De verdwenen Noodmunfen.
69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 27 Augustus 1928
Derde Blad
No. 2099Ö
Amerika tegen den Oorlog.
GEMENGD NIEUWS.
CARTER'S ESIPJIXS
FEUILLETON.
door
FRANK B. KELLOGÖ
(Staatssecretaris der Vereenigde Staten van
Amerika.
Gedurende de laatste maanden had ik
het voorrecht, in opdracht van de regeering
der Vereenigde Staten, onderhandelingen te
voeren, die ten doel hadden, het groote
ideaal van den wereldvrede nader tot zijn
verwezenlijking te brengen. Nooit was de
belangstelling voor dit ideaal, van volkeren
en van regeeringen grooter dan op het hui
dige oogenblik.
Sinds den wereldoorlog, die zoovele mil-
lioenen menschen in den dood dreet. zulk
een groot deel van Europa aan verwoesting
gaf en zoowel de neutrale als de oorlog
voerende mogendheden aantastte en in ge
vaar bracht, zijn de gedachten van de
staatslieden en hun volkeren steeds meer
en meer bezig geweest met het uitwerken
van plannen om een dergelijk onheil in de
toekomst te voorkomen.
De Volkenbond heeft zich bezig gehou
den met de bestudeering van de veiligheid
en den wereldvrede, maar dit niet alleen:
leden van den Volkenbond hebben bizon-
dere aanvullende verdragen gesloten, zoo
als die, welke bijv. te Locarno in 1925 ge-
teekend zijn. En nu kortgeleden, in Havana,
hebben de Vereenigde Staten en twintig
andere Amerikaansche staten waaronder
zeventien leden van den Volkenbond
door middel van een uitdrukkelijke ver
klaring hun algeheele veroordeeling van
den oorlog als een middel van nationale
politiek, uitgesproken. Zij kwamen daarbij
pvereen, een conferentie te beleggen ten
einde te geraken tot het opstellen van hier-
prede in overeenstemming zijnde verplichte
grbitrage-verdragen.^
Bij geen enkele nuttige poging tot bevor
dering van den wereldvrede wil de regee
ring van de Vereenigde Staten een achter
blijver zijn en de onderhandelingen, die ik
kortelings voerde, zijn voortgekomen uit
den ernstigen wensch van mijn regeering,
pm dit ideaal te bevorderen.
Zij hebben een tweeledig karakter, want
eensdeels hebben zij betrekking op de ver
nieuwing van arbitrage-verdragen, die in de
plaats moest treden van de zgn. „verdragen
van Root", waarvan verscheidene dit jaar
afloopen, andersdeels houden zij verband
met het anti-oorlogs-verdrag, dat de heer
Briand mij verleden zomer voorstelde te
sluiten,
In de eerste plaats versta men wei, dat
het arbitrage-verdrag met Frankrijk het
welk nu eenige maanden geleden geteekend
werd, geen enkel verband houdt met het
voorstel van den heer Briand om een ver
drag tegen den oorlog te sluiten, waarin van
den oorlog als een werktuig van nationale
politiek afsland gedaan wordt.
Weliswaar staat er in de jnleiding tot het
arbitrage-verdrag, dat Frankrijk en de Ver
eenigde Staten zijn „verlangend, door hun
voorbeeld, niet alleen te getuigen van hun
veroordeeling in hun onderlinge betrekking
van den oorlog als een werktuig van natio
nale politiek, maar ook om den tijd te doen
aanbreken, waarin de vervolmaking van
internationale overeenkomsten voor de
vreedzame beslechting van internationale
geschillen voorgoed de mogelijkheid van
oorlog tusschen welke ook der naties van de
yereld, uitgeschakeld hebben", maar: een
inleiding is niet een bindend deel van een
verdrag.
Als men den oorlog aan kant wil zetten,
dan dient dit te gebeuren door bet sluiten
van speciale verdragen, waarbij de partijen
zich plechtig verbinden tegenover elkaar
niet naar de wapenen te zullen grijpen
met een eenvoudige verklaring in de in
leiding van een verdrag kan men den oor
log niet uitbannen.
