69sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 4 September 1928
Derde Blad
No. 21005
BINNENLAND.
KERK- EN SCHOOLNIEUWS.
GEMENGD NIEUWS.
De uitbreker Gerber gevat.
FEUILLETON.
De verdwenen Noodmunten.
DB ZIEKTEGEVALLEN AAN BOORD
VAN DE „INSULINDE".
Een protest uit IndiS tegen
het rapport der Nederland-
sche commissie.
Aneta meldt uit Batavia:
De doktoren J. M. Elshout, professor dr.
C D. de Langen, dr. J. L .W. F. van Leent,
dr. J. J. van Lonkhuyzen, dr. Renssen en
dr B. van Tricht stelden na ruggespraak
met verscheidene andere doktoren te Ba
tavia de volgende verklaring op naar aan
leiding van het rapport der professoren Flu,
Kan en Koolemans Beijnen, die door den
Rotterdamschen -Lloyd waren uitgenoodigd
tot rapporteeren in zake de oorzaken van
de slerfte aan boord van de Insulinde:
De geneesheeren te Batavia gevoelen zich
pijnlijk getroffen door de huns inziens licht
vaardige wijze, waarop blijkbaar deze com
missie haar oordeel heeft uitgesproken, in
een vorm die beleedigend is voor de capaci
teiten der Indische medici. Vastgesteld moge
worden, dat de commissie haar oordeel heeft
geveld op grond van informaties, die zij aan
boord heeft ingewonnen, zonder de behan
delende medici dier patiënten, aan deze
ziekte lijdende, gehoord te hebben.
Het feit, dat in Indië de patiënten behan
deld werden door acht verschillende bekende
geneesheeren, die allen aan roodvonk ge
dacht hebben, doch deze diagnose verwor
pen hebben na ernstige overwegingen, ieder
onafhankelijk van den ander, verder het feit
dat ook de officier van gezondheid, die
medereiziger aan boord was, de diagnose
roodvonk blijkbaar niet aanvaard heeft,
had, naar het inzicht van de Bataviasche
geneesheeren de commissie er toe moeten
leiden voorzichtiger in haar uitspraak om
trent den aard der ziekte te zijn. Na ont
vangst van het volledige rapport zal voor
gesteld worden dit onder de auspiciën van
de Nederlandsch Indische Vereeniging tot
bevordering van de Geneeskunde te bespre
ken en in het openbaar te beantwoorden.
Verder mogen worden vastgesteld, dat geen
der geneesheeren te Weltevreden of te
Tandjong-Priok eenig contact heeft gehad
met de scheepsarts, met uitzondering van
den waldokter van den Rotterdamschen
Lloyd, den gep. dir. officier van gezondheid,
dr. J. L. W. P. van Leent, die dezen ge
neesheer eerst na aankomst sprak, nadat
het schip volledig verkeer met den wal had
gehad.
Dr. van Leent heeft er den scheeps
geneesheer, na opgemerkt te hebben, dat het
feit dat 46 aan boord van de Insulinde aan
wezige kinderen van de ziekte zijn vrij-
gebleven, de diagnose roodvonk (een kin
derziekte bij uitnemendheid) niet aanne
melijk maakte, toch op gewezen dat, gege
ven zijn vermoeden, hij toch niet zonder
voorafgaande waarschuwing aan den medi-
schen havendienst het schip aan den wal
had mogen laten meren,
DE ACCIJNS OP HET GESLACHT
ONHOUDBAAR?
Een brochure van den heer Swaan.
De heer A. Swaan, directeur van den
Ned. Grossiersbond voor den Vleeschhandel
heeft een zevental artikelen van zijn hand,
verschenen in het vakblad De Vee- en
Vleeschhandel, in een brochure vereenigd
en uitgegeven bij G. Misset te Doetinchem
onder den titel: Naar de afschaffing van den
accijns op het geslacht. Een onhoudbare be
lastinginning.
De schrijver komt na een uitvoerige be
strijding van den bestaanden accijns tot de
volgende conclusie:
„Niemand uit de kringen van bestrijders
van den accijns op het geslacht zal er iets
op tegen hebben, dat de Regeering groote be
dragen, zelfs millioenen, beschikbaar stelt
voor de bestrijding van veeziekten. Maar dat
daarvoor de accijns op het geslacht moet
blijven.dat kan alleen maar iemand
willen, die niet weet welk een kwelling de
heffing van den huidigen accijns op het ge
slacht voor den slachtvee-aangever betee-
kent. De heer Oortwijn Botjes weet vast
niet, hoe die belasting wordt geïnd. Laat hij
daarnaar eens informeeren. Ik weet zeker,
dat hij dan onmiddellijk met ons zal zeg
gen: „Die belastinginning is onhoudbaar."
