DE OOLIJKE OESTERFAMILIE.
69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 17 November 1928
Derde Blad No. 21068
FRANZ SCHUBERT.
'T BREKENDE LEVEN.
OVERLEDEN 19 NOV. 1828.
Frans Schubert.
Merkwaardig samentreffen: op nagenoeg
hetzelfde oogenblik dat Oostenrijk zijn popu
lairste lied kreeg, kreeg het ook zijn popu-
lairsten liederencomponist. Op 12 Februari
1797 werd in alle theaters van Weenen het
zoo juist door Haydn gecomponeerde volks
lied gezongen en 31 Januari te voren werd,
in het huis thans Nussdorferstrasse no. 5-4
(Weenen, 9e Bezirk), Franz Schubert ge-
boren.
Zijn vader, van boerenafkomst, was hoola
eener school in de voorstad Lichtental. Uit
diens eerste huwelijk met een Silezische
werden 1-4 kinderen geboren (onder wie
Franz) waarvan er 9 zeer jong stierven. Na
den dood van zijn vrouw 1812 hertrouwde
hij in 1813. Uit tweeden echt werden 5 kin-
I deren geboren. Hij was een man van voor-
treffelijken levenswandel en om zijn paeda-
gogische kwaliteiten als onderwijzer zeer
gezien. Zijn degelijkheid en juist begrip van
I wat met een klein inkomen kon worden
bereikt bezorgde het gezin een zekeren maat-
schappelijken welstand. Vader Schuberts
6'erste zorg gold de opvoeding van zijn kin
deren. Het elementaire onderwijs van den
jongen Franz werd natuurlijk door den
vader ter hand genomen. Op zijn zesde jaar
ging Franz ter schole. Uit aanleekeningcn
van den vader weten we, dat de knaap tot
de beste leerlingen behoorde en dat hij een
echte jongen was, die niets liever deed dan
spelen. Zijn ongewoon muzikale aanleg ont
ging dpn vader niet. Deze begon Franz op
zijn achtste jaar vioolles te geven en een
oudere broer nam het piano-onderwijs voor
zijn rekening. De le'erling groeide de leer
meesters al gauw boven het hoofd. Daarna
werd Franz in de leer gedaan bij den Lich-
tentaler kerkkoordirigent Michaël Holzer, die
1 hem onderwijzen zou in piano- en orgelspel
,en in de theorie1 der muziek en in wiens
koor hij zou meezingen. Tot degelijk onder
wijs schijnt het ook hier niet gekomen te
zijn. Maar praktisch, als medewerker in koor
en orkest, heeft hij in Holzer's omgeving veel
opgestoken. Hieï leerde hij den klank ken
nen van de instrumenten en van de men-
schelijke stem; hier is de grond gelegd voor
zijn latere vaardigheid in stembehandeling
en instrumentatie. In 1808 wordt Franz
leerling van het „Stadtconvict", een onder
wijsinrichting, die' het midden hield tusschen
een gymnasium en een conservatorium. Al
toonde hij in de humanistische vakken niet
dezelfde belangstelling als in het convict-
orkest. waarin hij als violist meewerkte en
welks plaatsvervangende dirigent hij al spoeL
dig werd, toch heeft hij op het convict over
de geheele linie behoorlijk zijn plicht ge
daan Het orkest bracht hem in bijna dage-
lijksehe aanraking met de symphonieën van
Haydn. Mozart, Méhul en Beethoven, die
prikkelend werkten op zijn neiging tot com-
poneeren. Het meeste van \vat hij toen als
oefening neerschreef is verloren gegaan. De
eerste groote zangcomposilie. die bewaard is
gebleven ..Hagars KI age" is uit den convict-
tijd. De beroemde theoreticus Salieri (ook
Dog leermeester van Beethoven), wien de
compositie onder de oogen kwam, ontdekte
zooveel kwaliteiten in het stuk. dat hij den
jongen componist tot zich nam om hem de
geheimen van het contrapunt te ontsluieren
(1812). Dit onderwijs, dat slechts ongeveer
een jaar geduurd heeft, is toch zeer vrucht
dragend geweest. Op het convict voelde
Franz zich toch niet thuis. Op den duur be
nauwde hem het strenge régime, dal daar
heerschte en het verlangen om naar het
ouderlijk huis terug te keeren werd hem te
machtig. Vader Schubert, die Franz voor het
onderwijs en niet voor de muziek had be
stemd. liet in 1813 zijn zoon terugkomen. In
de beide nu volgende jaren ontmoeten we
Franz als leerling op een kweekschool voor
onderwijzers. Nadat hij zijn akte van be
kwaamheid als onderwijzer had behaald
werd hij als zoodanig aan zijn vaders school
aangesteld, waar hem het onderwijs in de
laagste klasse werd opgedragen. Maar er
woelden te veel gedachten in zijn hoofd om
zich in dezen werkkring gelukkig te kunnen
voelen. De eerste de beste gelegenheid greep
hij aan om van hel schooljuk verlost te wor
den. Hij solliciteerde naar een leeraarsbe
trekking aan de muziekschool te-' Laibach.
