PUROL er op
69tle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 4 Augustus 1928
Derde Blad
No. 20979
1 Buitenl. Weekoverzicht.
BRIEYEN UIT BERLIJN.
De Roman van maarschalk
Pilsoedski.
FEUILLETON.
De verdwenen Noodmunten.
Vrede ia een moeilijk te
bereiken iets.
Nu Kellogg in eigen persoon te Parijs
xijn anti-oorlogsverdragen mede komt on
derteekenen, einde dezer maand, nu wordt
van honderd en een zijde gemeld, dat zijn
bezoek aan de Licht-stad alleen dit doel
zal gelden, dat van politieke besprekingen,
van welken aard ook, geen sprake zal
zijn, zoodat aan de juistheid daarvan moei
lijk meer is te twijfelen. Voornamelijk
schijnt dit besluit hieiop gebaseerd, om
nog eens duidelijk te doen uitkomen, dat
Amerika er niet aan denkt, zich te be
moeien met Europeesche aangelegenheden.
Verre wil blijven van Locarno, Volkenbond
etc. En tevens, dat de schuldenkwestie niet
kan worden aangeroerd in verband met de
anti-oorlogsverdragen. Hoewel o.i. niet
anders was te verwachten al was het
alleen maar om in Amerika zelf de ratifi
catie van Huis van Afgevaardigden en Se
naat te verkrijgenis dit voor velen in
Europa een tegenvaller, die hadden ge
hoopt, dat door deze verdragen Amerika
nader zou worden gebracht tot de Volken
bondsidee en wat daaraan is verbonden,
Practisch wil dit alles zeggen, dat de
waarde der verdragen nu vrijwel geheel
en al gezocht moet worden, zooals wij
steeds voorzagen, in 't moreele effect, dat
zij kunnen sorteeren; dat o.i. zal afnemen
aan beteekenis, naar mate meer tijd ver
strijkt sinds de onderteekening.
Europa zal zijn eigen peultjes moeten
doppen. Dat inzicht lijkt ons gunstig voor
het bereiken van een toenemende Fransch-
Duitsche toenadering, waaraan gestadig
wordt voortgeaTbeid. Van Duitsche zijde
zijn besprekingen ingeleid over de vermij
ding der uitlevering der Duitschers van het
incident te Landau en alles wijst er op
dat deze met succes zullen worden be
kroond, zoodat de reeht-sche pers in Duitsch-
land, die over deze uitlevering ach en wee
riep, te vroeg heeft geschreeuwd, gelijk
reeds zoovele malen. Ook het bezoek van
den Franschen minister Herriot aan Keulen
zegt wel iets inzake doorwerken, der ver
zoeningscampagne. Langzaam aan wordt
heel wat bezwarends uit de atmosfeer ver
wijderd, zoodat de lucht opklaart!
In, de rechtsche kringen in Duitschland
is de vrede overigens wreedaardig ver
stoord door het z.g. geval Lambaeh. Bij de
jongste verkiezingen is gebleken, hoe voor
a! op de jeugd het huidige program der
partij weinig vat heeft en de afgevaardigde
Lambaeh wijt dit voor een groot deel aan
de allesoverheerschende monarchistische
clausule uit dit program. Werp die uit, pro
pageert hij, hoewel zolf overtuigd monar
chist blijvend Deze propaganda heeft hem
echter veel strijd gebracht en zelfs uitwer
ping door het district Potsdam, waar hij
zetelt. De opperste partijraad zal in hoogste
instantie nu moeten oordeelen over deze
uitzetting en komt in een moeilijk parket,
daar elders sympathie is betuigd met Lam-
bach's streven. Vermoedelijk zal worden
getracht de kool en de geit te sparen, maar
afdoende is zoo iets nooit en zal het dus
ook in dit geval wel niet zijn.
Vrede is een moeilijk te bereiken iets,
zelfs in een partij van z.g. gelijk-den-
kenden 1
Inzake den vrede op het gebied der ont
wapening schijnt men een stapje verder te
zijn gekomen, mag men den Engelschen
minister Chamberlain gelooven. Deze ver
zekerde toch, dat tusschen Engeland en
Frankrijk overeenkomst was bereikt wat
betreft de ontwapening ter zee, een der
voornaamste geschilpunten, waarop de
vorige ontwapeningsconferentie strandde.