Want het verzet van den slachtvee-aan
gever is niet zoozeer het verzet tegen de
heffing, maar tegen de heffingswijze, die
(in 1928111) nog wettigt „benadering", ont
eigening zonder vorm van proces 1
Moet er geld zijn voor veeziektenbestrij-
ding, het ie op eenvoudiger wijze te beko
men, dan op de ingewikkelde wijze, waarop
de accijns op het geslacht geld verschaft
De soort van tegenstanders van de af
schaffing van den geslachtaccijns is dus
met één vermeerderd. Tot nog toe vonden
de slachtvee-aangevers tegenover zich:
a. de voorstanders van indirecte belas
tingen;
b. de hoog ere belastingambtenaren, en de
vergunninghouders, die verlaging van den
gedistilleerdaccijns de voorkeur geven boven
afschaffing van den accijns op het geslacht;
c. zij, die eerst de directe lasten willen
verminderen.
En nu krijgen we daarbij de stem, die den
geslachtsaccijns wil behouden, om met dit
geld veeziekten te bestrijden.
Daartegenover kunnen de slachtvee-aan
gevers blijven stellen het feit, dat de accijns
op het geslacht, welke beslemming men aan
zijn opbrengst ook wil geven, ongeacht de
gevolgen van de afschaffing er van, door en
door verouderd, onrechtvaardig en daardoor
een onhoudbare belastinginning is".
LEDEN VAN GEZONDHEIDSCOMMISSIES.
En burgemeesters, wethouders
en raadsleden.
De minister van Arbeid. H. en N. heeft de
volgende aanschrijving tot de commissaris
sen der Koningin gericht:
„In verband met de omstandigheid, dat
onder de gezondheidscommissies, die inge
steld zijn voor groepen van gemeenten,
leden voorkomen, die in de hoedanigheid
van burgemeester, wethouder of raadslid,
deel uitmaken van de daarbij betrokken ge
meentebesturen, is de vraag gerezen, of bij
een combinatie van de beide functies, zoo
wel in beginsel als uit practisch oogpunt,
bezwaar bestaat. Ten aanzien van deze
vraag neem ik het standpunt in. dat. hoewel
tegen een vereeniging van beide functies
geen overwegend bezwaar bestaat, het niet
temin beter is, dat, zoo een andere regeling
mogelijk i9, d. w. z. zoo er voor de functie
van lid of secretaris eenet gezondheidscom
missie andere geschikte personen gevonden
kunnen worden, hieraan de voorkeur wordt
gegeven".
NEDERLANDSCHE MIZRACHIF.
In een der zalen van café de Kroon,
te Den Haag, had de jaarvergadering plaats
van de NederL Mizrachie (wetgetrouwe
Zionisten).
Do voorzitter, rabbijn dr. B. I. Ricardo,
zeïde in zijn openingsrede, dat de Mizrachie
in Palestina thans 65 scholen telt met 6000
leerlingen.
In het presidium dezer vergadering wer
den gekozen opperrabbijn Davids, E. Asscher
Ez. en J. Hertzberger.
In de namiddagzitting werden verschillen
de aangelegenheden van internen aard be
sproken en de verhouding met de jeugd
organisatie geregeld. Des avonds hield de
heer Alex. Adler, uit Berlijn, een referaat
over de te Dantzig gehouden Mizrachie
W ereld-Conf erentie.
HET CONFLICT IN HET SLAGERS-
BEDRIJF TE UTRECHT.
Zooals men weet, bestaat er reeds ver
scheidene maanden een gespannen verhou
ding tusschen de patroons en de werknemers
in het slagersbedrijf te Utrecht. Naar aan
leiding van het mislukken van de onder
handelingen over het aangaan van een
nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst,
heeft de patroonsorganisatie de gezellen in
dertijd uitgesloten.