Dit is de eenige poging, die hij ooit in 't
werk heeft gesteld, om een vaste positie in
de muziek (e verwerven. Ze had geen succes.
Toch was dit geen beletsel voor Franz om
vaders school vaarwel te zeggen. In 1816
trekt hij er op uit om zijn intrek te nemen
bij vrienden, dip hem den eersten tijd boven
water hielden Dat bohémienbestaan heeft
hij, in telkens afwisselenden vorm. volge
houden tot aan zijn dood toe.
In Schuberts leven heeft de liefde geen
voorname rol gespeeld. We' welen alleen
dat hij in 1811 de solopartijen in zijn eerste
missen schreef voor Therese Grob, een jong
meisje, dat nog jaren op hem gewacht heeft
alvorens een ander te huwen. Later is het
gravin Caroline Esterhazv, een leerlinge van
Sehuberl, die hem heeft verteederd. Zijn
overgroole bescheidenheid, een 9terk gevoel
van maatschappelijke onvolwaardigheid
deden hem evenwel terugdeinzen voor een
duurzame verbintenis. Maar des te meer
heeft hij van de vriendschap een cultus ge
maakt. Allereerst ten opzichte van zijn
ouders, broers en zusters, met wie hij zich
steeds innig verbonden gevoelde. Hoe ge1-
noot hij als in den familiekring kwartet werd
gespeeld en hoe beminnelijk klinkt een
terechtwijzing aan het adres van zijn vader
als deze', violist in het familiekwartet, bij
herhaling eenzelfde fout maakte: Herr
Vater, da hat elwas gefehlt. De briefwisse
ling met zijn broer Ferdinand is roerend van
hartelijkheid. Naast zijn verwanten bezat
Schubert een uitgebreide vriendenkring,
waarin hij zich volkomen thuis en gelukkig
voelde. Velen van hen waren nog vrienden
uit den lijd van het Convict. Deze groep van
jongelieden, bijna allen musici of dichters,
organiseerden bijeenkomsten waar verzen
voorgedragen en liederen werden gezongen
en waar de wijn vloeide bij stroomen. De
feestjes van de^e,literaire en artistieke-vrien-
denclub werden „Schuberliades" genoemd
omdat Schubert er de ziel van was. Hij ge'-
noot als hij zich onder zijn vrienden bevond,
al9 hij met hen woonde, met hen zijn garde
robe en zijn geldbeurs deelde. Zonder daar
onder al te zeer gebukt te gaan. zat hij vrij
wel doorloopend in geldzorgen. Lessen gaf
hij weinig of niet en de uitgevers, met wie
hij te'gen het eind van zijn leven pa9in aan
raking kwam, betaalden zeer slecht, vaak
niet meer dan een paar luttele guldens voor
de later zoo beroemd geworden liederen.
