn. Worden we niet telkens opnieuw getroffen, als we een nooit gespeelde sym- phonie of een nooit gezongen lied hooren? Schubert zal nog lang een terrein blijven waar intelligente musici nieuwe vondsten kunnen doen. Ook meene men niet, dat zijn opera's, die óf niet óf slechts enkele malen zijn opgevoerd, om die reden, wat het mu zikale deel betreft, mogen worden veroor deeld. Het échec, dat Schubert met zijn looneclwerk heeft geleden, werd veroor zaakt door de kreupele teksten. Alleen dit zou men Schubert kunnen verwijten, dat hij die teksten op zijn werktafel in plaats van in de prul Iemand deponeerde. Dat hij niet wist wat tooneel was, is voor geen legen- spraak vatbaar. Had hij dit geweten, dan zou hij zich veel verdriet hebben bespaard. En dit alles valt te meer te betreuren omdat Schubert zoo groote gaven bezat juist op dramatisch gebied. Neem bijv. eens de ge weldige tragiek in Erlkönig! Het is jammer, dot ondernemende zangvereenigingen in Schuberts opera's eens niet gaan grasduinen. Er zouden heel gemakkelijk gedeelten kun nen worden gelicht, zelfs complete scènes, die in de concertzaal uitgevoerd, ware be wonderaars zouden ontmoeten. Men kan de vraag naar de beteekenis der figuur Schubert stellen met betrekking tot een algemeen muzikaal belang, zonder eenige wetenschappelijke toevoeging. Dan moet het antwoord luiden, dat Schubert de wereld zooveel muzikale genieting heeft mogelijk gemaakt in al de genres, waarin zijn rijke geest zich heeft geuit, dat hij als 'weldoener der menschheid tot de onslerfe- Iijken behoort. Het zou een lange, zeer lange lijst worden als we Schuberts werken zouden gaan opsommen, die we dan wel kennen en die we nooit moe worden op nieuw te hooren. Wie honderd maal de Unvollendete, het d moll kwartet (der Tod und das Madchen), de Wandorerfantasie, de Momenis musicaux, de beide piano trio's, de mannenkoren, de a moll mis de Müllerlieder en nog zoo veel meer heeft gehoord zal zich steeds weer verheugen als aan al die keeren cr weer een zal wor den toegevoegd. Altijd opnieuw zullen hem de Schuberlsche melodiek, de Schubertsche waarheid en innigheid en ook de grootsch- heid en gevoelsdiepte een verheffing des harten zijn. Dat i9 nu reeds geschied ge slacht op geslacht. Dat zal zoo blijven zoo lang er nog menschen zijn. In dezen zin is de beteekenis van Schubert universeel. Men kan ook de vraag meer beperkt op vatten in den zin van: welke beteekenis heeft de figuur Schubert in muziekhistorisch opzicht. De muziek maakt als alle facul teiten van den menschelijken geest een ontwikkeling door. De lijn dier ontwikke ling loopt niet in alle. genres van zijn uit gebreid oeuvre over Schubert. Wat de sym- phonie en de kamermuziek betreft gaat die lijn langs hem heen. Noch de inhoud noch de vorm heeft aan Schubert eenige verbreeding of verdieping te danken. Maar in één genre is hij renovator: dat ist in het lied. Zijn liederen zijn creaties der na tuur, zonder eenige kunstmatigheid. Ze zijn geen producten van cultuur, ze zijn geen bloemen uit den tuin der „beschaving"; ze zijn. als het water van een bergstroom, opgeweld uit de heilige diepten van een ongerepte natuur.. Schuberts melodiek is de onuitsprekelijke bron, die zich in zijn liederen uitstort. Muziek, die de ziel door dringt en ons grijpt zooals het leven zelf ons grijpt. Schuberts liederen zijn een gift uit den Hemel, die zich eens in overdadige wildheid uitstortte. Liederen, die we slechts dankbaar kunnen aanvaarden zonder eenige beschouwing of bespiegeling. Welk een rijk dom van expressie in het simpele strophi- sche lied. welk een wereld van gevoelens opent zich in de op grooter plan ontwor pen zangen met hun diepzinnige illustratie in de pianopartij! Zelfs Beethoven, de machtige, heeft niet kunnen vermoeden dat het lied door toevoeging van een sympho- nisch-descriptief element tot expressivi- teiten zou kunnen komen als we in Schu berts 600-tal in overstelpenden overvloed vinden. ii Schubert heeft zijn onsterfelijken roem, als zooveel grooten van het men9chdom moeten betalen met veel opoffering en veel ontbering. In den ongetijken strijd tegen de economische machten en de maatschap pelijke verhoudingen heeft hij het in zijn korte leven moeten afleggen, Schubert, de onbaatzuchtige, ia zijn Muze getrouw ge bleven Op den levensweg, die boven de begrenzing van zijn aardsch bestaan uit gaat. heeft