EISdfT GOEDE NHUTESÏ Keelpijn? rORMAMINT DUS, EISCHT 69ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 2 October 1928 Derde Blad No. 21029 Gemeenteraad van Leiden. 2WITSERSCHE CMOCOLADE-FABR LvTAAT AAN DE SPITS FEUILLETON. Wit ik als waarzegster beleefde. (Vervolg van gisteren). 23o. Voorstel tot het verleen en van me dewerking aan het bestuur der Vereeni- ging tot oprichting en instandhouding van scholen voo' lager- en meer uitgebreid lager onderwijs op Gereformeerden grond slag, tot de aanschaffing van leermiddelen ten behoeve van de school voor U. L. O. aan de Hocglandsche Kerkgracht No. 20a en tot vaststelling van den desbetreffen- den begrootmgsstaat. (190) Conform lesloten. 24o. Vooritel: lo. tot 'iet verleenen van medewerking voor aanschaffing van de leer- en hulpniddelen ten behoeve van de in- voenng van het 7e leerjaar, aan a. h3t bestuur van de R.-K. Paro chiale Jongensscholen onder R.-a. lar. Kerkbestuur, voor de school aan de Caeciliastraat nis 11—15; b. let onder a genoemd bestuur 'oor de Jongensschool aan den Jperensingel no. 27; c. iet bestuur van de Inrichting van liefdadigheid voor Roomsch-Ka- üholiekèn te Leiden (Meisjesscho- :en der Eerw. Zusters in de Peli kaanstraat) voor de Meisjesschool aan den Heerensingel no. 27 2o. ot vaststelling van den desbetref- feiden begrootingsstadt. (191) Confo^n besloten. 25o. \borstel tot het verleenen van een vergoediig voor het jaar 1925, krachtens art. ICO der L.O. wet 1920, aan het be stuur ier Gereformeerde Schoolvereni ging, tm behoeve van de school voor ge woon kger onderwijs aan de Hoogland- 6che ï&rkgra-cht No. 20a. (192) Confirm besloten. 26a .'foorstel tot het verleenen van mede werking aan het bestuur der Vereeniging tot opichting en instandhouding van scho len vor lager- en meer uitgebreid lager onderijs op Gereformeerden grondslag, tot veandering van de inrichting van het 6cboolebouw aan de Hooglandsche Kerk- grachtNo 20a, tot het aanschaffen van schooheubelen, leer- en hulpmiddelen in verbad met de uitbreiding van de in dat gebou* gevestigde school voor gewoon lager cnderwijs en tot vaststelling van den desbeteff enden, begrotingsstaat. (193) Conprm besloten. 27o. Voorstel om medewerking te ver- leeneraan het bestuur der Vereeniging tot opricbing en instandhouding van scholen voor Iger en meer uitgebreid lager ondor- wijs 6 Gereformeerden grondslag, tot uit- breidag van het schoolgebouw aan do Driftfraat hoek Javastraat, tot aanschaf fing *an de noodige school-, leer- en hulp- RECLAME. Neem dan nog vandaag eenige Formaminttabletten. Daarmede geneest ge Uw keelpijn spoedig. I Geef Formamintook aan Uw huisgenooten, dan voorkomt ge besmetting. De keelontsmettende tabletten 1 alle Apoth. en Drog. k f 1per flesch 8329 middelen in verband met die uitbreiding en tot vaststelling van den desbetref f en den begrootingsstaat. (194) De heer KOOISTRA zegt, d^t, hoewel de S. D. A. P. steeds medewerking verleent voor de onderwijspacificatie, zij geen voorstellen kan steunen, die bedoelen het bijz. onder wijs meer te bevoordeeleji dan wettelijk is en hij meent, dat hier eenigszins daarvan sprake is. Wanneer een bestuurslid der ver eeniging niet zelf in het college zat, zou z. i. dat verzoek niet zijn gedaan. Het geldt hier een school, die nog nooit gebruikt is en daarom meent hij, dat hier vooralsnog geen medewerking kan worden verleend. Bij bezoek aan de school bleek hem, dat er er geen vier doch vijf borden waren en de heer Goslinga zeide, dat als de gemeen te raad geen medewerking verleent, er toch een vijfde klas zal komen, dan uit eigen middelen.. Blijkbaar meende dus het bestuur zelf dat er niet zeker op medewerking behoefde te worden gerekend