Engeland wilde toen een bepaalde tonne-
maat zien vastgesteld voor ieder onderdeel
der vloot, Frankrijk alleen een bepaalde
tonnemaat voor 't geheel, waarbinnen het
zich, wat de verdeeling over de onderdee-
len aangaat, vTij mocht bewegen. Op dit
punt zou nu overeenstemming zijn verkre
gen. Op welke basis is echter nog niet
bekend, maar vermoedelijk heeft Engeland
het grootste deel afgelegd van den afstand,
die beide landen scheidde. Het bereikte
compromis is aan de andere belangheb
bende landen meegedeeld en men hoopt,
dat dezen zich er mee kunnen vereenigen,
zoodat een opnieuw bijeenroepen der ont
wapeningsconferentie zou kunnen worden
bespoedigd.
Gelet op de eenigszins afwerende hou
ding, door de Fransche pers aangenomen,
schijnt het echter met het compromis nog
niet geheel in orde te zijn, zoodat men
goed zal doen, de verwachtingen niet te
hoog te spannen.
Engeland verkeert inwendig in groote
moeilijkheden. Steeds duidelijker wordt het
droeve feit, dat het aantal werkloozen van
ruim een millioen geen gevolg is van voor
bijgaande malaise, dat een groot deel dier
werkloozen het aantal is zelfs weer ge
regeld beduidend stijgende chronisch
werkloos is en zal blijven. Speciaal geldt
dit voor de werklooze mijnwerkers. Over
hevelen in een andere branche is uitge
sloten, emigratie op zoo groote schaal,
zelfs naar de Dominions, vrij onmogelijk.
Een en ander heeft tengevolge, dat de vraag
vrijhandel of protectie opnieuw scherp zich
naar voren dringt en een geduchte splijt
zwam reeds vormt in de conservatieve re-
geeringspartij. Tot zelfs in het kabinet toe.
En. al lijkt het., dat Baldwin den opgestoken
storm in dit opzicht vooreerst heeft be
zworen, dit is niet meer dan schijn. Vooral
niet, waar Baldwin geen leider is, die de
partij vast in handen heeft.
Baldwin.
Inwendig is ook de strijd in Zuid-Slavië
al evenmin geëindigd. Er is een nieuw
kabinet gevormd uit de vroegere regee-
ringspartijen, zij het in gematigden zin,
maar de Kroatische oppositie neemt er
geen genoegen mee. Te Agram is zelfs een
begin van een neven-parlement gevormd,
dat absoluut de volledige bestuurlijke
scheiding propageert. Zoo'n vaart zal het
nog wel niet loopen met het vormen van
een nieuwe dubbel-monarchie, doch een en
ander doet wel naar voren komen, dat Zuid-
Slavië vooreerst genoeg te doen heeft met
binnenlandsche aangelegenheden, zoodat
aan buitenlandsche niet is te denken.
Italië heeft blijkbaar het voorloopige
ca^iet van het Nettuno-verdrag daarom
maar stilzwijgend verlengd-!
RECLAME.
Bij stukloopen van huid en voeten,
doorzitten, zonnebrand en smetten; maar
vooral ook bij brand- en snijwonden,
ontvellingen en allerlei huidverwondingen
Het verzacht en geneest.
4513
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 29 Juli.
Vandaag herdenkt het Duitsche volk den
dag, waarop dertig jaren geleden de groote
Otto von Bismarck voor het laatst de
oogen sloot
Op het eenvoudige Friedrichsruhe, het
kleine slot in het zoogenaamde Sachsenwald
zijn de jonge Duitschers bijeengekomen, die
zich tot den Bismarckjeugdbond aangeslo
ten hebben. En aan zijn graf, een even een
voudig Mausoleum nabij het slot, hebben ze
een „veldgodsdienstoefening" gehouden.
Waarbij o.m. de grijze veldmaarschalk Von
Mackensen in groot uniform als zwarte hu
zaar, en natuurlijk ook een prins van Prui
sen aanwezig was.
