Humor uit het Buitenland. ThU (tot zijn vrouw die den wagen in de garage probeert tê\ trijgen) „Héél goed geprobeerd, kindje, wanneer Je bedenk# {at Je gisteren nog heelemaal niet achteruit kon rijden". RECHTZAKEN. OVERZICHT KAASMARKTEN. SPREEKCEL. I Man (na <*e twist) „Je moet me niet misverstaan, lieve. On-» [waarheid spreken is geen zwak van me". L .Vrouw „Nee, het is Je sterke punt". (Passing Show), Eerste filmregisseur„HU moordt goéd, die knaap, vindt Jq niet?" Tweede filmregisseur „Ja, en ik ben benieuwd te zien hoq hU morgen zelfmoord pleegt". {The Bystander), i jDït ls het laatste boek over zaken-principes, meneer" „Nonsens. Er ls geen principe in zaken". (Aussie), Bezoeker„Een schat van een verpleegster heb Je, hoor I" Patiënt„Heb ik Ik had er nog niet opgelet". Bezoeker Goeie genade kerel, ik wist niet dat Je er zóó naar aan toe bent geweest". (London Opinion), De nieuwe dienstbode „O, mevrouw, de electrische stoppen tnc n verwisseld zijn. De radio is zoo heet dat Je d'er vrei op kan koken en de broodrooster speelt een danswijsje". .(Humorist). (Passing Show), netjes een veel ruimer leg verkregen, ver geleken bij de uitkomsten van vroeger ja ren. De voorbeelden zijn voor het grijpen, dat Krieltjes van goeden stam het tot ver over de honderd eitjes per legjaar brachten. Ja, als men het gezamenlijk gewicht der ge legde eitjes, het kleine voeder-rantsoen, de weinige ingenomen ruimte met dat alles van groote hoenders gaat vergelijken, winnen vele Krielen het royaal. Hel schoonhouden en de verdere verzorging van deze kleine dieren vraagt heel wat minder werk en kan door een dame of kind wel verricht wor den, zooals dan ook in het buitenland, spe ciaal in Japan, het houden van Krielen in bijna elk huis voorkomt. Vooral het onver stoorbaar taai geduld van deze bewoners van het land der Rijzende Zon heeft won- derfijne Chabot's geleverd in verschillende kleuren en vedervormen, ware wonderen van fokkerstalent. Toch waren krielhoenders ook in ons land reeds in oude tijden gewild, hetgeen blijkt uit de schilderstukken van de Oud-Holland- sche meesters, waarop ze tusschen de groote hoenders en ander pluimvee staan afgebeeld door vaardige hand. Het gezond verstand zegt ons echter, dat hoewel ze geringe eischen stellen, men toch meer pleizier en genot er van heeft als ze oordeelkundig gehouden worden in een be slist geheel afgedekte, niet te laag gebouwde ren met afzonderlijk slaaphokje. Bij aanschaffing ook hier weer de vraag: welk ras? Als men weet dat er bijv. in het vraag programma van Avicultura's tentoonstelling wel 24 rassen genoemd worden, weet men ook te gelijker tijd dat de keuze niet gemak kelijk kan zijn, juist om de talrijkheid dei rassen. Wij zouden echter alle kaalbeenige ras sen de voorkeur geven, daar de ervaring leerde dat voetbevedering extra zorgen in het zindelijkhouden meebrengt. De eigenschappen der verschillende tas sen loopen sterk uiteen. Denken we maar even aan de Japansche Krielen met been tjes zóó kort en zóó klein, dat men op het eerste gezicht zou meenen dat de diertjes deze ledematen missen. Stellen we daar tegenover de moderne Engelsche Vechtkrie- len met zulke lange, gestrekte beenen, dat ze wel ooievaars gelijken, ware steltloopers. Plaatsen we de langstaartige Phoenix-Krie- len naast de bolstaartige Cochin-Krielen, de mollige Wyandoljes naast