volgens de bepalingen der wet. Van medewerking mag worden verleend, moet eerst practi9ch de behoefte blijken. Deze aanvraag had dan ook eenigen tijd achterwege moet blijven. Hij raadt den raad aan, niet al te zeer door te drijven, teneinde minder gewensch- te toestanden die het onderwijs zouden schaden ,te voorkomen. Aan dit verzoek is met een spoed ge werkt, een betere zaak waardig, terwijl het openb. onderwijs wordt achteruitgezet. Wethouder TEPE zegt, dat de heer Kooi- stra wederom het verkeerde standpunt in neemt van achteruitzetting van het openb. onderwijs, waarop hij nu niet nader zal in gaan, daar het hier een louter formeele kwestie betreft. Van afstemmen van het verzoek kan geen sprake zijn, daar de wet uitdrukkelijk hier medewerking gebiedt, daar aan alle wetelijke eischen wordt vol daan, zooals hij kort nader uiteenzet- De vroege aanvrage beteekent voor de gemeente zelfs een voordeel van eenige hon derden guldens en van overdreven spoed is geen sprake, integendeel. De heer KOOISTRA blijft bij zijn mee ning en herhaalt zijn waarschuwing aan de overzij. De heer WILBRINK: Ik krijg al pijn in mijn buik. Wethouder GOSLINGA komt er tegen op, dat hij als bestuurslid dezer schoolver- eeniging uitgespeeld wordt tegen het ©of- lege van B. en W. De vereeniging vraagt slechts haar recht, meer niet. Van over haasten is geen sprake. Al ging de heele S.D.A.P. op haar hoofd staan, de vereeni ging moet opkomen voor haar rechten, zooals zij nu doet. De waarschuwing van den heer Kooistra heeft heelemaal geen zin en deert niet. Wettelijk moet de raad me dewerking verleenen. De vooruitgang van het chr. onderwijs ip er nu eenmaal, laat de S:D.A.P. nu ein delijk eens aanvaarden Wethouder TEPE zegt nog, dat de heele commissie voor het onderwijs voor mede werking was. De heer VERWEY zal na. dit laatste tegenstemmen, hoewel hij van plan was voor te stemmen, nu de wethouder he«m uit speelt tegen den heer Kooistra, Voorts zal hij nu tegenstemmen, omdat blijkt, dat er al een 5de locaal is gebouwd, dus zonder de goedkeuring van den raad j De heer GOSLINGA: Öp risico. De heer VERWEYIn de overtuiging, wij krijgen het geld toch. Mede doordat de Chr.-Hist. thans meegaan, al begrijpt hij dat niet. De heer WILBRINK zet het standpunt der Chr.-Hist. partij uiteen aan de hand der historie in deze kwestie. De Kroon heeft de school daar toege staan wat wil men dan nog Door hec direct doen bouwen van het 5e locaal op risico is de gemeente juist bevoordeeld. De heer MEYNEN onderschrijft den heer Wilbrink inzake de houding der Chr.-Hi-st. partij in dezen. De heer WILMER had gemeend, dat een commissie van onderwijs de debatten zou bekorten en minder scherp maken, doch helaas, daarvan blijkt niets, integendeel. RECLAME. 8292 N.V.HOLLANDSCH Waarom hier in den raad wel zulke scher pe verwijten aan de rechterzijde, en niet in de commissie 1 In dit verband is de uitla^ ting van den wethouder zeer terecht. De heer Kooistra had met de houding van zijn partijgenoot rekening dienen te hou den. De heer VERWEY zegt, dat hij zich ten slotte in de commissie er bij neergelegd heeft aan de hand der wet, na eerst het voorstel te hebben bestreden. Maar zijn partijgenooten blijven toch vrij in hun oor deel. Wanneer de lieer KOOISTRA tripliceert, zegt de heer SLJTSMAZe lachen je uit. De heer KOOISTRA: Als dat juist is, dan zijn het aan de rechterzijde kwajon gens, apen. De heer ELKERBOUT ontkent dat de hoer Kooistra is uitgelachen en komt er tegen op, dat de heer Sijtsma zoo de boel in 't. honderd jaagt- De heer KOOISTRA trekt dan zijn woor den terug. De heer PARMENTIER zegt, dat hij spoedig lacht. De VOORZITTER: We zijn aan het on derwijs. De heer PARMENTIER zegt niet om den heer Kooistra te hebben gelachen, al vond hij diens rede belachelijk. De heer SLITSMA zegt, dat hij drie heeren der overzij zag lachen bij de woon den van den heer Kooistra en toen trok hij een conclusie Maar wat de zaak zelf betreft, de wet verplicht tot medewerking. Het voorstel van B. en W. wordt aan genomen met 227 stemmen. Tegen de S.D.A.P. 2So. