H&Wiegeki/nd g9ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 25 Augustus 1928 Derde Blad No. 20997 Buiten!. Weekoverzicht. Beroepsleger of Volksleger? 'enuwsJHI®^ UIT RUSLAND. D PUROL UIT DE PERS. Tegenstelling van het Kellogg- pact en Europa's beeld Nog eens de Balkan. De Amerikaansche staatssecretaris Kel logg is goed en wel in Europa gearriveerd en te Parijs verzamelen zich thans de on derteekenaren van het Kellogg-pact. Wij Staan thans als het ware aan den voor avond van deze geschiedkundige gebeurte nis; de vulpen waarmede de namen rullen worden gezet, heeft Kellogg reeds in zijn zak, een cadeautje van de gemeente Havre. In Engeland zullen zelfs gebeden worden opgedragen ter eere van deze oorlogsdaad aan den oorlog. En tooh... trots dit alles hangt in Europa nog geenszins een vredes- atmosfeer. Integendeel zelfs, het schijnt bijkans, dat juist tegelijk met het gebaar, dat den oorlog voortaan zal uitbannen, allerlei voorboden van de mogelijkheid van een terugkeer van Mars opduiken. Hoe slecht de verhouding tusschen Frankrijk en Italië in feite is, wordt al zeer duidelijk gedemonstreerd door de scherpe wijze, waarop wordt gereageerd op op zich zelf onbenullige aangelegenheden, als twist tus schen studenten onderling etc., waarvan en dan specifiek m het land van el duce een zeldzame ophef wordt gemaakt alsof het heil van het land er mee is ge moeid. De moordaanslag op een ItaliaansCh consul in Zuid-Frankrijk zal weinig mee helpen om de golven der vijandelijkheid, die hoog oplaaien, tot bedaren te brengen. Men kan om zoo te zeggen de spanning ^usschen beide volken hooren groeien. Het oude conflict tusschen Hongarije cn Koemenië inzake de optantenkwestie is bij kans op de spits gedreven; de onderhan delingen tusschen Polen en Lithauen zijn opgeschort ad calendas Graecas. Gezwegen nog, van wat de Balkan doet zien... Doth daarover straks nog. En dit alles doet een geweldige terug slag voelen op de z.g. groote politieke vraagstukken in Europa, die daardoor wor den vertroebeld. Zeer ongelukkig treft hierbij bovendien, dat Chamberlain dour ziekte afzijdig is, terwijl ook Stresemann's gezondheidstoestand van dien aard is, dat hij nog weinig zich met de politieke aan gelegenheden kan inlaten. Hij komt te Parijs teekenen, maajr zal te Genève man- keeren. Dit, terwijl juist zijn levenswerk, het verkrijgen van geheele ontruiming van het Rijnland, dat nog bezet is, zou worden aangesneden. Men vraagt zich wellicht hierdoor af, of Stresemann op deze wijze wellicht tijd wil winnen, inziende, dat de „Umstüurz" der ideeën in Frankrijk nog niet ver genoeg is gevorderd, om nu reeds succes te kunnen verwachten. Meer cn meer blijkt toch wel, dat Frankrijk aan zoo'n ontruiming vergoedingseischen verbindt, die Duitschland nimmer zal accepteeren, desnoods dan nog liever d© wettelijke ter mijn van ontruiming volgens het vredes verdrag afwachtende. Terwijl dus te Parijs met veel vertoon tegen den oorlog wordt gedemonstreerd, vertoont Europa het beeld van oneenigheid en strijd. En dezelfde personen, die met bun naam bet anti-oorlogstractaat tot be staan zullen roepen, zijn alle, zonder onder scheid, 't zij in meerdere of mindere mate, betrokken bij wat Europa in divers© kam pen sch©idt Laten we echter het beste hopen en aan nemen, dat he<t pact tooh als een rem zal kunnen dienst doen en dat het levend zal worden in den geest der volken Keeren we nu echter nog even terug naar den Balkan. Heden zal Albanië ver moedelijk weer een koninkrijk zijn. De heerscher Achmed Zogoe, trouw vazal van Italië, aan welk land hij Albanië heeft overgeleverd tot eigen meerdere glorie, zal door „het volk" worden geprest den koningstroon te bestijgen. Men zou nieuws