69sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 1 Angnstns 1928
Derde Blad
No. 20976
AMSTERDAM
IN OLYMPIADE STEMMING
KANTTEEKENINGEN.
DE VOORLICHTINGSDIENST.
ATHLETIEK.
FEUILLETON.
De verdwenen Noodmunten.
VREUGDE ALOM.
Olympische Spelen.
Men denkt aan de tijden der Grieksche
oudheid, aan wagenrennen en discuswer-
pers, speerwerpers en kogelstooters.
Moderne Olympische Spelen.
Men denkt ook aan athletiek en turnen,
aan zwemmen, roeien en zeilen, schermen
en wielrennen. Zelfs aan voetbal en hockey
Wie aan Olympische Spelen dacht, een
jaar, een paar maanden zelfs geleden nog,
die herinnerde zich uit ervaring of uit be
richten de gebeurtenissen vier jaar geleden
te Parijs of acht jaar terug te Antwerpen.
En wat men er zich nog van herinnerde»,
was niet veel .meer dan dat onze spelers,
niet alleen onze voetballers maar ook onze
athleten en wielrenners daar geen slecht
figuur hebben gemaakt en dat wij in die
beide steden waar de zevende en achtste
Olympiade gehouden werd, zelfs eenige
Olympische kampioenen hebben gekregen.
Namen als die van Willems, De Kruyff en
Colenbrander komen in onze herinnering,
maar overigens is ons weinig meer van de
Spelen in deze beide steden bij gebleven
dan de herinnering dat de organisatie
zoowel te Antwerpen als te Parijs nogal
veel te wenschen. moet hebben overgela
ten en dat zij in beide steden financieel
een geweldig fiasco zijn geworden.
Het was daarom begrijpelijk, min of
meer logisch verklaarbaar zelfs dat velen,
zeer velen de groote gebeurtenis der ne
gende Olympische Spelen die te Amster
dam zouden worden gehouden met een bang
hart tegemoet zagen, bevreesd als men niet
I geheel ten onrechte was, dat zij ook voor
onze hoofdstad, wat men noemt een strop
I zouden worden.
De periode der voorspelen gedurende
welke de voetbal- en hockey-wedstrijden
werden gehouden, heeft ons wat moed ge
geven. Wij hebben toen althans kunnen
zien, dat de belangstelling van de zijde van
het publiek zelfs voor het minder popu
laire hockey niet zuinig meeviel en dat
deze belangstelling vooral voor het voetr-
baltournooi ook bij vele duizenden vreem
delingen bestond.
Men had meer moed gekregen en het
vertrouwen in den goeden afloop was her
steld toen de dag der opening van de Spe
len, Zaterdag 28 Juli naderde. Maar toen,
wij zouden geen goede Nederlanders, be
faamd vanwege onze voorzichtigheid zijn
geweest, wanneer wij gejuichd hadden eer
we over de brug waren.
De spanning, die geruimen tijd geheerscht
had ,alom in den lande en niet het minst
te Amsterdam, waar men er het meest di
rect belang bij had, zal wel de reden g^
weest zijn dat de blijdschap zQodra men
eenmaal onweersprekelijk zag, dat het niet
tegenviel, onverdeeld en boven verwach
ting groot is geworden in de hoofdstad.
Die blijdschap heeft ieder, die Zaterdag
een kijkje te Amsterdam genomen heeft oi
wie na dien zelfs maar een korte wijle in
onze trotsche hoofdstad waar thans de
Olympische geest waart, vertoefd heeft,
kunnen, ja moeten waarnemen.
Reeds terstond bij aankomst aan het
Centraalstation bemerkt men dat er te
Amsterdam iets heel ongewoons te doen
is, dat er voor de duizenden reizigers ene
uit alle richtingen aankomen, een andere
attractie moet zijn dan Art-is met zijn aap
jes, het Panorama en het Rijksmuseum.