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 25 October 1926, rege lende het tarief van bijdragen, te voldoen wegens Ziekenhuisverpleging vanwege de gemeente Leiden (Gemeenteblad No. 16). (195) Conform besloten. 29o. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de aansluiting van wijk III op de Centrale rioleering; b. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de demping, riolee ring en bestrating van de Lusthof- sloot en -laan, vanaf den Heeren singel tot aan de Nassanstraat c. tot overneming in eigendom van de Gereformeerde Schoolvereeniging, van het perceel sectie K no. 3429; d. tot overneming in eigendom van de Inrichting van Liefdadigheid voor Roomsch-Katholieken, van het per ceel sectie K, no. 449, ged. e. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de aansluiting van wijk IV op de Centrale rioleering; f. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbreeding van den Rijnsburgersingel vanaf ae Haarlemmervaart tot aan den Sta tionsweg met bijkomende werken; 9. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbreeding en verbetering van een gedeelte van den Maresingel vanaf de eerste bocht ten westen van de uitmonding van de Pasteurstraat ongeveer tot het rioolgemaal voorbij den spoor wegovergang. (183, l84 en 185) Lu VOORZITTER zegt, dat B. en W. bij nader inzien ten aanzien van Maresingel en Rijnsburgersingel een andere finantieele regeling voorstellen, n.l. de kosten voor Maresingel te betalen uit den post Onvoor ziene Uitgaven, niet door een leening te vinden en de kosten voor den Rijnsburger singel alleen in beginsel te voteeren, nog niet uit een leening, te vinden. De heer BAART erkent, dat bij de Lust hoflaan verbetering komt, doch wa9 het niet mogelijk geweest de heele sloot te dempen? Anders vreest hij voor een vuil-vergaarbak daar ter plaatse. Wethouder SPLINTER zegt, dat met den heer de Leeuw nog niet tot een overeen stemming is te komen, gezien diens eischen waaraan niet is te voldoen. Wel zeggen B. enW. toe, in de richting van den heer Baart diligent tc zijn en te blijven. De heer BAART acht den toestand on houdbaar voor de bewoners eto oordeelt het daarom beter zelfs aan te hooge eischen te voldoen dan niet tot dempen over te gaan. De WETHOUDER zegt, dat als de toe stand zoo slecht is, overgegaan kan wor den tot ingrijpen. Hij zal de Gezondheids dienst raadplegen. Conform he"t voorstel wordt dan besloten. DE LEIDSCHE HOUT. 30o. Voorstel om goed te keuren dat 25 pCt. der loonen ten behoeve van de bij wijze van werkverschaffing uit te voeren werken voor ,,de Leidsche Hout", aan he't Fonds voor aanleg, ouderhoud en beheer van wandelparken worden verstrekt. ,196) De heer ELKERBOUT heeft met genoe gen dit voorstel ontvangen. Er zijn echter z.i. nog wel dingen, die nader onder de oogen moeten worden gezien en hij vraagt duidelijk antwoord op eenige vragen. Geen rekening is voldoende gehouden, dat niet-bekwame handen meewerken en niet zullen kunnen presteeren wat gevraagd kan worden. Hij vraagt: is er geen aan leiding een trainingstoeslag aan dezulken te verleenen, bijv. de eerste week f. 3, 2e weck f. 2, 3e week f. 1. Voorts zou hij gaarne zien opgenomen, dat de tarieven gelijk zullen zijn als bij soortgelijke werken W9rdt betaald. Waar de mogelijkheid van conflicten en moeilijkheden