Tegenwoordig wordt een autogaafje, als
het toevallig tc-' koop komt. met goud be
taald
Als ik thans éen opsomming geef van wat
Schubert heeft geschreven, zoo gelieve de
eblangslellende lezer te bedenken, dat hij
op zijn een en dertigste jaar is gestorven.
Breilkopf en Hartel heeft het geheele oeuvre
uitgegeven; het omval:
Orkestmuziek: 8 Symphonieën-, 28 ouver
tures en andere stukken.
Kamermuziek: octet voor strijkers en bla
zers; 2 stukken voor blazers; strijkkwintet;
15 strijkkwartetten; strijktrio; kwintet met
piano (Forellenkwinlet); 2 pianotrio's; noc
turne voor piano en strijkers; -4 sonaten voor
piano en vioolrondo, fantasieën en variaties
voor piano en viool; variaties voor pianQ en
fluit.
5. In het vrije speelkwartier vermaken de Oeslerkinderen
met hun vriendjes zich buiten. Ze hebben Zacharias Zeester
te pakken gekregen, een groolen jongen, maar even dom als
hij groot is. De stouterds hebben ieder een punt van hem beet,
kijk ze trekken! Maar Zacharias vindt het niets leuk en als
Siem Schildpad eindelijk héél stevig rukt, proest hij: „Hou op,
of ik barst
6. Terwijl ze zoo bezig zijn komt er een Inktvisch voorbij,
die in de verte nog familie is van Zacharias en die zijn achter
achter-achterneefje helpen wil! Hij spuit dus een dikke straal
zwart water in den kring en o, wat schrikken de rekels nu.
Ze stuiven naar alle kanten
Pianomuziek: groot aantal origineele 4-
handige stukken en 2 handig; 15 sonaten en
«en groot aantal andere stukken als im
promptus, moments musicaux, walsen,
écossaises enz.
Vocale muziek: 5 missen; 19 andere ker
kelijke koorwerken; 14 operas; 45 man
nenkoren; 19 gemengde koren; 6 vrouwen
koren; 36 andere meerstemmige zangnum
mers; 603 liederen met pianobegeleiding.
De scheppingskracht en de scheppings
drang, waaruit dit alles ontsproten is, tarten
elke voorstelling. Ik kan hier niet in nadere
bijzonderheden treden, om niet al te uitvoe
rig te worden; maar op 15 Augustus 1815
zijn gedateerd acht liederen en op 19 der
zelfde maand zeven liederen. Zoo iels is
eenig in de geschiedenis. Toch werkte Schu
bert niet dag en nacht, maar wel buitenge
woon geregeld. Eiken dag begon hij om 7 uur
's morgens en werkte door lot 's middags 2
uur. De rest van den dag was aan de vrien
den en aan de gezelligheid gewijd, 's Mid
dags en 's avonds kon men hem vinden aan
zijn Stammtisch. Er is wel eens beweerd dat
hij de grenzen der matigheid dan niet altijd
precies betrachtte. Betrouwbare berichtge
vers brandmerken dit echter als lasterpraat.
Men zou allicht meenen, dat deze ver
wonderlijk vruchtbare toondichter zijn wer
ken in ééns fn den definitieven vorm goot.
Toc'h is dit niet het, geval. Elk der wereld
beroemde liederen „Erlkönig" en „die Fo^
relle"zijn tot vier Heer toe omgewerkt, vóór
dat de juiste uitdrukking was gevonden. De
vior verschillende versies zijn nog aanwezig.
De vraag dringt zich op, of Schubert niet
te veel heeft geschreven, of niet veel van
wal in de hierboven vermelde opsomming
is begrepen als onvoldragen kunstwerken
moeien worden afgewezen. Vooreerst merk
ik op, dat de uitgave pas na zijn dood is be
gonnen en regelmatig voortgezet, behoudens
dan een enkel lied, dat bij zijn leven is ge
drukt. Maar afgezien van de mogelijkheid,
zelfs van de waarschijnlijkheid, dat, zoo
Schubert zelf de uitgave van zijn werk had
mogen voorbereiden, hij wel enkele niet hoo-
ger dan als Vorübungen zou hebben ge
laxeerd, kan geenszins gezegd worden, dat
Schubert een te-kort aan zelfkritiek bezat.