de slanke Java-Krielen. Deze twee laatste groepen zijn uitstekend doorgefokt en leveren bij goede behandeling fraaie legresultaten. Tevens zijn ze uitstekende broedstertjes en moe dertjes voor het allerfijnste pluimvee, als sierfazanten, patrijzen en siereendjes. Ten slotte zouden wij verder maar niet willen aanbevelen, daar wij weten, dat van elk Kriel ras altijd wat goeds te verkrijgen is. Op onze groote tentoonstellingen vinden wij dwergen vertegenwoordigd in de beste ras sen. DAAr kan men gemakkelijk keus maken. DE STRAFZAAK DER VEENDAMMER HYPOTHEEKBANK. (Vervolg van gisteren.) Mr. Muller Massis, die na de pauze het woord voerde, gaf uiting aan zijn gevoel van groote eenzaamheid, nu over de andere ver dachten rapporten zijn uitgebracht en zijn cliënt de eenige zonder rapport is. Pleiter gelooft gaarne aan de goude trouw der anderen, maar er is geen enkele reden om aan te nemen, dat de oude WolUnan niet de dupe is geweest van de combinatie-Lie- bermann en niet te goeder trouw was. Het feit, dat de oude Woltman een goed zaken man was, is een reden te meer om aan te nemen, dat hij 't zeker niet zou hebben ge daan, als hij een oogenblik had kunnen den ken: „het is niet in orde", „er is gevaar". Uit niets blijkt, dat de oude Woltman wist dat de borgtocht geen waarde had en tot die conclusie zal men toch moeten komen, wil men hem veroordeelen. De oude Woltman is volgens pl. evengoed en zelfs nog in erger mate de dupe van Liebermann geworden. Pl. meent, dat er voldoende twijfel is, dat hij misschien niet is geweest te kwader trouw, dat hij niet had het booze opzet om de crediteuren te benadeelen. Mocht het Hof tot een andere opvatting en tot een v.eroor- decling komen, laat het dan zijn een straf, waarbij zooveel mogelijk rekening gehouden wordt met het zijn van dupe, zoodat de straf in een geheel andere verhouding komt te staan, dan voor de Rechtbank het geval was. Laat het Hof rekening houden met verdachte's gezondheidstoestand, die uitslui tend door de spanning en de emotie zoo is verslechterd, en een straf opleggen waarin uitgesproken wordt, dat verdachte meer dan zwaar gestraft is door de reeds ondergane preventieve hechtenis. Mr. Goseling, verdediger van zoon Wolt man, maakte slechts enkele opmerkingen omtrent eenige ondergeschikte punten. Mede in verband met het rapport, dat over den jongen Woltman werd uitgebracht, heeft pl. vrijspraak gevraagd. Het woord „clementie" heeft hij niet over de lippen kunnen krijgen en kan hem ook vandaag niet over de lip pen komen. Als men alles de revue laat pas- seeren, dan krijgt men op zijn hoogst een zeer twijfelachtige waarschuwing uit de tweede hand, maar dan veroorlooft pl. zich tooh de opmerking: de Hemel behoede ons allen, dat wij door een dergelijk soort waar schuwing veroordeeld zouden kunnen wor den wegens het vertrouwen, dat men gesteld heeft in zijn eigen vader, die door finan- ciöele raadslieden werd gesecundeerd. Mr. Kokosky, de raadsman van verdachte Möhring, herhaalde overtuigd te zijn, dat men Möhring onrecht zou doen als men hem veroordeelde. Zoowel hét rapport van De aanvoeren en hoogste noteeringen waren: Wagens (1) (2) 12 Nov. Oudewater 103 111 92 f- Goudsche Leidsche gestempelde lichte lichte zware (1) (2) (1) (2) (1) (2) ?1) (25 f54 f 52 f 58 159 f 57 f f f f f I 13 Nov. Bodegraven 280 282 291 f56 f56 f54 f59 f60 