Aan deze hulde aan de nagedachtenis van
Bismarck doen alle Duitsche kranten mede,
met uitzondering van de socialistische en
de communistische. Maar groote geestdrift
vindt men, gelijk niet anders te verwachten
was, vooral in de conservatieve bladen.
Voor alles wat in Duitschland rechts gezind
is, beteekent namelijk Bismarck, bij alle op
rechte bewondering die men ook daar na
tuurlijk voor den grooten staatsman heeft,
een extra-reclame-artikel. En het grappige
van het geval is, dat een en ander met de
werkelijke geschiedenis nauwelijks in over
eenstemming te brengen is. Bismarck is
door geen enkele partij zoo heftig aangeval
len als juist door die, welke de „Kreuzzei-
tung" als hoofdorgaan beschouwde. En die
zelfde ..Kreuzzeitung" geeft sedert jaren als
hoofdreclameplaat een teekening van het
gebouw van den Rijksdag uit, waarachter
Bismarck als geweldige schaduw meer dan
levensgroot omhoogrijst. Bismarck is de held
van alle kringen, die zijn blijven dwepen
met militarisme, met standsverschillen, met
uitzonderingsposities voor officieren, met
zelfverheerlijking van den Duitscher als
Germaan van het zuiverste ras, met anti
semitisme, en meer van die onsympathieke
dingen. En toch weet het tegenwoordig ge
slacht uit bronnen, die niet meer weg te
redeneeren zijn, dat Bismarck in het geheel
niet de barsche kurassier was, gelijk hij op
tientallen monumentale standbeelden nog
altijd afgebeeld is. De fijne staatsman met
het haast weeke gemoed, de politicus, die
gerust een verdrag van Locarno zou onder
teekend hebben en die in zijn opportunisme
waarschijnlijk nog verder zou gegaan zijn
dan Wirth, Rathenau en Stresemann, als
hij er eenig voordeel in gezien had; de vin
nige bestrijder van de inbeelding en de uit
zonderingspositie der beroepsofficieren, de
ware Bismarck beantwoordde eigenlijk in
geen enkel opzicht aan het beeld, dat nog
heden in vele Duitsche geschiedenisboekjes
der jeugd als heldenvoorbeeld geteekend
wordt.
Maar men houdt in dit land nu eenmaal
van „helden" en meent, dat zijn weinige
werkelijk groote staatslieden eerst dan ver-
eerens-waardig zijn, als men ze bet helden
manteltje om de schouders gelegd heeft.
Waarbij dan niet vergeten mag worden, dat
als helden slechts zij in aanmerking komen,
die kunnen aantoonen. dat ze lid zijn van
eenige conservatieve partij.
Neen, Bismarck was anders, was vooral
veel grooter dan men hem in deze kringen
ten bate van de partijkas wenscht te laten
voortleven. Bismarck stond met beide bee-
nen in het practische leven. Het is nog
slechts weinige dagen geleden, dat in het
Pruisische ministerie van buitenlandsche
zaken een oude kast met archiefstukken
plotseling ineenzakte en een deel der cor
respondentie van Bismarck met den grooten
socialist Ferdinand Lasalle, Jood en rood,
blootlegde. En daaruit bleek dat Bismarck
degene geweest is (men heeft het hier steeds
omgekeerd willen uitleggen) die Lasalle uit-
noodigde tot tweegesprekken, waarin de lei
der der Duitsche politiek duidelijk liet mer
ken, dat hij met de socialisten wilde sa
menwerken om het liberalisme te bestrij
den. Dertig jaren na Bismarcks dood hou
den de Duitsche conservatieven nog vol. dat
slechts tegen het socialisme en tegen de
Joden geregeerd kan worden. Dan was de
oude man uit het Sachsenwald hen toch
zeker een halve eeuw vooruitl
Wie lezen wil, hoe Bismarck werkelijk
was, neme het uitstekende boek van Emil
Ludwig ter hand, die ook een Jood is, en
eigenlijk Cohn heet, maar die met zeldzaam
talent zich in de grootste Duitsche histori
sche figuur ingewerkt heeft en een portret
teekende, waarvan men mag aannemen, dat
het de werkelijkheid wel zeer nabij komt
Geen heldenfiguur in kurassiers-uniform,
maar een geslepen en geniaal diplomaat, die
alle trucs kende, die op zijn tijd ook zwak
was, wien „niets menschelijks vreemd"
pleegde te zijn. Een figuur, die bijna on
Pruisisch was, en die daarom des te meer
de algemeene bewondering verdiende en
nog verdient.
