De journalisten met den heer
Colijn aan een noenmaal.
VERHAGEN's MILKO en RUMCO
ojenphuna
<Dun£on
Sana
69sfe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 27 Juli 1928
Derde Blad
No. 20972
KUNST EN LETTEREN.
FEUILLETON.
De verdwenen Noodmunten.
Het economisch werk van den Volkenbond,
gezien in het licht van de
internationale politiek.
Gistermiddag heeft in hotel Paulez te Den
Haag, het noenmaal plaats gehad, dat door
den Nederl. Journalistenkring werd aan
geboden aan den heer H. Colijn, oud
minister-president en voorzitter der econo
mische conferentie van den Volkenbond.
De heer D. Hans, voorzitter van den
Nederl. Journalisten-Kring hield bij den
aanvang van den maaltijd een rede, waarin
hij het een voorrecht en een onderscheiding
noemde den heer Colijn als gast te mogen
welkom heeten.
In 1926 was het mr. A. R. Zimmerman,
in 1927 minister jhr. F. Beelaerts van Blok
land, die in ons midden verscheen, en nu
zijt gij het, onze oud-minister-president,
de voorzitter van de Economische Confe
rentie van den Volkenbond, die hier, waai
de vaderlandsche pers van alle richtingen
vertegenwoordigd is, met ons wilt aan
zitten en een woord tot ons spreken, al
dus spr.
De pers is een soort van volksvertegen
woordiging. De beste figuren des volks zijn
in ons midden op hun plaats. Daaronder
behoort gij. Als staatsman van een be
paalde en krachtige overtuiging is er al
tijd veel gerucht en ook veel critiek om
u heen geweest. Dat kan niet anders, en
alle leidende staatslieden hebben daarvan
hun deel gehad. Maar ik voeg er dit on
middellijk bij: ons volk weet toch altijd
met sterke beslistheid de figuren te her
kennen en waardeeren, die zich, hoe on
wankelbaar van politieke en godsdienstige
overtuiging ook, boven alle schakeeringen
uit in breedheid van overtuiging hebben
weten te verheffen tot op het algemeen
nationale platform, zich hebben weten te
vormen tot een volks-bezit in den besten
en ruimsten zin van het woord. Zoo zien
wij u, en zoo zijn wij trotsch op u, ver
zekerde de heer Hans, die tenslotte den
heer Colijn begroette als Nederlandsch
staatsman, als nationaal figuur en als
journalist (hoofdredacteur van de „Stan
daard") welk laatste natuurlijk een bij
zondere bekoring had in dezen kring.
Onder de aanwezigen waren o.a. eere
voorzitter mr. L. J. Plemp van Duiveland
en het eere-lid de heer Johan de Meester.
Ook eenige bij den Kring aangesloten
plaatselijke vereenigingen wraren vertegen
woordigt. Namens de Roornsch-Katnolieke
Journalisten Vereeniging was haar voor
zitter, de heer J. B. Vesters, aanwezig en
namens de directeuren vereeniging ,,De
Nederlandsche Dagbladpers", haar be
stuurslid de heer H. Diemer.
Bij het dessert nam de heer Colijn het
woord om na een nu en dan geestige inlei
ding en na een woord van dank tot den heer
Hans te komen tot het onderwerp van zijn
rede, getiteld: „Het economisch werk van
den Volkenbond, gezien in het licht van de
internationale politiek".
Hij wees er op, hoe thans, 1-4 jaar na het
'begin van den oorlog het economisch her
stel van Europa nog altijd staat in het cen
trum der belangstelling, waarbij echter niet
vergeten mag worden, dat de schok van
dezen oorlog alle vorige overtrof, waarbij
trouwens de handelsbetrekkingen niet zoo
zeer werden verstoord.
RECLAME.
DE ALTIJD GEWILDE BONBONS
1610
De hoegrootheid van dien geweldigen
schok heeft men echter niet zoo direct kun
nen inzien. Immers na het teekenen van
den vrede waren er verschillende nieuwe
Staten gecreëerd en deze Staten bepaalden
zich aanvankelijk uitsluitend tot vraagstuk
ken van politieken aard. Vraagstukken van
economische strekking waren toen voor deze
Staten van zeer weinig beteekenis.
