EISdfT GOEDE NHUTESÏ
Keelpijn?
rORMAMINT
DUS, EISCHT
69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 2 October 1928
Derde Blad
No. 21029
Gemeenteraad van Leiden.
2WITSERSCHE
CMOCOLADE-FABR
LvTAAT
AAN DE SPITS
FEUILLETON.
Wit ik als waarzegster
beleefde.
(Vervolg van gisteren).
23o. Voorstel tot het verleen en van me
dewerking aan het bestuur der Vereeni-
ging tot oprichting en instandhouding van
scholen voo' lager- en meer uitgebreid
lager onderwijs op Gereformeerden grond
slag, tot de aanschaffing van leermiddelen
ten behoeve van de school voor U. L. O.
aan de Hocglandsche Kerkgracht No. 20a
en tot vaststelling van den desbetreffen-
den begrootmgsstaat. (190)
Conform lesloten.
24o. Vooritel:
lo. tot 'iet verleenen van medewerking
voor aanschaffing van de leer- en
hulpniddelen ten behoeve van de in-
voenng van het 7e leerjaar, aan
a. h3t bestuur van de R.-K. Paro
chiale Jongensscholen onder R.-a.
lar. Kerkbestuur, voor de school
aan de Caeciliastraat nis 11—15;
b. let onder a genoemd bestuur
'oor de Jongensschool aan den
Jperensingel no. 27;
c. iet bestuur van de Inrichting van
liefdadigheid voor Roomsch-Ka-
üholiekèn te Leiden (Meisjesscho-
:en der Eerw. Zusters in de Peli
kaanstraat) voor de Meisjesschool
aan den Heerensingel no. 27
2o. ot vaststelling van den desbetref-
feiden begrootingsstadt. (191)
Confo^n besloten.
25o. \borstel tot het verleenen van een
vergoediig voor het jaar 1925, krachtens
art. ICO der L.O. wet 1920, aan het be
stuur ier Gereformeerde Schoolvereni
ging, tm behoeve van de school voor ge
woon kger onderwijs aan de Hoogland-
6che ï&rkgra-cht No. 20a. (192)
Confirm besloten.
26a .'foorstel tot het verleenen van mede
werking aan het bestuur der Vereeniging
tot opichting en instandhouding van scho
len vor lager- en meer uitgebreid lager
onderijs op Gereformeerden grondslag,
tot veandering van de inrichting van het
6cboolebouw aan de Hooglandsche Kerk-
grachtNo 20a, tot het aanschaffen van
schooheubelen, leer- en hulpmiddelen in
verbad met de uitbreiding van de in dat
gebou* gevestigde school voor gewoon
lager cnderwijs en tot vaststelling van den
desbeteff enden, begrotingsstaat. (193)
Conprm besloten.
27o. Voorstel om medewerking te ver-
leeneraan het bestuur der Vereeniging tot
opricbing en instandhouding van scholen
voor Iger en meer uitgebreid lager ondor-
wijs 6 Gereformeerden grondslag, tot uit-
breidag van het schoolgebouw aan do
Driftfraat hoek Javastraat, tot aanschaf
fing *an de noodige school-, leer- en hulp-
RECLAME.
Neem dan nog vandaag
eenige Formaminttabletten.
Daarmede geneest ge Uw
keelpijn spoedig.
I Geef Formamintook aan Uw
huisgenooten, dan voorkomt
ge besmetting.
De keelontsmettende tabletten
1 alle Apoth. en Drog. k f 1per flesch
8329
middelen in verband met die uitbreiding
en tot vaststelling van den desbetref f en
den begrootingsstaat. (194)
De heer KOOISTRA zegt, d^t, hoewel de
S. D. A. P. steeds medewerking verleent voor
de onderwijspacificatie, zij geen voorstellen
kan steunen, die bedoelen het bijz. onder
wijs meer te bevoordeeleji dan wettelijk is
en hij meent, dat hier eenigszins daarvan
sprake is. Wanneer een bestuurslid der ver
eeniging niet zelf in het college zat, zou z. i.
dat verzoek niet zijn gedaan. Het geldt hier
een school, die nog nooit gebruikt is en
daarom meent hij, dat hier vooralsnog geen
medewerking kan worden verleend.
Bij bezoek aan de school bleek hem, dat
er er geen vier doch vijf borden waren en
de heer Goslinga zeide, dat als de gemeen
te raad geen medewerking verleent, er toch
een vijfde klas zal komen, dan uit eigen
middelen..