Maar al heeft zij dan geen rechtskracht,
niettemin geloof ik, dat een uitdrukkelijke
verklaring van de wreedzame bedoelingen
de regeeringen en van hun beider wensch,
om een mechanisme voor de vreedzame be
slechting van justiciabele geschillen te per-
fectioneeren, zooals men dat vindt in de
inleiding tot het betreffende arbitrage-ver
drag, zeer nuttig is, omdat het openlijk de
stelling der beide regeeringen bepaalt in
een zaak, welks belangrijkheid men nauwe
lijks vermag te overschatten.
Ik beschouw dit arbitrage-verdrag zelf als
een vooruitgang, vergeleken bij elk van
zijn voorgangers, en ik hoop, dat het als
grondslag zal kunnen dienen voor onder
handelingen met andere regeeringen, waar
mede wij op 't oogenblik geen arbitrage-
verdragen hebben of waar bestaande „ver
dragen van Root" binnenkort afloopen. Op
den grondslag van het ontwerp-verdrag,
dat ik in December j.l. aan Frankrijk ter
beoordeeling toezond, heb ik arbitrage-ver
dragen gesloten met enkele belangrijke re
geeringen, kortgeleden met die van Polen,
Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije, en ik heb
alle regeeringen, die om inlichtingen vroe
gen, doen weten, dat het mij aangenaam
zal zijn nieuwe verdragen met hen te slui
ten, gelijk aan dat, hetwelk in Februari
met Frankrijk onderteekend werd.
Als een groot aantal van zulke bflaterale
verdragen, tusschen de Vereenigde Stalen
en andere volkeren der wereld, gesloten
kan worden, dan geloof ik, dat een zeer
werkzaam middel voor de vreedzame be
slechting van justiciable geschillen tot
stand gekomen zal zijn.
Ik ben ervan overtuigd, dat <fe enthou
siaste verdedigers van de theorie, dat alle
geschillen tusschen naties aan arbitrage on
derworpen behooren te worden, zich niet
bewust zijn van het diepgaande verschil
tusschen justiciabele en politieke geschil
len. Neem bijvoorbeeld de quaestie van im
migratie, die somtijds vijandige gevoelens
tusschen naties kan doen ontstaan. Volgens
welke beginselen zou een regeering deze
zaak aan arbitrage kunnen onderwerpen en
welke regelen zouden hier toegepast kun
nen worden, opdat den staten, die verschil
van meening hebben, een rechtmatige uit
spraak gewaarborgd zou zijn?
Het wil mij voorkomen, dat we ons er van
bewust dienen te worden, dat, zoo lang
als de wereld uit souvereine naties bestaat,
alleen die quaesties geschikt zijn, om aan
arbitage onderworpen te worden, welke, jus-
ticiabel naar hun aard, geschikt zijn voor
beslissing door toepassing van erkende
rechtsregelen of voor een uitspraak naar
billijkheid.
Niet-justicfabele of politieke geschillen
dienen, als zij tot vijandelijkheden aanlei
ding dreigen te geven, door andere mid
delen tot oplossing gebracht te worden, b.v.
door verzoening, als een belangloozo poging
gedaan wordt om strijdige geziehlspunten
met elkaar in overeenstemming te brengen,
zonder dat daar uitgemaakt behoeft te wor
den, dat de eene of de andere partij onge
lijk had.
Eenige dar vooraanstaande personen bij het teekenen van het Kellogg-pacf: v l.n.r.
Streeemann (Duitschland), Kellogg (Amerika), lord Cuehendun, (Engeland), graaf
Mangoni (Itali), Briand (Frankrijk), Zaleski (Polen) en Bemeej (Tsjecho-Slowakije).
Waar arbitrage niet bruikbaar ia, of wan
neer men geen arbitrage wil Inroepen, dan
zijn verzoenigsverdragen van de grootete
waarde voor het ontwarren van internatio
nale verwikkelingen, die erop gericht zijn
de publieke meening te verhitten en die
zoodoende den wereldvrede in gevaar bren
gen.
Er is nog een ander soort verdragen, dat
gesloten kan worden, met het doel oorlog to
voorkomen en dat zijn verdragen, waarbij
partijen zich bepaaldelijk verplichten, niet
naar de wapenen te zullen grijpen. Deze
verdragen heeft men op het oog, wanneer
men spreekt over een „verdrag om den
oorlog buiten de wet te stellen" en het is
iets nieuws in de moderne internationale
betrekkingen.