niet is uitgesloten, meent hij dat het goed zou zijn de vakcentrales te vragen iemand aan te wijzen voor bemid deling. En hoe gaat het bij onwerkbaar weer 1 Dan dient toch schade vergoed, b.v. 80 pCt. van het loon 1 Ook is geen rekening gehouden met ziekte. Ook hier vraagt hij in te voorzien door toekenning van 80 pCt. Evenmin zijn vermeld de Chr. feestdagen. Ook daarvoor vraagt hij 80 pCt. (Geroep: Je bent te bescheiden; in de part. bedrijven geven ze 100 pCt.) Verder vraagt hij rekening te houden met zegelplakkgn en tenslotte of er gele genheid is fietsen te bergen en een ver warmd schaftlokaal, aanwezig zal zijn. De heer BAART meent, dat het woord werkverschaffing hier niet op zijn plaats is. Ook al was er geen werkloosheid, dan zou toch dit werk moeten worden uitge voerd, zij het misschien iets bescheidener. Wellicht kan er sprake zijn van werkver ruiming; hoogstens evenwel. Waarom de minister 25 pCt. geeft is hem onbekend, desbetreffend stuk ontbrak bij de gegevens Bepalen moet hij zich daarom tot het stuk 196. Daaruit blijkt, dat als het hoogste loon kan worden bereikt 42 ct. per uur. (GeroepGemiddeld) Dus ook lager nog zelfs. Bij 48-urige werkweek krijgt, men nog slechts f. 20.161 Zijn fractie zal daarom in geen geval met dit voorstel meegaan. In 't particu lier bedrijf wordt voor grondwerk volgens contract 62 ct. per uur betaald. Daarmee komt men dadelijk in conflict, van conflic ten gesproken. 42 ct. wordt bijkans nergens betaald, zelfs niet aan ongeschoolde me taalbewerkers. De heer BOSMAN; 't Gaat hier om tuin lieden. De heer BAART: Tuinlieden worden er niet gebruikt, grondwerkers, metaalbewer- werkers etc. Gezegd zal worden, dat er menschen kwamen vragen voor f. 0.40 te werk te wor den gesteld, doch dit bewijst althans geen werkschuwheid 1 daarom kan hij dit loon nog niet goedkeuren, vasthoudend aan 62 ct. per uur. Z.i. is men op 42 ct. geko men, gelet op de toestanden bij de steun- verleening, waarop hij nader ingaat. Over premies spreekt bij liever nog niet, eerst, het antwoord van den wethouder willende afwachten. Gefrappeerd heeft hem, dat de heer Ei kerbout 80 pCt. voor Chr. feestdagen in plaats van de volle 100 of zelfs nog iets meer, zooals feitelijk zou behooren, zullen het feestdagen zijn, vroeg. Hij hoorde, dat thans meer dan 8 uur is gewerkt, doch in den winter zal dat niet mogelijk zijn. Welk loon wil men dan toch betalen, nog niet eens de f. 21, waartoe steunuitkeering plus vrij arbeidsloon mag komen. Ook mag niet veTgeten worden, dat de meesten een groote periode van werkloos heid achter den rug zullen hebben, dus achterstand hebben in te halen. Deze voorstellen zullen z.i. verworpen moeten worden. De hoer HEEMSKERK heeft met ge mengde gevoelens dit stuk ontvangen. Eensdeels vreugde, dat er werk komt, an derzijds leed, dat do voorwaarden beslist onvoldoende zijn. Want een loon van f. 20.16 als maximum is toch in strijd met ieder gevoel van rechtvaardigheid. Natuurlijk zitten we vast aan de voor waarden van het rijk. Hij vraagt daarom of alles wel is geprobeerd, om het loon zoo hoog mogelijk op te voeren. Zijn er ïergen tijd geleden ontving een jonge Banode uitnoodiging als waarzegster te ^vilei optreden in een onzer groote ste riel. Aangezien niemand haar kende, ver- kttró men algemeen in den waan, dat he e commissie gelukt was een werke lijk igeunerin te vinden. Het succes was za groot, dat de entrée's verdubbeld mc-sen worden. Wat zij in die dagen alz>abeleefde, vormt de® inhoud van de voljètle bladzijden. „lp beweert wel eens spottend, dat het bij loof in onzen tijd welig woekert. En da n ligt voorzeker iets waars; wij moe- teipns echter eens ernstig afvragen, wè,t wijnder .bijgeloof