Niet alles is gelijkwaardig. Maar bij wien is
dat wel hét geval? En we moeten er vooral
voor oppassen om uit het feit, dat we zooveel
werken niet kennen, de conclusie te trekken,
dat die de kennisneming wel niet waard zul
len zijn. Worden we niet telkens opnieuw
getroffen, als we een nooit gespeelde sym-
phonie of een nooit gezongen lied hooren?
Schubert zal nog lang een terrein blijven
waar intelligente musici nieuwe vondsten
kunnen doen. Ook meene men niet, dat zijn
opera's, die óf niet óf slechts enkele malen
zijn opgevoerd, om die reden, wat het mu
zikale deel betreft, mogen worden veroor
deeld. Het échec, dat Schubert met zijn
looneclwerk heeft geleden, werd veroor
zaakt door de kreupele teksten. Alleen dit
zou men Schubert kunnen verwijten, dat hij
die teksten op zijn werktafel in plaats van
in de prul Iemand deponeerde. Dat hij niet
wist wat tooneel was, is voor geen legen-
spraak vatbaar. Had hij dit geweten, dan
zou hij zich veel verdriet hebben bespaard.
En dit alles valt te meer te betreuren omdat
Schubert zoo groote gaven bezat juist op
dramatisch gebied. Neem bijv. eens de ge
weldige tragiek in Erlkönig! Het is jammer,
dot ondernemende zangvereenigingen in
Schuberts opera's eens niet gaan grasduinen.
Er zouden heel gemakkelijk gedeelten kun
nen worden gelicht, zelfs complete scènes,
die in de concertzaal uitgevoerd, ware be
wonderaars zouden ontmoeten.
Men kan de vraag naar de beteekenis
der figuur Schubert stellen met betrekking
tot een algemeen muzikaal belang, zonder
eenige wetenschappelijke toevoeging. Dan
moet het antwoord luiden, dat Schubert
de wereld zooveel muzikale genieting heeft
mogelijk gemaakt in al de genres, waarin
zijn rijke geest zich heeft geuit, dat hij als
'weldoener der menschheid tot de onslerfe-
Iijken behoort. Het zou een lange, zeer
lange lijst worden als we Schuberts werken
zouden gaan opsommen, die we dan wel
kennen en die we nooit moe worden op
nieuw te hooren. Wie honderd maal de
Unvollendete, het d moll kwartet (der Tod
und das Madchen), de Wandorerfantasie,
de Momenis musicaux, de beide piano
trio's, de mannenkoren, de a moll mis de
Müllerlieder en nog zoo veel meer heeft
gehoord zal zich steeds weer verheugen
als aan al die keeren cr weer een zal wor
den toegevoegd. Altijd opnieuw zullen hem
de Schuberlsche melodiek, de Schubertsche
waarheid en innigheid en ook de grootsch-
heid en gevoelsdiepte een verheffing des
harten zijn. Dat i9 nu reeds geschied ge
slacht op geslacht. Dat zal zoo blijven zoo
lang er nog menschen zijn. In dezen zin
is de beteekenis van Schubert universeel.