Maar, naarmate men voortschreed, werd
het meer en meer duidelijk, dat niet een
enkel land een eind zou kunnen maken aan
de ontwrichting, maar dat een oplossing van
dat vraagstuk slechts mogelijk zou kunnen
zijn bij samenwerking van alle landen 1
In de eerste plaats kwam men te staan
voor het geldvraagstuk. De ernstige valuta-
ontwrichting en de daarmede gepaard gaan
de werkloosheid openbaarde zich het eerst
in Oostenrijk, Hongarije en in Duitschland.
Dit valuta-vraagstuk is niet door een
enkelen Staat op te lossen; alleen door in
ternationale samenwerking kan men dit tot
een goed einde brengen.
In dit verband wees spr. er op. dat er in
1925 buiten Rusland niet minder dan 10
millioen personen in Europa waren, wier
kostwinners tot het leger der werkloozen
behoorden.
Daardoor werd men zich bewust, dat al
leen internationale coöperatie redding kon
brengen.
Wel is men ook bij dit vraagstuk eerst be
gonnen met wat onmiddellijk voor de hand
lag en waardoor de onmiddellijke gevaren
eenigszins werden weggenomen, de eigen
lijke oplossing wordt daarmede echter nooit
bereikt.
Spr. zou dit willen noemen een symptoma
tische behandeling. Ook zou men hier kun
nen spreken van de politiek van "het mnr-
phine-spuitje, dat tijdelijk eenige uitwerking
heeft.
De eersfe slappen voor internationale
regeling werden gedaan in 1920 op een con
ferentie te Brussel, doch vlug is het niet
gegaan; eerst in 1927 werd de lire gestabi
liseerd; in 1928 de Fransche franc.
Door den oorlog was er ook ingetreden
een algeheele vermindering van de koop
kracht, welke vermindering haar invloed
moest doen gelden op het economisch leven
in Europa.
Daarbij kwam nog, dat door de inflatie in
verschillende deelen van Europa veel kapi
taal is vernietigd, waardoor de koopkracht
nog meer afnam.
Ook was een belangrijke verstoring in de
evenwichtsverhoüding ingetreden, aangezien
door den oorlog de economische structuur
der productie geheel anders is geworden,
hetgeen nader met voorbeelden werd toege
licht.
Deze verstoring in het evenwicht was
mede één van de oorzaken, die grooten in
vloed op het economisch leven in Europa
hebben uitgeoefend.
Een derde factor voor dien invloed noem
de spr. de groote schuldenlasten, welke de
verschillende lasten te dragen hebben als
gevolg van den oorlog, welke lasten zien
mede uitstrekken tot die landen, welke in
't geheel niet aan den oorlog hebben deel
genomen.
Nederland bftv. zag zgn schuldenlast sta
gen van 1 op 3 milliard, waarin dan nog
niet zjjn begrepen de schulden van andere
publieke lichamen dan den Staat
Spr. wees er verder op, dat, hoewel de
oorlog gevoerd is om den vrede te ver
krijgen, de jaarljjksche kosten van bewa
pening der verschillende landen toch nog
altijd het bedrag van 6000 millioen gulden
overschrijden.
Een andere factor voor de gewijzigde om
standigheden is het wegvallen van Rusland
als consument
De invoer in Rusland is na den oorlog
zelfs gekomen op een lager peil dan dat
van Denemarken voor den oorlog.
Nog een storende factor was de vorming
van allerlei nieuwe politieke eenheden, waar
door ruim 10.000 K.M. nieuwe tolgrenzen
aan de bestaande werden toegevoegd.
