Splendo
Uw doosje ligt gereed/
fftynAa/idts
"'ZjsmwM&üen
Melangeprijs en
blikverpakking - alles
weer het oude
20 voor 50c
69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 22 September 1928
Derde Blad
No. 21021
Buitenl. Weekoverzicht.
LONDENSCHE BRIEVEN.
EGYPTIAN
AROATH
LONDON
Naar het Concours Lépine.
FEUILLETON.
De verdwenen Noodmunten.
De ontruiming van het bezette
gebied De ontwapening
Rondom de MiddsHandsche
Zee.
Briand s booze bui te Genève is spoedig
overgewaaid. Dat bewijzen een paar inter
views, door hem nadien toegestaan. Daar
uit werd een geheel ander geluid gehoord,
het geluid van Briand als bevorderaar van
de Fransch-Duitsche toenadering bij uit>-
pemendheid En daarvan getuigt ook het
feit, dat de ontruimingsbesprekingen te
Genève tot een resultaat, zijn gebracht, al
valt over de waarde van dit resultaat te
discussieeren. Er is toch een resultaat en
dat klopt niet met een booze bui.
Op zich zelf wordt zoodoende steeds
raadselachtiger, waarom de Fransche minis-
tor plotseling zoo moest uitpakken. Maar
toch, als men het verkregen resultaat wat
nader beziet, wordt het o.i. ietwat duide
lijker. Voor Duitschland is immers de
eenige winst, da-t nu officieel is vastgelegd
in de drie punten van het resultaat dat er
onderhandelingen over een volledige en di
recte ontruiming van het bezette gebied
geopend zullen worden (Punt 1). Daarmee
is het dan ook uit. Beide volgende punten
zijn winst voor Frankrijk. Zij betreffen
immers een vaststelling van de Duitsche
oorlogsschadevergoeding over de gansche
linie en de instelling van een commissie
van constateering of verzoening.
Of Briand's dondeirrede Duitschland
niet murw heeft moeten maken
Zooals men weet, was de Duitsche rijks
kanselier naar Genève gegaan met de voor
opgezette voornemens, in geen geval voor
de ontruiming iets al© tegenprestatie te
willen geven De ontruiming was logisch
gevolg van Locarno en daarmede was alle*
gezegd. Frankriik dacht er anders over
en zegeviert. Wel doet Müller het ook
thans voorkomen, alsof hij niet geweken
is en is dat te verdedigen, waar beslist
hiets samengevoegd is. Het resultaat is
neergelegd in drie punten, naast elkaar,
doch het spreekt vanzelf, dat Frankrijk ten
aanzien van deze drie punten voet bij stuk
zal houden.
Gescheiden rn naam. in de practijb ver-
eenigd. Dat is het juiste beeld.
Wat het resultaat zelf betreft, zonder nu
tot pessimisme te vervallen lijkt ons opti
misme toch ook nog niet gewenscht, ook al
liet Briand zich uit, alsof over een paar
maanden alles reeds goed en wel voor el
kaar kon zijn.
In de eerste plaats is daar de uiteinde
lijke vaststelling der Duitsche schadever
goeding. Dat is een zeer teer onderwerp
en dit te meer, waar het niet twijfelach
tig ie, dat ook de intergeallieerde schulden
daarbij in 't geding zullen worden ge
bracht. Is in deze materie een beslissing
te nemen zonder Amerika 1 Wij voor ods
gelooven het nog niet. En in Amerika voelt
men niets voor diepgaand onderzoek, voor
al niet op dit oogenblik...
En dan de z.g. commissie voor constatee
ring en verzoening! Zeker is, dat Duitsch
land na 1935, wanneer officieel volgens het
vredesverdrag van Versailles de ontruiming
in ieder geval moet plaat® vinden, zoo
Duitschland verder aan ziin verplichtingen
voldoet, van zoo'n commissie niet wil
weten. Frankrijk's bedoeling is evenwel
deze commissie, zoo al niet permanent te
«naken, toch te doen duren tot de oorlogs
kwesties geheel zijn geliquideerd.
