69sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 17 October 1928
Tweede Blad
No. 21041
r~"
'^4
LUCHTPOST
Ol-ib.3 J (P-X-XJ
IWBXlERLftniDSGHTMDIË
UIT HET PARLEMENT.
BINNENLAND.
ARBEIDSOVEREENKOMST VAN
KAPITEIN EN SCHEPELINGEN.
PIETER DE HOOGH'S „BINNENHUIS" uit de vermaarde collectie Six, werd
gisteren op de veiling bij Frederik Muller Co. te Amsterdam door de „Vereenigmg
Rembrandt" aangekocht voor den prijs van f. 140.000.—.
NEDERLANDSCHE OFFICIEREN naar New-York om aan de National Horse-
Show Association deel te nemen. Met het s.s. „Veendam" vertrokken de officieren
naa-r New-York. W- zien hier de paarden der deelnemers op de kade van de Hol-
land-Amerika-lijn, alvorens ingescheept te worden.
ajpiTnn*
Éti.fini t fi"r -
ÉiUti
TE MEPPEL WERD DE NIEUWE BINNENHAVEN GEOPEND
bij welke plechtigheid het Gemeentebestuur aanwezig was.
De Zeemeeuw, waarop zich het Gemeentebestuur van Meppel,
de leden van Schuttevaer, en andere genoodigden bevinden,
vaart het lint door, waarmede de haven voor het verkeer
gesloten was.
NIEUWE ZEGELS IN INDIë. Binnen
kort zullen in Nederl.-Indië zegels verschij
nen, de z.g. luchtpostzegels in waarde van
10, 20 en 40 ets. en waarschijnlijk ook
spoedig zegels van f. 1.50. Deze zegels zijn
naar ontwerp van den kunstschilder Fokke
Maes te Den Haag en komen in verschil
lende kleuren uit. Een zegel van 10 ct. die
paars gekleurd is.
Gisteren had een excursie plaats naar den Haag en Omstre
ken, uitgeschreven door de Vereeniging „Het Nederlandsche
Wegencongres", met het doel verschillende wegconstructies
en in uitvoering zijnde werken te bezichtigen. Met alle
aandacht werd deze rupswalsmachine bezichtigd.
(Van onzen bijzonderen medewerker).
Den Haag, 16 October 1928.
De Communistische herrie in de
Tweede Kamer. Er wacht
weer een verloren middag.
De voorzitter der Tweede Kamer had
heden niet alleen, gelijk gewoonlijk, een
zwarten rok aan, maar bovendien een
witte das. Doorgaans draagt hij een zwarte
das, een witte beteekent altijd iets bijzon
ders. Zoo wil het ongeschreven protocol
van het parlement. Ditmaal was de witte
das de aankondiging van den terugkeer
van den heer Feber in de Kamer. Vroeger
heeft deze reeds deel uitgemaakt van het
parlement, is toen uitgevallen en hij keert
Hu terug in de plaats van den heer Van
Rijckevorsel opgetreden als Commissaris
der Koningin in Noord-Brabant. De voor
zitter heeft hem, nadat zijn geloofsbrieven
Waren onderzocht en goedgekeurd, op de
gewone wijze geïnstalleerd en de Kamer
leden hebben hem als een ouden kennis
begroet en weldra wandelde hij door de
Kamer alsof hij nimmer weg was geweest.
Trouwens het voornaamste punt der agenda
ging hem direct aan. Maar het kwam toch
minder spoedig aan de orde dan men had
gedacht en dat lag aan den communisti-
scheD afgevaardigde L de Visser, die op
een gegeven oogenblik de rust der Kamer
in gevaar bracht. Dat ging zooer waren
een paar punten vaD minder algemeen be
lang afgehandeld. Aan den heeT Drop
(S.D.A.P.) was verlof verleend om op eeD
nader te bepalen dag de regeering te inter-
pelleeren over de mijnongelukken in Lim
burg; de wijziging van de Schoolwet be
treffende het schoolgeld was op verzoek der
regeering van de agenda afgevoerd, het
ontwerp op de financieele verhouding tus
schen rijk en gemeente werd aan een com
missie van voorbereiding toevertrouwd.