In een mededeeling, gedateerd 20 Juni "27
stelde de heer Briand den Vereenigden
Staten van Amerika voor, een bilateraal
verdrag te sluiten, waarbij Frankrijk en de
Vereenigde Staten overeen zouden komen,
af te zien van den oorlog als een middel
van hun nationale politiek tegenover el
kaar. Dit belangrijke en bezielende voorstel
werd zorgvuldig en welwillend onderzocht
door de regeering van de Vereenigde Staten.
Weliswaar zouden wij geschroomd hebben
het initiatief te nemen tot het doen van zoo
danig voorstel aan Europa, maar Frankrijke
uitnoodiging verschafte ons een gunstige
gelegenheid om opnieuw de quaestie van
den wereldvrede te beschouwen en te be
palen, op welke wijze we hiertoe praclisch
het best zouden kunnen samenwerken.
Ik onderschreef de stelling van den heer
Briand, dat de oorlog als een middel van
nationale politiek uitdrukkelijk opgegeven
moest worden, maar ik stelde voor om,
inplaats van dit tot uitdrukking te doen
komen in een bilateraal verdrag tusschen
Frankrijk en de Vereenigde Staten, een ge
lijkwaardig multilateraal verdrag te doen
sluiten tusschen de voornaamste machten
der wereld, een verdrag waarbij elke natie
die dit wenscht, zich zou kunnen aanslui
ten. Op deze wijze zouden de zegeningen
van een verdrag, dat oorspronkelijk alleen
voorgesteld was tusschen Frankrijk en de
Vereenigde Staten, over heel de wereld mede
uitgestrekt kunnen worden.
De landen, die ik voorstelde in eersten
aanleg tot het mede-onderteekenen van
zoo'n verdrag met Frankrijk en de Vereenig
de Staten uit te noodigen, waren Groot-
Brittannié, Duitschland, Italië en Japan.
Frankrijk was het in beginsel dade
lijk eens met het denkbeeld van een multi
lateraal verdrag. Het stelde evenwel voor,
dat het verdrag enkel zou bevatten het af
zien van den oorlog; het afsluiten van een
gelijksoortig multilateraal verdrag leverde
zekere moeilijkheden op, met het oog op
Frankrijks verplichtingen tengevolgen van
het Volkenbondsverdrag, de Locarno-ver-
dragen van October 1925 en andere inter
nationale verdragen, verband houdende met
neutraliteits-garanties.
Mijn bezwaren, om de strekking van eeu
anti-oorlogs-verdrag te beperken lot enkel
aanvals-oorlogen berusten ten deele op een
zeer stelligen afkeer van verzwakking van
het ideaal van den wereldvrede, op welke
wijze dan ook, en ten deele op de afwezig
heid van elke bevredigende begripsbepaling
van de woorden „aanvaller" of „aanvals
oorlog".
Na een notawisseling, niet alleen met
Frankrijk, maar ook met Duitschland, En
geland, en andere landen, waarin uiteenge
zet werd dat zulk een verdrag niet in strijd
zou zijn met de bepalingen van het Volken
bondsverdrag, en ook niet noodzakelijker
wijze in strijd behoefde te zijn met de ver
plichtingen van de leden van den Bond,
kwamen we tot het besluit van een onver
zwakt multilateraal anti-oorlogsverdrag, dat
in Parijs onderteekend wordt.
Ik mag niet beweren, dat arbitrage- en
verzoeningsverdragen, en zelfs verdragen
die uitdrukkelijk van den oorlog als middel
van nationale politiek afstand doen, een vol
ledige garantie bieden tegen die botsingen
tusschen naties, welke periodiek ontstonden
sinds den aanvang der wereldgeschiedenis.
Behalve deze verdragen dient er te zijn een
ontwaakt publiek geweten, tegen do ver.
schrikkelijkheid en uiterste afkeuringswaar-
digbeid van den oorlog. De volkeren der
wereld moeten zich, zooals gezegd, verbeu
gen in een vredelievenden geest, en de ver
dragen die ik noemde en de pogingen der
staatslieden om den wereldvrede te bevor
deren, kunnen slechts beschouwd worden
als een deel van het probleem.
