H&Wiegeki/nd
g9ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 25 Augustus 1928
Derde Blad
No. 20997
Buiten!. Weekoverzicht.
Beroepsleger of Volksleger?
'enuwsJHI®^
UIT RUSLAND.
D PUROL
UIT DE PERS.
Tegenstelling van het Kellogg-
pact en Europa's beeld Nog
eens de Balkan.
De Amerikaansche staatssecretaris Kel
logg is goed en wel in Europa gearriveerd
en te Parijs verzamelen zich thans de on
derteekenaren van het Kellogg-pact. Wij
Staan thans als het ware aan den voor
avond van deze geschiedkundige gebeurte
nis; de vulpen waarmede de namen rullen
worden gezet, heeft Kellogg reeds in zijn
zak, een cadeautje van de gemeente Havre.
In Engeland zullen zelfs gebeden worden
opgedragen ter eere van deze oorlogsdaad
aan den oorlog. En tooh... trots dit alles
hangt in Europa nog geenszins een vredes-
atmosfeer. Integendeel zelfs, het schijnt
bijkans, dat juist tegelijk met het gebaar,
dat den oorlog voortaan zal uitbannen,
allerlei voorboden van de mogelijkheid van
een terugkeer van Mars opduiken. Hoe
slecht de verhouding tusschen Frankrijk en
Italië in feite is, wordt al zeer duidelijk
gedemonstreerd door de scherpe wijze,
waarop wordt gereageerd op op zich zelf
onbenullige aangelegenheden, als twist tus
schen studenten onderling etc., waarvan
en dan specifiek m het land van el
duce een zeldzame ophef wordt gemaakt
alsof het heil van het land er mee is ge
moeid. De moordaanslag op een ItaliaansCh
consul in Zuid-Frankrijk zal weinig mee
helpen om de golven der vijandelijkheid,
die hoog oplaaien, tot bedaren te brengen.
Men kan om zoo te zeggen de spanning
^usschen beide volken hooren groeien.
Het oude conflict tusschen Hongarije cn
Koemenië inzake de optantenkwestie is bij
kans op de spits gedreven; de onderhan
delingen tusschen Polen en Lithauen zijn
opgeschort ad calendas Graecas. Gezwegen
nog, van wat de Balkan doet zien... Doth
daarover straks nog.
En dit alles doet een geweldige terug
slag voelen op de z.g. groote politieke
vraagstukken in Europa, die daardoor wor
den vertroebeld. Zeer ongelukkig treft
hierbij bovendien, dat Chamberlain dour
ziekte afzijdig is, terwijl ook Stresemann's
gezondheidstoestand van dien aard is, dat
hij nog weinig zich met de politieke aan
gelegenheden kan inlaten. Hij komt te
Parijs teekenen, maajr zal te Genève man-
keeren.
Dit, terwijl juist zijn levenswerk, het
verkrijgen van geheele ontruiming van het
Rijnland, dat nog bezet is, zou worden
aangesneden. Men vraagt zich wellicht
hierdoor af, of Stresemann op deze wijze
wellicht tijd wil winnen, inziende, dat de
„Umstüurz" der ideeën in Frankrijk nog
niet ver genoeg is gevorderd, om nu reeds
succes te kunnen verwachten. Meer cn meer
blijkt toch wel, dat Frankrijk aan zoo'n
ontruiming vergoedingseischen verbindt,
die Duitschland nimmer zal accepteeren,
desnoods dan nog liever d© wettelijke ter
mijn van ontruiming volgens het vredes
verdrag afwachtende.
Terwijl dus te Parijs met veel vertoon
tegen den oorlog wordt gedemonstreerd,
vertoont Europa het beeld van oneenigheid
en strijd. En dezelfde personen, die met
bun naam bet anti-oorlogstractaat tot be
staan zullen roepen, zijn alle, zonder onder
scheid, 't zij in meerdere of mindere mate,
betrokken bij wat Europa in divers© kam
pen sch©idt
Laten we echter het beste hopen en aan
nemen, dat he<t pact tooh als een rem zal
kunnen dienst doen en dat het levend zal
worden in den geest der volken
Keeren we nu echter nog even terug
naar den Balkan. Heden zal Albanië ver
moedelijk weer een koninkrijk zijn. De
heerscher Achmed Zogoe, trouw vazal van
Italië, aan welk land hij Albanië heeft
overgeleverd tot eigen meerdere glorie, zal
door „het volk" worden geprest den
koningstroon te bestijgen. Men zou nieuws
gierig kunnen zijn naar wat het volk wer
kelijk wil, doch wat heeft het voor zin 1
Macht overheerscht en daarmede basta.