En eenmaal in de stad waar het eeuwig
Olympisch vuur hoog van den Marathon
toren smoort, voelen wij aanstonds den
geest die er waart binnen de muren van de
aloude koopstad, die thans geen koopstad,
geen Venetië van het Noorden ook wil zijn
in de eerste plaats, maar die zich gelukkig
prijst uitverkoren te zijn als de plaats waar
de negende Olympische Spelen volgens de
moderne tijdrekening worden gehouden. De
duizenden vlaggen, die van de daken
waaien; getuigen van de vreugde, die er
heerscht te Amsterdam over deze onder
scheiding, die men zich waardig wil ma
ken in alle opzichten, opdat de herinne
ring aan hun verblijf te Amsterdam den
duizenden vreemdelingen dierbaar moge
zijn. Vlaggen en de andere smuk verraden
de vreugde der hoofdstedelingen, zeker!
Maar beter nog dan een versiering dit ver
mag te doen, geven de Amsterdammer!
door hun gedrag, door hun medeleven vaet
de gasten blijk, dat zij hun vreugde dee-
Ien. De Amsterdammers hebben begrepen
dat zij recht hebben nog een andere rol
te spelen dan dien van gastheeren en gast
vrouwen in deze dagen. Zij willen den
vreemdelingen toonen hoe groot en onver
deeld de vreugde is dit hun bezield, door
lustig mee te fuiven en te hossen, te dan
sen en te jubelen, telkens en overal waar
zich de gelegenheid daartoe biedt.
Zoo toonen de Amsterdammers zich voor
al door hun onverdeeld medeleven met
de gebeurtenis van den dag, gastheeren bij
uitnemendheid, die de kunst verstaan hun
gasten het aangename gevoel vaardig te
maken, dat niet slechts zij die van heinde
en ver na-ar de Amstelstad zijn gestroomd,
er genieten en het feest der Olympiade
vieren, maar dat van de zevenhonderddui
zend Amsterdammers wier gaston zij zijn,
het overgroote deel van harte meedoet.
Op welke wijze hopen wij u morgen te
vertellen.
Olympische roes.
Daar zit Tk, uitgestuwd door een over
volle tram, of was 't een taxi? Ik weet
het niot meer.
Ik zit op het Rembrandtplein, drink Olym
pisch bier, rook een sigaar, merk Olympiade,
en de vrouwen zenden mg Olympische glim
lachjes toe.
Ik draag een Olympische das, nip de
asch van mijn sigaar in een Olympiade-
aschbak. Rond mg boor ik Fransch, Duitsch,
EDgelsch en nog een stuk of twaalf talen
praten, waar ik goen wjjs uit kan worden.
Mijn oogen zien niets dan Olympische kieken
of tallooze reeksen Olympische ringen.
Later, bij de Munt, draaide een orgel
zijn deun, natuurlijk „Op ter Olympiade".
Een gezellige buitenlander pakte een frissche
Hollandsche schoone, en maakte 'n stepje
op het straatplaveisel. Doch toen kwam een
diender, die gelastte dat het orgel doorreed;
dansen in het publiek was verboden!
Dit was klein Holland in de groote Olym-
pische stad!
Niet feilloos.
Er is veel goeds van de organisatie der
Olympische Spelen te vertellen.
Maar de voorlichting in het Stadion en
al evenzeer in de Olympische bijgebouwen
laat te wenschen over.
Er is een geheimzinnig verborgen heer,
die ergens verscholen zit en door den micro
foon den volke kond doet van de resultaten
der Olympische sterren.
Hij üeeft ongetwijfeld het goede met de
toeschouwers voor, doch het lukt niet steeds
even goed.
Hg schreeuwt bijv. met luide stem de
resultaten van den 100 M.-loop rond. Wij
luisteren aandachtig, doch hooren tot onze
ontzetting, dat deze zeer geringe afstand
is afgelegd in.... tien minuten en 4/5 sec.
Ja, die Olympische t-ijden vallen niet mee....
Dezelfde geheimzinnige heer had het
Dinsdagmiddag over den 111 Meter horden-
loop, terwijl hij daarenboven voortdurend
overhoop lag met Olympische en wereld
records.
Neen, er is veel goeds bjj de Olympische
Spelen, maar de voorlichting van het publiek
door middel van den luidspreker laat nogal
te wenschen.
OPNIEUW: OLYMPISCH WEER!