Blijkbaar meende dus het bestuur zelf dat
er niet zeker op medewerking behoefde te
worden gerekend volgens de bepalingen der
wet.
Van medewerking mag worden verleend,
moet eerst practi9ch de behoefte blijken.
Deze aanvraag had dan ook eenigen tijd
achterwege moet blijven.
Hij raadt den raad aan, niet al te zeer
door te drijven, teneinde minder gewensch-
te toestanden die het onderwijs zouden
schaden ,te voorkomen.
Aan dit verzoek is met een spoed ge
werkt, een betere zaak waardig, terwijl het
openb. onderwijs wordt achteruitgezet.
Wethouder TEPE zegt, dat de heer Kooi-
stra wederom het verkeerde standpunt in
neemt van achteruitzetting van het openb.
onderwijs, waarop hij nu niet nader zal in
gaan, daar het hier een louter formeele
kwestie betreft. Van afstemmen van het
verzoek kan geen sprake zijn, daar de wet
uitdrukkelijk hier medewerking gebiedt,
daar aan alle wetelijke eischen wordt vol
daan, zooals hij kort nader uiteenzet-
De vroege aanvrage beteekent voor de
gemeente zelfs een voordeel van eenige hon
derden guldens en van overdreven spoed is
geen sprake, integendeel.
De heer KOOISTRA blijft bij zijn mee
ning en herhaalt zijn waarschuwing aan de
overzij.
De heer WILBRINK: Ik krijg al pijn in
mijn buik.
Wethouder GOSLINGA komt er tegen
op, dat hij als bestuurslid dezer schoolver-
eeniging uitgespeeld wordt tegen het ©of-
lege van B. en W. De vereeniging vraagt
slechts haar recht, meer niet. Van over
haasten is geen sprake. Al ging de heele
S.D.A.P. op haar hoofd staan, de vereeni
ging moet opkomen voor haar rechten,
zooals zij nu doet. De waarschuwing van
den heer Kooistra heeft heelemaal geen zin
en deert niet. Wettelijk moet de raad me
dewerking verleenen.
De vooruitgang van het chr. onderwijs
ip er nu eenmaal, laat de S:D.A.P. nu ein
delijk eens aanvaarden
Wethouder TEPE zegt nog, dat de heele
commissie voor het onderwijs voor mede
werking was.
De heer VERWEY zal na. dit laatste
tegenstemmen, hoewel hij van plan was
voor te stemmen, nu de wethouder he«m uit
speelt tegen den heer Kooistra,
Voorts zal hij nu tegenstemmen, omdat
blijkt, dat er al een 5de locaal is gebouwd,
dus zonder de goedkeuring van den raad j
De heer GOSLINGA: Öp risico.
De heer VERWEYIn de overtuiging,
wij krijgen het geld toch. Mede doordat de
Chr.-Hist. thans meegaan, al begrijpt hij
dat niet.
De heer WILBRINK zet het standpunt
der Chr.-Hist. partij uiteen aan de hand
der historie in deze kwestie.
De Kroon heeft de school daar toege
staan wat wil men dan nog Door hec
direct doen bouwen van het 5e locaal op
risico is de gemeente juist bevoordeeld.
De heer MEYNEN onderschrijft den heer
Wilbrink inzake de houding der Chr.-Hi-st.
partij in dezen.
De heer WILMER had gemeend, dat een
commissie van onderwijs de debatten zou
bekorten en minder scherp maken, doch
helaas, daarvan blijkt niets, integendeel.
RECLAME.
8292
N.V.HOLLANDSCH
Waarom hier in den raad wel zulke scher
pe verwijten aan de rechterzijde, en niet in
de commissie 1 In dit verband is de uitla^
ting van den wethouder zeer terecht.
De heer Kooistra had met de houding van
zijn partijgenoot rekening dienen te hou
den.
De heer VERWEY zegt, dat hij zich ten
slotte in de commissie er bij neergelegd
heeft aan de hand der wet, na eerst het
voorstel te hebben bestreden. Maar zijn
partijgenooten blijven toch vrij in hun oor
deel.
Wanneer de lieer KOOISTRA tripliceert,
zegt de heer SLJTSMAZe lachen je uit.
De heer KOOISTRA: Als dat juist is,
dan zijn het aan de rechterzijde kwajon
gens, apen.
De heer ELKERBOUT ontkent dat de
hoer Kooistra is uitgelachen en komt er
tegen op, dat de heer Sijtsma zoo de boel
in 't. honderd jaagt-
De heer KOOISTRA trekt dan zijn woor
den terug.