Na een heftigen strijd, waarvan zelfs een
proces in kort geding het gevolg was,
schijnt thans eindelijk het einde daar te
zijn. Tusschen de vertegenwoordigers van
de Utrechtsche Slagerspatroons-vereeniging
en die der gezellenbonden i9 namelijk over
eenstemming bereikt over het intrekken van
de posten, het wandelen met protestborden
en de opheffing der uitsluiting.
Ir. C. F. STORK.
Zaterdag is de heer C. F. Stork, directeur
van de machinefabriek Gebr. Stork Cie,
te Hengelo, in het Vereenigingsgebouw al-
daar door het personeel gehuldigd, daar hg
40 jaar aan de fabriek is verbonden.
In Januari 1893 werd de jubilaris met
zpn broeders D. W. en H. C. Stork in de
firma opgenomen, nadat hun vader, C. T.
Stork, die met zgn broeder J. E. Stork
ook de zaken der tegenwoordige KoninkL
Weefgoederenfabriek dreef, zich uit de zaak
had teruggetrokken, terwijl de heer J. EL
Stork zijn aandeel in de leiding der machine
fabriek overgaL
En sedert behield de heer C. F. Stork
de leiding der zaken in de fabriek.
Van 1922 tot 1926 was de heer C. F.
Stork voorzitter (vanaf 1919 reeds bestuurs
lid) van de Vereeniging van Nederlandsche
Werkgevers, die onder zgn leiding werd
gereorganiseerd en zich met het Verbond
van Fabrikanten-vereenigingen vereenigda
tot het tegenwoordige Verbond van NederL
Werkgevers. In deze functie had hg zitting
in den Hoogen Raad van Arbeid.
Verder heeft hg zitting in lichamen ab
de Centrale Commissie voor de Statistiek,
waar hg ons land met zijn adviezen dient,
en in een aantal Vereenigingsbesturen en
Commissies.
Ter vervanging van den heer Bartholomeu
Ferreira, den Portugeeschen gezant te
's-Gravenhage, die nog niet in functie was
getreden, daar hij inmiddels tot gezant vau
zgn land te Berlijn werd benoemd, waar
heen bg reeds vertrokken is, zal, naar ge
meld wordt, tot Portugeeech gezant te
's-Gravenhage worden benoemd de heer Fran-
cisko Santos Tavares, thans gezant van
Fortugal te Stockholm.
Gistermiddag werd te Rotterdam in
dienst gesteld H.M.'s torpedojager „Korte-
naer" Het bevel over dezen bodem is opge
dragen aan den luitenant ter zee le kl.
J. Lagaay.
In Augustus zijn door de Noord zee
sluizen te IJmuiden geschut 735 zeeschepen
met een inhoud van 4.985.983 M3. Dit is
een recordcijfer.
Bovendien kwamen in de haven van het
Hoogovenbedrijf nog 22 zeeschepen aan.
Te Maastricht is Zaterdag in den leef
tijd van 73 jaar overleden de heer J. Th. H.
Mingels, gepensioneerd generaal-majoor der
cavalerie, officier in de orde van Oranje-
Nassau en in de kroonorde van België.
UIT NED. OOST-INDIE.
RONDREIS VAN DEN GOUV.-GENERAAL.
BATAVIA, 1 Sept. (Aneta). Het pro
gramma van de a.s. reis van den Gouverneur-
Generaal is ab volgt samengesteld:
Op 6 September a.s. vertrekt Z.E. aan
boord van den Gouvernementsstoomer Wega»
die geëscorteerd zal worden door Hr. Ms.
Mgnenlegger Krakatau uit Tandjong Priok.
Op 8 September aankomst te Tandjong-
benteng, voorts naar Japara en bezichtiging
van Donoredjo.
Op 10 September aankomst te Banjermasin
vanwaar op 11 September vertrek naar Ken-
dangan, via Martapoera en Rantau, alwaar
op 12 September een kinder-aubade wordt
gehouden.
Op 14 September debarkement te Boeier-
leng, en op 16 September vertrek naar
Bangli en bezoek aan diverse tempels.
Op 17 September naar Gianjar alwaar be
zoek aan Hindoe-oudheden. Op 19 September
groote vergadering van de Balische hoofden
en de Europeesche bestuursambtenaren,
voorts vertrek naar Ampenan en krans-
legging bg het Lombok-monument
Op 20 September bezichtiging van Nar-
mada en van het irrigatiewerk Gebongdam.
's Middags embarkement en naar Tandjong-
Priok alwaar aankomst op 23 September
te acht uur des voormiddags.