De vroegere Mbret van dit landje, de
prins Wilhelm zu Wied. blijft zich beschou
wen als het ecbt9 gekroonde hoofd, doch
buiten dit geloof om 6taat hier de nuchtere
werkelijkheid, dat hij in 1914 is gevlucht
on zijn koninkrijk wel niet meer zal terug
zien, naar alle waarschijnlijkheid.
Hoe groot Italië's macht, is op den Bal
kan, ziet men ook aan de crisis in Bul
garije. Als gevolg van den diplomatieken
stap van Londen en Parijs te Sofia over
de Macedonische kwestie tot ondersteuning
van Zuid-Slavië, eischte de minister van
buitenl. zaken Boerof het aftreden van den
minister van oorlog Wolkof. die op de hand
der Macedoniërs heette. Deze vroeg zijn
ontslag, dat. door koning Boris is gewei
gerd, zoodat nu Boerof zal moeten gaan.
Italië, dat meedoen aan den stap van
Engeland en Frankrijk opzettelijk wei
gerde, is blijkbaar favoriet
Tenslotte willen we nog even memoree-
i"en, hoe Venizelos als triumphator uit den
Griekschen verkiezimarsstrijd is getreden.
Zeldzaam groot is zijn overwinning. Zijn
tegenstanders zijn vrijwel weggevaagd.
Van de 250 Kamerzetels beschikt hij on
geveer over 224. De verkiezingen zijn ons te
Grieksch gehouden, gelet op hetgeen van
regeeringswege vlak voor den verkiezings
datum als belofte en daad werd afgekon
digd, wel in staat om kiezersharten te ver
murwen. Waar nog bijkwam oneenigheid
m de gelederen der oppositie. Venizelos
zal nu moeten toonen, dat. hij ziin vader
land een betere toekomst kan tegemoet
voeren.
door
GENERAAL VON SEECKT,
oud-minister der Duitsche Rijtsweer.
RECLAME.
=--^=3^ zeniiWj
^sterkend
Het verloop van den wereldoorlog biedt
niet alleen aan den staatsman, maar ook
aan den soldaat stof tot denken. Want
toen vochten niet alleen legers met el
kaar, die voor den oorlog als een beroep
waren voorbereid, maar gansohe bewapen
de volken namen er aan deel. Het stelsel
van den algemeenen dienstplicht heeft
toen zijn grootste proef doorstaan. Of de
politieke gevolgen van den oorlog reden
tot vreugde gaven aan de voornaamste
deelnemers zaJ ik hier niet nagaanuit
een militair oogpunt beschouwd, was hes
verloop zoowel voor overwinnaars als voor
overwonnenen onbevredigend. Zoo rijst de
vraag, of de fout niet ligt in het stelsel;
daarom is het wel van belang, eenige ka
rakteristieke eigenaardigheden van dezen
oorlog en van het daarbij gevolgde stelsel
na te gaan, welke ons mogelijk voor de
toekomst een vingerwijzing kunnen gcve.n.
Had ,,het. materiaal" bij de ontwikkeling
van het krijgswezen ten allen tijde en in
eiken vorm van de aanvals- en beveiligings
wapenen reeds een groote rol gespeeld, in
den wereldoorlog moest dat wel in zeer
bijzondere mate aan den dag treden. Want
indien men de „massa mensch" tot inzet
maakte, was het natuurlijk dat daartegeu-
over gesteld werd de „massa materiaal",
en bij dezen wedstrijd moest het materiaal,
waarvan de reserves nog rijker zijn dan
van het „men9chen-materiaal" ten slotte
toch sterker blijven. Dit overwicht van het
materiaal aan beide zijden, bij de® aan
valler en bij den verdediger, is een oor
zaak van den stelling-oorlog, die ten slotte
moest eindigen met de vernietiging van
den eencn tegenstander door de massa van
den anderen.