gierig kunnen zijn naar wat het volk wer kelijk wil, doch wat heeft het voor zin 1 Macht overheerscht en daarmede basta. De vroegere Mbret van dit landje, de prins Wilhelm zu Wied. blijft zich beschou wen als het ecbt9 gekroonde hoofd, doch buiten dit geloof om 6taat hier de nuchtere werkelijkheid, dat hij in 1914 is gevlucht on zijn koninkrijk wel niet meer zal terug zien, naar alle waarschijnlijkheid. Hoe groot Italië's macht, is op den Bal kan, ziet men ook aan de crisis in Bul garije. Als gevolg van den diplomatieken stap van Londen en Parijs te Sofia over de Macedonische kwestie tot ondersteuning van Zuid-Slavië, eischte de minister van buitenl. zaken Boerof het aftreden van den minister van oorlog Wolkof. die op de hand der Macedoniërs heette. Deze vroeg zijn ontslag, dat. door koning Boris is gewei gerd, zoodat nu Boerof zal moeten gaan. Italië, dat meedoen aan den stap van Engeland en Frankrijk opzettelijk wei gerde, is blijkbaar favoriet Tenslotte willen we nog even memoree- i"en, hoe Venizelos als triumphator uit den Griekschen verkiezimarsstrijd is getreden. Zeldzaam groot is zijn overwinning. Zijn tegenstanders zijn vrijwel weggevaagd. Van de 250 Kamerzetels beschikt hij on geveer over 224. De verkiezingen zijn ons te Grieksch gehouden, gelet op hetgeen van regeeringswege vlak voor den verkiezings datum als belofte en daad werd afgekon digd, wel in staat om kiezersharten te ver murwen. Waar nog bijkwam oneenigheid m de gelederen der oppositie. Venizelos zal nu moeten toonen, dat. hij ziin vader land een betere toekomst kan tegemoet voeren. door GENERAAL VON SEECKT, oud-minister der Duitsche Rijtsweer. RECLAME. =--^=3^ zeniiWj ^sterkend Het verloop van den wereldoorlog biedt niet alleen aan den staatsman, maar ook aan den soldaat stof tot denken. Want toen vochten niet alleen legers met el kaar, die voor den oorlog als een beroep waren voorbereid, maar gansohe bewapen de volken namen er aan deel. Het stelsel van den algemeenen dienstplicht heeft toen zijn grootste proef doorstaan. Of de politieke gevolgen van den oorlog reden tot vreugde gaven aan de voornaamste deelnemers zaJ ik hier niet nagaanuit een militair oogpunt beschouwd, was hes verloop zoowel voor overwinnaars als voor overwonnenen onbevredigend. Zoo rijst de vraag, of de fout niet ligt in het stelsel; daarom is het wel van belang, eenige ka rakteristieke eigenaardigheden van dezen oorlog en van het daarbij gevolgde stelsel na te gaan, welke ons mogelijk voor de toekomst een vingerwijzing kunnen gcve.n. Had ,,het. materiaal" bij de ontwikkeling van het krijgswezen ten allen tijde en in eiken vorm van de aanvals- en beveiligings wapenen reeds een groote rol gespeeld, in den wereldoorlog moest dat wel in zeer bijzondere mate aan den dag treden. Want indien men de „massa mensch" tot inzet maakte, was het natuurlijk dat daartegeu- over gesteld werd de „massa materiaal", en bij dezen wedstrijd moest het materiaal, waarvan de reserves nog rijker zijn dan van het „men9chen-materiaal" ten slotte toch sterker blijven. Dit overwicht van het materiaal aan beide zijden, bij de® aan valler en bij den verdediger, is een oor zaak van den stelling-oorlog, die ten slotte moest eindigen met de vernietiging van den eencn tegenstander door de massa van den anderen. Tot een eigenlijken beslissende® slag, welke een einde aan den oorlog moest maken, is het niet gekomen, en zoo rijst de vraag, of de zoo moeilijk in beweging te brengen reusachtige massa's eigenlijk wel geschikt zijn voor zulk een grooten 9lag en of in een oorlog, welke wor^b gevoerd met zulk een menschenmassa, welke door ®e® onbe.peTkte hoeveelheid materiaal wordt ondersteund, weer niet hetzelfde verschijnsel zich zal