Men kan ook de vraag meer beperkt op
vatten in den zin van: welke beteekenis
heeft de figuur Schubert in muziekhistorisch
opzicht. De muziek maakt als alle facul
teiten van den menschelijken geest een
ontwikkeling door. De lijn dier ontwikke
ling loopt niet in alle. genres van zijn uit
gebreid oeuvre over Schubert. Wat de sym-
phonie en de kamermuziek betreft gaat
die lijn langs hem heen. Noch de inhoud
noch de vorm heeft aan Schubert eenige
verbreeding of verdieping te danken. Maar
in één genre is hij renovator: dat ist in
het lied. Zijn liederen zijn creaties der na
tuur, zonder eenige kunstmatigheid. Ze
zijn geen producten van cultuur, ze zijn
geen bloemen uit den tuin der „beschaving";
ze zijn. als het water van een bergstroom,
opgeweld uit de heilige diepten van een
ongerepte natuur.. Schuberts melodiek is
de onuitsprekelijke bron, die zich in zijn
liederen uitstort. Muziek, die de ziel door
dringt en ons grijpt zooals het leven zelf
ons grijpt. Schuberts liederen zijn een gift
uit den Hemel, die zich eens in overdadige
wildheid uitstortte. Liederen, die we slechts
dankbaar kunnen aanvaarden zonder eenige
beschouwing of bespiegeling. Welk een rijk
dom van expressie in het simpele strophi-
sche lied. welk een wereld van gevoelens
opent zich in de op grooter plan ontwor
pen zangen met hun diepzinnige illustratie
in de pianopartij! Zelfs Beethoven, de
machtige, heeft niet kunnen vermoeden dat
het lied door toevoeging van een sympho-
nisch-descriptief element tot expressivi-
teiten zou kunnen komen als we in Schu
berts 600-tal in overstelpenden overvloed
vinden.
ii
Schubert heeft zijn onsterfelijken roem,
als zooveel grooten van het men9chdom
moeten betalen met veel opoffering en veel
ontbering. In den ongetijken strijd tegen
de economische machten en de maatschap
pelijke verhoudingen heeft hij het in zijn
korte leven moeten afleggen, Schubert, de
onbaatzuchtige, ia zijn Muze getrouw ge
bleven Op den levensweg, die boven de
begrenzing van zijn aardsch bestaan uit
gaat. heeft hij overwonnen. In den aller-
laatsfen tijd, echter treden er in het muziek
leven bedenkelijke symptomen aan den dag
Men mis! den tijd en de zielerust om be
hoorlijk kennis le nemen van zijn oeuvre
Ja. er zijn er zelfs, die niet meer gelooven
aan de macht en de kracht der melodie,
die zeggen dat in de toekomst geen piaat9
meer is voor de melodie. Als dat waar ie,
waf zou er dan van Schubert worden, die
niets ie dan melodie?Maar het ie
niet waar. De gril der mode zal verdwijnen
Een friesche wind zal den nevel uiteen-
scheuren en verjagen. Aan een helderen
hemel, zal eeuwen lang nog blijven schitte
ren in maagdelijken glans de ster van
Franz Schubert. t[ \y
RECLAME.
H. P. H. KEEREWEE
BEGRAFENISSEN Tel. 661
AUTO-TRANSPORT
Aalmarkt 16. CREMATIE
4762
Door W. J. EELSSEMA.
Gestadig drukte de regen neer, tikkelde
tegen de ruiten, stroomde weg in den tuin,
^"aar het water zich verzamelde tot groote
poeien eD plassen, die steeds aangroeiden
en kringelden door 't invallen van al ma-ar
door neervallende droppels... Soms deed de
^ind even rumoerig, blies onverwachts
door de ontbladerde takken, plakte de
geel-bruine, verdorde zomertooisels neer
]Q den modder, waar ze een zacht, glad
tapijt vormden, dat anders weggeritseld
z°u zijn, hupsch en speelsch, vol dartel
heid, wanneer het droog geweest was en de
scheidende herfstzon de aarde nog even
verwarmde... Doch nu was het vochtig, nat
en koud. Grauwe wolken joegen den heelen
Gorgon, middag en ook nog op den avonu
langs den hemel, braken los over de klets
natte aarde...
Anna, ,,ouwe Anna", zooals ze gewoonlijk
'n het dorp genoemd werd, zat bij haar
racheltje, dat een heerlijken gloed afgaf
eri waarop een lekker geurende koffiepot
stond te pruttelen Vanuit bet open deur
tje lichtten de vlammen, braken de duis
terende schemering, welke in het kleine
kamertje drong en de voorwerpen in haar
8r'ize sluiers hulde. Zoo af en toe was het
I Vertrekje door een grootere vlam helder
I ^rlieht, stonden de gladgewreven linnen-
kast. de buikige commode en de met kus-
pn doekjes behangen stoelen in een
^herp schijnsel, dat direct daarna weer
We? kitste. Dan gleed de lichtstraal verder
°ver de vergulde petroleumlamp, hangende
een lagen balk, over de met een rood-
bloemig zwilk bedekte tafel en over het
heldere vaatwerk, dat daar stond...