RECLAME.
slmeeren en worden gesterkt door
Buisje 75ct 8ij Apoth en Drogisten
7595
Zoo snel zien wij tengevolge van een en
ander van de ontruiming van het Rijnland
nog niet komen. Maar Duitschland heeft
voor, dat tijd en allerlei na-oorlogsche sen
timenten voor zijn eischen werken.
Overigens heeft te Genève nog een ern
stig debat plaats gehad in de derde Vol
kenbondscommissie. Daar is de ontwape
ning ter sprake gebracht. Onze vertegen
woordiger, jhr. Loudon, die tevens voor
zitter is der voorbereidende ontwapenings
conferentie, stelde voor om te Parijs de
groote zeemogendheden te doen bijeenko
men met hem, om zoo te trachten inzake
de maritieme ontwapening, waarop de vo
rige zitting deT voorbereidende conferentie
schipbreuk leed, tot overeenstemming te
komen Ongetwijfeld een logisch denk
beeld. Maar daar kwam de Engelsche ver
tegenwoordiger, lord Cushendun, fel tegen
op, alsof dat een inbreuk maken was op
het voornemen, om in 1931 een nieuwe con
ferentie van Washington bijeen te roepen.
Jhr. Loudon verzekerde natuurlijk, dat dit
absoluut niet de bedoeling was, doch lord
Cushendun bleef even afwijzend. En daar
mee is feitelijk de ontwapening opnieuw
tot staan gebracht. Paul Bon cour deed een
echt kapstok-voorst el, dat tenslotte is
aanvaard, zij bet ook, dat Duitschland
daarmee niet accoord ging. Duitschland
wil eindelijk, en niet ten onrechte, daden
zien en daarmee is weer eens een mooi
gebaar gemaakt, zonder dat iets is bereikt.
Woorden, woorden, verder ho maar...
't Is speciaal Engeland, dat den laatsten
tijd als hinderpaal optreedt in de ontwape
ningsmaterie. In Engeland zelf begint het
verzet daartegen krachtige afmetingen aan
te nemen.
Tot overmaat van ramp voor de Engel
sche regeering blijkt steeds duidelijker, dat
Amerika zoowel als Italië de Engelsch-
FraDsehe vlootovereenkomst, waarvan de
finesses nog nimmer zijn gepubliceerd, niet
willen accepteeren, zoodat deze overeen
komst in het archief kan worden bij
gezet
Tot slot willen we nog even wijzen op
hetgeen plaat® grijpt rondom de Middel-
landsche Zee. Daar is een Italiaansch-
Grieksche overeenkomst afgesloten, terwijl
blijkbaar bedoeling is, ook Turkije daarin
te betrekken. Mussolini, die het fascisme
in Italië steeds krachtiger tot de macht
brengt zie, hoe thans de fascistische
raad feitelijk alle macht verkrijgt, terwijl
het z.g. parlement geheel tot een aanflui
ting wordt weet ziin invloed gestadig
maar zeker uit te breiden, hetgeen concen
tratie van krachten daartegen weer for
ceert., El duce doet zoodoende terugkeeren
de oude toestanden van de z g. machts-
evenwicbten, hetgeen op den langen duur
tot botsingen leiden moet. 't Is een weinig
hoopvol aspect!
Officieel zal het natuurlijk wel heeten,
dat de Grieksch-Italiaansche overeenkomst
tegen niemand is gericht
Van onzen Londenschen Correspondent.
Londen, 14 Sept. 1928.
De oude uitdrukking, dat de nacht is voor
den slaap, moet worden herzien, zeker hier
in Engeland. Hetzelfde moet geschieden met
de geestelijke voorstelling die het land bij
nacht stil of nagenoeg stil acht, die als
het stormt of regent in den nacht storm
en regen ziet teisteren verlaten wegen en
lichtlooze huizen. dat is niet meer. Nach
telijk transport heeft zich de laatste jaren
hier fabelachtig ontwikkeld. En zij. die als
middel om de verkeersmoeilijkheden van
den dag te verminderen hebben voorgesteld,
een groot deel van het goederenvervoer per
motor naar den nacht te verplaatsen, heb
ben niet geweten, dat dit reeds geschiedt op
groote schaal, dat de nachtelijke wegen al
vol zijn van zwaar vervoer. Dat middel om
uit de verkeersellende te komen baat dus
niet.