f57 f 60 f 61 f 59 f— f—f- 14 Nov. Woerden 317 373 334 f56 f57' f54 f59 f60 f57 f59 f61 f58 f— f— f- 15 Nov Gouda 215 330 132 f56 f56 f54 (59 f60 167 f59 (62 f59 f— f—f- 15 Nov. Alph. a.d. R. 24 40 34 f f f f 61 f 59 f 58 f f f 59 f f f- 16 Nov. Leiden 82 105 79 f 60 f 61 f 575 f f f f f f f 68 f 68 159 (1) Zijn de opgaven van de vorige week. (2) Zijn de opgaven van 1418 Nov. 1927. de politie als het rapport van de Zedelijke Verbetering komt neer hierop, dat van Möhring geen kwaad valt te zeggen. Volgens den reclasseeringsambtenaar is Möhring een man met een braaf karakter, een die het goede betracht en het kwade niet wil, iemand met een helder verstand, doch zonder initiatief, niet geschikt om leiding te geven en te vlug in het plaatsen van zijn vertrouwen-, iemand voorts, die van nature bescheiden en bedeesd Is en die grooten eer* bied koestert voor anderen, die hooger ge plaatst zijn en die, als de omstandigheden hiertoe leiden, het geschikte werktuig van anderen kan worden. Dit oordeel bevestigde de meening, die pl. van verdachten gekregen had. Als men hem een voorwaardelijke veroordeeling zal op leggen of een straf, die met de reeds onder gane preventieve hechtenis gelijk staat. Pi. zou echter liever een vrijspraak zien, want hij is overtuigd, dat verdachte gehandeld heeft, zij het dan onvoorzichtig, onverstandig en roekeloos, maar niet te kwader trouw. Hij is geen misdadiger, niet een man, die gestraft verdient te worden, maar een man, die reeds genoeg gestraft is met de straf, die hij reeds ondergaan heeft. Het Hof zal uitspraak doen op Donderdag 29 November a.s. KLACHT OVER DEN MORSCHWEG. Een Morschwegbewoner schrijft ons: Langs dezen weg wilde ik nog eens aandacht van betrokken autoriteiten vesl gen op den onhoudbaren toestand aan dl Morschweg, bij den overweg over Utrechtsche spoorlijn, en 't verdere gedeel plassen al9 vijvers en kan men niet me droogvoets oversteken. Voor uitwijken daar geen ruimte, zoodat men door pa seerende voertuigen van onder tot bovi bespat wordt, Is men de spoorbaan <m dan ziet men inplaate van trottoirs wai modderpoelen, waar men tot de enkels zakt. Waar de rijweg daar ter plaatse it 9mal is, moet men bij het drukke verke wel op die „trottoirs" loopen. Verleden jaar is na een ingekomen klacl wat grint gestrooid, maar daarvan wi na korten tijd niets meer te bemerken. Willen bedoelde autoriteiten zich op rogendag er niet eens van komen ove tuigen, dat afdoende verbetering hli dringend noodzakelijk is? „Je kent haar niet." „Ik begin te vermoeden dat jij dat even min doet," was hel droge antwoord. „We waren in Folkestone beide vrienden, omdat ik dienst deed als waakhond," zeide Beresford nadenkend. „Later heeft ze me de bons gegeven ze is weggegaan," liet hij volgen „Dank zij het standje van tante zijn haar de oogen zeker geopend, 't Is een vrouw best toevertrouwd een andere vrouw in haar teere punt te treffen. Voor een hoog staand meisje i9 het heel grievend als haar gezegd wordt dat ze zich heeft aangeboden. En vermoedelijk heeft haar tante haar daar wel van overtuigd." Beresford schudde somber met zijn hoofd. Tallis trok alleen zijn schouders op. „Jij hebt niet gezien, hoe ze al die kerels in het Imperial Hotel behandelde," zeide hij blijkbaar vast besloten zich zelf te overtui gen van de hopeloosheid van zijn positie. „En heb je nu plan om