Ik ben niet zoo dom, te gelooven, dat het
rijk van den duizendjarigen vrede is aan
gebroken, maar ik geloof wèl, dat de wereld
met groote schreden voorwaarts gaat op den
weg naar vreedzame beslechting van inter
nationalen geschillen en dat de gewone
menschen een van zin zijn in hun wensch,
den oorlog als eon geoorloofde instelling te
zien verdwijnen.
Zeker zullen de Vereenigde Staten niet
achteraan blijven bij de bevordering van
deze nieuwe beweging voor den wereld
vrede. Zoowel voor mij persoonlijk en of
ficieel als Staatssecretaris, zal ik altijd het
afsluiten van geechikte arbitrage-, verzoe-
nings- en antl-oorlogsverdragen ondersteu
nen en voorstaan.
DE ONTVLUCHTING UIT DE GEVANGENIS
TE SCHEVE NINGEN.
t. d. Brands aan een scherp verhoor
onderworpen.
De poEtie heeft den tweeden vluchteling
uit de Scheveningeche gevangenis, die te
Dordrecht ie aarjgehouden, aan een lang
durig verhoor onderworpen. Hij weigerde
echter 'beslist eenige mededeeling te doen
omtrent de verblijfplaate van de twee nog
niet gevonden uitbrekers. Toen de commis
saris Kramer .hem vroeg of het juist was,
dat zij him Belgischen kameraad in den
steek hadden gelaten zooals deze bij zijn
verhoor had voorgegeven ontkende hij
dit echter ten sterkste. Volgens zijn zeggen
zouden zij elkaar in de duisternis kwijt ge
raakt zijn.
Overigens was B. niet erg mededeelzaam
Op de meeste vragen, welke hem gedaan
werden», antwoordde hij, dat hij er eerst
nog eens over denken moest, of dat hij dat
later wel zou zeggen.
Een nauwkeurig onderzoek heeft de
plaats aangewezen, waar het zaagje verbor
gen was.
De eeretoaengehoudeme bad verklaard,
dat hij het zaagje over den muur had weg
geworpen.
Dit is niet juist gebleken.
De zaag was gestopt in een! voeg tus-
eohen enkele steen en, vllak onder het tui
melraam, waardoor de ontvluchting plaats
had.
WEER EEN
ONTVLUCHTINGSPOGINa.
Nu in de gewone strafgevangenis te
Scheveningen.
In de gewone Schereningsche strafge
vangenis is Donderdag, naar het „H.
Volk" meldt, door een bewaarder van den
schietpost ontdekt, dat van een der celraam
pjes de tralies zoover waren uitgebogen, dat
zij misschien reeds doorgang hadden gege
ven aan den bewoner. De man holde on
middellijk het gebouw binnen en waar
schuwde daar de bewaarders Een onderzoek
in de betreffende cel werd ingesteld en in
derdaad bleek dat daar binnen energieke
pogingen werden aangewend om de vrijheid
te herkrijgen.
In de cel werd eenige weken geleden een
gedetineerde ingesloten, die in de Calvé-
fabriek te Delft had ingebroken. De man
werd op heeterdaad betrapt door het bewa
kingspersoneel van de fabriek. De man
trachtte nog te ontkomen, maar tevergeefs.
Een schot viel. In de knie gewond werd de
man opgenomen.
Nog altijd loopt hij met ziin knie In het
verband en van die bijkomstigheid heeft de
gewiekste „jongen" op een uiterst handige
manier gebruik gemaakt. Op de een of an
dere wijze wist hij een flinke bankschroef
te bemachtigen. Hij verstopte dit waarde
volle gereedschap in zijn verband en smok
kelde het zoo de ce.l binnen. Daarop is de
gevangene rustig aan het werk gegaan.
RECLAME.
Het is zoo Gemakkelijk
een Goede Gezondheid
te Genieten.
Koop een fleschje van dlek1clne,verau!kerde. plant
aardige pillen. Ze worden verkocht In roode
kokertjes van 75 ct, maar elsch vooral het merk:
CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN.
ZIJ zijn gemakkelijk ln te
nemen en doen de Inge
wanden pijnloos functio-
neeren. Constipatie bestaat
niet, wanneer ge Uw spijs
vertering in orde houdt
Hoofdpijn, slechte spijs
vertering, tast van gal en
een ongezond* gelaatskleur verdwijnen dan
spoedig. Probeer ze vanavond nog, U zult dan
heerlijk slapen en morgen frlsch ontwaken.
