EEN BUITENKANSJE.
ANEKDOTES.
Zelfs toen hij alweer nagenoeg heele-
maal hersteld was, kon hij zich slechts
vaag de gebeurtenissen van die verschrikke
lijke week herinneren, totdat op een avond,
terwijl hij in de hangmat lag, welke Jack
Preston voor hem in de keuken opgehan
gen had, alles plotseling duidelijk in zijn
geheugen terugkwam.
„Tante Ruth! Tante Rulhl" riep hij. „Nu
herinner ik mij op eens alles."
En terwijl Ruth luisterde, vertelde Chris
alles, wat hem in Londen overkomen was.
Maar zelfs nu was zij er nog niet geheel
zeker van, dat „de jongen niet ijlde". Toen
hij haar den volgenden dag echter ver
zekerde, dat alles werkelijk zoo gebeurd
was, hechtte zij geloof aan zijn woorden.
Zij had diep medelijden met den armen
jongen.
(Slot volgt.)
„Jan, jij moet het boek naar meneer
Hondius brengen", zei Piet van Dongen op
een Zaterdagavond tegen zijn jonger
broertje.
„Heeft Vader dat gezegd? Ik heb juist
zelf zoo'n mooi boek te lezen en heele-
maal geen zin, dat eind to loopen. 't Is
bijna een half uur", stribbelde Jan tegen.
„O, jo bent natuurlijk bang, want het
begint al donker te worden, flauwe jon
gen I" zei Piet nu, wien Vader eigenlijk
had opgedragen het boek weg te brengen,
maar die dit liever door zijn broertje doen
liet.
Jan kreeg een kleur, tot achter zijn
ooren, stond op en mompelde*
„Ik zal dan wel gaan."
Natuurlijk was bij niet bang! Net wat
▼oor Piet om zoo iets tc. zeggen! Vlug liep
Jan nu naar de villa der familie Hondius,
die aan het andere einde van het dorp ge
legen was.
Na een goed kwartier belde hij aan en
werd onmiddellijk opengedaan door Han
Hondius, die ongeveer van zijn leeftijd
was.
„Fijn, dat je er bent. We beginnen
zoo!" zei Han.
Jan keek even verbaasd, 't Klonk net,
alsof hij verwacht werd.
Op hetzelfde oogenblik kwam meneer
Hondius in de gang en kon Jan hem het
boek overhandigen.
„Dank je. Jan", zei meneer Hondius.
„Kom binnen. We zijn juist op het punt
met de tooverlantaarn te vertoonen."
„Ja maar, ik moet naar huis," zei Jan,
die eigenlijk niets liever gewild had dan
te blijven, doch bang was, dat Vader en
Moeder bet niet goed zouden vinden.
„Nee, nee," bracht meneer Hondius
hiertegen in. „Vanmiddag heb ik Vader ge
sproken en tegen hem gezegd, dat degene
van jullie tweeën, die mij vanavond hét
boek bracht, mocht blijven ora de toover
lantaarn te zien vertoonen. Ik zou 'm met
mijn auto thuis brengen. Vader en Moe
der weten er dus van. Trek jij nu maar
gauw je jas uit en kom binnen."
Blij, in het vooruitzicht van dit onver
wachte pleziertje, trad Jan in het volsrend
oogenblik de huiskamer deT familie Hon
dius binnen. Een heel gezelschap jongens
zat daar reeds in afwachting van de din
gen, die komen zouden
Weldra zagen de jongens de mooiste en
grappigste vertooningen op het witte doek.
Mpneer Hondius deed er allerlei verhalen
bij en de toeschouwers schaterden het tel
kens uit 't Was ook zóó grappig: Jocko,
den potsierlijken aap, te zien met zijn def-
tigen hoed, waarmee hij vroolijk zwaaide.
Het volgend beeld vertoonde hem na hét
uitvoeren van den één of anderen kwajon
gens-, ik bedoel apen-streek, waarbij hij
achtervolgd werd door de politie. Telkens
als de agent hem biina te pakken had,
toonde ons aapje zich een slim aapje en
ontkwam hii nog juist bijtijds aan den arm
der gerechtigheid. De kinderen hadden
dolle pret. terwijl limonade en taartjes de
korte pauzes deden omvliegen.
Maar zelfs aan den heerlijksten avond
komt een einde, zoo ook aan deze vertoo-
ning. De jongens, die allen thuis gebracht
't Is Woensdagmiddag, maar helaas,
Het regent-, dat het giet!
En voor het raam, bij moeder thuis*
Staan treurig Jan en Piet.
„Wat jammer toch", zegfc Jan bedroefd,
„'k Zou knikk'ren gaan met Hans 1"
„Ik," zegt klein Pietje met een snik,
„Ik had 't beloofd aan Frans!"