RECLAME.
Optocht Koninginnedag.
De Herauten, De Oran;egroep en de Pages
waren verzorgd door het Costaumhnis „Er&to"
(wett. ged.) Oude Singel 14 Telefoon 889.
6247
NED. HERV. KERK.
Bedankt voor Ouderwoude: D. J. Vossers,
te Serooskerke (Walcheren); voor St. Maar
tensdijk: P. de Looze te Renkum.
GEREF. KERKEN.
Beroepen te Lioessens: J. Heltinga te
Wijckal en Balk.
Aangenomen naar Beilen: P. Hekman te
De Lemmer.
Bedankt voor 's-Gravenhage.-Oost (vae.
G. R. Kuyper): P. N. Kruijswijk te Vlis-
singen; voor Drachten en voor Hoofddorp
S. Neerken te Ulrum.
CHB GEREF. KERK.
Bedankt voor Zierikzee ds. P. de Smit
te Boskoop.
BAPTISTEN-GEMEENTEN.
Bedankt voor Leeuwarden: J. Hekhuts,
te Muntendam.
Ala betonwerker te Zeist werkzaam.
Door de Amsterdamsc.be inspecteurs van
politie Kapinga en Posthuma en den Amf-
slerdamschen rechercheur Sibeyn in veree
niging met de gemeente- en rijkspolitie te
Zeist, werd gistermiddag te Zeist gear
resteerd de uitbreker J. H. Gerber, die,
zooals men weet omstreeks Paschen van
dit jaar met Groeneveld uit de Bijzondere
Strafgevangenis te Scheveningen wist te
ontvluchten.
Groeneveld heeft zich' later vrijwillig
weer aangemeld.
De thans aangehouden Gcrt>er hield zich
reeds twee weken op in Zeist, waar hij als
betonwerker werk had gevonden bij den
bouw van het Gemeentelijk Abattoir.
Gistermiddag werd hij nog naar Scheve
ningen overgebracht.
Nader meldt men ons:
Gerber is ongeveer 14 dagen geleden te
Zeist gekomen. Hij heeft daar zijn intrek
genomen in een cafétje, dat ook wel eens
als logement dienst doet. Hij wist als
betonwerker in betrekking te komen bij den
aannemer van het aldaar in aanbouw zijnde
abattoir
De Amsterdamsche inspecteurs Kapinga
en Posthuma, benevens de rechercheur Si
beyn, die van een en ander op de hoogte
waren gebracht, togen naar Zeist. Zij riepen
daar de hulp in van de plaatselijke politie.
Deze heeft met de Rijksveldwacht buitenge
wone medewerking verleend. Men vreesde
toch aanvankelijk, dat de arrestatie met
moeilijkheden gepaard'zou gaan. Het bouw
werk, waar Gerber onder den naam Berger
werkte, grenst n.l aan een uitgestrekt bosch.
WaDneer hij zou bemerken, dat de politie
hem vervólgde, was het zeer waarschijnlijk
dat hij de wijk in dat bosch zou nemen en
dan was het zeker niet gemakkelijk hein
daar op te sporen. Zeer voorzichtig werd
daarom het bosch daar in den omtrek van
het abattoir afgezet door de Zeister politie,
waardoor een eventueele vlucht moeilijk
zou worden. Met een particuliere auto (oog
de Amsterdamsche recherche naar het
bouwwerk en vroeg daar Berger te spreken.
Het toeval wilde, dat hij vlakbij stond. En
toen hij zijn naam hoorde noemen keek hij
op. Onmiddellijk stapte een der politieman
nen op hem toe en zei: „Jij bent Gerber."
Hij ontkende. Men legde hem echter de
boeien aan en zonder verzet ging hij mee
in de auto. Deze bracht hem naar het po
litiebureau te Zeist. Vandaar werd hij met
een politieauto overgebracht naar Utrecht
en met een trein naar Den Haag.
Tusschen zijn ontvluchting uit de gevan
genis te Scheveningen en zijn arrestatie te
Zeist heeft hij hier en daar gewerkt. Dade
lijk na zijn ontvluchting is hij met den
trein naar Amsterdam vertrokken, hetgeen
hij zonder kaartje wist te doen. Als beton
werker heeft hij ook gewerkt aan een loods
op Schiphol. Daarna heeft hij veel gezwor
ven in Brabant en ten slotte toog hij naar
Zeist. Hij heeft niets gedaan am zich onher-<
kenbaar te maken. Voor verschillende in
braken heeft hij nog 22 maanden te goed.