Bedenk, dal Carter's Kleine Lever Pillen volgens
doktersrecept zijn samengesteld en dus door
oud en jong kunnen worden gebruikt. Zij be
vatten geen giftige stoffen en doen de ingewan
den pijnloos functloneeren zonder onaangename
nawerking. Waarom zoudt ge U gekortwiekt
voelen - ge hebt rechtop goede gezondheid! Let
op, dat U .Carter's" krijgt: elsch bovenstaand
merk. BIJ Apoth. en Drog., In roode kokertjes
van 75 ct en f 2,25.
Import Fa. B. MdnJtrtma. Den Haag. 20
5710
De bankschroef werd tusschen twee stan
gen van het traliewerk geplaatst. Om op die
manier de staven zoover uit te buigen ala
noodig was, om hem de vrijheid te schcn-,
ken, was slechts een kwestie van tijd. Maai;
daaraan heeft het ditmaal ontbroken.
EEN FREIHERR, EEN KAMERDIENAAR
EN EEN RIJBEWIJS.
Op 18 Augustus j.L zijn te Rotterdam
gearriveerd de 18-jarige Freiherr H. vori
K. en zijn 45-jarige kamerdienaar H. W.
Zij waren beiden uit Duweldorf afkomstig
maar zij waren van Engeland uit over Vlis-
eingen naar Rotterdam gekomen. Zij deden
het voorkomen, alsof zij te gelegener tijd
naar Argentinië zouden doorreizen. De
beide heeren namen hun intrek in een pen
sion. Daar werd ook hun uitgebreide ba
gage ondergebracht.
De tijd, dat de heeren in one land ver
toefden, zou worden besteed om den jeug
digen Freiherr verder te bekwamen in het
autorijden, zoodat hij rich een internatio
naal rijbewijs zou kunnen verwerven. Daar
om schafte de Freiherr zich drie auto's
aan, welke hij bij bekende autohandelaars
te Rotterdam kocht, respectievelijk voor
f.7530, f. 6500 en f. 8500. Met deze wagens
werd druk proefgereden.
Men maakte verscheidene tochten door
ons land en het was opmerkelijk^ hoe on
derdanig de kamerdienaar zijn jeugdigen
meester behandelde. De kamerdienaar ver
telde zoo nu en dan eens wat over de le
vensomstandigheden van den Freiherr. De
vadea*, die onnoemelijk rijk waa, woonde te
Leipzig. Hij zou alles wol betalen.
Toen een van de autohandelaren, 'die de
pas van den hoogen klant had ingezien,
het „von" voor diens naam niet kon vin
den, stelde de kamerdienaar hem gerust
met de mededeeling, dat zijn heer incog
nito reisde. De kaartjes welke men presen
teerde, droegen kroontje en titel.
Dezer dagen bestelde Freiherr von K. een
incouranten Duitechen wagen. De hande-»
laar bestelde don wagen' telegrafisch iri
Duitschland en Vrijdag kwam de auto aan
de grens aan. De handelaar is den wagen
diaar in ontvangst gaan nemen.
Inmiddels echter waren de gedragingen
van den Freiherr en zijn kamerdienaar op
gevallen bij de politie. Daar vond men het
namelijk zeer zonderling dat 'een zoo jeug
dig man vrijwel niets ander» deed dan'
auto's koopen. Het tweetal werd aange
houden en uit het onderzoek bleek al spoe
dig, dat sinds Zondag de rekening in het
pension niet was betaald en 'dat men daar
ook niet meer toe in staat was, al werden
vele wisselformulieren en chèqueboekeh
van Duitsche banken, waar de heeren niets
te goed hadden, gevonden.
Het tweetal bleek inderdaad op weg te
zijn geweest naar Argentinië, maar ln En-
Door J. S. FLETCHER.
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door
Mr, G. KELLER.
82)
„Nu. niet heelemaal. Voor een deel mis
schien wel. U wilt zeggen...."