voordoen, dat het eene volk langzaam, door een ver terende kracht uitgeput wordt door het andere volk. Dit uitzicht moet den staats man met dezelfde zorgen vervullen als den soldaat en aan beiden de vraag voorleggen of de militaire ontwikkeling ons niet op een verkeerden weg brengt. Nemen wij eenmaal aan dat de oorlog voorloopig on vermijdelijk is, dan zal toch iedereen toe geven, dat het gewenscht is en dat het eerste doel moet wezen om den duur van den oorlog zooveel mogelijk te bekorten. Het schijnt evenwel dat wij een tegenover gestelde richting uitgaan. De laatste oorlog heeft reeds bewezen door de blokkade, aanvallen door lucht schepen en vliegtuigen op bet achter de linies gelegen land dat de oorlog zich heeft uitgestrekt ver buiten het eigenlijke leger en dat het gan<sche volk er in betrok ken wordt. In de toekomst zal dat. nog grooter omvang aannemen. De nieuwe Fransche wet op de krijgstoerustingen roept, bij een oorlogstoestand het gansche volk in on gekend en omvang tot de® mili tairen dienst.. In 't algemeen schijnt in de 10 jaretf, welke sedert den oorlog zijn verloopen, weinig veranderd te wezen in de grondsla gen der legerorganisatie. Wanneer wij die staten, wier weerkracht door verdragen beperkt is, buiten beschouwing laten, dan. zien wij dat Enegland teruggekeerd is tot zijn oude organisatie van een beroepsleger terwijl de in den oorlog ingevoerde alge- meene dienstplicht weer is afgeschaft, maar in de andere staten is deze laatste behouden gebleven met verkorting van den actieven diensttijd, met «terkere, maar niet volledig geoefende, reserves ingeval van' oorlog, tevwijl het, vopr de reserves benoodigde oorlogsmateriaal beschikbaar wordt gehouden Men gelooft dus nog steeds aan de alleenzaliemaking door de massa, en rust voor den eerst volgenoen oorlog zoo sterk mogelijke volkslegers uit. Evenwel, de militaire denkers kunnen niet bevredigd wezen met het uitblijven van beslissende resultaten en de zinlooze offers van den laatsten oorlog; zij moeten een uitweg zoeken, welke de oorlogvoering en daarmee de legerorganisatie weder op ge zondere banen brengt. Men begrijpt dat het een onverdrageliik gevoel is, dat het materiaal de overhand heeft op den mensch; het middel daartegen is gelegen in de verhooging van de waarde van den mensch in het leger. De talrijke menschen massa kan iü een korten diensttijd en bij de toenemende moeilijkheid om het aldoor ingewikkelder wordende materiaal te be- heerschen niet op de hoogte worden ge bracht van de eischen, welke me® aan een soldaat mag stellen. Het is dus noodzake lijk de zwakte van het „menschenmate- riaal" aan te vullen door veel en goed krijgsmateriaal. Maar daartoe is het noo- dig, dat men dit materiaal in zulk een groote hoeveelheid beschikbaar heeft, dat de kosten vrijwel onoverkomelijk worden en dat men dan toch nog maar een volko men oneconomische opeenstapeling van krijgstoerustingen verkrijgt., welke voort durend veroudert. Denk alleen maar aan de noodzakelijkheid om een groot aantal vliegtuigen voortdurend in voorraad te houden, waarvan het type vaak binnen een jaar verouderd is. De drang, om op leger- uitgaven te besparen is voor alle staten een belemmering om deze materialen in kwantiteit en kwaliteit naar welgevallen uit to breiden, terwijl aan den andeien. kant het streven om den actie ven dienst tijd te verkorten ee® betere opleiding van. den soldaat, dus een verbetering van de hoedanigheid van het leger, belet. Bij bet behandelen van deze vraagstuk ken kunnen wij het tegenwoordig zoo levendige streven naar ontwapening niet voorbijzien. Dit streven beoogt, de state®» zoo mogelijk te bevrijden van de econo mische belasting eü tevens elke bedrei ging van den