HET MYSTERIE VAN HET SOLDATENPAK
Een klacht wegens verduistering ingediend.
De aangehouden en later weer in vrij
heid gestelde vrouw A., uit de Tak van
Poortvlietstraat in Den Haag, die verteld
heeft, dat twee der te Scheveningen ont
vluchten, die in haar woning hebben ver
toefd, daaruit zijn verdwenen met mede-*
neming van het soldatenpak van haar man,
heeft, op aandringen van de politie, in ver-f
band daarmee aangifte gedaan van dief
stal. Indien mocht blijken, dat de vrouw
met voorbedachten rade aan de beide man
nen onderdak gegeven heeft en van het
meenemen door hen van de militaire kleeren
heeft afgeweten, zal zij vervolgd worden
wegens het doen van een valsche aangifte.
WIELRIJDER OMVER GEREDEN.
Als gevolg van verblindende verlichting.
Gisteravond omstreeks 9 uur is er op de
Johan de Wittlaan te Deü Haag een wiel
rijder door een auto omver gereden. liet
slachtoffer, een werkman, stond met zijn
rijwiel rechts van den weg, om te trachten
de electrische lantaarn, die defect was, te
repareeren. Van de zijde van de Tobias As
serlaan kwam met een matigen gang een
auto, welke behoorlijk de rechterzijde van
den weg hield. Toen de chauffeur in dc
nabijheid van het kruispunt Joh. de Witt
laanAlexander Gogelweg eenige tien lal
len meters van den wielrijder af, was ge
komen, reed hem van de tegenovergestelde
zijde een andere auto met verblindende
verlichting tegemoet. De tegenligger kwam
juist uit het hek van een der villu s den
rijweg op en had, waar het op Zorgvliet op
dit uur reeds duister is, beide koplampen
en een schijnwerper ontstoken. Door deze
onverwachte verblinding heeft de bestuur
der van de andere auto den op den weg
staanden man niet opgemerkt en heeft hij
dezen, hoewel hij voor het belemmerde uit
zicht reeds vaart minderde, omver gereden.
Direct na de botsing stond de auto stil en
kon de chauffeur, geholpen door enkele
voorbijgangers, den aangeredene, die en
dat is wellicht zijn behoud geweest met
zijn jas aan de voorzijde was blijven han
gen, bevrijden.
De man, die een groote wonde boven het
linkeroog had bekomen en geheel versuf li
was. bloedde hevig. Zijn rijwiel was een
vormlooze massa geworden.
ONDER GLAZENWAS SCHERS.
Door een agent te Den Haag is naar het
Hoofdbureau van politie overgebracht de
23-jarige glazenwasscher C. S., uit de Her
man Costerstraat aldaar, die zijn collega,
den 29-jarigen M. B.f van de Noordpolder-
kade zoo'n vuistslag tegen het hoofd ge
geven had, dat de man met een hersen
schudding naar het Ziekenhuis aan den
Zuidwal vervoerd moest worden.
SABOTAGE.
Namens de naamlooze vennootschap De
Wit'9 bergings- en transportbedrijf te Rot
terdam is aangifte gedaan, dat de machinist
van een van de sleepbooten van de sleep
dienstonderneming De Maas uit wraak over
zijn ontslag den motor van een van de al
daar liggende booten onbruikbaar heeft ge
maakt. De politie stelt een onderzoek in.
ONGELUK OP EEN TREILER.
Aan boord van den 9toomtreiler Anna'
IJM. 34 had de matroos T. Glas uit Ejponri
tijdens de visscherij het ongeluk bij het
binnenhalen van het vischbord dit bord op
zich te krijgen. De man kreeg ernstige in
wendige kneuzingen, waarna het schip,
moest terugkeeren. N& aankomst te IJmui
den Zaterdagmiddag, werd G. naar het St.
Antoniusziekenhuis overgebracht.
DE VLIEGENDE STOEL.
Eenige avonden geleden wandelde een
meneer door een van Katendrecht's dreven,
toen plotseling uit een geopend venster
een stoel kwam aangevlogen, welke hem
pardoes op het hoofd viel. De meneer kreeg
een scheurwond aan het hoofd.