haar te vragen?" „Lieve hemel, neenl" riep Beresford, de gedachte er aan scheen hem zoo te doen ontstellen, dat hij recht overeind in zijn stoel ging zitten. „Nu. het vrijgezollenleven heeft een hêele- boel voor." „Wees niet zoo onnoozel," bromde Beres ford. „Je weet heel goed, dat ik dat niet bedoel „Soms is het wel eens lastig er precies achter te komen wat je bedoelt," zeide Tal lis glimlachend. „Zij vindt mij anders dan anderen „Dat vindt zij gewoonlijk." antwoordde Tallls droog. Beresford wandelde naar den haard en met onnoodige heftigheid ging hij de a9ch uit zijn pijp kloppen Terug in zijn fltoel, greep hij naar den tabakszak. „Ik zou niet graag willen dat zij dacht 'l begon hij, werktuigelijk zijn pijp vullend; daarop bleef hij steken. „Dat het jou om haar geld te doen is." opperde Tallis. „Zie je geen kans haar te doen weten dat het je om haar en niet om haar millioenen te doen is." „Neen, dat kan ik niet en wat meer zegt, ik wil hel niet," beet Beresford hem prikkel baar toe. „Daar heb je den langen stok weer, kerel," glimlachte Tallis. „Je offert je eenige kans van geluk op aan een hersenschim, die je je verbeeldt dat je eergevoel is. Nu betee- kent het je ondergang en dat spijt me. Maar ik kan er niet9 aan doen." „Ik heb altijd nog die pastilles," zeide Beresford grimmig. „Ja, je hebt altijd nog die pastilles; maar feitelijk geloof ik niet, dat dat de weg is naar naar hart." „Wat bedoel je?" vroeg Beresford ge jaagd. „Ik vermoed, dat zij houdt van mannén met Wil en durf, die al moet de onderste steen boven toch volhouden die voor geen kleintje vervaard zijn. Een enkele ls Zoo," liet hij terloops volgen, zijn pijp in zijn zak stekend en nadat hij een sigarette had genomen uil de doos, stak hij ze aan. „Ga J« al weg?" vroeg Beresford, toen Tallis opstond en zich In zijn volle lengte oprichtte. „Ja, mijn waarde vriend, ik ga er van door." „Wacht nog even. Je beweerde juist „Dat jij Iel% doms doet," luidde glim lachend hel antwoord. .Maar weer dommig heden uilhalen nu eenmaal een gelief koosde bezigheid van. je is, valt er niet veel over te zeggen. Er staan drie wegen voor je open en zooals van zelf spreekt, kies je den verkeerde." „Drie?" vroeg Beresford. „Trouwen met het meisje, uitknijpen en de pastilles. Vermoedelijk zul je er wel tus schen uit knijpen, al denk je nü, dat het de pastilles zijn zullen." Even keek Beresford hem aan en begon toen te lachen. „Wi! je nog een whisky and soda," zeide hij. „Neen, dank je," zeide Tallis. „Ik moet heusch weg „Je begrijpt het niet," zeide Beresford, terwijl ze naar de deur gingen. „Ik begrijp er zooveel van, dat evenals alle idealisten, je je geheel laat beheerschen door de gedachte aan stoffelijke bezwaren. Nu, tot weerziens efi het ga je goed. Als ik iets doen kan O ja, dat is waar. ik heb een vriend, hij is dokter op een schip. Zij varen gauw uit. rk zal hem opbellen. Hij zal je wel passage bezorgen als hofmeester of tets van dien aard. Wacht ik zal je zijn naam en adres geven." Tallis haalde een potlood uit zijn zak te voorschijn en op de achterzijde van één van Zijn eigen kaartjes schreef hij: Dr Henry Seaman, S S. Allarnmore Ea9t India Docks." „Dank je," zeide Beresford, het kaartje aannemend maar ik weet niet of er nu juist wel een hofmeester in mij schuilt." „Neen, niet bellen voor de lift, ik loop naar benedeni