Tot een eigenlijken beslissende® slag,
welke een einde aan den oorlog moest
maken, is het niet gekomen, en zoo rijst
de vraag, of de zoo moeilijk in beweging
te brengen reusachtige massa's eigenlijk
wel geschikt zijn voor zulk een grooten
9lag en of in een oorlog, welke wor^b
gevoerd met zulk een menschenmassa,
welke door ®e® onbe.peTkte hoeveelheid
materiaal wordt ondersteund, weer niet
hetzelfde verschijnsel zich zal voordoen,
dat het eene volk langzaam, door een ver
terende kracht uitgeput wordt door het
andere volk. Dit uitzicht moet den staats
man met dezelfde zorgen vervullen als den
soldaat en aan beiden de vraag voorleggen
of de militaire ontwikkeling ons niet op
een verkeerden weg brengt. Nemen wij
eenmaal aan dat de oorlog voorloopig on
vermijdelijk is, dan zal toch iedereen toe
geven, dat het gewenscht is en dat het
eerste doel moet wezen om den duur van
den oorlog zooveel mogelijk te bekorten.
Het schijnt evenwel dat wij een tegenover
gestelde richting uitgaan.
De laatste oorlog heeft reeds bewezen
door de blokkade, aanvallen door lucht
schepen en vliegtuigen op bet achter de
linies gelegen land dat de oorlog zich
heeft uitgestrekt ver buiten het eigenlijke
leger en dat het gan<sche volk er in betrok
ken wordt. In de toekomst zal dat. nog
grooter omvang aannemen. De nieuwe
Fransche wet op de krijgstoerustingen
roept, bij een oorlogstoestand het gansche
volk in on gekend en omvang tot de® mili
tairen dienst..
In 't algemeen schijnt in de 10 jaretf,
welke sedert den oorlog zijn verloopen,
weinig veranderd te wezen in de grondsla
gen der legerorganisatie. Wanneer wij die
staten, wier weerkracht door verdragen
beperkt is, buiten beschouwing laten, dan.
zien wij dat Enegland teruggekeerd is tot
zijn oude organisatie van een beroepsleger
terwijl de in den oorlog ingevoerde alge-
meene dienstplicht weer is afgeschaft,
maar in de andere staten is deze laatste
behouden gebleven met verkorting van den
actieven diensttijd, met «terkere, maar
niet volledig geoefende, reserves ingeval
van' oorlog, tevwijl het, vopr de reserves
benoodigde oorlogsmateriaal beschikbaar
wordt gehouden Men gelooft dus nog
steeds aan de alleenzaliemaking door de
massa, en rust voor den eerst volgenoen
oorlog zoo sterk mogelijke volkslegers uit.
Evenwel, de militaire denkers kunnen niet
bevredigd wezen met het uitblijven van
beslissende resultaten en de zinlooze offers
van den laatsten oorlog; zij moeten een
uitweg zoeken, welke de oorlogvoering en
daarmee de legerorganisatie weder op ge
zondere banen brengt. Men begrijpt dat
het een onverdrageliik gevoel is, dat het
materiaal de overhand heeft op den
mensch; het middel daartegen is gelegen in
de verhooging van de waarde van den
mensch in het leger. De talrijke menschen
massa kan iü een korten diensttijd en bij
de toenemende moeilijkheid om het aldoor
ingewikkelder wordende materiaal te be-
heerschen niet op de hoogte worden ge
bracht van de eischen, welke me® aan een
soldaat mag stellen. Het is dus noodzake
lijk de zwakte van het „menschenmate-
riaal" aan te vullen door veel en goed
krijgsmateriaal. Maar daartoe is het noo-
dig, dat men dit materiaal in zulk een
groote hoeveelheid beschikbaar heeft, dat
de kosten vrijwel onoverkomelijk worden
en dat men dan toch nog maar een volko
men oneconomische opeenstapeling van
krijgstoerustingen verkrijgt., welke voort
durend veroudert. Denk alleen maar aan
de noodzakelijkheid om een groot aantal
vliegtuigen voortdurend in voorraad te
houden, waarvan het type vaak binnen een
jaar verouderd is. De drang, om op leger-
uitgaven te besparen is voor alle staten
een belemmering om deze materialen in
kwantiteit en kwaliteit naar welgevallen
uit to breiden, terwijl aan den andeien.
kant het streven om den actie ven dienst
tijd te verkorten ee® betere opleiding van.
den soldaat, dus een verbetering van de
hoedanigheid van het leger, belet.