verstaan, en of dit bij- gelf bij vele eenvoudige menschen ten slot niet de eenig mogelijke vorm is waar- onc het geestelijke leven zich openbaart. Deitellectueele menseh noemt soms ,,bij- gekf" alles wat samenhangt met de bo- vermnelijke wereld en maakt geen onder- schd tusschen het naïeve boerenmeisje, datloor eeD papegaai in ee-n kermistent hebortret van haar aanstaande uit een hoe papieren laat uitpikken, en den man varwetenschap, die zonder vooropgezette meing alles onderzoekt om het wezen der diun achter den schijn te ontdekkeD. Ie dit ook zij: de commissie van den Baar wilde zich dit verschijnsel ten nutto ma>n en mij als waarzegster in een kraam lat optreden. Toer ik haar meedeelde, afk geen flauw begrip van waarzeggen had, en niet de minste ervaring, wierpen zij mij tegen, dat ik het met tegenwoordig heid van geest en een radde tong, met en benevens een spel kaarten en een toover- bcek een heel eind zou brengen. En verder beloofden zij mij een opgezetten kater en een doodskop. Ik schafte mij zelve een handleiding- ,,de kunst van waarzeggen uit de lijnon der hand" aan, en bestudeerde ijverig wat daarin stond over de lijnen van het verstand, het gevoel, het noodlot, den Venusberg, en zoo voort. Toen brak de dag aan, waarop de Bazaar geopend werd, en ik wandelde met mijn kater en mijn doodskop naar het tooneel mijner werkzaamheden. Daar werd ik in oen oog wenk omgeschapen in een oud moedertje. Ten slotte kreeg ik een fluweel en masker voor, en zat in mijn tentje met den kater, die over mijn schouder staarde en den doodskop vóór mij. Maar het kwam heel anders uit dan mijn commissieleden en ook ikzelf hadden gedacht Toen het eerste vrouwtje binnenkwam en bevend en weifelend naar den doodskop keek, was het mij eensklaps, alsof die niet langer grijnsde. En toen zijj mij haar hand gaf, die de sporen droeg van harden arbeid en angstig op mijn oordeel wachtte toen kon ik dat niet als een grapje behandelen en haar maar wat op den mouw spelden. Ik voelde plotseling een groote verant woordelijkheid die op mij rustte; er ging als 't ware een stroom van warmte door mij heen. en ik dacht alleen: als ik haar maar wat helpen kon Ik zag niet langer het lijnennet in haar hand, maar ik zag de sporen van arbeid en ik vermoedde een leven vol moeite en zorg en een hart vol liefde en vol behoefte aan liefde. Als een. angstig vogeltje lag haar hand in de mijne. En toen begon ik met haar over haar leven te spreken, en het was mij, alsof ik met haar samen dien langen weg opnieuw af legde. Waar het donker was, hielden wij ons stevig aan elkaar vast, en waar het licht was, verheugden wij ons gezamen lijk. En toen gingen wij ook samen de toe komst binnen op dezelfde wiize en vonden ook hier licht en schaduw Meer veriangde zij niet te weten en zij bekend© mij, dat zij eigenlijk gekomen was om zich te laten waarzeggen en nu ten slotte een soort biecht had afgelegd. En ik dacht daarbij wat beschaamd aan mijn eigen oorspron kelijk voornemen. Daarop verscheen een vrouw met harde, verbeten trekken. Zij kromp ineen, toen ik haar onmiddellijk kort en koel toevoegde, dat zij veel vijanden had. Ik maakte dat op uit mijn eigen gewaarwording niet uit de lijnen van haar hand, zooals zij on getwijfeld aannam. Als eenig antwoord knikte zij toestemmend. Zij oogstte vijand schap, omdat zij haat gezaaid had, ging ik onbarmhartig voort. Even weifelde zij, toen knikte zij opnieuw van ja. Daarop zag ik haar vast aan en zei: ,,U lijdt er onder." Zij beet de lippen op elkaar en schudde van neen. ,,Ik zie het toch," zei ik zacht. Zij wierp mij een snellen blik toe en knikte toen weer. En eensklaps ontspande zich haar stijf opgerichte figuur en