vrede tegen te gaan door be perking der dadelijk gereed staande of spoedig te vormen legers. Maar aan den anderen karet is de politieke toestand in de wereld thans, en nog wel in een afzieu- baren tijd, zoodanig, dat geen Staat vrij willig zal afzien van een leger in tijd van vrede, welk leger hem veiligheid verschaft tegen een vijandelijken aanval, terwijl het den Staat tevens de gelegenheid biedt om bepaalde voorbereidingen te treffen voor een verdediging, wanneer hij gedwongen wordt voor zijn bestaan te vechten. Met deze verhoudingen moeten wij rekennng houden, indien wij ons althans niet volko men willen verliezer op het gebied der weresohen en in den nevel der ideeën. Vatten wij nu het, bovenstaande samen, om tot bepaalde conclusies te geraken 1. Gebleken is dat de massa-legers on bruikbaar zijn om tot een spoedige beslis sing in den krijg te geraken. Wij moeten de quantiteit vervangen door de qualiteit, tegenover den geest moeten wij het mate riaal stellen. Alzookleine, bewegelijke legers van hooge waarde. 2. Do gerechtvaardigde behoefte aan veiligheid eischt een op elk oogenblik ge reed staande bescherming. Wij hebben dus een vredes-leger Doodig dat deze behoet- .te bevredigt.. 3. Een volk moet in staat en voorbereid wezen, in den strijd om zijn bestaan zijn geheele kracht in dienst van den Staat te stellen. Dus: militaire volksontwikke ling. 4. De militaire uitrusting van een volk moet niet van zulk een aard wezen, dat die een bedreiging vormt voor 't andere; daarom moeten deze uitrustingen zóó we zen, dat zij bedoeld zijn als middelen va® veiligheid en verdediging, en niet voor aanvalsdoeleinden dienen. 5. De kosten va® deze uitrusting moe ten blijveD binnen bepaalde perken. 6. Hooge militaire waarde hebben alleen beroepslegers, met een grondige, langdu rige opleiding, maar tot verdediging van het vaderland moet elk man, die de wa pens kan dragen, voorbereid wezen. Dus: beroepsleger en volksleger. 7. De sterkte van staande legers en be roepslegers kan door een internationale regeling in onderlinge verhouding worden bepaald. Indien een land zijn staand leger sterker maakt dan de behoefte zijner vei ligheid eischt, zou dat een bewiis wezen dat het aanvals bedoelingen had. De al leen voor dc verdediging bestemde voorbe reidingen zijn niet te omschrijven of te controleeren dat hangt af van wisselval lige factoren, grenzen, verbindingen, 't ge tal inwoners en de economische kracht. Komen wij nu tot de dotsom hoe het leger der toekomst er moet. uitzien en m i. ook eenmaal zal uitzien, dan kom ik tot dit beeld: 1. Een in getal beperkt beroepsleger; dit getal moet in overeenstemming zijn met de gTootte en de behoeften van het land ;een leger met langen diensttijd, zooveel mogelijk gevormd door vrijwilli gers, uitmuntend opgeleid en bewapend. 2. Een daarmee verbonden opleidings- kader 3. Een stelsel Man algemeenen dien-st- pMcht. dat de gansche voor den dienst geschikte jeugd omvat, met kortstondige opleiding en met oefeningen welke dienen om het geleerde te onderhouden. 4. Een militaire opvoeding der jeugd met het. doel haa/r lichamelijk te oefeneD 5. Een garantie voor de eerste behoef ten aan materialen voor het vredes-leger, met inbegrip der voor de loopende be hoeften leverende fabrieken. 