Deze zelfde Emil Ludwig heeft gisteren in
het „Berliner Tageblatt" meegedeeld, dat
we binnenkort de uitgave van den „oer
tekst" der beroemde „Gedanken und Erin-
nerungen" verwachten kunnen.' Met den
dag van heden is namelijk volgens het
Duitsche auteursrecht de uitgave van wer
ken van Bismarck vrijgegeven. De firma
Cotta kan nu geen publicaties van andere
zijde meer verhinderen, evenmin als de
familie Bismarck. Deze „oertekst" belooft in
hooge mate interessant te worden. Bismarck
is daarin heel wat scherper en duidelijker
geweest, vooral in zijn critiek op den ex-
Keizer, dan in het werk, dat ten slotte het
publiek werd aangeboden.
Nu in Amsterdam de Olympische Spelen
begonnen zijn, en een groote groep Duitsche
athleten en andere sportmens zich met die
van tientallen andere naties meten, is het
begrijpelijk, dat ook de Duitsche bladen weer
vele kolommen aan deze gebeurtenissen
wijden. Ik heb er onlangs al eens op ge
wezen, dat de Duitsche persstemmen over
ons land niet in alle opzichten vriendelijk
zijn. Wat ik de laatste dagen over de Spe
len en de ontvangst in Nederland gelezen
heb. geeft in het algemeen geen reden tot
ontstemming onzerzijds. In groote bladen
als het Berliner Tageblatt en andere orga
nen in West-Duitschland las ik slechts
waardeering voor de wijze, waarop ons
volk de vreemde gasten en vooral ook de
Duitschers ontvangt, en hier en daar wordt
zelfs met voldoening vastgesteld, dat wij
genoeg sportief gezind zijn om ondanks den
slechten indruk, dien eenige Duitsche voet
baller bij den wedstrijd tegen Uruguay ge
maakt hebben, hun landgenooten niet min
der hartelijk te begroeten dan de vertegen
woordigers van alle andere naties. Ja. men
gaat hier in objectief denkende bladen nog
verder en meent te kunnen waarnemen, dat
gisteren bij de officicele opening in het
Stadion de Duitsche groep een extra applaus
kreeg en bij het kiezen van scheidsrechters
aan Duitschland een eereplaats toegekend
is. Daartegenover staan dan persstemmen
van geheel anderen aard en wel bijna uit
sluitend in de rechtsradicale pers. Men doet
goed, deze uitingen niet al te tragisch op
te nemen. Ik wil ditmaal niet eens woor
delijk aanhalen, om geen kwaad bloed te
zetten.
De groote meerderheid van het Duitsche
volk wenscht met ons Nederlanders in volle
oprechtheid de meest hartelijke verstand
houding, en het lijkt mij onheusch. dit
streven tegen te werken door aan uiterst
onwelwillende uitingen in een deel der
Duitsche pers al te veel waarde te hechten.
Maar het zou toch een verdienstelijk werk
geweest zijn. indien de Nederlandsch-Duit-
sche Vereeniging in den Haag en elders,
en de Deutsch-Niederlandische Gesell-
schafte in Duitschland eens in actie geko
men waren en de betrokken redacties eens
tot wat meer objectieve berichten bewogen
hadden.
Fen deel van de Duitsche pers vloeit na
melijk over van hatelijkheden, waarbij nog
altijd uitlatingen van een of ander obscuur
Hollandsche .blaadje aangehaald worden,
verteld wordt van de zeer anti-Duitsche
stemming van het Nederlandsche volk
en bijvoorbeeld wordt vastgesteld, dat het
Nedcrlandsch Olympisch Comité met opzet
bij het vaststellen van de volgorde van
raar binnen marchceren der nationale
groepen van de officicele taal het Fransch
is afgeweken, omdat in die taal Duitsch
land (Allemagne) volgens het alphabet als
eerste zou zijn verschenen, terwijl het in
de Nederlandsche taal pas als dertiende
binnenkwam. Dit enkel voorbeeld moge vol
doende zijn om de gezindheid van deze
groep van Duitschers te teekenen!