Bij onderzoek bleek, dat in de woning
een echtpaar verschil van racening had,
bij welk debat de heer des huizes een stoel
Door J. S. FLETCHER.
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelschdoor
Mr, G. KELLER.
89)
Stevenege vouwde den brief open en
begon langzaam te lezen. Zoodra hij een
bladzijde uit had, reikte hij deze zijn met
gezel toe. Gedurende geruimen tijd zaten
de beide mannen te lezen zonder een enkel
Woord te wisselen.
Niemand anders kwam het vertrek bin-
Den; geen geluid deed zich hooren dan het
gelik van de oude staande klok in een
boek en het knetteren van de blokken hout
jo den haard. Stevenege zoowel als Pen-
thony ging geheel op in de lezing van den
brief en meer dan eens herlazen beiden een
gedeelte van den brief. Deze luidde:
Londen, 3 Juni 1921,
Den heer sergeant-detective James
Stevenege te Alanschester, Yorkshire.
Geachte heerl
Ik heb uw naam aangetroffen in de uit-
berichten in de bladen omtrent het
Mysterie van Alanschester, zooals men de
aak heeft gedoopt. Ik veronderstel, dat u
elast is met het geval, waarschijnlijk voor
Justitieele afdeeling, of in ieder geval
s medewerker van de plaatselijke politie
a daarom veroorloof ik mij de vrijheid u
Q uiteenzetting te geven van mijn mee
ning over enkele punten. Tenzij u reeds de
zelfde opmerkingen mocht hebben gemaakt,
kunnen zij u wellicht eenigszins van dienst
zijn bij het ontwarren van het oppervlakkig
beschouwd zeer ingewikkeld raadsel. Ten
einde u te overtuigen, dat ik mij tot op
zekere hoogte gerechtigd acht om dit schrij
ven tot m te richten, deel ik u bij wijze van
inleiding tot hetgeen hier volgt mede, dat
ik romanschrijver van beroep ben, dat ik
mij in het bijzonder toeleg op het schrijven
van detective-romans, en dat ik bij de uit
oefening van mijn beroep mij aangewend
heb bewijsmateriaal nauwkeurig te wikken
en le wegen, de feiten precies na te gaan
en onderstellingen aan strenge kritiek te
onderwerpen. De berichten over de Alan-
schester9che zaak, welke ik in de bladen
heb aangetroffen, in het bijzonder'in die uit
Yorkshire, hebben, zooals u gezien zal heb
ben, tal van bijzonderheden medegedeeld.
Ik heb geen enkele kleinigheid over het
hoofd gezien en beleefd verzoek ik thans
uw aandacht voor een paar opmerkingen,
die ik mij veroorloof u te schrijven.
Afgaande in het bijzonder op het bericht,
geknipt uit de „Yorkshire Monitor", onder
teekend met H. C. en blijkbaar geschreven
door een verslaggever, die van York uit
naar Alanschester was gezonden, heb ik den
indruk gekregen, dat u en de gemeentepoli
tie vast overtuigd zijt, dat het unieke stel
noodmunten van Alanschester. waarvoor
zekere heer Bransdale tienduizend Pond had
geboden, uit de vitrine in het museum van
het kasteel van Alanschester gestolen is
door Septimus Tyson, den man. die later
dood, vermoedelijk vermoord, is gevonden
in een bosch in de nabijheid der stad. Uwe
overtuiging schijnt gegrond te zijn op de
volgende feitem
le. Het is gebleken, dat Tyson een oude
hoos wicht was, die meer dan eens voor
diefstal of inbraak was veroordeeld.
2e. Hij is in het bezit gebleken van een
stel inbrekerswerktuigen, welke in het
bijzonder dienden om sloten te forcee-
ren.
3e. Hij had een proef bij zich van een be
richt betrekking hebbende op Bran»-
dale's aanbod van tienduizend Pond.
Uit die feiten leidt u af, dat:
le. Tyson de munten uit de vitrine stal in
den \Toegen morgen, nadat hij zijn in
trek had genomen in den „Koningseik."
2e. Hij later in een bosch dicht bij de stad
door iemand is aangevallen en ver
moord.
3e. De moordenaar den doode de munten
en een belangrijk bedrag aan gereed
geld ontnam.