Aan den eenen kant worden zoo millioenen
uitgegeven, aan den anderen kant blijven
millioenen renteloos onbenut
Thans komt spr. aan de verhouding tus-
schen Europa en andere buiten ons wereld
deel, liggende landen. Europa had voor den
oorlog voor een groote deel voorzien in de
consumptiebehoeften van tal van landen, die
echter door den oorlog op zich zelf waren
aangewezen en zich zelf gingen redden Die
geldt in de eerste plaats voor Amerika, maar
ook voor Japan etc.
Een andere zeer belangrijke factor noemde
spr. voorts de vermindering van het aantal
emigranten uit Europa. Voor den oorlog be
droeg het aantal dezer personen ongeveer
1.500.000 per jaar. De veranderde toestanden
in Europa zouden er toe hebben moeten
leiden, dat dit aantal nog zou zijn toegel-
nomen. Het tegendeel is echter het geval en
door verschillende omstandigheden, waar
van één is de door Amerika opgelegde be
perking, is het aantal emigranten uit Europa
gedaald tot 6 a 700.000 per jaar.
Ook een belangrijke factor misschien
wel de meest belangrijke is de gewijzigde
verhouding, die is ontstaan in de betalings
wijze tusschen Europa en Amerika. Was
Amerika vroeger debiteur, thans is het
crediteur van Europa.
Vroeger bestond zoo'n zelfde verhouding
tot Engeland, maar Engeland kocht produc
ten. hetgeen Amerika juist niet doet.
Uit dit alles is de drang naar samenwer
king geboren en spr. herinnerde aan het
besluit in 1925 van de Asserablée van den
Volkenbond om een Economische Conf eren tij
bijeen te roepen, welke tot taak zou hebben
de oorzaken der economische malaise op
te sporen en middelen aan te geven, welke
daarin verbetering zouden kunnen brengen.
Dit was echter niet de eerste keer, dat
men trachtte door internationale coöperatie
het vraagstuk tot oplossing te brengen.
Spr. heeft reeds gewezen op de conferentie
te Brussel in 1920? maar van meer beteekenis
was de conferentie van Genua in 1922, die
echter mislukte door de politiek
Maar in Mei vorig jaar is de poging
hervat en ditmaal had men niet gezonden
regeeringsvertegenwoordigers, doch theore
tische economen of personen, die practiscb
werkzaam waren in het economisch leven
in hun land.
De Conferentie kan geen besluiten nemen
en zij kan geen staten binden; zij kan slechts
een voorloopster zijn van een Conferentie,
weike dat alles wel zou kunnen.
Het spreekt wel vanzelf, dat ook op deze
conferentie alle politiek niet wegbleef, maar
er bleef toch een ruim arbeidsveld over
om maatregelen te beramen.
Vooral de Nederlandsche delegatie heeft
zich op een zuiver praktisch standpunt go
steld.
Onze delegatie erkende natuurlijk, dat er
een internationaal schuldenprobleem is, maar,
zoo redeneerde zjj, daarin kunnen wij toch
geen verandering brengen. Ook de politieke
rivaliteit kunnen wij niet wegnemen. Wij
moeten ons plaatsen op den bodem dei
realiteit.
We moeten ons concentreer en op datgene,
waardoor tusschen land en land een vlotte
uitwisseling der producten op dit oogenhfik
het meest kan worden bevorderd.
Dat was het standpunt van Nederland en
daarop heeft de heele conferentie van 1927
ja en amen gezegd.
Wjj hadden acht punten op on9 pro
gramma staan en omtrent alle acht punten
i? door de conferentie niet onduidelijk een
uitspraak gegeven in Nederlandschen zin,
aldus spr.
Kan men nu spreken van eenig resultaat,
dat door die conferentie is verkregen? Spr.
is zeer optimistisch gestemd met betrekking
tot -de bean tav oording dezer vraag.
Een der acht punten was de afschaffing
van in- en uitvoerverboden. Deze afschaffing
is neergelegd m een conventie, welke thans
reeds door 28 regeeringen is onderteekemd,
terwijl zoo goed als zeker nog 2 staten
binnenkort tot onderteekening zullen over
gaan.