Adieu," en met een handgroet was Tallis verdwenen Beresford sloöt de deur en keerde terug naar zijn pijp en zijn stoel en het eeuwige vraagstuk: De Toekomst* HOOFDSTUK XVIIL De ontknooping. Als iemand met zijn gedachten in hooger sferen vertoeft, kost het moeite een gewo nen brief in elkaar te krijgen. Beresford leunde achterover in zijn 9toel met gefrons- de wenkbrauwen. Meer dan een uur had hij den ongelijken strijd gestreden. Op tafel voor hem lagen een aantal verschreven velletjes papier. Op een paar stonden enkele regels, van anderen wa* het eerste zijdje volge schreven en van één was zelfs het blaadje omgeslagen en waren een paar regels op het tweede zijdje geschreven. Zou ooit iemand zoo'n brief te schrijven hebben gehad? Waarom schreef hij eigen lijk? Ómdat hij nu eenmaal zich aangesteld had als een ezel. was het niet noodig daar nog meef drukte oVer te maken; toch moest hij haar feitelijk wel vertellen Vastbesloten greep hij naar de pen en een schoon velletje papier uit het vakje nemend, schreef hij: „Beste Lola." Toen hield hij op. Daar hield hij altijd op. Een oneindig aantal velletjes papier op tafel getuigden er van. Hij beet op de punt van zijn pen. Hij had hetzelfde gevoel als iemand, die aan een spraakgebrek leed en zijn geheeie leven getracht had „goeden dag" te leeren zeggen, maar het nooit ver der had gebracht dan „gug-gug." Hij zette een komma achter „Lola," ver beterde toen de L, om eindelijk door te gaan. Vijf minuten lang schreef hij langzaam, met moeite zijn woorden zoekend; dan nam hij den brief op, las hem aandachtig, maar wierp hem met walging weer neer. Het was lastig om den juislen middenweg te vinden tusscnen onverschillig en sentimenteel. Voor niets ter wereld wilde hij poseeren a. de heldin van een melodrama, die met hi plan haar huls stilletjes te verlaten, nc vijf minuien in den tocht in een deur blij staan om afscheid van de meubelen te w men. In hetgeen hij aan Lola schreef moei vooral' geen zelfbeklag doorschemeren. Maar wat deed het er feitelijk toe hoe h zich uitdrukte? Het Wa9 voldoende ah h haar zeide. dat hij wegging en dat met zo weinig mogelijk woorden. Weer nam hij ee blaadje papier, dit keer met grimmige vast beradenheid en begon toen langzaam fl zonder aarzelen: „De vacantie is om. Lola. Over eeh pa3 uur ga ik weg voor altijd weg. VaarffeJ zelfs aan een groote dwaaBheid komt e?! einde. Maar ze was meer dan beer lijk. R. B." Vastbesloten greep hij naar een env* loppe, vouwde het velletje papier dubbel eD deed hét in de enveloppe, die hij dicht maakte, waarop hij het adres schreef. Toft achterover leunend in zijn stoél, zuchtte M van verlichting. Het eerstvolgend half uur vloog zijn P33 vlug over het papier. De eene brief na andere werd geschreven, gêlezen en g03"' gekeurd Hij stelde öfde op al zijn zaken. Hij scheen wel los van alles te zijn,33 het was veel meer of het een ander dJ3 hemzelf betrof Lola was uit zijn leven de rest kwam er niet op aan. Je in ijdel berouw verdiepen was heid Ér was een tijd geweest, dat hij gWjJ den had, dat het Noodlot hem eeD leelijf* poets gebakken had door juist Lola in leven te brengen op een oogenblik. zij niets voor hem kon zijn; maar dat wf voorbij Nu was hij in staat alles te ï>330 juist verband met zijn eigen bestem"1'3* (Wordt vervolg 2—4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 14