6. Het beschikbaar stellen van de geza menlijke industrieën welke daa«rvoor in' aanmerking komen, voor massa-levering in geval van oorlog volgens vastgestelde type® en monsters. RECLAME. Moeders nemen voorde roode. gesmette of ontstoken huid van de kleine, uitsluitend het allerbeste, en dat is Doos 30en 60 cL Tube 60cl.Bi| Apoth.cn Drogisten 5634 DE AGRARISCHE OVERBEVOLKING IN RUSLAND. Vele lezers zullen zich verbazen over het onderwerp van dezen brief. Rusland over bevolkt? Dat klinkt in de ooren van een West-Europeaan absurd, als een April-grap. En toch is het ernst, bittere ernst de oor zaak zelfs van al de gebeurtenissen, die de laatste jaren Rusland en daardoor de ge heele wereld in rep en roer zetten. Rusland is overbevolkt. Rusland kan zijn bevolking reeds lang niet meer voeden. Op het oogenblik bedraagt het leger der „over bodige monden", zooals de Russische uit drukking luidt, ruim 6 millioen zielen. Dat beleekent, dat ruim 5 millioen zielen niet in staat zijn hun brood te verdienen, een ellendig bestaan moeten leiden, in onbe schrijflijke omstandigheden leven. En dat geweldige leger van „overbodige monden" neemt jaarlijks toe. Volgens de laagste schattingen van de Sovjet-statistici zal Rusland over 10 jaar een leger van 15 millioen „overbodige monden" hebben. Be grijpt de lezer, wat dat zeggen wil, welke vreeselijke catastrophes dit ten gevolge kan, moet hebben? Maar hoe kan zulk een uitgestrekt land als Rusland, dat een bevolking van slechts 150 millioen zielen heeft, overbevolkt zijn? Wanneer ge de kaart van Rusland bekijkt, dan wordt ge getroffen door de geweldrge oppervlakte van dat reusachtige land, dat een zesde van onze aarde beslaat en zich van de Oostzee tot aan den Stillen Oceaan uitstrekt. Zulk een uitgestrekt land biedt, oppervlakkig gesproken, nog ruimte voor millioenen immigranten, zoo redeneert de Westerling, die de Russische toestanden niet kent. En nu blijkt het, dat dat land niet alleen geen immigratie-gebied is, maar zelfs een geweldige overbevolking heeft. Dat eischt een verklaring. Uitvoerig kan dit ingewikkelde vraagstuk in een dagbladartikel niet besproken wor den, maar de hoofdzaken er van kunnen toch uiteengezet worden. Vóór alles zij op gemerkt, dat wij met nadruk over de agra rische overbevolking spreken. Indien Rus land groote industrieën had, dan zou het een vrijwel ongelimiteerde bevolking kun nen voeden. Rusland is echter een boeren land; het kan dus slechts zooveel menschen voeden als het voor den landbouw geschikte grond heeft. Daarbij moet men het lage peil van den Russischen landbouw in aan merking nemen. Bij een hooger peil van den landbouw, bij de toepassing van de nieuwste machines, dure kunstmest, enz., zou de productie van het land opgevoerd kunnen worden, zoodat een gedeelte van de „overbodige monden" gevoed zouden kunnen worden. Wij moeten echter rekening houden met de werkelijkheid. De Russische boer is nu eenmaal onwetend, door en door conservatief; hij wil niets van nieuwe ma chines, van kunstmest, van veredeling van zaaizaad enz. weten en er zullen nog vele decennia voorbijgaan, alvorens de Russi sche boer een peil zal bereiken, gelijk aan dat van den Hollandschen boer. Bovendien is de Russische boer straatarm. Een Hol- landsch keuterboertje zou in Rusland als een welgesteld man beschouwd worden 1 De Russische boer zou dus, zelfs indien hij zijn conservatisme, zijn wantrouwen legen de Westersche machines en werkmethodes zou kunnen overwinnen en den Hollandschen boer als voorbeeld zou willen beschouwen, niet in staat zijn dit te doen, omdat hij geen geld heeft voor aanschaffing van machines, zaaizaad, kunstmest, enz. En de staat is ook arm en dus al evenmin in staat de vele milliarden te verschaffen, die noodig zou den zijn om den boer te helpen om zijn onderneming op hooger peil te brengen. Onder dergelijke omstandigheden moet de Russische boer, om in staat te zijn voor zich zelf en de zijnen een bestaan te schep pen, meer grond hebben dan zijn West- Europeeschen collega, d. w. z. dat de be volkingsdichtheid op het platteland in Rus land veel kleiner moet zijn dan in het Westen. Dit is echter in werkelijkheid