Het ligt trouwens voor de hand, dat de
vervocrondernemingen. die ondervonden dat
zij overdag niet opschoten, het eerst dach
ten aan de gelegenheid, die de rustiger
wegen van den nacht boden, om hun bedrijf
gezwinder te kunnen uitoefenen.
Het resultaat is wonderlijk geweest, heeft
zelfs ingeroeste levensgewoonten der Brit
ten naar de historie verwezen. De En-
gelschman heeft sinds menschen heugenis
geslapen in de kamer aan de straat, op de
eerste verdieping. Hij doet het nu niet
meer. Hij heeft zijn bed verplaatst naar
den achterkant. Want aan den voorkant
hield het zware gedreun van motorlorries
dat den heelen nacht doorging hem
wakker.
In een uitvoerige correspondentie, die de
„Times'1 dezer dagen aan het gansche
vraagstuk van het verkeer heeft gewijd,
heeft een man van naam de kwestie van.
het nachtelijk verkeer opgeworpen. Hij
klaagde dat mensc-hen uit hun slaap wer
den gehouden omdat het zware verkeer
's nachts nimmer rustte. Hij vond dat het
gerij althans in den nacht moest ophouden.
Do klager was een professor die met zijn
klacht bewees dat hij niet op de hoogte
was van de nienwste toestanden, in he»t
verkeer. Hij koesterde nog dat idee dat de
nacht voor den slaap is, terwijl in werke
lijkheid de nacht voor dien voornamen tak
van bedrijf die tramsport heet de natuur
lijke periode van werkzaamheid is gewor
den, zeker voor wat het zwaarste verkeer
betreft. Er komt- een oogenblik waarop dit
meet worden vastgesteld. Zoo lang dat niet
is gedaan ontkent, men het feit, hoe opval
lend het ook mag zijD. Het is vooral de
taak van de krant zulke veranderingen
vast te stellen. Wat nu in Engeland "ge
beurt, gebeurt straks bij u. Voor eenige
speciale beroepen en bedrijven is de nacht
altijd werktijd geweest. Transport wordt
meer en meer een bedrijf van den nacht.
Uw briefschrijver, die tot dat onverbe
terlijk genus der ,,opzitters" behoort en
vele pitten in den nacht heeft gebrand,
heeft al lang kunnen vaststellen dat het
nachtelijk verkeer den laatsten tijd enorm
is toegenomen. Hij heeft het voorrecht t-e
wonen aan een weg, die bestuurders van
zware wagens bij voorkeur mijden omdat
zij een zware klimpartij bet-cekent. Maar in
late uren in den nacht heeft hij vaak het
verre gebrom van zware motoren, die
groote vrachten voortzeulden, kunnen
hooren.. En dezer dagen heeft hij zijn licht
opgestoken over dit verkeer bij het perso
neel van een lorrie-garage in de buurt,
waar 's nachts het licht nimmer wordt ge
doofd. En hij heeft interessante dingen ge
hoord.