Nu is dit in het algemeen gesproken een
zeer aannemelijke gevolgtrekking en, op
pervlakkig beschouwd, heeft zij zeer veel
waarschijnlijks. En er kan daarop voortge
bouwd worden mits uw premissen juist zijn.
Maar zijn zij dat?
1 Laat ik eens wat onderstellen.
le. Ondersteld, dat Tyson nooit de mun
ten heeft gestolen;
2e. ondersteld, dat Tyson, het voornemen
koesterend de munten te stelen, tot de
ontdekking is gekomen, dat op den och
tend. dat hij zich naar het museum be
gaf, de munten niet meer in de vitrine
lagen;
3e. ondersteld, dat zij dienzelfden mor
gen reeds gestolen waren.,
hoe staat u dan voor de zaak, wanneer die
onderstellingen blijken werkelijkheid te
zijn?.
Laten wij nu eens nagaan wat u weet
omtrent Tyson's doen en laten op den
morgen dat hij vermoord is.
Ligt de onderstelling niet voor de hand,
dat zoo Tyson werkelijk de munten had ge
stolen, hij zoo gauw mogelijk de stad den
rug had toegekeerd? Maar in de eerste
plaats ging hij een schoenwinkel binnen
en kocht er een paar nieuwe schoenen. In
de tweede plaats deelde hij den winkelier
mee, dat hij een uitstapje te voet ging on
dernemen en sprak hij met hem over den
te volgen weg en in de derde plaats ging hij
in het café van Maidment wat drinken. Hij
deed alles even rustig en gemoedelijk. Nu
kan u zeggen, dat in dit alles opzet stak;
laat ik dat dan voor het oogenblik toegeven.
Maar als Tyson de munten had gestolen,
dan kon hij er toch wel van overtuigd zijn,
dat zij spoedig vermist zouden worden, en
dat er van alle kanten jacht zou worden
gemaakt op den roover en dat hijzelf als,
voor zoover bekend, de eenige vreemdeling
in de stad sinds den vorigen avond, onmid
dellijk verdacht en achtervolgd zou worden.
Niettemin verliet Tyson de stad langs den
zelfden weg dien hij aan den schoenmaker
Hicking had medegedeeld. Als u er nu op
wijst, dat Tyson aan Hicking een gefingeerd
adre9 te York gaf, waarheen hij zijn oude
schoenen per postpakket kon zenden, dan
zou ik daarop willen antwoorden, dat ik
Tyson houd voor iemand, die graag een
ander er in liet loopen; het was een grapje
van hem, meer niet. Ook hecht ik geen bij
zondere beteekenis aan het feit, dat Tyson,
een kamer nemend in den „Koningseik",
opgaf Samuel Thomson te heeten en van
Darlington afkomstig te zijn. Dat lijkt van
grooter gewicht dan het werkelijk was. Naar
mijn meening was Tyson naar Alanschester
gegaan om de munten le stelen, maar heef!
hij dat niet gedaan, omdat, toen hij de zaat
betrad waar zij waren tentoongesteld, zij
reeds gestolen waren.
Nu neem ik de vrijheid een positieve be
wering te laten volgen:
le. de diefstal der noodmunten is het
eerste misdrijf;
2e. de moord op Tyson is het t/weede
misdrijf;
3e. beide misdrijven slaan in geen enkel
verband tot elkaar.
U en de gemeentepolitie slaan dus tegen
over twee misdaden, die niets met elkander
uitstaande hebben. Het i9 bloot toeval, dat
zij op denzelfden dag zijn gebeurd. Maar in
ieder geval zijn zij gebeurd en er zijn twee
vragen, waarop u een antwoord zoekt:
le Wie stal de noodmunten?
2e Wie vermoordde Septimus Tyson?
Laten wij de tweede vraag in de eerste
plaats onder de oogen zien: Toen Tyson te
Alanchester kwam, was hij, gelijk vast
staat, in het bezit van een tamelijk groot
bedrag aan gereed geld. Wij hadden verno
men dat hij op den avond van zijn aankomst
in de gelagkamer van den „Koningseik"
zijn geld liet zien: hij had enkele bankbil
jetten van 20 pond in zijn beurs, toen hij
den winkel van Hicking binnenging om een
paar schoenen te koopen; Hicking moest
een twintig ponds-biljet voor hem bij de in
de buurt gevestigde bankinrichting wisse
len, vóór hij de schoenen kon betalen.
(Wortli vervolgd),