Daarop vroeg de heer L de VisseT verlof
de regeering te in terp e 11e eren over de toe
standen aaD den Boven-Digoel. Daarop zal
morgen worden beslist.
..Maar hoe staat het nu met mijn op 11
Maart 1926 toegestane interpellatie over
het geval Kurt Vogel?"
..Daaromtrent is van mij geen voorstel
te wachten." antwoordde de voorzitter. De
heer De Visser heeft geen oogenblik moeite
gedaan om dip interpellatie alsnog aaD de
orde te stellen Bliikbaar vond hij zelf.
dat de interpellatie haar beteekenis had
Ver toren.
Maar daar was de heer De Visser vol
strekt niet van thuis, hij zette een stem
op als een scheepsroeper, toen de voorzitter
de meening opperde, dat de interpellant
best zijn opmerkingen kon maken bij de
Begrooting van Justitie en dus weigerde
een voorstel te doen om de zaak alsnog
op een afzonderlijk oogenblik aan de orde
te stellen. De heer De Visser ging zich
aan onparlementaire uitdrukkingen te bui
ten, waartegen de voorzitter met gehamer
opkwam, hij dreigde met obstructie en ten
slotte heeft de voorzitter hem maar beloofd,
dat bij na afhandeling van de Staatsbe-
grooting een voorstel zal doen om die duf
geworden interpellatie alsnog aan de orde
tè stellen. Dat belooft weer een verloren
middag! Want wie herinnert zich nog in
onzen snellevenden tijd iets van een zaak-
Kurt Vogel
Toen eerst kwam het onderwerp aan de
orde, waarbij de heer Feber bijna als partij
is te beschouwen Het betrof de wijziging
van het Regeeringsreglement van Ned.-
Indië. In het begin van 1925 had de regee-
ring voorgesteld den Volksraad te doen
bestaan uit 30 inlandsche leden, 25 Neder
landers en 5 uitheemsche onderdanen, ni et-
Nederland ars. Op 25 Februari werd echter
een amendement van den heer Feber aan
genomen om in den Volksraad zitting te
geven aaD 25 inlanders, 30 Nederlanders
en 5 uitheemsche onderdanen niet-Neder-
landers. Die regeling, waarbij dus het in-
landsch element in de minderheid kwam,
heeft bij de bevolking kwaad bloed gezet
en de regeering heeft gemeend, dat het
politiek een verstandige zet zou zijn om
op het amendement-Feber terug te komen
en alsnog de oorspronkelijk voorgestelde
verhouding in het Regeeringsreglement op
te nemen.
Het gerucht gaat, dat deze terugkeer van
een dwaling, een meerderheid zal vinden en
het lijkt ons zeer waarschijnlijk, dat dit in
derdaad het geval zal zijn. De eerste spre
ker reeds, de heer Cramer (S.D.A.P.) toon
de zich eeD voorstander van het voorstel,
dat intusschen tnaar zijn meening nog
slechts een eerste stap in de goede richting
mag heeten De beer Cramer heeft de
slechte eigenschappen van niet kort te kun
nen zijn. Als hij eenmaal aan het woord is.
haalt hij heel wat omver en in zijn rede
van anderhalf uut heeft hij dan ook een
paar maal de vermaning moeten booTen
bij het onderwerp te blijven. Hij zag er
zelfs kans toe een weinig vriendelijke kri
tiek te doen hooren over bet veelbesproken
boek van den heer Oolijn.
De tweede spreker, de heer Beniner
(A.-R.) verzette zich daarentegen op zijn
gewone scherpe wijze tegen het ontwerp,
dat volgens hem een staatsrechtelijk on
recht zou zijn, waarbij de regeering voor
bangmakerij wijkt. De heer Van Vuuren
(R.-K.), die indertijd zelf het amendement-
Feber had medeoüderteekend, achtte daar
entegen om oportuniteit-sredenen aanneming
van het voorstel gewenscht en hetzelfde
verkondigde... de heer Feber zelf, nadat
tusschen die beide sprekers in de heer Van
Boetzelaar van Dubbeldam, de Indische
specialiteit der Chr. Hist., in een rustig
betoog de wenschelijkheid had betoogd om
op de vergissing van 1925 terug te komen.