zij zakte zichtbaar ineen. Op dat oogenblik had ik vreeseliik met haar te doen en tegelijker tijd sprong er iets in mij op van vreugde. Er was nu geen kunst meer aan om haar te zeggen, dat zij door treurige ervarinccr haar geloof in de menschen verlorefi trt, en zich nu daarover op de overige mensch- heid trachtte te wreken. Ik probeerde haag uit te leggen dat dit de verkeerde weg was, en dat zij op die manier altijd weer opnieuw haat zou oogsten. Zij scheen het niet met mij eens te zijn, maar betaalde het dubbele entreegeld en ging heen, zon der een enkel woord te hebben gesproken. Ik had geen tijd meer aan de vrouw te denken, want voortdurend kwamen er nieu we menschen. Maar den volgenden dag kwam zij terug. Blijkbaar dacht zij, dat ik haar niet zou herkennen, nadat ik in tus schen ongeveer 160 personen te woord had gestaan, maar ik zou haar gezicht onder duizenden herkend hebben. Ik zei haar direct, dat zij voor den tweeden keer bij mij kwam, maar dat ik haar niets anders kon zeggen. En toen vertelde ik haar, hoe ik met al die anderen gesproken had, en hoe allen slechts dat ééne verlangden: liefde. En hoe onzinnig het was, daartegen te strijden, wanneer het zoo iets diep-men- schelijks is, en dat men in de wereld toch zooveel verder komt met liefde dan met haat. Toen stond zij op, reikte mij de hand en zei: ,,Ik zal 't probeeren." En zoo kwamen er menschen uit alle standen: schoonmaaksters, winkeljuffrou wen, dames, werklui, gestudeerden. Zij lie ten allen him masker vallen, omdat ik er een voor had, en omdat zij meenden, dat ik een Zigeunerin was. De mannen van wetenschap wilden weten, hoe ik stond tegenover allerlei vraagstukken en of mijn stamgenooten den Talmud en soortgelijke boeken kenden. De dienstmeisjes stelden er meer belang in te weten, of de toekomstigo aangebedene blond of bruin was waar op ik hun dan vroeg of het hun niet meer kon schelen, hoe hij er van binnen uitzag. Een jonge vrouw wilde weten of h/iar man haar trouw was. Zij bracht later den man ook mee op „het spreekuur." Nadat wQ geruimen tijd gepraat hadden over zijn zorgen omtrent zijn zaken, bracht ik het gesprek als toevallig op zijn vrouw. Aan gezien hij zelf een opmerking gemaakt had over zijn plompe handen, vroeg ik hem zoo terloops, of hij niet opgemerkt had, hoe veel fijner in verhouding de handen van zijn vrouw waren, en of hij ook misschien niet menigmaal haar veel te ruw had aan gepakt. ,,Dat kan wel zoo zijn," antwoord de hij kleintjes, en daar hij en zijn vrouw- met de beste voornemens heengingen, had ik de overtuiging 'ets te hebben bijge dragen tot hun huiselijk geluk. Zoo zou ik nog vele tafereeltjes kunnen ontvouwen, vroolijke en ernstige en zij kwamen alle hierop neer: Ieder van deze menschen zocht het een of andere min of meer duidelijk-omlijnde geluk in de toe komst, en dan werd het hem plotseling klaar, dat dit geluk ten slotte in hemzelf verborgen was en in de mate, dat hij liefde verspreidde in zijn omgeving. En die onv dekking zelve telkens weer opnieuw te maken, was voor mij een bron van geluk. Zoo kon ik ook aan den avond van den zevenden dag op de vraag, of ik niet dood moe was, naar waarheid antwoorden: ,,Neen, ik heb mij nog nooit zoo rijk en dankbaar gevoeld." Bovendien was de kas van den Bazaar, wat mijn aandeel betrof, er wel bij gevaren, wat natuurlijk ook van belang was, en ik vraag mij af, of het met jammer zou zijn het bijgeloof der men schen te verdrijven (wat daarenboven nooit gelukken zal), terwijl men het zóó leiden kan. dat het voert tot eeuwig gel dende waarheden. Het bijgeloof is ten slotte toch niets anders dan een zoeken naar hot geluk."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9