hij overwonnen. In den aller- laatsfen tijd, echter treden er in het muziek leven bedenkelijke symptomen aan den dag Men mis! den tijd en de zielerust om be hoorlijk kennis le nemen van zijn oeuvre Ja. er zijn er zelfs, die niet meer gelooven aan de macht en de kracht der melodie, die zeggen dat in de toekomst geen piaat9 meer is voor de melodie. Als dat waar ie, waf zou er dan van Schubert worden, die niets ie dan melodie?Maar het ie niet waar. De gril der mode zal verdwijnen Een friesche wind zal den nevel uiteen- scheuren en verjagen. Aan een helderen hemel, zal eeuwen lang nog blijven schitte ren in maagdelijken glans de ster van Franz Schubert. t[ \y RECLAME. H. P. H. KEEREWEE BEGRAFENISSEN Tel. 661 AUTO-TRANSPORT Aalmarkt 16. CREMATIE 4762 Door W. J. EELSSEMA. Gestadig drukte de regen neer, tikkelde tegen de ruiten, stroomde weg in den tuin, ^"aar het water zich verzamelde tot groote poeien eD plassen, die steeds aangroeiden en kringelden door 't invallen van al ma-ar door neervallende droppels... Soms deed de ^ind even rumoerig, blies onverwachts door de ontbladerde takken, plakte de geel-bruine, verdorde zomertooisels neer ]Q den modder, waar ze een zacht, glad tapijt vormden, dat anders weggeritseld z°u zijn, hupsch en speelsch, vol dartel heid, wanneer het droog geweest was en de scheidende herfstzon de aarde nog even verwarmde... Doch nu was het vochtig, nat en koud. Grauwe wolken joegen den heelen Gorgon, middag en ook nog op den avonu langs den hemel, braken los over de klets natte aarde... Anna, ,,ouwe Anna", zooals ze gewoonlijk 'n het dorp genoemd werd, zat bij haar racheltje, dat een heerlijken gloed afgaf eri waarop een lekker geurende koffiepot stond te pruttelen Vanuit bet open deur tje lichtten de vlammen, braken de duis terende schemering, welke in het kleine kamertje drong en de voorwerpen in haar 8r'ize sluiers hulde. Zoo af en toe was het I Vertrekje door een grootere vlam helder I ^rlieht, stonden de gladgewreven linnen- kast. de buikige commode en de met kus- pn doekjes behangen stoelen in een ^herp schijnsel, dat direct daarna weer We? kitste. Dan gleed de lichtstraal verder °ver de vergulde petroleumlamp, hangende een lagen balk, over de met een rood- bloemig zwilk bedekte tafel en over het heldere vaatwerk, dat daar stond... Doch ze hulden „ouwe Anna" niet in hun schijnsel; „ouwe Anna", die ter zijde van de kachel zat, met een stoofje voor haar verkleumde voeten, terwijl haar ge rimpelde handen werkeloos in haar schoot lagen... Zij zelf leunde achterover in haar rieten leunstoel, met een kussentje voor den rug, lei het hoofd vermoeid een wei nig ter zij... Het laatste licht streek stree- lend over haar spierwitte haren, scheen haar matte gelaatstrekken to kussen, de oogen dicht te willen drukken; de oogen, die bang-lcdig met een vragende uitdruk king naar buiten dwaalden... „Ouwe Anna" was eenzaam, heel, heel eenzaam Eens was het anders geweest... Vroeger was ze een flinke meid, die de handen uit de mouwen durfde te steken; dezelfde handen, die nu zoo zwak en tril lerig w erden. Tot haar achttiende jaar was haar jeugd gebroken en te neer gedrukt door haar tyrannieken vader, waarvoor moeder en de andere broertjes en zusjes altijd bang waren; had ze weinig plezier gehad, was haar opbruisende levenslust telkens weer in botsing gekomen met de neerdrukkende heerschappij van vader, die het zóó hebben wou, en niet anders. En eindelijk, toen ze den leeftijd bereikt had, dat ze als meid dienen kon bij den boer, leek haar 't leven plots één groote vreugde toe, waaraan je je bedronk, je te buiten ging!... Hoe gewichtig had ze zich gevoeld, toen ze uit het ouderlijk huis getrokken was; uit het huis, dat haar vooral in de laatste maanden een gevangenis toe geleken had, in afwachting van de zoo geliefde vrijheid. Ze was stralend van geluk geloopen naar de verlaten boerderij, die te midden van de open velden lag, en haar voorkwam een kasteel te zijn, een sprookjeskasteel!... Ze had het wel willen uitspringen van vreugde, maar had het niet gedaan, omdat ze voor alles haar „deftigheid" moest bewaren, als meid van boer Harmsen, een zeer benijde positie, in het dorp... Later had ze wel eens geglimlacht over deze vreugde, het was en leek zoo kinder achtig, en toch, bij de gedachten aan dien tijd kwam er wel eens een droevige stem ming over haar., 't Leek al zoo lang ge leden, je werd zoo vroeg oud, je wenschte de tijden van voorheen wel eens terug! Daar op de boerderij maakte ze kennis met Gerrit, een flinke boerenknecht, die niet op zag tegen een beetje werk. 