Bij bet behandelen van deze vraagstuk
ken kunnen wij het tegenwoordig zoo
levendige streven naar ontwapening niet
voorbijzien. Dit streven beoogt, de state®»
zoo mogelijk te bevrijden van de econo
mische belasting eü tevens elke bedrei
ging van den vrede tegen te gaan door be
perking der dadelijk gereed staande of
spoedig te vormen legers. Maar aan den
anderen karet is de politieke toestand in
de wereld thans, en nog wel in een afzieu-
baren tijd, zoodanig, dat geen Staat vrij
willig zal afzien van een leger in tijd van
vrede, welk leger hem veiligheid verschaft
tegen een vijandelijken aanval, terwijl het
den Staat tevens de gelegenheid biedt om
bepaalde voorbereidingen te treffen voor
een verdediging, wanneer hij gedwongen
wordt voor zijn bestaan te vechten. Met
deze verhoudingen moeten wij rekennng
houden, indien wij ons althans niet volko
men willen verliezer op het gebied der
weresohen en in den nevel der ideeën.
Vatten wij nu het, bovenstaande samen,
om tot bepaalde conclusies te geraken
1. Gebleken is dat de massa-legers on
bruikbaar zijn om tot een spoedige beslis
sing in den krijg te geraken. Wij moeten
de quantiteit vervangen door de qualiteit,
tegenover den geest moeten wij het mate
riaal stellen. Alzookleine, bewegelijke
legers van hooge waarde.
2. Do gerechtvaardigde behoefte aan
veiligheid eischt een op elk oogenblik ge
reed staande bescherming. Wij hebben dus
een vredes-leger Doodig dat deze behoet-
.te bevredigt..
3. Een volk moet in staat en voorbereid
wezen, in den strijd om zijn bestaan zijn
geheele kracht in dienst van den Staat
te stellen. Dus: militaire volksontwikke
ling.
4. De militaire uitrusting van een volk
moet niet van zulk een aard wezen, dat
die een bedreiging vormt voor 't andere;
daarom moeten deze uitrustingen zóó we
zen, dat zij bedoeld zijn als middelen va®
veiligheid en verdediging, en niet voor
aanvalsdoeleinden dienen.
5. De kosten va® deze uitrusting moe
ten blijveD binnen bepaalde perken.
6. Hooge militaire waarde hebben alleen
beroepslegers, met een grondige, langdu
rige opleiding, maar tot verdediging van
het vaderland moet elk man, die de wa
pens kan dragen, voorbereid wezen. Dus:
beroepsleger en volksleger.
7. De sterkte van staande legers en be
roepslegers kan door een internationale
regeling in onderlinge verhouding worden
bepaald. Indien een land zijn staand leger
sterker maakt dan de behoefte zijner vei
ligheid eischt, zou dat een bewiis wezen
dat het aanvals bedoelingen had. De al
leen voor dc verdediging bestemde voorbe
reidingen zijn niet te omschrijven of te
controleeren dat hangt af van wisselval
lige factoren, grenzen, verbindingen, 't ge
tal inwoners en de economische kracht.
Komen wij nu tot de dotsom hoe het
leger der toekomst er moet. uitzien en m i.
ook eenmaal zal uitzien, dan kom ik tot
dit beeld:
1. Een in getal beperkt beroepsleger;
dit getal moet in overeenstemming zijn
met de gTootte en de behoeften van het
land ;een leger met langen diensttijd,
zooveel mogelijk gevormd door vrijwilli
gers, uitmuntend opgeleid en bewapend.
2. Een daarmee verbonden opleidings-
kader
3. Een stelsel Man algemeenen dien-st-
pMcht. dat de gansche voor den dienst
geschikte jeugd omvat, met kortstondige
opleiding en met oefeningen welke dienen
om het geleerde te onderhouden.
4. Een militaire opvoeding der jeugd
met het. doel haa/r lichamelijk te oefeneD
5. Een garantie voor de eerste behoef
ten aan materialen voor het vredes-leger,
met inbegrip der voor de loopende be
hoeften leverende fabrieken.
6. Het beschikbaar stellen van de geza
menlijke industrieën welke daa«rvoor in'
aanmerking komen, voor massa-levering in
geval van oorlog volgens vastgestelde type®
en monsters.
RECLAME.
Moeders nemen voorde roode.
gesmette of ontstoken huid van
de kleine, uitsluitend
het allerbeste, en dat is
Doos 30en 60 cL Tube 60cl.Bi| Apoth.cn Drogisten
5634
DE AGRARISCHE OVERBEVOLKING
IN RUSLAND.