Wij weten allen vagelijk dat. elke groote
stad in den vroegen ochtend door massa's
wagens wordt binnengevallen. Londen, dat
de grootste stad van de wereld is (dat is
tenminste een van de vele „wereld"-aan-
spraken der Engelschen die gerechtvaar
digd is), is in den prillen ochtend het doel
van waarlijk duizenden voertuigen, die
vooral groeten, fruit en melk brengen. De
groote bloemen-, fruit- en groentemmarkfc
van Co vent Garden alleen is verantwoor
delijk voor ODtzagüjke konvooien. Melk,
die voorheen veelal per trein kwam, wordt
nu in groote hoeveelheden per sneeuwwitte
motortankwagens aangevoerd. De genoem
de voedingsmiddelen ziin bij traditie nach
telijke reizigers. Maar den laatsten tijd is
er veel vervoer van andere waren en vrach
ten bij gekomen. Een van de chauffeurs
van de genoemde garage vertelde mij dat
hij tegenwoordig alleen bij nacht werkt. Hij
maakte deel uit van het personeel van een
ge-regelden nachtelijken transportdienst
tusschen Liverpool en Londen. Eiken avona
zeven uur .vertrekt er een konvooi lornes
van Liverpool naar Londen. Ze doen zoo
wat een half etmaal over den tocht. De
regel is da,t- deze wagens en de bestuur
ders overdag rusten. Deze geregelde
diensten, die het land al bij dozijnen heeft,
zorgen voor het vervoer van zware in-
dustrieele producten uit de nijverheidsge-
bieden in het midden van het land. Ze ver
voeren machinerieën, auto's, motorrijwielen
naar de grooten slokop Londen. En ook
lichtere zaken, zooals potten en pannen,
tafelgerei, chemische producten enz., wor
den in den nacht vervoerd. Naast de ge
regelde diensten zijü er duizenden motor
voertuigen, die overeenkomstig de zee
vaart als vrachtzoekers optreden. Het
vervoer convergeert uiteraard vooral op
Londen en het is belangwekkend in deze
RECLAME.
7528
dagen 's nachts den weg LondenBirming
ham te bezoeken. Ik woon niet ver van
dien weg af, waar hij Londen nadert en ik
heb persoonlijk gelegenheid gehad waar te
nemen dat het verkeer, vooral dat naar
Londen toe, den ganschen nacht en zonder
oponthoud doorgaat, al is de weg ook niet
zoo druk als overdag.
Ondernemende menschon hebben al gauw
deze nieuwe handelsroutes haar speciaal
cachet gegeven. Langs den ganschen weg
van Liverpool naar Londen (om mij tot dit
voorbeeld te bepalen) zijn kleine eet- en
drinkhuizen veTrezen, die alleeD 's nachts
open. zijn maar die overdag hun bestem
ming verraden met opschriften als ,,good
pull-op for carmen." Die aanlegplaatsen
worden meteen wel door vermoeide chauf
feurs gebruikt om een paar uur slaap te
pakken. Er heeft zich een nieuw nachtleven
ontwikkeld, soms in de tevoren meest ver
laten plaatsen van het land.. De nachtelijke
bestuurders kennen elkaar en ontmoeten
elkaar hier en daar en overal in die „good
pull-ups" en praten er met elkaar over de
nachtelijke avonturen van den weg. Een
kameraadschap van nachtelijke motor-kar-
revoerders heeft zich Oütwikkeld. En zoo
heeft de motor geleidelijk een ganschelijk
nieuw element var» nachtelijke, mensche-
lijke bedrijvigheid in het leven geroepen,
dat het idee van nacht met rust doet ver
dwijnen.
De meeste bestuurders staan in dienst
van groote vervoermaatschappijen. Zij zijn
do „gentlemen" van het gilde en dragen
goede, stevige uniformen. Maar een groot
deel ook vertegenwoordigt den particulie
ren ondernemingszin. Zij zijn de vrijbui
ters van den weg, hebben of hun wagen op
afbetaling gekocht of hem voor een prikje
overgenomen. In het laatste geval zijn se
vehikels vaak in verren staat van ontbin
ding, die wordt tegengegaan met touw,
staaldraad en ijzeren lapwerk. Volgens
mijn zegsman van de garage verdienen die
vrijbuiters met hard werken toch wel een
tie-n pond per week. De gentlemen" fn
hun degelijke uniform werken eenvoudig
op instructies van een voorzienigheid in
een groot kantoor in Londen of Liverpool.
De vrijbuiters schuimen rond, zoekend naar
een vracht, die zij zelf moeten opladen.
Hoe dichter de pull-ups" of aanleghui-
zen Londen naderen hoe grooter wordt de
staart van voertuigen, die er staat. Hat
nachtelijk verkeer komt uit alle richtin
gen en Londen is door een kring van
zulke pleisterplaatsen voor nacht- transpor
teurs omgeven. Wanneer het eerste och
tendlicht gloort worden de rijen en rijen
motorvoertuigen bij de ,.pull ups" ontbon- i
den en trekt men van alle kanten zoemend
en brommend de stad binnen.