Maar het dient herhaald te worden, dat
het hier om een kleine minderheid gaat.
Ja; en verder leven we hier in den
echten Komkommertijd!
Er gebeurt vrijwel niets van beteekenis
in Duitschland. De parlementen zijn met
vacantie, de ministers roeien of visschen
of baden of klimmen tegen de bergen op.
De groote zangersfeesten in Weenen brach
ten in de nieuws-berichten wat afwisseling
en een van de groote Berlijnsche bladen
verraste ons met een editie ,die Zondagavond
om zeven uur reeds te koop was, en waar
in een foto was afgedrukt, die weergaf
hoe dienzelfden ochtend legen elf uur de
zangers langs de tribunes in Weenen mar
cheerden. Dat was natuurlijk alleen moge
lijk door den sedert eenige weken voor het
publiek opengestelden „Bildfunkdienst", die
in staat stelt foto's, handteekeningen, brie
ven enz. langs telegrafischen weg te ver
zenden. Ook tusschen Londen en Berlijn
bestaat sinds enkele dagen zulk een dienst,
en het zal niet lang duren ,dan hebben
we dezelfde mogelijkheden langs draad-
loozen weg.
Een Engelsche uitvinder was onlangs
hier en heeft zijn nieuwste toestel gede
monstreerd, dat uiterst eenvoudig is, en
dat voor weinig geld kan worden aange
schaft. Het wordt ingeschakeld aan gewone
radiotoestellen; en kondigt een of ander zen
der nu draadlooze foto's aan, dan heeft men
niets anders fe doen dan een stuk papier
in een bepaalde vloeistof te dompelen, het
vochtige papier om een rol te leggen en af
te wachten tot de zender zich automatisch
inschakelt en na afloop weer uitschakelt.
Men heeft dan de foto duidelijk voor zich
en kan ze in enkele seconden drogen. Er
zal dus stellig binnen niet al te langen tijd
een nieuwe periode komen ook voor de
journalistieke berichtgeving. Immers de
kranten zullen dan met eigen zenders hun
bulletins draadloos aan „Allen" kunnen
doorgeven.
Men heeft nauwelijks den moed. om zich.
verdere consequenties in te denken.
ROLAND.
Minister van Oorlog in Polen.
door
ANATOLE DE MONZIE,
Fransch Senator en oud-minister.
De Poolsche dictator, die zich
onlangs teruggetrokken heeft
en vrijwillig de tengels van
het bewind nit handen heeft
gegeven, inspireerde aan onzen
eminenten medewerker het in
teressante artikel, dat wij hia*-
onder afdrukken.
Pilsoedski
Ik moet mij sterk vergissen, of de jong
ste gebeurtenissen in Polen kunnen slechts
verklaard worden uit de begeerte om een
democratische discipline in dienst te stel
len van de grootheid van Polen. De loop
baan van Maarschalk Pilsoedski zouden wij
kunnen vergelijken met sommige van de
„Levens van beroemde mannen" van Plu-
Door J. S FLETCHER.
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door
Mr. G. KELLER.
13)
,,'n Wel wat lange weg, om een dame
te verzoeken op een vraag te antwoorden,
mijnheer Bransdale," zei Stevenege lachend.
„Waarom heeft u haar de vraag niet tele
grafisch gedaan?"
„Neen, mijnheer, mijn ervaring van der
gelijke zaken is, dat zulke vragen het best
„viva voce" worden gesteld. Bovendien,
vaarde heer, indien eens mocht blijken, dat
het bericht omtrent mijn bod van tiendui
zend pond voor de noodmunten van Alans-
chester wereldkundig was gemaakt van de
zijde van juffrouw Skeel, nu, dan vermoed
ik, dat haar nog heel wat vragen zullen
moeten gesteld worden, niet waar?"
„Ik bewonder uw schranderheid, mijn
heer Bransdale," zei Stevenege, opnieuw
lachend. „U stelt wel zeer groot belang in
deze zaak."