niet het geval In Europeesch Rusland, in het eigenlijke Rusland dus. is de dichtheid van de bevolking op het platteland 7080 zie len per vierkante kilometer, vaak nog meer cn dus even groot als in West-Europeesche landen (Frankrijk, Duitschland e. a.); nu en dan overtreft de bevolkingsdichtheid zelfs die van Denemarken. Daar de op brengst per hectare in Rusland, ten gevolge van het lage peil, waarop de landbouw er staat, veel geringer is dan in de Westersche landen, is het niet moeilijk te begrijpen, dat die gewesten een groote agrarische over bevolking hebben. Deze overbevolking deed zich reeds lang voelen en schiep den z g. landhonger van de Russische boeren, hun verlangen naar de onteigening van de lan derijen van de groote landheeren. van den staat, de kerk en de domeinen. De boeren in hun primitiviteit waren overtuigd, dat een verdeeling van die gronden onder de boeren het moeilijke agrarische vraagstuk zou oplossen. De czaristische regeering. die zich vol komen bewust was van de groote gevaren, waarmede die overbevolking den staat be dreigde. probeerde den toestand te redden door de emigratie naar Siberië en Midden- Azië aan te moedigen. Met steun van de overheid verhuisden jaarlijks honderddui zenden boeren naar die landen. Op deze wijze werd echter alleen het jaarlijksche surplus van ..overbodige monden" geloosd, maar het vraagstuk zelf oplossen kon de czaristische regeering niet. Trouwens, geen enkele regeering. onverschillig lot welke partij de ministers zouden behooren. zou hiertoe in staat zijn. want het vraagstuk is onoplosbaar. Rusland heeft ook wel uitgestrekte ge bieden met een zeer dunne bevolking. Voor een groot gedeelte zijn die gebieden echter wegens hun ligging in het verre Noorden, wegens de zeer ongunstie klimatologische omstandigheden enz. ongeschikt als koloni satiegebied. Er zijn echter streken, die wel gekoloniseerd zouden kunnen worden, maar. wiar eerst zeer kostbare werkzaamheden (drooglegging van moerassen, aanleg van duizenden kilometers lange straatwegen enz.) verricht moeten worden. Daar de regeering de vele milliarden, die deze werk zaamheden moeten kosten, niet bezit en niemand ter wereld haar die milliarden zal willen of kunnen leenen, kunnen die' uit gestrekte gebieden niet gekoloniseerd wor den. Ten slotte zijn er dan nog streken, die gekoloniseerd kunnen worden, zonder dat de regeering eerst groote werken moet verrich ten (behalve dan den aanleg van wegen). Deze gebieden zijn echter zoo afgelegen, dat de kolonisatie ervan nooit winstgevend kan worden. Zelfs indien die streken door den aanleg van dure spoorwegen uit hun. isolement bevrijd worden, zouden zij niet in staat zijn hun producten met winst te verkoopen, omdat de kosten van het ver voer per spoor vele malen de waarde van het product overtreffen. Daarom kan do dichtheid van de bevolking in vele uitge strekte gebieden van Rusland niet opge voerd worden, d- w. z. zij kunnen geen pieuwe kolonisten opnemen. Dc' kolonisatiemogelijkheden zijn dus in Rusland zeer gering. Maar ook de tiendui zenden kolonisten, voor wie er wel gelegen heid is. om zich in Aziatisch Rusland te vestigen, kunnen dat slechts met behulp van de regeeting doen. omdat de landver huizers „overbodige monden" zijn. d. w. z. me'nschen, die niets bezitten, die geen middelen hebben om hun spoor kaartje te betalen, om niet te spreken van de groote sommen, die noodig zijn voor de aanschaffing van werktuigen, werkvee, het bouwen van een hut enz. Elke kolonist kost dus de schatkist veel geld en de schatkist is leeg. En terwijl de landhonger van de Russi sche boeren met den dag toeneemt, terwijl het leger der „overbodige monden" onrust barend groeit, voltrekt zich in Rusland een