Sinds den 23sien Augustus heeft Parijs,
d. w. z. het Parijs dat thuis gebleven is, en
alle jaren in het vacantie-seizoen thuis
blijft, werkt, handelt, fabriceert en op be
scheiden wijze zijn vermaak zoe'kt, het
Parijs dat niet naar Deauville gaal noch
naar eenige andere modieuse badplaats,
sinds den 23sten Augustus beeft dit Parijs
een nieuwe belangstelling, een nieuw ver
maak, dat overeenkomt met zijn behoeften
en zijn vreedzaam leven.
Het Concours Lepine is geopend.
In het groote expositie-park aan de porte
de Versailles, waar in het voorjaar de Foiro
de Paris, de enorme Parijsche Jaarbeurs op
gebouwd was, daar wordt nu weer een ten
toonstelling op handels- en industrieel ge
bied gehouden, maar hoe verschillend! Ver
geleken bij de Foire de Paris is dit slechts
een minialuur-tentoonstellinkje, hoewel het
toch meer dan 16.00 exposanten telt, die
bijna allemaal met elkaar ondergebracht zijn
in de groote hal van het park.
Maar het sympathieke van dit tentoon
stellinkje is, dat het ook volstrekt geen pre
tenties heeft. Oorspronkelijk weid het door
een vroegeren Parijschen politie-prefekt
Lépine (naar wien het nog steeds genoemd
wordt) ingesteld om de kleine uitvinders,
de gelegenheid te geven hun vondsten aan
het publiek bekend te maken. In den loop
der jaren (dit is het 26sle concours Lépine
nu all) kregen ook verschillende handels
huizen het recht om hun nieuwste produc
ten daaj ten toon te stellen, zoodat er nu
zelfs stands met radio-apparalen te zien zijn,
meubel-sfands en zelfs stand van boekhan
delaren en uitgevers.
Maar de eereplaalsen blijven toch steeds
voor de kleine uitvinders gereserveerd. En
het publiek, dat het concours Lépine' be
zoekt, toont ook in de eerste plaats belang
stelling déürvoor.
De eerste indruk, die' men krijgt, wanneer
men de groote hal binnenkomt, is dat men
hier zich inderdaad le midden van een
heele menigte uilvinders bevindt, maar zóó'n
kleine, en zelfs onnoozel-kleine uitvinder-
tjes, dat men onwillekeurig even zijn schou
ders ophaalt. Doch langzamerhand ontdekt
men hier en daar toch werkelijk ingenieuse
dingen, al lijken ze ook niet altijd praktisch
toepasbaar.
Uw heele kampeering in een valiesje!
roept daar een uitvinder de voorbijgangers
toe. Want als op een markt trachten de ex
posanten het publiek tot zich fe lokken met
het aanprijzen van hun uitvindingen, ter
wijl ze tegelijkertijd die demonstreeren.
En inderdaad, uit pen gewoon handkoffertje
haalt de man allerlei stukken ijzer te voor
schijn, die hij uileenschuift, en opstelt, het
eene stuk ijzer wordt een heel tenlgeraamte.
Door J. S. FLETCHER.
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door
Mr. G. KELLER.
55)
„Je hebt een geweldig dwazen streek be
gaan door weg te loopen!" viel Stevenege
bem in de rede. „Het was veel verstandiger
van je geweest te blijven waar je was, in
je eigen huis en als je de zaken hun gewo
nen loop had laten gaan.' Hij wenkte Pen-
thony om zich met hem even ter zijde te
hegeven en fluisterend vroeg hij:
„Wat staat ons nu te doen. na al wat hij
ons heeft medegedeeld?"
„Er valt maar één ding te doen, beste
vriend," antwoordde Penthony. „Wij moeten
onmiddellijk die jonge dame zien té spreken
te krijgen Zij was gister in dat dorp bij
Crewe en zal daar vandaag nog wel zijn.