„Natuurlijk, daar zij naar allen schijn is
voortgesproten uit mijn bod. Ik heb mij
voorgenomen deze stad niet te verlaten,
vóór het geheim ontsluierd is, zoodat wij
elkander vermoedelijk wel dikwijls zullen
ontmoeten, mijnheer Stevenege. Na ten
minste dit deel van mijn werk in orde ge
bracht te hebben, ga ik gebruik maken van
een zeer vriendelijke uitnoodiging van den
orgemeester om mij aan zijn familiedisoh
e scharen. Natuurlijk hoop ik u vanavond
n°g w het hotel te treffen."
Hij klopte Stevenege nogmaals op den
schouder, knikte hem vriendelijk toe en
kuierde over het Marktplein weg. Daar het
bijna etenstijd was, ging de detective de
gelagkamer van het „Dravende Hert" bin
nen. Terwijl hij daar in zijn gewone hoekje
zat, viel zijn blik op zijn schildersbehoeften,
toen hij met Ollard vroeger op den dag er
binnen was gegaan en een bitter glimlachje
plooide zijn lippen. Hij was naar Alansches-
ter gereisd, bepeinsde hij. om er zijn lief
hebberij te beoefenen en zijn werk een tijdje
uit zijn hoofd te zetten en nu zat hij
tegen wil en dank zich verdiepend in een
biijkbaar ongewoon geheimzinnige misdaad.
Maar het geheimzinnige in een misdaad
oefende steeds een onweerstaanbare aan
trekking op Stevenege uit en toen hij een
lepel in zijn soep stak, wist hij, dat niets
er hem van zou terughouden om den dader
van den moord op den onbekende op te
sporen en dat paneel en palet onaange
roerd zouden blijven tot hij geslaagd was.
Tegen het einde van zijn middagmaal
kwam een kellner op hem af, die, naar hem
toescheen, met ongewone belangstelling
naar hem keek, wat natuurlijk het gevolg
was van de gebeurtenissen, waarbij hij,
naar het hotelpersoneel meende, op een of
andere geheimzinnige wijze betrokken was.
„De inspecteur van politie Detterling is
in de rookkamer meneer," zei hij fluiste
rend, „en had u gaarne even gesproken,
als het u gelegen kwam."
„Is hij alleen?"
„Neen, meneer, er is een heer met hem
meegekomen, de heer Ilicking, de schoen
maker, antwoordde de kellner geheimzin
nig. „Ze zitten in den uitersten hoek van
de rookkamer, meneer",
Stevenege verliet de eetkamer, en begaf
zich naar het rustige hoekje, waar Detter
ling zich had neergezet, blijkbaar om niet
gezien of gestoord te worden. Hij zat daar
met een zeer alledaagsch uitziend man,
waarmee hij fluisterend praatte; beiden
hadden een sigaar in de eene hand, terwijl
de andere een glas omklemde. Stevenege
had reeds met zeker vermaak waargenomen
dat dergelijke besprekingen doorgaans ver
gezeld gingen van de noodige ververschin-
gen. Hij trad nader *en Detterling wierp hem
een blik toe, waarmee hij trachtte velerlei
uit te drukken.
„De heer Hicking, meneer Stevenege,"
begon Detterling. „Bekend winkelier hier
ter stede, een mijner vrienden."
De heer Hicking stak een dikke hand uit
en drukte die van Stevenege met groote
warmte.
„Uw dienaar, mijnheer," zei hij. „Zeer
aangenaam u te ontmoeten! Meer dan eens
van u gehoord, mijnheer. Wonderlijke ge
schiedenis, vindt u ook niet?"
„Weet u wat naders daaromtrent?" vroeg
Stevenege, een leunstoel aanschuivend en
zijn beide bezoekers- aankijkend. „Kunt u
eenige inlichting geven?"
„Zeker, mijnheer," antwoordde Hicking,
„ik heb den inspecteur reeds medegedeeld
wat ik wist,"
„En ik heb hem verzocht u dat ook mede
te deelen," zeide Detterling. „Ik acht zijn
inlichtingen van het hoogste gewicht."
„Ei kom?" zei Stevenege, terwijl hij den
getuige wat aandachtiger aankeek. „En wat
weet u dan mijnheer Hicking?"