Juist komt zus Claar de kamer in
En naast haar trippelt An.
Terstond roept Piet, die kleine guit,
„Ik heb een reuze-plan!
„We gaan van schooltje spelen zeg!
Den meester Jan! wordt jij,
Jo leert ons lezen, sommotjes
En wat komt meer daarbij
Jan lijkt dat-denkbeeld opperbest,
Verbeeld je, meester zijn I
Dat is een kolfje naar zijn hand,
Hij vindt het o, zoo fijn!
De tafel wordt zijn lessenaar,
En op de kanapee,
Daar zitten Piet en Claar en An
Heel netjes cn gedwee.
„Piet", zegt de meester, „opgelet!
Hoeveel is twee maal twee
„Vier", klinkt het vlug en meester lacht,
Dat valt hem werk'lijk mee!
„Kom Claar, thans is de beurt aan jou,
Vertel mij eens precies,
Hoe wel je liefste popje heet?
En Claar roept daad'lijk„Lies!"
zouden worden, namen dan ook afscheid.
De groote auto der familie Hondius was
bijna nog te klein om allen naar huis te
brengen, maar evenals er veel makke
schapen in een hok gaan, kunnen er veel
jongens, die van een auto-ritje houden, in
een auto.
Telkens moest deze stoppen om een jon
gen af te zetten en ook Jan van Dongen
kwam aan de beurt.
Opgewonden vertelde bij aan Moeder en
Piet, die ter eere van den Zaterdagavond
nog niet naar bed was, van het buiten
kansje, dat hem te beurt gevallen was.
Juist beschreef hij de grappige avontu
ren van Jocko, toen Vader binnenkwam en
verbaasd uitriep
„Ma-ar heb jij dan de tooverlantaarn ge
zien, Jan Ik had Piet toch opgedragen,
het boek weg te brengen
Piet keek beschaamd vóór zich. Het
speet hem nu geweldig, dat hij dit werkje
op zijn beurt weer aan Jan opgedragen
had, maar er was nu eenmaal niets meer
aan to doen. Hij nam zich echter stellig
voor: in het vervolg liever tien boeken
weg te brengen dan geen.
NANDA R.
„Heel goed", .prijst meester, knap hoor
meid!"
An, waai* woont de prinses
Je weet het niet? Je schudt het hoofd?
Tel dan eens vlug tot zosl"
An kijkt naar Claar en fluistert zacht:
„Toe zusje, zeg me voor!"
Maar meester vangt die woorden op
En trekt haar aan het oor.
Natuurlijk doet hij haar geen pijn,
Dat lijkt alleen maar zoo,
Doch moes, die in de kamer komt,
Schrikt en roept angstig „oooh!"
De meester wendt zich deftig om,
Hij kijkt zijn moest, eens aan
En zegt: „Mevrouwtje, weee zoo goed
Om daad'lijk heen te gaan.
U staat hier in een schoollokaal
En heusch mevrouw, 't is waar,
U stoort mij vrees'lijk in m'n werk;
Ik ben nog lang niet klaar."
Mevrouwtje buigt verschrikt het hoofd,
„Ach meester", zegt zij zacht,
„Dat heb ik niet geweten hoor,
Daji had ik wel gewacht.
„Dag kindertjes, dag meester Jan,
Leer nog maar vlijtig door,
Als straks de school is uitgegaan,
Trakteer ik jullie hoor!"
't Is Woensdagmiddag en helaas,
Het regent, dat het giet,
Maar Piet en Jan en Claar en An
Vervelen zich toch niet!
R. WINKEL.
Ingezonden door Emmy Ohristiaanse.
Jan: „Mijnheer, ik wou een vergroot
glas koopen."
Instrumentmaker: „O jongeheer, hier heb
ik er een dat wel 20 maal vergroot."
Jan: „Dat is lang niet genoeg, ik moet
het veel meer kunnen gebruiken."
Ingezonden door Emmy Christiaanse.
Een heer ging op de jacht en beloofde
een haas te schieten. ,,Nu Klaas", riep
zijn vrouw toen hij thuis kwam, „waar heb
je nu die hazen V' „Ze waren te zwaar
voor mij om ze zelf mee naar huis te bren
gen. Ik heb een knecht uit het café waar
ik wat heb zitten rusten, er mee laten
sjouwen. Kijk daar zie ik hem al met mijn
weitasch aankomen." De man kwam nader
bij. „Zoo vriend, waar heb je nu de haas?"
„Neem me niet kwalijk meneer", was het
goed bedoelde antwoord van den knecht,
„ze hadden op 't oogenblik heelemaal
geen hazen, ik heb maar wat paling mee
gebracht."