Wij moeten daarheen. En herinner je je nog
wat ik je zei omtrent dat jongmensch
dien Cleverley? Dat hij te Crewe uit den
trein stapte? Te Crewe, vlak bij ha^r dorp?""
„Natuurlijk heb ik dat niet vergeten 1"
bromde Stevenege. „In de laatste vijf minu
ten heb ik aan niets anders gedacht. Ja,
natuurlijk moeten wij daarheen.onmid
dellijk. Maar wat vangen wij met hem
aan?"
„Met ons meenemenI" zei Penthony. „Ik
eta er voor in, dat hij gedwee meegaat, die
arme kerelI"
«Je bent dus van plan hem te confrontee-
ren met haar?" opperde Stevenege met
eenigen nadruk op het laatste woord. „Om
te hooren wat zij naar aanleiding van zijn
verklaringen inbrengt?"
„Ik vermoed, beste kerel," antwoordde
Penthony langzaam en nadrukkelijk, dat wij
hem zullen moeten confronteeren met nog
iemand, behalve juffrouw Lansdale. Ik be
gin zekere verdenking te gevoelen en ik
stel voor, dat mij moeten trachten den eer
sten sneltrein naar Crewe te halen."
Stevenege wendde zich nu weer tot
Whatmore, die in apathische onverschillig
heid aan tafel was blijven zitten.
„Hoor eens. Whatmore. we zijn niet van
plan je achter slot en grendel ie zetten,
maar willen je meenemen. Je bent toch niet
van plan om ons last te bezorgen? Wil je
kalm met ons meegaan, alsof we drie vrien
den waren die samen op reis gingen?"
„Ik heb niet den minsten lust om iets
anders te doen, meneer Stevenege," ant
woordde de arrestant. ,,U kan doen, wat u
wil. Zooal% ik daar straks zei, ik ben de
heele zaak beu."
Stevenege wisselde nog een paar woor
den met Featherstone en na hem beloofd te
hebben hem op de hoogte te houden van wat
hij mocht ontdekken, vertrok hij met Pen
thony eri Whatmore De laatste liet hen hun
gang gaan zonder een enkele opmerkinz to
maken. Maar op het station lieten zij hem
een flinke hartversterking gebruiken en
toen zij in den persten sneltrein naar Crewe
stapten, had deze hem zoo opgefleurd, dat
hij ineens spraakzaam werd.
„Er is één punt in deze zaak, waarop
nooit gelet is, heeren," zeide hij. „Ik kan
me niet goed begrijpen, dat u daar niet die
per op ingegaan zijt. Men heeft altijd be
weerd en ook in de pers is het gezegd, dat
te Alanschester niemand buiten den heer
Ollard iets afwist omtrent het bod van
Bransdale voor de noodmunten, en dat dit
eerst na den moord op Tyson is uitgelekt.
Dat is niet waarl Er waren wel menschen
van op de hoogte 1 Ik wist er van reeds op
den dag vóór Tyson's dood."
„Jij?" riep Stevenege. „Maar hoe is dat
mogelijk? Hoe was je het te weten geko
men?"
Er zat niemand met hen in de coupé,
maar Whatmore boog zich naar hen toe en
fluisterend, alsof het een groot geheim was,
zeide hij:
„Tk wist het van Oswald Cleverley."
HOOFDSTUK XXIV.
Iii het stille dorpje.
Als Whatmore wat minder vervuld ware
geweest met zijn eigen zaken, zou hij be
merkt hebben, dat de beide detectives bij
deze verklaring elkander mee veelzeggende
blikken hadden aangekeken. Zij begonnen
allerlei te vermoeden zonder het verband
te kunnen vinden. Maar opgemonterd door
den 9terken whiskey, die hij op het slation
had gedronken, gevoelde Whatmore be
hoefte zijn hart uit te storten.