De heer Hicking was een welgedaan heer
met schorre stem, op dit oogenblik riekend
naar den rumgrog vóór hem. Hij behoorde
tot dat slag menschen, die, als zij iets willen
mededeelen dat zij van belang achten, dat
op hun eig^n manier zoo breedvoerig moge
lijk uitspinnen. Daarbij had hij de eigenaar
digheid om zich vertrouwelijk over het ta
feltje heen te buigen dat tusschen Stevenege
en hem en Detterling stond, en terwijl zijn
dikke vingers «peelden met de dingen, die
op het tafeltje 9londen, deelde hij de feiten
oj} een geheimzinnig doende wijze mede, ter
wijl zijn oogjes beurtelings Stevenege en
Detterling aankeken.
„Nu meneer, begon hij, „het staat er
maar zoo mede: Onze inspecteur hier heeft
mij bij het lijk gebracht van den man in het
lijkenhuisje die, zoo ik het goed heb, van
morgen in het bosch buiten de stad 19 ge
vonden en die vermoord schijnt te zijn...,
een akelige geschiedenis, heeren! Natuur
lijk herkende ik den armen kerel dadelijk."
„Herkende u hem?" vroeg Stevenege.
„Zeker meneer, dat staat vastl Maar daar
wa9 alle reden voor, meneer Slevenege. zoo
als- ik den inspecteur heb aangetoond. Hij
had een paar van mijn schoenen aan
„Een. paar van uw schoenen?" riep
Stevenege. „Dat begrijp ik niet."
„Ik wil daarmede zeggen, meneer," ver
volgde Hicking. „dat hij een paar van mijn
schoenen aan had toen men hem vond. Na
tuurlijk had hij ze nu niet meer aan, doch zij
stonden bij de rest van zijn kleeren en be
zittingen op het politiebureau. Zoo zit het"
„De heer Hicking wil maar zeggen, dal
de man van morgen een paar schoenen bij
hem had gekocht." verduidelijkte Detterling.
„Precies meneer." vervolgde de schoen
maker. „Dat is juist vanmorgen gebeurd!
En nu wil ik meneer Stevenege eens haar
fijn uiteenzetten, hoe alles in zijn werk i9
gegaan. Mijn zaak, moet u weten, meneer
Stevenege, ligt bijna vlak tegenover den
„Koningseik" en ik ben gewoon na slui
tingstijd daarheen over te «teken om er een
pijpje te rooken. een glaasje Ie drinken en
er een praatje te maken wat ik wel noodig
heb, daar ik sinds twee jaar het ongeluk
heb weduwnaar te zijn, doordat ik mijn
vrouw, verloren heb. Nu dan. meneer, ik
ging gisteravond volgens mijn gewoonte
naar de overzijde ik houd mij in- al mijn
doen en laten graag aan mijn gewoonten,
meneer Stevenege en, zooals ik altijd doe,
ging ik naar de kleine gelagkamer. Daar
zaten op dat oogenblik niet veel menschen,
alleen zag ik er dien man, den doode. rustig
in een hoekje achter een glaasje whiskey
zitten. En daar ik nu eenmaal een mensrh
ben die van gezelligheid houd, begonnen
wij natuurlijk een praatje, een vriendelijk
praatje, zoo over koetjes en kalfjes, als h#>t
heet. En hij deelde mij mede, dat hij in d.t
deel van het land een uitstapje maakte, een
voetreisje bij wijze van verzet, en dat hij
van plan was den volgenden dag, wat dan
natuurlijk vandaag is, uit Alansdale te ver
trekken, vervolgens over d eheuvel9 en de
heide naar Hawes wilde wandelen, en daar
hij nog nooit vroeger in deze 9treek was ge
weest vroeg hij mij of ik hem kon zeggen
hoe de weg was. Nu. ik ken natuurlijk deze
streek op mijn duimpje en ik vertelde hem
wat ik wist. Hier en daar, zei ik. als u over
de rotsheuvels gaat, is de weg moeilijk be
gaanbaar, bezaaid met puntige steenen.
Zoo zegt hij Slecht voor je schoenen, niet?
Nu en of, zeg ik. daar moet je stevige schoe
nen voor aan je voeten h'ebben. Daarop tilt
hij een voet op en ik zie, dat hij een paar
dunne schoenen draagt, zoo van die echte
stadsschoenen.
(Wordt .vervolgd).