De heer PARMENTIER zegt, dat hij
spoedig lacht.
De VOORZITTER: We zijn aan het on
derwijs.
De heer PARMENTIER zegt niet om
den heer Kooistra te hebben gelachen, al
vond hij diens rede belachelijk.
De heer SLITSMA zegt, dat hij drie
heeren der overzij zag lachen bij de woon
den van den heer Kooistra en toen trok
hij een conclusie Maar wat de zaak zelf
betreft, de wet verplicht tot medewerking.
Het voorstel van B. en W. wordt aan
genomen met 227 stemmen.
Tegen de S.D.A.P.
2So. Verordening, houdende wijziging van
de verordening van 25 October 1926, rege
lende het tarief van bijdragen, te voldoen
wegens Ziekenhuisverpleging vanwege de
gemeente Leiden (Gemeenteblad No. 16).
(195)
Conform besloten.
29o. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de aansluiting van
wijk III op de Centrale rioleering;
b. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de demping, riolee
ring en bestrating van de Lusthof-
sloot en -laan, vanaf den Heeren
singel tot aan de Nassanstraat
c. tot overneming in eigendom van de
Gereformeerde Schoolvereeniging,
van het perceel sectie K no. 3429;
d. tot overneming in eigendom van de
Inrichting van Liefdadigheid voor
Roomsch-Katholieken, van het per
ceel sectie K, no. 449, ged.
e. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de aansluiting van
wijk IV op de Centrale rioleering;
f. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de verbreeding van
den Rijnsburgersingel vanaf ae
Haarlemmervaart tot aan den Sta
tionsweg met bijkomende werken;
9. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de verbreeding en
verbetering van een gedeelte van
den Maresingel vanaf de eerste
bocht ten westen van de uitmonding
van de Pasteurstraat ongeveer tot
het rioolgemaal voorbij den spoor
wegovergang. (183, l84 en 185)
Lu VOORZITTER zegt, dat B. en W. bij
nader inzien ten aanzien van Maresingel
en Rijnsburgersingel een andere finantieele
regeling voorstellen, n.l. de kosten voor
Maresingel te betalen uit den post Onvoor
ziene Uitgaven, niet door een leening te
vinden en de kosten voor den Rijnsburger
singel alleen in beginsel te voteeren, nog
niet uit een leening, te vinden.
De heer BAART erkent, dat bij de Lust
hoflaan verbetering komt, doch wa9 het niet
mogelijk geweest de heele sloot te dempen?
Anders vreest hij voor een vuil-vergaarbak
daar ter plaatse.
Wethouder SPLINTER zegt, dat met den
heer de Leeuw nog niet tot een overeen
stemming is te komen, gezien diens eischen
waaraan niet is te voldoen. Wel zeggen
B. enW. toe, in de richting van den heer
Baart diligent tc zijn en te blijven.
De heer BAART acht den toestand on
houdbaar voor de bewoners eto oordeelt
het daarom beter zelfs aan te hooge eischen
te voldoen dan niet tot dempen over te
gaan.
De WETHOUDER zegt, dat als de toe
stand zoo slecht is, overgegaan kan wor
den tot ingrijpen. Hij zal de Gezondheids
dienst raadplegen.
Conform he"t voorstel wordt dan besloten.
DE LEIDSCHE HOUT.
30o. Voorstel om goed te keuren dat 25
pCt. der loonen ten behoeve van de bij
wijze van werkverschaffing uit te voeren
werken voor ,,de Leidsche Hout", aan he't
Fonds voor aanleg, ouderhoud en beheer
van wandelparken worden verstrekt. ,196)
De heer ELKERBOUT heeft met genoe
gen dit voorstel ontvangen. Er zijn echter
z.i. nog wel dingen, die nader onder de
oogen moeten worden gezien en hij vraagt
duidelijk antwoord op eenige vragen.
Geen rekening is voldoende gehouden,
dat niet-bekwame handen meewerken en
niet zullen kunnen presteeren wat gevraagd
kan worden. Hij vraagt: is er geen aan
leiding een trainingstoeslag aan dezulken
te verleenen, bijv. de eerste week f. 3, 2e
weck f. 2, 3e week f. 1.
Voorts zou hij gaarne zien opgenomen,
dat de tarieven gelijk zullen zijn als bij
soortgelijke werken W9rdt betaald.