Doch ze hulden „ouwe Anna" niet in
hun schijnsel; „ouwe Anna", die ter zijde
van de kachel zat, met een stoofje voor
haar verkleumde voeten, terwijl haar ge
rimpelde handen werkeloos in haar schoot
lagen... Zij zelf leunde achterover in haar
rieten leunstoel, met een kussentje voor
den rug, lei het hoofd vermoeid een wei
nig ter zij... Het laatste licht streek stree-
lend over haar spierwitte haren, scheen
haar matte gelaatstrekken to kussen, de
oogen dicht te willen drukken; de oogen,
die bang-lcdig met een vragende uitdruk
king naar buiten dwaalden...
„Ouwe Anna" was eenzaam, heel, heel
eenzaam Eens was het anders geweest...
Vroeger was ze een flinke meid, die de
handen uit de mouwen durfde te steken;
dezelfde handen, die nu zoo zwak en tril
lerig w erden. Tot haar achttiende jaar was
haar jeugd gebroken en te neer gedrukt
door haar tyrannieken vader, waarvoor
moeder en de andere broertjes en zusjes
altijd bang waren; had ze weinig plezier
gehad, was haar opbruisende levenslust
telkens weer in botsing gekomen met de
neerdrukkende heerschappij van vader, die
het zóó hebben wou, en niet anders. En
eindelijk, toen ze den leeftijd bereikt had,
dat ze als meid dienen kon bij den boer,
leek haar 't leven plots één groote vreugde
toe, waaraan je je bedronk, je te buiten
ging!...
Hoe gewichtig had ze zich gevoeld, toen
ze uit het ouderlijk huis getrokken was;
uit het huis, dat haar vooral in de laatste
maanden een gevangenis toe geleken had,
in afwachting van de zoo geliefde vrijheid.
Ze was stralend van geluk geloopen naar
de verlaten boerderij, die te midden van
de open velden lag, en haar voorkwam een
kasteel te zijn, een sprookjeskasteel!... Ze
had het wel willen uitspringen van vreugde,
maar had het niet gedaan, omdat ze voor
alles haar „deftigheid" moest bewaren, als
meid van boer Harmsen, een zeer benijde
positie, in het dorp...
Later had ze wel eens geglimlacht over
deze vreugde, het was en leek zoo kinder
achtig, en toch, bij de gedachten aan dien
tijd kwam er wel eens een droevige stem
ming over haar., 't Leek al zoo lang ge
leden, je werd zoo vroeg oud, je wenschte
de tijden van voorheen wel eens terug!
Daar op de boerderij maakte ze kennis
met Gerrit, een flinke boerenknecht, die
niet op zag tegen een beetje werk. 't Was
een stoere, forsch gebouwde kerel met har
telijke, open oogen, die Anna direct geheel
veroverden....
Twee jaar later trouwden ze.Vaak
herdachten zij en Gerrit hun gezelligen
vrijerslijd met al zijn moppen en grappen,
als ze op de heerlijke zomeravonden voor
hun huisje zaten Dan leefde ze geheel op.
lachten ze. terwijl anders den heelen dag
arbeid hun aandacht in beslag nam j
Met hun beiden hadden ze gewerkt van
vroeg tot laat; een tijd van inspanning.
maar tevens een lijd van groote. overgroots I
voldoening. Ze hadden het huisje vrij ge
kregen; 't huisje, waar ze toen woonden
terwijl ze verder een koe hun bezil mochten
noemen, en ten slotte een kleine peuter al
hun hartelijkheid opeischle.