Tal van records verbeterd.
Baron Schimmelpenninck c.s. schijnen een
mysterieus verbond met het weer gesloten
te hebben! Het is nu reeds de zooveelste
Olympische dag, die begint met donkere
luchten en regenvlagen, om tegen den mid
dag over te gaan in stralenden zonneschijn
en beminnelijk zomerweer, dat wjj gevoege
lijk Olympisch weer mogen noemen.
Begonnen wordt met den
hordenloop over 110 meter
waarvan wij gisteren nog drie series hebben
gemeld (in een deel onzer oplaag zelfs alle
senes). Volledigheidshalve zij nog even ver
meld, dat zich in de halve beslissing
plaatsten
G. Sempe (Fr.), 0. Jandera (Ts. Slowakije),
E. Ring (Am.), J. H. Viljoen (Z.-Afr.), G.
S. Weightman Smith, die in wereldrecordtijd
liep (Z.-Afr.), R. Marchand, J. Anderson
(Am.), E. Wennström (Zwitserland), Leighton
Dye (Ara.), J. M. Atkinson (Z.-Afr.), B»
Lucas (Eng.), H. Steinardt (Duitschl.), J.
Bollier (Ara.), B. Sjöstedt (Finland); F. R.
Gaby (Eng.), S. Petterson (Zweden), Y. Meid
(Japan), en Lord Burghley (Eng.).
De Hollanders Kaan, Van Leeuwen, Brit
stra en Spel vielen af.
De resultaten der demi-finales (de beste
van elke demi-finale komt in de beslissing)
waren
Eerste serie: 1. L. Dye (Amerika) 14.8
sec.; 2. F. R. Gaby (Engeland).
Tweede serie: 1. J. Anderson (Amerika)
14.8 sec.; 2. S. J. M. Atkinson (Z.-Afrika).
Lord Birghley (Engeland) werd derde.
Derde serie: 1. WeightmanSmith (Zuid-
frika) 14.6 sec.; 2. J. Collier (Amerika).
De Zweed Petterson werd met miniem
verschil geslagen.
Een nieuw wereld- en nieuw Olympisch
record werd gemaakt door Weightman—
Smith (Zuid-Afrika).
De vlaggenversiering vóór hef Olympisch Stadion.
Verspringen met aanloop.
Wereldrecord D. Hubbard (Am.) 7.89 M.
Olympisch record: A. L. Gutterson (Am.),
7.60 M.
Nederlandsch record: De Boer, 7.30 M.
Er is, gelijk gisteren nog in een deel onzer
oplaag werd vermeld, groote publieke be
langstelling voor onzen kampioen H. de
Boer Al spoedig wordt bekend gemaakt, dat
de Amerikaan E. B. Ham in zijn serie
7.73 M. heeft gesprongen, waarmee hij het
Olympisch record van Gutterson heeft ver
beterd het werd lijd trouwens, want Gut-
tersons record dateert reeds van 1912.
De Nederlander De Boer plaatst zich met
7.32 in de finale. Hij sprong in zijn serie
verder dan den Fin V. Tuulos en dan den
Amerikaanschen wereldrecordhouder D.
Hubbard, die beiden afvallen.
Onze kampioen EL DE BOER.
Met hem komen in de finale;
A. Bates (Amerika) met 7.40 M.
E. Köchermann (Duitschland) met 7.35 M.
S. P. Cator (Haiti) met 7.58 M.
E. B. Ham (Amerika) met 7.73 M.
W. Meier (Duitschland) met 7.39 M.
De eindstrijd wordt gehouden vlak voor
de eere-tribune en heeft, ook al door het uit
komen van de Boer, de voiie aandacht van
het geheele Stadion.
De Nederlander, die in de series minder
heeft gesprongen dan zijn vijf concurrenten,
begint slecht met twee ongeldige sprongen.
Alles hangt nu voor hem af van den derden
sprong, maar ook die brengt hem niet het
gewenschle resultaat, zoodat hij zesde blijft.
Zijn prestatie van 7.32 M. is echter nieuw
Nederlandsch record.