Vele lezers zullen zich verbazen over het
onderwerp van dezen brief. Rusland over
bevolkt? Dat klinkt in de ooren van een
West-Europeaan absurd, als een April-grap.
En toch is het ernst, bittere ernst de oor
zaak zelfs van al de gebeurtenissen, die de
laatste jaren Rusland en daardoor de ge
heele wereld in rep en roer zetten.
Rusland is overbevolkt. Rusland kan zijn
bevolking reeds lang niet meer voeden. Op
het oogenblik bedraagt het leger der „over
bodige monden", zooals de Russische uit
drukking luidt, ruim 6 millioen zielen. Dat
beleekent, dat ruim 5 millioen zielen niet
in staat zijn hun brood te verdienen, een
ellendig bestaan moeten leiden, in onbe
schrijflijke omstandigheden leven. En dat
geweldige leger van „overbodige monden"
neemt jaarlijks toe. Volgens de laagste
schattingen van de Sovjet-statistici zal
Rusland over 10 jaar een leger van 15
millioen „overbodige monden" hebben. Be
grijpt de lezer, wat dat zeggen wil, welke
vreeselijke catastrophes dit ten gevolge kan,
moet hebben?
Maar hoe kan zulk een uitgestrekt land
als Rusland, dat een bevolking van slechts
150 millioen zielen heeft, overbevolkt zijn?
Wanneer ge de kaart van Rusland bekijkt,
dan wordt ge getroffen door de geweldrge
oppervlakte van dat reusachtige land, dat
een zesde van onze aarde beslaat en zich
van de Oostzee tot aan den Stillen Oceaan
uitstrekt. Zulk een uitgestrekt land biedt,
oppervlakkig gesproken, nog ruimte voor
millioenen immigranten, zoo redeneert de
Westerling, die de Russische toestanden
niet kent. En nu blijkt het, dat dat land
niet alleen geen immigratie-gebied is, maar
zelfs een geweldige overbevolking heeft. Dat
eischt een verklaring.
Uitvoerig kan dit ingewikkelde vraagstuk
in een dagbladartikel niet besproken wor
den, maar de hoofdzaken er van kunnen
toch uiteengezet worden. Vóór alles zij op
gemerkt, dat wij met nadruk over de agra
rische overbevolking spreken. Indien Rus
land groote industrieën had, dan zou het
een vrijwel ongelimiteerde bevolking kun
nen voeden. Rusland is echter een boeren
land; het kan dus slechts zooveel menschen
voeden als het voor den landbouw geschikte
grond heeft. Daarbij moet men het lage
peil van den Russischen landbouw in aan
merking nemen. Bij een hooger peil van
den landbouw, bij de toepassing van de
nieuwste machines, dure kunstmest, enz.,
zou de productie van het land opgevoerd
kunnen worden, zoodat een gedeelte van
de „overbodige monden" gevoed zouden
kunnen worden. Wij moeten echter rekening
houden met de werkelijkheid. De Russische
boer is nu eenmaal onwetend, door en door
conservatief; hij wil niets van nieuwe ma
chines, van kunstmest, van veredeling van
zaaizaad enz. weten en er zullen nog vele
decennia voorbijgaan, alvorens de Russi
sche boer een peil zal bereiken, gelijk aan
dat van den Hollandschen boer. Bovendien
is de Russische boer straatarm. Een Hol-
landsch keuterboertje zou in Rusland als
een welgesteld man beschouwd worden 1 De
Russische boer zou dus, zelfs indien hij zijn
conservatisme, zijn wantrouwen legen de
Westersche machines en werkmethodes zou
kunnen overwinnen en den Hollandschen
boer als voorbeeld zou willen beschouwen,
niet in staat zijn dit te doen, omdat hij geen
geld heeft voor aanschaffing van machines,
zaaizaad, kunstmest, enz. En de staat is
ook arm en dus al evenmin in staat de vele
milliarden te verschaffen, die noodig zou
den zijn om den boer te helpen om zijn
onderneming op hooger peil te brengen.