„Ik wil zeggen, dat ik het zeer goed mo
gelijk acht, dat er een afspraak heeft be
staan tusschen Tyson en Whatmore. Of die
afspraak een gevolg was van een vroegere
kennismaking, ol eerst gemaakt is, toen
Tyson voor zijn diefstal naar hier was ge
komen kunnen wij niet nagaan, doch ik
veronderstel, dat zij bestaan heeft. Ik neem
ook aan, dat het zeer goed mogelijk is, dat,
(°en Tyson vermoord werd, Whatmore niet
■o het bosch was en niettemin de nood
munten bij zich had. Maar kijk eens hier,
vriend," ging Penthony voort, alsof plot
ting een nieuw denkbeeld bij hem op
kwam. „Heeft u daar ooit aan gedacht?
Laten wij eens veronderstellen, dat Tyson,
megerust met zijn wetenschap, in de stad
komt met de bedoeling die noodmunten te
stelen. Hij ziet, dat die munten te goed
gorden bewaard Whatmore is in de
huurt en houdt hem in het oog. Hij knoopt
oen praatje aan met Whatmore en ontdekt,
flat Whatmore niet alleen een arme kerel
m, doch er buitengewoon lekker mee zou
ïï!\.,a's °ver wat contanten kon be
schikken. Nu, Tyson heeft nogal wat con
tanten op zakB
„Hij had ongeveer honderd pond bij
zich", merkte Stevenege terloops op.
„Voorzoover u bekend is," ging Pen
thony voort. „Maar 't is niet uitgesloten, dat
hij meer bij zich had. In ieder geval had
hi) een behoorlijk bedrag op zak wat
haast een kapitaal moet hebben toegesche
nen aan een man, die zoo slecht bij kas
was als hij wist, dat met Whatmore het
geval was. Tyson neemt eerst voorzichtig
poolshoogte, doch komt tenslotte met een
bod van een behoorlijk bedrag, contant
neer te leggen, voor die munten. Whatmore
bezwijkt voor de verleiding vergeet niet,
cat hij dien dag om één uur geld moest
hebben om Maidment te betalen en
hij spreekt af, dat hij wat later Tyson
in hel bosch zal aantreffen om hem de
munten te overhandigen en het geld te ont
vangen. Hij houdt zich aan die afspraak,
doch :n het bo9ch ontdekt hij, dat Tyson
vermoord en beroofd is. Hij ijlt weg doch
herinnert zich dan plotseling, dat hij nu
het geld is misgeloopen, dat hij zoo drin
gend noodig heeft. Na den toestand over
wogen te hebben, wendt hij zich tot juffrouw
Maidment en die helpt hem aan geld. Doch
de noodmunten legt hij niet weer in de vi
trine! Wel, hoe denkt u over deze voor
stelling van het gebeurde, één voorstelling
uit vele?"
„Daar zit misschien wel iets waars in,"
antwoordde Stevenege. „Ik ben altijd over
tuigd geweest, dat Whatmore, al ontkende
hij het, iets verzweeg, dat hij bovendien iets
van Tyson afwist Maar als uw, als die
voorstelling van zaken.
„O, niets meer dan een veronderstel
ling!" merkte Penthony op.
„Nu dan, als uw veronderstelling mocht
blijken juist te zijn en Whatmore in het
bosch komende Tyson vermoord en be
rooid heeft gevonden, dan rest de vraag:
wie vermoordde en beroofde Tyson?"
„Juist," zei Penthony; „maar dit is nu
een geval, waarbij de eene vraag samen
hangt met de anderel Ik zou hieraan een
dozijn vragen kunnen vasthaken. Wie ver
moordde Tyson? Heeft de moordenaar hem
beroofd? Of deed zulks iemand, die langs
kwam en het lijk zag liggen? Maakten de
munten deel uit van diens buit? Heeft
Tyson ooit de noodmunten in handen ge
had? Was doch dat is allemaal maar
tijdverknoeiing, geen twaalf maar wel twin
tig vragen zou men kunnen opwerpen. En
wanneer ik u nu een handje ga helpen,
dan is er één vraag, waarop ik een stellig
antwoord moet hebben."
„En dat is?"
„Deze: hoe lang was, zoo nauwkeurig
mogelijk geschat, Tyson dood, toen u en de
jonge dame hem in het bo9ch vond liggen?"
„Alleen de dokter, die de politie verge
zelde, zou dal kunnen zeggen," antwoord
de Stevenege. Hij keek op zijn horloge.