Waar de mogelijkheid van conflicten en
moeilijkheden niet is uitgesloten, meent hij
dat het goed zou zijn de vakcentrales te
vragen iemand aan te wijzen voor bemid
deling. En hoe gaat het bij onwerkbaar
weer 1 Dan dient toch schade vergoed, b.v.
80 pCt. van het loon 1 Ook is geen rekening
gehouden met ziekte. Ook hier vraagt hij
in te voorzien door toekenning van 80 pCt.
Evenmin zijn vermeld de Chr. feestdagen.
Ook daarvoor vraagt hij 80 pCt.
(Geroep: Je bent te bescheiden; in de
part. bedrijven geven ze 100 pCt.)
Verder vraagt hij rekening te houden
met zegelplakkgn en tenslotte of er gele
genheid is fietsen te bergen en een ver
warmd schaftlokaal, aanwezig zal zijn.
De heer BAART meent, dat het woord
werkverschaffing hier niet op zijn plaats
is. Ook al was er geen werkloosheid, dan
zou toch dit werk moeten worden uitge
voerd, zij het misschien iets bescheidener.
Wellicht kan er sprake zijn van werkver
ruiming; hoogstens evenwel. Waarom de
minister 25 pCt. geeft is hem onbekend,
desbetreffend stuk ontbrak bij de gegevens
Bepalen moet hij zich daarom tot het stuk
196. Daaruit blijkt, dat als het hoogste loon
kan worden bereikt 42 ct. per uur.
(GeroepGemiddeld) Dus ook lager nog
zelfs. Bij 48-urige werkweek krijgt, men nog
slechts f. 20.161
Zijn fractie zal daarom in geen geval
met dit voorstel meegaan. In 't particu
lier bedrijf wordt voor grondwerk volgens
contract 62 ct. per uur betaald. Daarmee
komt men dadelijk in conflict, van conflic
ten gesproken. 42 ct. wordt bijkans nergens
betaald, zelfs niet aan ongeschoolde me
taalbewerkers.
De heer BOSMAN; 't Gaat hier om tuin
lieden.
De heer BAART: Tuinlieden worden er
niet gebruikt, grondwerkers, metaalbewer-
werkers etc.
Gezegd zal worden, dat er menschen
kwamen vragen voor f. 0.40 te werk te wor
den gesteld, doch dit bewijst althans
geen werkschuwheid 1 daarom kan hij dit
loon nog niet goedkeuren, vasthoudend aan
62 ct. per uur. Z.i. is men op 42 ct. geko
men, gelet op de toestanden bij de steun-
verleening, waarop hij nader ingaat.
Over premies spreekt bij liever nog niet,
eerst, het antwoord van den wethouder
willende afwachten.
Gefrappeerd heeft hem, dat de heer Ei
kerbout 80 pCt. voor Chr. feestdagen in
plaats van de volle 100 of zelfs nog iets
meer, zooals feitelijk zou behooren, zullen
het feestdagen zijn, vroeg. Hij hoorde, dat
thans meer dan 8 uur is gewerkt, doch in
den winter zal dat niet mogelijk zijn. Welk
loon wil men dan toch betalen, nog niet
eens de f. 21, waartoe steunuitkeering plus
vrij arbeidsloon mag komen.
Ook mag niet veTgeten worden, dat de
meesten een groote periode van werkloos
heid achter den rug zullen hebben, dus
achterstand hebben in te halen.
Deze voorstellen zullen z.i. verworpen
moeten worden.
De hoer HEEMSKERK heeft met ge
mengde gevoelens dit stuk ontvangen.
Eensdeels vreugde, dat er werk komt, an
derzijds leed, dat do voorwaarden beslist
onvoldoende zijn. Want een loon van
f. 20.16 als maximum is toch in strijd met
ieder gevoel van rechtvaardigheid.
Natuurlijk zitten we vast aan de voor
waarden van het rijk. Hij vraagt daarom
of alles wel is geprobeerd, om het loon
zoo hoog mogelijk op te voeren. Zijn er
ïergen tijd geleden ontving een jonge
Banode uitnoodiging als waarzegster te
^vilei optreden in een onzer groote ste
riel. Aangezien niemand haar kende, ver-
kttró men algemeen in den waan, dat
he e commissie gelukt was een werke
lijk igeunerin te vinden. Het succes was
za groot, dat de entrée's verdubbeld
mc-sen worden. Wat zij in die dagen
alz>abeleefde, vormt de® inhoud van de
voljètle bladzijden.