Uitslag:
1. Ed. B. Ham (Amerika) 7.73 M.
2. S. P. Cator (Haiti) 7.58 M.
3. A. Bates (Amerika) 7.40 M.
4. E. Meier (Duitschland) 7.39 M.
5. E. Köchermann (Duitschland) 7.35 M.
6. H. de Boer (Nederland) 7.32 M.
Discuswerpen vcor dames.
Het discuswerpen voor dames neemt een
belangrijk deel van den middag in beslag,
daar er niet minder dan 29 deelneemsters
zijn, die elk drie worpen doen, waarna de
zes besten overgaan naar de finale,
Nederland wordt op dit nummer verte
genwoordigd door mej. Dekens uit Gro-«
ningen en mej. H. C. Michaelis uit Den
Haag. De Oranjebroekjes beginnen niet
kwaad, de Hollandsche driekleur prijkt on
geveer in het midden van het mastbosch
kleine vlaggetjes, dat de geworpen afstan-»
den aangeeft. De Poolsche wereldrecord-
houdster H. Konopacka, wier record op
37.71 M. slaat, oogst een hartelijk applaus
als ze met een verre worp haar concurrenten
in de serie overtreft en zich een vrij zekere
plaats voor de finale verovert. Ook Miss L,
Copeland (Amerika) verricht goed werk.
Mej. Dekens werpt uitstekend, namelijk
een meter of 10 boven het Nederlandsch
record, dat met 23,Bi M. op naam van mej.
Kolthof uit Enschede staat. Mej. II. Kono
packa haalt echter reeds in haar serie
39.17 M., waarmee ze haar eigen wereld
record (37.71 M.) met l.V» M. verbetert. De
Hollandsche dames komen dus niet in de
finale. De einduitslag is dat mej. Konopacka
wint De Poolsche vlag gaat in top en het
melodieuse volkslied der Polen weerklinkt.
1. H. Konopacka (Polen) 39.17 M.; 2.
L. Copeland (Amerika) 37.08 M.; 3. R. A.
Svedberg (Zweden) 35.92 Af.4. M. Reuter
(Duitschland) 35.86 M.; 5. G. Heublein
(Duitschland) 35.56 M.; 6. E. Perkaus
(Oostenrijk) 33.54 M.
100 Meter hardloopen voor
dames.
Voor de finale verschijnen aan den start:
R. Rosenfeld (Canada); E. Smith (Canada);'
E Robinson (Amerika); M. Cook (Canada);'
H. Schmildt (Duitschland).
Door twee valsche starts worden echter
uitgesloten eerst mej. M. Cook (Canada) en
daarna mej. H. Schmidt (Duitschland).
Uitslag: 1 Mej. E. Robinson (Amerika)',
12,2 sec.: 2. Mej. F. Rosenfeld (Canada);
3 mej. Schmidt (Canada); 4. mej. E. Stein
berg (Duitschland).
De tijd van mej. Robinson is een nieuw
wereldrecord.
200 ML hardloopen»
Wereldrecord, R. A. Locke (Am.) 20.6 sec.,
Olympisch record A. Hahn (Am.) 21.6 sec.,
Ned. record. M. v. d. Berge 22.2 sec.
De eerste twee van iedere serie (totaal
15) komen in de kwart-finale.
Eerste serie (zes deeln.) 1. Cpmmings,
(Amerika), 22,4 sec.; 2. R. Mourlon (Frank
rijk).
Tweede serie: (vier deeln.): 1. B. Kugel-
berg (Zweden), 22,4 sec.; 2. M. Degrelle
(Frankrijk).
Derde serie: (vijf deeln.) 1. J. Fitzpatriclc
Door J. S. FLETCHER.
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door
Mr. G. KELLER.
10)
„Dat is dezelfde naam als de man in den
..Koningseik opgaf," zei Stevenege. „Om
12.10 ontvangen? Ik zou den inhoud gaarne
kennen. Ongetwijfeld was bet bestemd voor
den man, dien ik bedoel, enzooals ik u
heb medegedeeld is hij dood. Ik vermoed.