Onder dergelijke omstandigheden moet de
Russische boer, om in staat te zijn voor
zich zelf en de zijnen een bestaan te schep
pen, meer grond hebben dan zijn West-
Europeeschen collega, d. w. z. dat de be
volkingsdichtheid op het platteland in Rus
land veel kleiner moet zijn dan in het
Westen. Dit is echter in werkelijkheid niet
het geval In Europeesch Rusland, in het
eigenlijke Rusland dus. is de dichtheid van
de bevolking op het platteland 7080 zie
len per vierkante kilometer, vaak nog meer
cn dus even groot als in West-Europeesche
landen (Frankrijk, Duitschland e. a.); nu
en dan overtreft de bevolkingsdichtheid
zelfs die van Denemarken. Daar de op
brengst per hectare in Rusland, ten gevolge
van het lage peil, waarop de landbouw er
staat, veel geringer is dan in de Westersche
landen, is het niet moeilijk te begrijpen,
dat die gewesten een groote agrarische over
bevolking hebben. Deze overbevolking deed
zich reeds lang voelen en schiep den z g.
landhonger van de Russische boeren, hun
verlangen naar de onteigening van de lan
derijen van de groote landheeren. van den
staat, de kerk en de domeinen. De boeren
in hun primitiviteit waren overtuigd, dat
een verdeeling van die gronden onder de
boeren het moeilijke agrarische vraagstuk
zou oplossen.
De czaristische regeering. die zich vol
komen bewust was van de groote gevaren,
waarmede die overbevolking den staat be
dreigde. probeerde den toestand te redden
door de emigratie naar Siberië en Midden-
Azië aan te moedigen. Met steun van de
overheid verhuisden jaarlijks honderddui
zenden boeren naar die landen. Op deze
wijze werd echter alleen het jaarlijksche
surplus van ..overbodige monden" geloosd,
maar het vraagstuk zelf oplossen kon de
czaristische regeering niet. Trouwens, geen
enkele regeering. onverschillig lot welke
partij de ministers zouden behooren. zou
hiertoe in staat zijn. want het vraagstuk is
onoplosbaar.
Rusland heeft ook wel uitgestrekte ge
bieden met een zeer dunne bevolking. Voor
een groot gedeelte zijn die gebieden echter
wegens hun ligging in het verre Noorden,
wegens de zeer ongunstie klimatologische
omstandigheden enz. ongeschikt als koloni
satiegebied. Er zijn echter streken, die wel
gekoloniseerd zouden kunnen worden, maar.
wiar eerst zeer kostbare werkzaamheden
(drooglegging van moerassen, aanleg van
duizenden kilometers lange straatwegen
enz.) verricht moeten worden. Daar de
regeering de vele milliarden, die deze werk
zaamheden moeten kosten, niet bezit en
niemand ter wereld haar die milliarden zal
willen of kunnen leenen, kunnen die' uit
gestrekte gebieden niet gekoloniseerd wor
den. Ten slotte zijn er dan nog streken, die
gekoloniseerd kunnen worden, zonder dat de
regeering eerst groote werken moet verrich
ten (behalve dan den aanleg van wegen).
Deze gebieden zijn echter zoo afgelegen,
dat de kolonisatie ervan nooit winstgevend
kan worden. Zelfs indien die streken door
den aanleg van dure spoorwegen uit hun.
isolement bevrijd worden, zouden zij niet
in staat zijn hun producten met winst te
verkoopen, omdat de kosten van het ver
voer per spoor vele malen de waarde van
het product overtreffen. Daarom kan do
dichtheid van de bevolking in vele uitge
strekte gebieden van Rusland niet opge
voerd worden, d- w. z. zij kunnen geen
pieuwe kolonisten opnemen.
Dc' kolonisatiemogelijkheden zijn dus in
Rusland zeer gering. Maar ook de tiendui
zenden kolonisten, voor wie er wel gelegen
heid is. om zich in Aziatisch Rusland te
vestigen, kunnen dat slechts met behulp
van de regeeting doen. omdat de landver
huizers „overbodige monden" zijn. d.
w. z. me'nschen, die niets bezitten,
die geen middelen hebben om hun spoor
kaartje te betalen, om niet te spreken van
de groote sommen, die noodig zijn voor de
aanschaffing van werktuigen, werkvee, het
bouwen van een hut enz. Elke kolonist kost
dus de schatkist veel geld en de schatkist
is leeg.