„lp beweert wel eens spottend, dat het
bij loof in onzen tijd welig woekert. En
da n ligt voorzeker iets waars; wij moe-
teipns echter eens ernstig afvragen, wè,t
wijnder .bijgeloof verstaan, en of dit bij-
gelf bij vele eenvoudige menschen ten
slot niet de eenig mogelijke vorm is waar-
onc het geestelijke leven zich openbaart.
Deitellectueele menseh noemt soms ,,bij-
gekf" alles wat samenhangt met de bo-
vermnelijke wereld en maakt geen onder-
schd tusschen het naïeve boerenmeisje,
datloor eeD papegaai in ee-n kermistent
hebortret van haar aanstaande uit een
hoe papieren laat uitpikken, en den man
varwetenschap, die zonder vooropgezette
meing alles onderzoekt om het wezen der
diun achter den schijn te ontdekkeD.
Ie dit ook zij: de commissie van den
Baar wilde zich dit verschijnsel ten nutto
ma>n en mij als waarzegster in een kraam
lat optreden. Toer ik haar meedeelde,
afk geen flauw begrip van waarzeggen
had, en niet de minste ervaring, wierpen
zij mij tegen, dat ik het met tegenwoordig
heid van geest en een radde tong, met en
benevens een spel kaarten en een toover-
bcek een heel eind zou brengen. En verder
beloofden zij mij een opgezetten kater en
een doodskop. Ik schafte mij zelve een
handleiding- ,,de kunst van waarzeggen uit
de lijnon der hand" aan, en bestudeerde
ijverig wat daarin stond over de lijnen
van het verstand, het gevoel, het noodlot,
den Venusberg, en zoo voort. Toen brak
de dag aan, waarop de Bazaar geopend
werd, en ik wandelde met mijn kater en
mijn doodskop naar het tooneel mijner
werkzaamheden. Daar werd ik in oen oog
wenk omgeschapen in een oud moedertje.
Ten slotte kreeg ik een fluweel en masker
voor, en zat in mijn tentje met den kater,
die over mijn schouder staarde en den
doodskop vóór mij. Maar het kwam heel
anders uit dan mijn commissieleden en ook
ikzelf hadden gedacht
Toen het eerste vrouwtje binnenkwam en
bevend en weifelend naar den doodskop
keek, was het mij eensklaps, alsof die niet
langer grijnsde. En toen zijj mij haar hand
gaf, die de sporen droeg van harden arbeid
en angstig op mijn oordeel wachtte toen
kon ik dat niet als een grapje behandelen
en haar maar wat op den mouw spelden.
Ik voelde plotseling een groote verant
woordelijkheid die op mij rustte; er ging
als 't ware een stroom van warmte door
mij heen. en ik dacht alleen: als ik haar
maar wat helpen kon Ik zag niet langer
het lijnennet in haar hand, maar ik zag de
sporen van arbeid en ik vermoedde een
leven vol moeite en zorg en een hart vol
liefde en vol behoefte aan liefde. Als een.
angstig vogeltje lag haar hand in de mijne.
En toen begon ik met haar over haar leven
te spreken, en het was mij, alsof ik met
haar samen dien langen weg opnieuw af
legde. Waar het donker was, hielden wij
ons stevig aan elkaar vast, en waar het
licht was, verheugden wij ons gezamen
lijk. En toen gingen wij ook samen de toe
komst binnen op dezelfde wiize en vonden
ook hier licht en schaduw Meer veriangde
zij niet te weten en zij bekend© mij, dat
zij eigenlijk gekomen was om zich te laten
waarzeggen en nu ten slotte een soort
biecht had afgelegd. En ik dacht daarbij
wat beschaamd aan mijn eigen oorspron
kelijk voornemen.
Daarop verscheen een vrouw met harde,
verbeten trekken. Zij kromp ineen, toen ik
haar onmiddellijk kort en koel toevoegde,
dat zij veel vijanden had. Ik maakte dat
op uit mijn eigen gewaarwording niet
uit de lijnen van haar hand, zooals zij on
getwijfeld aannam. Als eenig antwoord
knikte zij toestemmend. Zij oogstte vijand
schap, omdat zij haat gezaaid had, ging ik
onbarmhartig voort. Even weifelde zij, toen
knikte zij opnieuw van ja. Daarop zag ik
haar vast aan en zei: ,,U lijdt er onder."
Zij beet de lippen op elkaar en schudde
van neen. ,,Ik zie het toch," zei ik zacht.