proces, dat het vraagstuk steeds ingewikkel der maakt. Uitgestrekte gedeelten des lands worden steeds meer en meer tot een woes tijn. Iets dergelijks heeft reeds plaats ge vonden in Midden-Azië en andere landen. Jaarlijks worden op deze wijze uitgestrekte gebieden onttrokken aan den landbouw en veranderd in ee zandwoestijn. Het czaristi sche regime probeerde, hoewel met gering succes, dit proces te bestrijden. De bolsje- wiki hebben dezen strijd tegen het zand gestaakt, omdat zij de millioenen, die deze strijd kost, liever aan de West-Europeesche communisten geven om de „wereldrevolu tie" voor te bereiden. Trouwens, wij erken nen het, veel succes hebben de maatregelen van de czaristische regeering ook niet ge had. Ook dat vraagstuk is dus vrijwel on oplosbaar. En intusschen groeit het leger dc-r „overbodige monden" onheilspellend. Een catastrophe nadert. Dr. BORIS RAPTSCHINSKY. i HET AANTAL GEMEENTERAADSLEDEN. Het „Vad." schrijft: Onze Gemeentewet bepaalt in artikel 4 het aantal leden van een Gemeenteraad in verband met het zielenaantal. Als een gemeente meer dan 200.000 in* woners heeft, telt de gemeenteraad 45 leden, meer laat de wet niet toe. ook al mocht het zielenaantal het half of het heele millioen overschrijden. Nu is het te begrijpen, dat voor gemeen ten als Amsterdam, Rotterdam of Den Haag weieens gevraagd is, of het wel goed gezien is zoo streng vast te houden aan het maximum van 45. Er is meer dan één argument aan te voeren voor een matige verhooging van het aantal, vooral nu da taak van de gemeentebesturen gestadig in. omvang toeneemt. Het dagelijksch bestuur van de gemeente Leiden schijnt een andere opvatting te huldigen, en aan de regeering in overwe ging te hebben gegeven voor grootere ge* meenten het aantal leden in te krimpen. De minister van Binnenlandsche Zaken1 heeft het denkbeeld nadere overweging waard gevonden. Volgens de „Tel." zou Z.E. aan Ged Sta* ten van de provinciën hebben gevraagd, hoe zij er over denken. In geval van inkrimping van het ledental zou men bij toeneming van het aantal inwoners, minder spoedig moeten komen tot vermeerdering van het getal raadsleden, „waarvan kostenbesparing het gevolg zal zijn." Welk financieel belang kan de Staat en bij hebben, of een gemeenteraad uit 35. 37, 39 of 45 leden bestaat? De hoogere kosten, welke voortvloeien uit de stijging van het aantal raadsleden, zijn samen te vatten in: een hooger bedrag aan eventueel presentie geld, een grooter uitgave voor het raads- verslag. en mogelijk ook in de aanschaffing van eenige stoelen of tafels. Maar die kosten kunnen het Staatsbe stuur toch Siberisch koud laten! In de eer ste plaats komen zij ten laste van de ge meentelijke uitgaven, doch in de tweede plaats vormen zij op hel gemeentelijk bud get zulk een minimum percentage, dat het landbestuur zich er waarlijk niet warm over behoeft te maken. Het zou ons echter niet verwonderen, zoo het slot van het bericht niets meer dan wat franje is, door den zegsman er van ge hecht aan het eenvoudige feit, dat de mi nister van binnenlandsche zaken het ad vies van het gemeentebestuur van Leiden ..voor bericht en raad" aan de Ged. Staten heeft gezonden. Beleefdheidshalve heeft? hij zulks vermoedelijk gedaan, ten einde be doeld gemeentebestuur niet voor het hoofd te stooten, maar wij zijn overtuigd, dat mi nister Kan, welke adviezen Z.E. ook van de Ged. Staten mag ontvangen, geen oogen blik er aan denkt ook maar één stap te doen in de richting, welke Leiden aanbeveelt Ta, als er een algemeene herziening der Ge meentewet werd voorbereid, dan zou ep kans op bestaan, dat de regeering eens over woog of de schaal van art. 4 dier wet een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9