Men denke daarover niet te licht. Thans
zjjn er nog landen met niet minder dan
SUU dergelijke verboden, er zijn er met
400 en dan komen de gradaties.
Van al die verboden zijn er echter 8 a 10
die eenigszins van belang zijn.
Spr. zou het vreemd vinden, wanneer
er niet 18 regeeringen van de 30 bereid
zouden zijn, om de conventie in werking te
doen treden (dit aantal van 18 is in de
Conventie bepaald).
Twee andere punten der Conferentie zijn
thans reeds in een vergevorderd stadium
van voorbereiding en wel de technische in
richting der tarieven en de ondubbelzinnige
toepassing van de begunstigingsclausule.
Van 2 andere punten is de voorbereiding
begonnen. Daartoe behoort de beste me
thode om te geraken tot verlaging der ta
rieven.
Verder deelde spr. mede, dat een concept
conventie aan de Staten is toegezonden,
welk concept regelt de legale administra
tieve en fiscale positie van personen, die
in een ander land bun bedrijf of positie
hebben.
Wel zijn eenige tarieven nog verhoogd,
doch niet zoo, als aanvankelijk werd voor
gesteld. Dit als gevolg der economische con
ferentie, hetgeen spr. nader toelichtte. Het
resultaat dier conferentie is, aldus verzeker
de spr., dus inderdaad wel opmerkelijk. Het
economisch werk van den Volkenbond ver
dient daarom alle waardeering en aller
steun. Het is echter een werk van veel wij
dere strekking dan het belang van een
enkel land.
Voor Nederlanders is dit misschien moei
lijker om te begrijpen, omdat ons land niet
een politieke brandhaard is. Er zijn in
Europa echter nog verschillende brand-
plaatsen met tal van brandbare stoffen er
omheen. Het werk nu van den Volkenbond
is het wegruimen van die brandstoffen, om
den brandhaarden geen voedsel te geven.
Dit is wel een langdurig, maar zeer zeker
een verdienstelijk werk.
Dit wegruimen geschiedt in hoofdzaak
door de economische conferentie, waarbij
echter rekening gehouden moet worden
met de politieke omstandigheden in Europa,
waardoor het werk moeilijk is en niet snel
vordert.
Voorts zeide spr. dat misschien het werk
der Econ. Conferentie wel leidt tot de mo
gelijkheid, dat besprekingen zullen worden
gehouden over de internationale schulden-
regeling. Thans is dit nog volstrekt uitge
sloten, doch de noodzakelijkheid daarvan is
onvermijdelijk voor Europa.
Daarom verdient het werk van de Econ.
Conf. aller belangstelling.
Tot de ongeduldigen zou spr. willen zeg
gen: vergeet niet, welk een behoedzaam
heid noodig is m verband met de verhou
dingen. teneinde geen toestanden te schep
pen, welke erger zouden zijn dan de thans
reeds bestaande. Tot de twijfelaars zegt
spr. dat zij niet alles moeten afmeten, naar
wat zij in het korte bestek van een jaar
hebben zien groeien. En tot hen. die geloo-
ven, wil spr. zeggen: Laat ons allen samen
ons uiterste best doen en onze krachten in
spannen, om het werk die beteekenis te
geven, welke het verdient.
Wanneer wij onzen totaal-indruk moeten
geven dan kan deze slechts aldus luiden:
een zeer kernachtige bespreking van het zoo
gewichtige vraagstuk der groote wereld
economie, duidelijk dragend de kenmerken
van een wijden blik in deze zoo uiterst be
langrijke materie, gegeven door een insider
van het eerste plan, die als een bouwmeester
steen op steen stapelde met onverbiddelijke
logica.
Mogelijk is de grondtoon ietwat te optimis
tisch getint, daar o i. de staatsman Colijn
veronderstelde, dat de politiek meer dienst
baar zou worden gemaakt aan de economie.
maar of dit laatste wel zoo zal uitvallen, ook
al zou het ongetwijfeld wenschelijk zijn?
Gaarne willen wij het wenschen met hem!