Zij wierp mij een snellen blik toe en knikte
toen weer. En eensklaps ontspande zich
haar stijf opgerichte figuur en zij zakte
zichtbaar ineen. Op dat oogenblik had ik
vreeseliik met haar te doen en tegelijker
tijd sprong er iets in mij op van vreugde.
Er was nu geen kunst meer aan om haar te
zeggen, dat zij door treurige ervarinccr
haar geloof in de menschen verlorefi trt,
en zich nu daarover op de overige mensch-
heid trachtte te wreken. Ik probeerde
haag uit te leggen dat dit de verkeerde
weg was, en dat zij op die manier altijd
weer opnieuw haat zou oogsten. Zij scheen
het niet met mij eens te zijn, maar betaalde
het dubbele entreegeld en ging heen, zon
der een enkel woord te hebben gesproken.
Ik had geen tijd meer aan de vrouw te
denken, want voortdurend kwamen er nieu
we menschen. Maar den volgenden dag
kwam zij terug. Blijkbaar dacht zij, dat ik
haar niet zou herkennen, nadat ik in tus
schen ongeveer 160 personen te woord had
gestaan, maar ik zou haar gezicht onder
duizenden herkend hebben. Ik zei haar
direct, dat zij voor den tweeden keer bij
mij kwam, maar dat ik haar niets anders
kon zeggen. En toen vertelde ik haar, hoe
ik met al die anderen gesproken had, en
hoe allen slechts dat ééne verlangden:
liefde. En hoe onzinnig het was, daartegen
te strijden, wanneer het zoo iets diep-men-
schelijks is, en dat men in de wereld toch
zooveel verder komt met liefde dan met
haat. Toen stond zij op, reikte mij de hand
en zei: ,,Ik zal 't probeeren."
En zoo kwamen er menschen uit alle
standen: schoonmaaksters, winkeljuffrou
wen, dames, werklui, gestudeerden. Zij lie
ten allen him masker vallen, omdat ik er
een voor had, en omdat zij meenden, dat
ik een Zigeunerin was. De mannen van
wetenschap wilden weten, hoe ik stond
tegenover allerlei vraagstukken en of mijn
stamgenooten den Talmud en soortgelijke
boeken kenden. De dienstmeisjes stelden er
meer belang in te weten, of de toekomstigo
aangebedene blond of bruin was waar
op ik hun dan vroeg of het hun niet meer
kon schelen, hoe hij er van binnen uitzag.
Een jonge vrouw wilde weten of h/iar man
haar trouw was. Zij bracht later den man
ook mee op „het spreekuur." Nadat wQ
geruimen tijd gepraat hadden over zijn
zorgen omtrent zijn zaken, bracht ik het
gesprek als toevallig op zijn vrouw. Aan
gezien hij zelf een opmerking gemaakt had
over zijn plompe handen, vroeg ik hem zoo
terloops, of hij niet opgemerkt had, hoe
veel fijner in verhouding de handen van
zijn vrouw waren, en of hij ook misschien
niet menigmaal haar veel te ruw had aan
gepakt. ,,Dat kan wel zoo zijn," antwoord
de hij kleintjes, en daar hij en zijn vrouw-
met de beste voornemens heengingen,
had ik de overtuiging 'ets te hebben bijge
dragen tot hun huiselijk geluk.
Zoo zou ik nog vele tafereeltjes kunnen
ontvouwen, vroolijke en ernstige en zij
kwamen alle hierop neer: Ieder van deze
menschen zocht het een of andere min of
meer duidelijk-omlijnde geluk in de toe
komst, en dan werd het hem plotseling
klaar, dat dit geluk ten slotte in hemzelf
verborgen was en in de mate, dat hij liefde
verspreidde in zijn omgeving. En die onv
dekking zelve telkens weer opnieuw te
maken, was voor mij een bron van geluk.
Zoo kon ik ook aan den avond van den
zevenden dag op de vraag, of ik niet dood
moe was, naar waarheid antwoorden:
,,Neen, ik heb mij nog nooit zoo rijk en
dankbaar gevoeld." Bovendien was de kas
van den Bazaar, wat mijn aandeel betrof,
er wel bij gevaren, wat natuurlijk ook van
belang was, en ik vraag mij af, of het met
jammer zou zijn het bijgeloof der men
schen te verdrijven (wat daarenboven
nooit gelukken zal), terwijl men het zóó
leiden kan. dat het voert tot eeuwig gel
dende waarheden. Het bijgeloof is ten
slotte toch niets anders dan een zoeken
naar hot geluk."