De heer Feber achtte zijn amendement na
tuurlijk geen vergissing, maar nu men het
oorspronkelijk werkelijk niet zoo gewich
tige voorstel had opgeblazen tot een wapen
in den strijd tusschen blank en bruin,
achtte hij het goed gezien zijn amendement
ongedaan to maken en zou hij aan het re
geer in gs voorst el zijn stem niet onthouden.
Morgen worden de beraadslagingen voort
gezet. Men hoopt Donderdag de aanneming
er van te beleven.
De heer Walraven Boissevain (Lib.)
heeft, gelijk aangekondigd was, zijn ont
slag bij de Kamer ingediend.
EEN NIEUWE WETTELIJKE REGELING
VOORGESTELD.
Ingediend is een wetsontwerp houdende
een nieuwe wettelijke regeling van de ar
beidsovereenkomst van kapitein en schepe
lingen.
Aan de Memorie van Toelichting is het vol
gende ontleend
Ter voorbereiding van deze materie is in
1921 een commissie ingesteld onder voorzit
terschap van prof. mr. W. L. P. A. Molen-
graafl, die tot laak had te onderzoeken hoe
de arbeidsovereenkomsten tusschen den ree-
der e ener zij da en de kapiteins (schippers),
scheepsofficieren en scheepsgezellen ander
zijds opnieuw bij de wet behooren te worden
.geregeld om te voldoen aan de eischen van
den tegenwoordigen tijd.
Haar verslag, in 1926 uitgebracht, is open
baar gemaakt, i'oen voldoende tijd na de
publicatie was verloopen, heeft de Minister
vaD Justitie zich nader de vraag gesteld op
welke wijze het spoedigst een resultaat zon
kunnen warden bereikt. Deze overweging
j heeft hem er toe gebracht het ontwerp der
i commissie betrelfende het materieele recht
zoodanig te wijzigen, dat het los kwam te
staan van het andere ontwerp betreffende
j het lormeele deel en de afzonderlijke indie
ning van het eerste ontwerp over te nemen,
j welke indiening niet zou prejudiceeren op do
uiteindelijke regeling van het lormeele deel.
i Bij de behandeling der Justitiebegvooting
voor 1928 is daarmee instemming betuigd
en het resultaat van een en ander is het
onderhavige ontwerp, dat naar den inhoud
voor een zeer groot deel overeenkomt met
het betrelfende ontwerp der commissie.
Over de hoofdbeginselen van het ontwerp
wordt het volgende medegedeeld:
Aan de nieuwe regeling ligt ten grond
slag het inzicht, dat er in het algemeen geen
reden is, de algemeene regeling van ue ar-
beiusovereeinkomst niet ook van toepassing
te doen zijn op de arbeidsovereenkomst van
kapitein en schepelingen, behoudens de wijzi
gingen, welke noodzakelijk zijn op grond
van de bijzondere omstandigheden, waar
onder op een zeereis de arbeid wordt ver
richt.
Het scheen, vooral na de aanvaarding van
dit uitgangspunt, niet noodig en ook niet
wenschelp, een alzonderlijke zeemanswet in
het leven te roepen. Men heeft dit aanbevo
len opdat zoowel de kapitein als de schepe
ling uit één wet al zijn rechten em verplich
tingen zou kunnen leeren kennen. Dit doel
is echter niet te yerwezenlpen, tenzij men
in een dergelpe wet alle bepalingen van de
W6t op de Arbeidsovereenkomst, waarvan
niet wordt afgeweken, mitsgaders de alge
meene bepalingen van verbintenissenrecht
zou opnemen, om niet te spreken van de
voorschriften van bijzondere wetten, als de
Schipperswet, de Schepenwet aa.