Later, toen er een viertal kinderen het
levenslicht zagen, was het moeilijker voor
haar geworden bij al haar drukke, inspan
nende bezigheden. Vier kleine kleutertjes
hingen doorloopend aan haar rokken, ver-
eischten al haar zorgvuldigheid, die gepaard
ging met een oneindige liefde....
Totdat het noodlot wreed ingreep, haar
heerlijk geluk aan flarden scheurde. Na
een kort. doch hevig lijden stierf haar man.
getroffen door het ongeluk met een paar
paarden op hol te slaan, waardoor hij tegen
een boom geslingerd werd. Ze maakte den
vreeselijken strijd mee van den sterken
kerel te'gen den machtigen dood, die zege
vierend uit den kamp te voorschijn trad Ze
hielp haar Gerrit tot het einde; drukte hem
terug in de kussens, als hij luid opkrijtend
van pijn overeind vloog; veegde hem het
klamme zweet van zijn voorhoofd; drukte
hem ten slotte de oogen toe. de oogen die
tot het laatsle een bang-pijnlijke uildrukking
hadden, steeds maar smeekten om het leven;
het leven, dat langzaam maar zeker weg
vloeide; doch toen alles geleden was. kon
ze niet meer. was ze geheel gebroken
In één nacht had het noodlot zich aan
haar voltrokken
Als in een droom had ze de volgende da
gen meegemaakt, had ze met een bleek, stil
gezicht geloopen achlcr den hegrafeniswa-
gen, om op het kerkhof de kist langzaam in
de groeve te zien dalen, en plotseling 't
wreede weten te leeren kennen, dat Gerrit
nu nooit, nooit meer zou terugkomen
In de tijden, die kwamen, zou ze vaak
voor 't raam zitten turen in den vallenden
nacht, om te kijken naar het torenspitsje
van het kerkje, dat even boven het hooge
geboomle uitstak, en waarom het kerkhof
met zijn lallooze kruizen en grafsteenen
zich uitstrekte,
Daar rustte Gerrit, haar Gerrit....
Thuis was ze eerst weer tot bewustzijn
1 gekomen door 't geschrei van de angstige
kinderen, die zich bang maakten voor die
starende, bleeke moeder. Met een smarte-
lijken, wilskrachtigen trek om haar mond
had ze hen gerustgesteld.Ze mocht im
mers niet treuren, ze moest 't hoofd er bij
houden, opdat haar kleinen geen gebrek
zouden lijden Met die gedachte had ze
het zwarte kleed uitgetrokken, om daarna
't werk te hervatten; 't werk, dat haar ver
getelheid bracht, maar waardoor plots on-
verwachls het schrijnend verdriet kon
schieten, zoodat ze steunend een wijle
moest rusten met het hoofd verborgen inde
handen.
Een tijd van kommervolle omstandigheden
was aangebroken en waardoor ze worstelde
met een bewonderenswaardige energie, die
nooit verflauwde, alleen omdat het voor
haar kinderen was.In 't dorp meende
een elk het goed met die stille, bleeke
vrouw, die weinig zei, maar veel, heel. heel
veel werkte. Ze was overal zeer gewenscht
als werkster, kreeg vele toegiften, die ze
echter moeilijk accepteerde, 't Waren
meestal oude, gedragen, kleedingstukken,
die ze aannam, om er. handig als ze was,
een dragelijk pakje voor haar kinderen van
le maken, maar anders had ze het nooit ge
daan. had ze het geweigerd, omdat het zoo
moeilijk was giften te ontvangen, terwijl je
zelf flinke armen aan 't lijf had. 't Was
echter ook zulk een moeilijke taak vier
grage kinderen van haar karig loontje eten
le geven, zoodat het eigenlijk een heele uit
komst was geen geld meer te hoeven uit te
geven voor hun kleeding. 't Was anders o
zoo moeilijk ..dank u" te zeggen voor din
gen. die gegeven werden, die je zelf niet
verdiend had
Tot overmaat van ramp stierf haar koe,