't Was een stoere, forsch gebouwde kerel met har telijke, open oogen, die Anna direct geheel veroverden.... Twee jaar later trouwden ze.Vaak herdachten zij en Gerrit hun gezelligen vrijerslijd met al zijn moppen en grappen, als ze op de heerlijke zomeravonden voor hun huisje zaten Dan leefde ze geheel op. lachten ze. terwijl anders den heelen dag arbeid hun aandacht in beslag nam j Met hun beiden hadden ze gewerkt van vroeg tot laat; een tijd van inspanning. maar tevens een lijd van groote. overgroots I voldoening. Ze hadden het huisje vrij ge kregen; 't huisje, waar ze toen woonden terwijl ze verder een koe hun bezil mochten noemen, en ten slotte een kleine peuter al hun hartelijkheid opeischle. Later, toen er een viertal kinderen het levenslicht zagen, was het moeilijker voor haar geworden bij al haar drukke, inspan nende bezigheden. Vier kleine kleutertjes hingen doorloopend aan haar rokken, ver- eischten al haar zorgvuldigheid, die gepaard ging met een oneindige liefde.... Totdat het noodlot wreed ingreep, haar heerlijk geluk aan flarden scheurde. Na een kort. doch hevig lijden stierf haar man. getroffen door het ongeluk met een paar paarden op hol te slaan, waardoor hij tegen een boom geslingerd werd. Ze maakte den vreeselijken strijd mee van den sterken kerel te'gen den machtigen dood, die zege vierend uit den kamp te voorschijn trad Ze hielp haar Gerrit tot het einde; drukte hem terug in de kussens, als hij luid opkrijtend van pijn overeind vloog; veegde hem het klamme zweet van zijn voorhoofd; drukte hem ten slotte de oogen toe. de oogen die tot het laatsle een bang-pijnlijke uildrukking hadden, steeds maar smeekten om het leven; het leven, dat langzaam maar zeker weg vloeide; doch toen alles geleden was. kon ze niet meer. was ze geheel gebroken In één nacht had het noodlot zich aan haar voltrokken Als in een droom had ze de volgende da gen meegemaakt, had ze met een bleek, stil gezicht geloopen achlcr den hegrafeniswa- gen, om op het kerkhof de kist langzaam in de groeve te zien dalen, en plotseling 't wreede weten te leeren kennen, dat Gerrit nu nooit, nooit meer zou terugkomen In de tijden, die kwamen, zou ze vaak voor 't raam zitten turen in den vallenden nacht, om te kijken naar het torenspitsje van het kerkje, dat even boven het hooge geboomle uitstak, en waarom het kerkhof met zijn lallooze kruizen en grafsteenen zich uitstrekte, Daar rustte Gerrit, haar Gerrit.... Thuis was ze eerst weer tot bewustzijn 1 gekomen door 't geschrei van de angstige kinderen, die zich bang maakten voor die starende, bleeke moeder. Met een smarte- lijken, wilskrachtigen trek om haar mond had ze hen gerustgesteld.Ze mocht im mers niet treuren, ze moest 't hoofd er bij houden, opdat haar kleinen geen gebrek zouden lijden Met die gedachte had ze het zwarte kleed uitgetrokken, om daarna 't werk te hervatten; 't werk, dat haar ver getelheid bracht, maar waardoor plots on- verwachls het schrijnend verdriet kon schieten, zoodat ze steunend een wijle moest rusten met het hoofd verborgen inde handen. Een tijd van kommervolle omstandigheden was aangebroken en waardoor ze worstelde met een bewonderenswaardige energie, die nooit verflauwde, alleen omdat het voor haar kinderen was.In 't dorp meende een elk het goed met die stille, bleeke vrouw, die weinig zei, maar veel, heel. heel veel werkte. Ze was overal zeer gewenscht als werkster, kreeg vele toegiften, die ze echter moeilijk accepteerde, 't Waren meestal oude, gedragen, kleedingstukken, die ze aannam, om er. handig als ze was, een dragelijk pakje voor haar kinderen van le maken, maar anders had ze het nooit ge daan. had ze het geweigerd, omdat het zoo moeilijk was giften te ontvangen, terwijl je zelf flinke armen aan 't lijf had. 't Was echter ook zulk een moeilijke taak vier grage kinderen van haar karig loontje eten le geven, zoodat het eigenlijk een heele uit komst was geen geld meer te hoeven uit te geven voor hun kleeding. 't Was anders o zoo moeilijk ..dank u" te zeggen voor din gen. die gegeven werden, die je zelf niet verdiend had Tot overmaat van ramp stierf haar koe,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9