En terwijl de landhonger van de Russi
sche boeren met den dag toeneemt, terwijl
het leger der „overbodige monden" onrust
barend groeit, voltrekt zich in Rusland een
proces, dat het vraagstuk steeds ingewikkel
der maakt. Uitgestrekte gedeelten des lands
worden steeds meer en meer tot een woes
tijn. Iets dergelijks heeft reeds plaats ge
vonden in Midden-Azië en andere landen.
Jaarlijks worden op deze wijze uitgestrekte
gebieden onttrokken aan den landbouw en
veranderd in ee zandwoestijn. Het czaristi
sche regime probeerde, hoewel met gering
succes, dit proces te bestrijden. De bolsje-
wiki hebben dezen strijd tegen het zand
gestaakt, omdat zij de millioenen, die deze
strijd kost, liever aan de West-Europeesche
communisten geven om de „wereldrevolu
tie" voor te bereiden. Trouwens, wij erken
nen het, veel succes hebben de maatregelen
van de czaristische regeering ook niet ge
had. Ook dat vraagstuk is dus vrijwel on
oplosbaar. En intusschen groeit het leger
dc-r „overbodige monden" onheilspellend.
Een catastrophe nadert.
Dr. BORIS RAPTSCHINSKY. i
HET AANTAL GEMEENTERAADSLEDEN.
Het „Vad." schrijft:
Onze Gemeentewet bepaalt in artikel 4
het aantal leden van een Gemeenteraad in
verband met het zielenaantal.
Als een gemeente meer dan 200.000 in*
woners heeft, telt de gemeenteraad 45 leden,
meer laat de wet niet toe. ook al mocht het
zielenaantal het half of het heele millioen
overschrijden.
Nu is het te begrijpen, dat voor gemeen
ten als Amsterdam, Rotterdam of Den
Haag weieens gevraagd is, of het wel goed
gezien is zoo streng vast te houden aan
het maximum van 45. Er is meer dan één
argument aan te voeren voor een matige
verhooging van het aantal, vooral nu da
taak van de gemeentebesturen gestadig in.
omvang toeneemt.
Het dagelijksch bestuur van de gemeente
Leiden schijnt een andere opvatting te
huldigen, en aan de regeering in overwe
ging te hebben gegeven voor grootere ge*
meenten het aantal leden in te krimpen.
De minister van Binnenlandsche Zaken1
heeft het denkbeeld nadere overweging
waard gevonden.
Volgens de „Tel." zou Z.E. aan Ged Sta*
ten van de provinciën hebben gevraagd, hoe
zij er over denken. In geval van inkrimping
van het ledental zou men bij toeneming
van het aantal inwoners, minder spoedig
moeten komen tot vermeerdering van het
getal raadsleden, „waarvan kostenbesparing
het gevolg zal zijn."
Welk financieel belang kan de Staat en
bij hebben, of een gemeenteraad uit 35. 37,
39 of 45 leden bestaat? De hoogere kosten,
welke voortvloeien uit de stijging van het
aantal raadsleden, zijn samen te vatten in:
een hooger bedrag aan eventueel presentie
geld, een grooter uitgave voor het raads-
verslag. en mogelijk ook in de aanschaffing
van eenige stoelen of tafels.
Maar die kosten kunnen het Staatsbe
stuur toch Siberisch koud laten! In de eer
ste plaats komen zij ten laste van de ge
meentelijke uitgaven, doch in de tweede
plaats vormen zij op hel gemeentelijk bud
get zulk een minimum percentage, dat het
landbestuur zich er waarlijk niet warm
over behoeft te maken.
Het zou ons echter niet verwonderen,
zoo het slot van het bericht niets meer dan
wat franje is, door den zegsman er van ge
hecht aan het eenvoudige feit, dat de mi
nister van binnenlandsche zaken het ad
vies van het gemeentebestuur van Leiden
..voor bericht en raad" aan de Ged. Staten
heeft gezonden. Beleefdheidshalve heeft? hij
zulks vermoedelijk gedaan, ten einde be
doeld gemeentebestuur niet voor het hoofd
te stooten, maar wij zijn overtuigd, dat mi
nister Kan, welke adviezen Z.E. ook van de
Ged. Staten mag ontvangen, geen oogen
blik er aan denkt ook maar één stap te doen
in de richting, welke Leiden aanbeveelt Ta,
als er een algemeene herziening der Ge
meentewet werd voorbereid, dan zou ep
kans op bestaan, dat de regeering eens over
woog of de schaal van art. 4 dier wet een