Met eenige plechtstatigheid opende de
onderdirecteur de slecht dichtgemaakte
gelige enveloppe en vouwde het dunne
telegrampapiertje open. En Stevenege las:
„Verneem S. B. van ochtend naar
A. vertrokken."
„Valt er iets uit af te leiden?" vroeg de
onderdirecteur nieuwsgierig.
„Misschien wel," antwoordde Stevenege.
j.Plak intusschen de enveloppe maar weer
dicht en leg haar weer op haar plaats. La
ter kan het uwen politie-inspecteur ter hand
Worden gesteld."
Daarna vertrok hij, terwijl hij intusschen
zich stevig in het geheugen prentte, dat het
triegram om 11.25 uit het postkantoor East
Strand te Londen was verzonden en dat de
®aam van den afzender v niet od vermeld
stond.
„Dip voorletters." overwoog hij, „zijn na
tuurlijk die van den Amerikaanschen ver
zamelaar Stuart Bransdale, waarover 01-
^rd sprak. JYelnu, di€ Stuart Bransdale;
heeft volgens Ollard het plan hier te komen,
als dit telegram op hem slaat, is» hij thans
onderweg. Maar wat heeft die man. die zich
Thomson noemt ,met hem te maken? En
wie is Thomson's medeplichtige, agent of
vertrouwde in Londen?
Daar hij op dat oogenblik in de buurt
was van het bureau van den burgemeester,
ging hij naar binnen en zonder aan Ollard
bijzonderheden van zijn bezoek bij Sheffield
mede te deelen, zonder ook van het tele
gram te gewagen, verzocht hij, hem naar
het museum op het kasteel te vergezellen.
Zij wandelden samen naar de oude sterkte
en Whatmore bij de portiersloge vindend,
gingen zij met hem het vertrek binnen,
waaruit de noodmunten waren gestolen. De
vitrine, waarin deze tentoongesteld waren
geweest, was een gewone uitstalkast en de
conservator wees er dadelijk op, dat er
niets met het patentslot er van gebeurd
leek, de sleutel draaide even gemakkelijk
om als» vroeger en aan het slot was niets,
geen krasje zelfs te zien.
„Neen," zei Stevenege met een lachje,
„hij wist wel hoe hij zijn werktuigen moest
hanteeren! Heeft u vanmorgen zelf nog de
munten gezien?" vroeg hij, zich tot What
more wendend.
„Ik zag ze, toen ik om acht uur de ver
trekken opende, nog liggen," antwoordde
de conservator. „Zij lagen toen op hun ge
wone plaats, alles was in orde."
„En hoe laat was het, toen u de verdwij
ning opmerkte?" ging de detective voort.
„Het zal zoo wat één uur geweest zijn,
misschien een tikje later. Ik kwam hier bin
nen en toevallig keek ik juist den kant van
de vitrine uit. Verdwenen waren zei Ik ben
toen zoo gauw mogelijk naar den heer Far
mer geloopen,"
„En den doode had u nooit te voren in de
buurt van het kasteel gezien?"
„Neen. nooit. Ik was trouwens gedurende
het grootste deel van den ochtend uit. Ik
heb ook nog mijn huishoudster in mijn wo
ning gevraagd, of zij hem weieens had ge
zien. Maar zij al evenmin als ikl Maar men
kan het kasteel langs meer dan één kant
binnengaan
Ollard en Stevenege keerden naar het
Marktplein terug.
„Wat ziet die conservator er als een echte
droevige figuur uit," merkte Stevenege
op; „zoo'n sombere, zwaarmoedige verschij
ning!"
„Och, ja, de arme kerel," zei de burge
meester instemmend. „Hij heeft er wel re
den voor. Een mislukt koopman, kon de
eendjes niet bij elkaar houden en failleerde!
Wij hebben hem daarom maar dit baantje
gegeven. Hij verdient er twee pond per week
mee. en natuurlijk krijgt hij nu en dan een
fooitje van bezoekers. Hijhallo, wat
is er?"
De huislmecht van het „Dravende Hert"
kwam naar hen toe met een kaartje in de
hand. Hij bood het den burgemeester aan,
die het na een blik er op geworpen te heb
ben, aan Stevenege overreikte.