„We kunnen hem nog juist voor den lunch
te spreken krijgen", vervolgde hij. „Ga
mee, hij woont hier vlak bij, den
hoek om."
De geneesheer, die als politiedokter van
Alanschester zijn werk op zijn slofjes af
kon, woonde in een groot, onregelmatig ge
bouwd huis vlak bij het hotel en hij was
juist terug van zijn ochtendbezoeken, toen
Stevenege en Pethony zich bij hem ver
voegden. Het was een man van middelba
ren leeftijd, rad sprekend met besliste ge
baren en Stevenege, die hem al een paar
maal had gesproken, ging onmiddellijk op
zijn doel af.
„Dokter, wij hebben pm bijzondere rede
nen een besliste uitspraak van u noodig,'
begon hij, toen zij met hun drieén in de
spreekkamer stonden. „Ik zal u niet lang
ophouden. Hoe lang was Tyson's dood in
getreden, toen u voor 't eerst zijn lijk in
het bosch zag?"
De geneesheer wieTp een vragenden blik
naar Stevenege's metgezel.
„De heer Penthony, oud-sergeant-detec
tive", stelde Stevenege hem voor. „Hij helpt
mij met zijn goeden raad en ervaring m
deze zaak. En wat ik u begon le vragen, bet-
trelt een punt van belang".
„Inderdaad in hooge mate" erkende de
dokter. „Nu, naar mijn overtuiging was
Tyson wiens lijk ik, zooals u zich zal her
inneren, voor de eerste maal zag om tien
minuten over een, toen reeds anderhalf uur
overleden",
„Is dat een eenigszins nauwkeurige schat
ting? vroeg Stevenege.
„Zoo nauwkeurig als met medische ken
nis met mijn medische kennis mogec
lijk is", antwoordde de dokter. „Een paar
minuten kunnen, als het een kwestie van
tijd is, een groot verschil beteekenen",
merkte Penthony op. „En voor het onder
havige geval kan het alles beteekenen!"
„Nu, ik kan me nog wat positiever uit
laten", zei de geneesheer na een oogenblik
geweifeld te hebben. „Gelijk ik reeds zeide.
was het tien minuten voor één uur, toen ik
Tyson's lijk zag. Be kan met stellige zeker
heid verklaren, dat hij toen ten minste
zeventig minuten dood was. Doch ik acht
het waarschijnlijker, dat er op dat oogenblik
reeds negentig minuten waren verloopen".
„Daaruit zou men kunnen afleiden",
merkte Stevenege op, dat het oogenblik van
zijn dood ligt tusschen twintig minuten vóór
twaalf-uur-en twaalf uurvl L <^j.
Juist!" bevestigde de dokter. „Hef is in
leder geval niet later dan twaalf uur ge
weest".
Toen zij naar het hotel lerugdrenfelden.
wendde Stevenege zich hoofdschuddend tot
Penthony en zeide op bijna verontschuldi
genden toon:
„U zal wel detaken, dat Ik met alle ge
weld Whatmore's schuld aannemelijk wil
maken, doch ik heb daar ook argumenten
voor. heeft nu de verklaring van den
dokter gehoord. Tyson kan vermoord zijn
om tien minuten over twaalf, op elk oogen
blik tusschen dat tijdstip en twaalf uur,
doch vast niet later dan twaalf uur. Nu
goedl als wij dan aannemen, dat Whatmore
hem klokke twaalf vermoord en beroofd
heeft, dan is het zeer wel mogelijk, dat
Whatmore zich om kwart over twaalf bij
juffrouw Maidment vervoegde".
„Was daar voldoende tijd voor?" vroeg
Penthony.
„Meer dan genoeg. Op zijn doode gemak
kou bij in tien minuten wandelen van de
plek van de moord naar de zaak van juf
frouw Maidment."
„Heeft zij ook verklaard, dat hij gejaagd
van streek of iets dergelijks was, toen hij
bij haar kwam?"
„Zij heeft, meen ik, gezegd, dat hij va®
slreek was, maar hij had daar alle reden
voor, ook zonder dat Tyson er iets mede te
maken had. Maidment had allerlei dreige
menten tegen hem geuit en het spreekt van-
ze.f, dal juffrouw Maidment zijn gejaagdheid
daaraan heett toegeschreven."
ÜWordt vervolgd)'.