De voorkeur is dus gegeven aan een een
voudiger oplossing. Het onderwerpelijke wets-
voorstel bepaalt zich, afgezien van het straf
recht, tot de herziening van de bepalingen
van de arbeidsovereenkomst van kapitein en
schepelingen, welke voorkomen in het Wet
boek van Koophandel en de Tuchtwet van
185t' Het geelt alles wat in het bijzonder
voor deze arbeidsovereenkomst geldt Te dien
einde wordt voorgesteld een vierden titel
des tweeden Doeks van het Wetb. van Koop
handel een gedeelte van den derden titel van
dit boek, alsmede enkele verspreide bepa
lingen door nieuwe te vervangen.
Het beginsel van de gelijkstelling in rech
te vaD den schepeling met andere arbeiders
bracht mede op den schepeling ook dit alge-/
meene beginsel van overeenkomstenrecht toe
te passen, dat ie eenvoudige wanpraestatie,
het bloote zich onttrekken aan een overeen
komst, wel gevolgen heeft van burgerrechte
lijken aard, doch niet het nemen van straf
maatregelen rechtvaardigt. Ingetrokken zijn
op dien grond, de bepalingen van het Wet
boek van Strafrecht, houdemde strafbaar»
stelling van de dusgenaamde eenvoudige de
sertie. Alleen desertie onder zoodanige om
standigheden dat daarvan gevaar voor schip,
opvarenden of lading is te duchten, blijft een
stratbaar feit
Evenmin als de strafbaarstelling van da
eenvoudige desertie kan art 402 Wetb. van
Kooph. worden gehandhaafd. Het gaf den
reeder een macht over den persoon van den
schepeling, welke ons verbintenissenrecht!
overigens niet kent en welke niet d»or het
algemeen belang wordt gediend.
De positie van gezagvoerder, welke art.
341 Wetb. v. Kooph. den kapitein verze
kert, blijft onverlet.
De bijzonderheid van de zeevaart, welka
kapitein en schepelingen dwingt bjjeen te blij
ven en op elkander aanwijst, zoolang ha(
schip geen verbinding heeft of kan hebban
met den wal, verleent aan het disciplinaire
gezag van den kapitein een bijzondere be
teekenis, welke tot uiting komt in de voorge
stelde artt. 417 en 423 Wetb. v. Kooph.
en de geldende strafbepalingen in de artt.
398 en 399 Wetb. v. Strafr. De reeder moet
er op kunnen rekenen dat de schepeling op
zee den arbeid zal verrichten, waartoe hjj
gehouden is; anders zou het laten varen van
een schip een hachelijke zaak kunnen worden.
Naast de overeenkomsten tot het verrich
ten van dienst aan boord van een bepaald
schip, is meer en meer het aangaan van een
i vast dienstverband in zwang gekomen, m«t
name wat betreft de scheeps-officieren. Een
gevolg hiervan is dat ook de monsterrol een
andere beteekenis heeft gekregen dan d«
bestaande wet haar toekent
De wetgever van 1838 heelt zich blijkbaar
voorgesteld, dat de monstering bestaat in het
aangaan door den kapitein van arbeidsover
eenkomsten met de schepelingen ten over
staan van den waterschout Voorzooveel per
soneel in vasten dienst is, gaat dit niet meer
op; ook met andere schepelingen wordt da
overeenkomst vaak véór de monstering geelo-
ten. Het ontwerp stelt voor, de wettelijke re
geling in overeenstemming te brengen mot da
feiten. Het onderscheidt de arbeidsovereen
komsten eener- en de monsterrol anderzijds,
De monsterrol is volgens het ontwerp aiet
meer een overeenkomst, maar een staat
var de bemanning die aan boord van een
bepaald schip dienst zal doen krachtens de
overeenkomsten, welke met haar leden ieder
afzonderlek zijn gesloten. De monsterrol staat
tot de arbeidsovereenkomsten zooals het ma
nifest der lading staat tot de verve*I-over
eenkomsten.