„Kijk!" zei de burgemeester, „hij is dus
eindelijk gekomen? Nu, het is in orde hoor!
Wij zullen hem opzoeken."
Stevenege had op het kaartje den naam
„Stuart Bransdale" gelezen.
HOOFDSTUK V.
De Amerikaansche verzamelaar.
Op de eerste verdieping, in de mooiste
kamer van het hotel, troffen Stevenege en
4e burgemeester, den Amerikaan aan. Het
was een slanke, breedgeschouderde man van
middelbaren leeftijd met gladgeschoren ge
laat, wiens doordringende blikken hen
scherp opnamen, toen zij bij hem werden
binnengelaten. Hij stak Ollard een groote
hand toe.
„Mijnheer de burgemeester, onderstel ik,"
zei hij hartelijk. „Aangenaam met u kennis
te makenI En uw jonge vriend...."
Ollard strekte een hand naar Stevenege
uit, alsof hij een curiositeit wilde laten be
wonderen. en stelde hem voor:
„Mijnheer Stevenege, verbonden aan Scot
land Yard. Mijnheer Stevenege...."
Maar Bransdale viel hem in de rede en
den detective de hand reikend, riep hij uit:
„Aha! een ambtenaar van de justilieele
politie. Ik heb dezer dagen al van u gehoord,
mijnheer Stevenege. Is hier weer een lastig
zaakje op te knappen?"
Ollard en Stevenege keken elkander eens
aan. De burgemeester legde vervolgens zijn
hoed op tafel en trok een stoel naar zich toe.
„Laten wij gaan zitten, mijnheer Brans
dale," zei hij. „Er valt heel wat mede te dee
len. heel wat te bepraten, mijnheer. Ja. u
heeft het zeer juist gezegd, mijnheer Steve
nege staat weer voor een lastige zaakl Zo
komt hier op Deer, dat die noodmunten ge
stolen zijn!"
Bransdale, die juist op weg was naar de
bel, keerde zich in eens om.
„Watblief?" riep hij uit. „Gestolen? Wan
neer dan?"
„Niet later dan vanmorgen, mijnheer,"
antwoordde Ollard. „En wat nog meer be-
teekent, de man. die op aannemelijke gron
den van den diefstal verdacht wordt, is la
ter vermoord I Voor zoover wij op hel oogen
blik kunnen nagaan, is de moordenaar met
4e munten verdwenen."
Bransdale bleef een oogenblik zijn bezoe
kers met stijf op elkaar gedrukte lippen
aanstaren. Met een diepen zucht deed hij
ten slotte den mond open.
„Alle duivels!" zei hij. „Diefstal! Moord!
En dat voor die munten. Vertel me alles*
Maar laten we eerst wat drinken. Wat mag
ik u aanbieden, heeren? Ik heb een lange
reis van Londen achter den rug en wel een
verfrissehing noodig."
Hij drukte op den belknop en toen de be
diende verscheen, bestelde hij whisky-soda.
„Maakt eens kennis met mijn sigaren,**
ging hij voort, toen de bediende was ver
dwenen. „Een sigaar prikkelt altijd mijn
denkvermogen, en het wil mij toeschijnen,
dat er heel wat denken noodig zal zijn om
klaarheid in deze zaak te brengen! Bestaat
er eenige aanwijzing?"
„Geen enkele, mijnheer," antwoordde OL
lard. „Doch de heer Stevenege zal u de ge
heele zaak vertellen, zoodra de kellner er
geweest is. We moeten voorloopig zorgen,
dat er niets ruchtbaar van wordt."
Na sigaren uit zijn koker gepresenteerd
te hebben trok de Amerikaan zijn reisjas
uit en liet zich in een stoel vallen aan de
tafel, waaraan ook de anderen hadden plaats
genomen. Hij scheen in gepeins verdiept,
alsof hem iets was te binnen gevallen, doch
zwijgend stak hij zijn sigaar op en bleef
een paar minuten zitten rooken.
„Neen," merkte hij ten slotte op. „ik meen
ook. dat men alles geheim moet houden, nu
er sprake is van in het duister bedreven
misdadenI.Maar een moord.
(Wordt vervolgd).