„Oswald Cleverley heeft het mij verteld,"
herhaalde hij. En als ik me goed bedenk,
dan was dat juist een dag, vóór dat de nood
munten verdwenen, tk was ook ten zeerste
onder den indruk, dat hij mij deelgenoot
maakte van zijn wetenschap. Bij het gerech
telijk onderzoek is mij natuurlijk niets ge
vraagd daaromtrent: anders zou ik het wel
hebben verklaard. Men scheen echter in het
algemeen de overtuiging te zijn toegedaan,
dat ik de schuldige was. Dat zult u wel met
me eens zijn, heeren."
„Wat deelde Oswald Cleverley je mede?
Vertel ons dat een9 precies,' verzocht Ste
venege.
„Het was in hel museum, dat hij mij dat
vertelde," antwoordde Whatmore. „Ik was
daar bezig in den middag vóór dat alles
gebeurde op den dag vóór Tyson's dood
dus. Oswald Cleverley kwam binnen en
bekeek de noodmunten en sprak met me
over het artikel, dat de heer Sheffield er
over in de „Times" had geschreven. Daar
hij natuurlijk wist, dat ik ook zoo'n beetje
kennis had van antiquiteiten, vroeg hij mij,
wat ik dacht, dat die munten waard waren.
Ik antwoordde, dat de innerlijke waarde
zoowal nul was, maar daar de verzameling
uniek was, kon men moeilijk de waarde er
van als antiquiteit schatten. Daarop zeide
hij, dat hij mij iets wilde toevertrouwen, dat
eigenlijk een geheim was en dat ik met nie
mand er over mocht spreken. En hij deelde
me mede, dat de burgemeester van een
Amerikaan, die tijdelijk in Londen vertoef
de een bod van 15.000 pond voor die nood
munten had ontvangen. Ik was natuurlijk
ten zeerste verrast daardoor, doch ik zei
dadelijk, dat het er niets toe deed, hoeveel
iemand voor de noodmunten bood, want
noch burgemeester Ollard. noch het ge
meentebestuur, noch de ingezetenen hadden
de bevoegdheid ze te verkoopen, omdat zij
eigendom van den staat waren. Hij lachte
daarom en verzekerde me, dat er te Alan
schester nog menschen waren, die de kans
om 15000 pond voor de slad te krijgen, niet
zouden laten schieten en dat er genoeg
middeltjes bestonden om de wet te ontdui
ken Ik antwoordde, dat dit niet zoo gemak
kelijk zou gaan, wat zij wel zouden bemer
ken, wanneer de zaak ruchtbaar werd. Hij
herhaalde, dat ik er met niemand over
mocht sprtken en ik beloofde mijn mond te
houden, weinig vermoedend, hoe ik zelf
daarbij in moeilijkheden zou geraken!"
„Weet je het zeker, dat hij het bedrag
van 15.000 pond noemde?" vroeg Stevenege.
„Ja, dat is het bedrag, waarvan hij ge
sproken heeft," antwoordde Whatmore met
nadruk.
„Ben je er zeker van, dat het geen 10000
pond was?" hield Stevenege. „Denk nog
eens goed na!"
„Neen, het was 15.000 pond," hield What
more vol. „Ik herinner mij het bedrag nog
opperbest."
Stevenege wendde zich tot Penthony, en
terwijl het geratel en gedreun van den trein
het geluid hunner stemmen overstemde, be
gonnen zij met elkander le fluisteren.
„Er was maar één brief van Bransdale,
waarin van 15000 pond werd gerept", be
gon Penthony.
„Dat was de brief, dien Ollard kwijtraak
te vermoedelijk in de golfclub. Alleen
door dien brief kon men te weten komen
dat er een bod van 15000 pond was gedaan.
Maar hoe kwam Oswald Cleverly daarvan
iets te weten? Had hij het uit de eerste
hand of van een ander gehoord?" zeide
Stevenege.
„Ondervraag hem nog eens", ried Pen
thony, met een hoofdknik in de richting van
Whatmore.
„Heeft Oswald Cleverley je medegedeeld
van wien hij inlichtingen had?" vroeg
Stevenege, zich weer tot zijn arrestant wen
dend. „Heeft hij ook nog een naam ge
noemd?"
(Wordt vervolgd).