Enkele vragen werden den heer Colijn nog
gesteld. Zoo b v. of de dood en verminking
van vele krachtige menschen de emigratie
niet belemmerde, hetgeen werd erkend als
RECLAME.
VERKRIJGBAAR BIJ
ALLE ERKENDE
RIJWIELHANDELAREN
3098
factor, alhoewel daaraan niet veel beteekenis
behoeft te worden gehecht, gelet op de wacht
lijsten, in diverse landen aangelegd.
Voorts werd vrees geuit ten aanzien van
een ratificatie der conventies, doch de heer
Colijn deelde deze niet, gezien het feit, hoe
de regeeringen zelve de conventies hadden
doen teekenen. Ongetwijfeld zou de ratificatie
te niet kunnen worden gedaan door tariefver-
hoogingen, maar dit zou toch zoo indruischen
tegen de bedoeling, dat de heer Colijn daar
aan niet ernstig wilde gelooven.
Ongetwijfeld zullen alle politieke partijen
zich nader moeten bezinnen over het vraag
stuk vrijhandelprotectie.
De eerste halve eeuw zullen er wel fiscale
rechten blijven, want daarop zijn te veel
staathuishoudingen gegrondvest, en daarom
bestaat er gevaar voor bevoorrechting van
landen met goedkoope productie door bijzon
dere arbeidsvoorwaarden, doch door groepee
ring van staten kan z.i. gewerkt worden aan
het vraagstuk van nivelleering der productie
kosten. Eén staat alleen zal weinig invloed
kunnen oefenen.
Wat betreft Amerika's crediteurschap van
Europa, vooreerst zal Amerika blijven lee-
nen, maar eens zal het tijdstip daar zijn, dat
Amerika alleen betaling meer kan erlangen
in producten en zal Amerika's houding moe
ten veranderen.
De kwestie van „levende" import (in den
vorm van arbeidskrachten van buiten) is bij
den Volkenbond in onderzoek.
Ongetwijfeld was de heer Hans aller tolk,
toen hij den heer Colijn oprecht dank bracht
voor zijn klare uiteenzetting.
FRITZ HIRSCH' OPERETTE.
De tweede voorstelling, welke de Frits
Hirsch Operette in het Casino te Noordwijk
op Maandag 30 Juni a.s. geeft is: Ich hab
mem Herz in Heidelberg verloren, da
operette van Fredy Raymond, welke in den
afgeloopen winter meer dan 100 maal
achtereen met uitbundig succes voor uit
verkochte zalen werd opgevoerd. Een
lach en een.... traan! Aan decors en cos-
tuums is wederom de grootste zorg besteed.
Hel orkest staat onder leiding van den
kapelmeester Josef Ziegler. De voornaamste
rollen zjjn in handen van de dames: Mimi
Gyenes, Friedl Dotza, Jula RiUo, en de
heeren: Fritsch Hirsch, Paul Harden, Kurt
Heyde, Herbert Weissbach, Arthur Eugens
en Walter Triebel.
Ook thans bestaat voor bezoekers uit
Leiden, Den Haag en omliggende plaatsen
gelegenheid om met de extra tram, welke
te circa 1 uur van Noordwpk vertrekt,
gratis naar huis terug te keeren.
Door J. S. FLETCHER.
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelschdoor
Mr. G. KELLER.
5)
„Dat is een wonderlijke historie, meneer
de gemeente-secretaris," fluisterde.hij, ter
wijl hij hem ter zijde nam en tevens Steve-
nege wenkte met hem mee te gaan. „Op het
lijk van dezen man. een vreemdeling, die
gisteravond in den „Koningseik" zijn intrek
had genomen, hebben wij een stel inbrekers-
werktuigen gevonden, die ongetwijfeld be-
hooren tot de uitrusting van een volleerd
beroepsinbreker. En
Een agent tikte zijn superieur op den arm.
„Daar is de burgemeester, mijnheer,"
2ei hij. i
Stevenege keerde zich om naar de deur
en zag een kleinen oudachtigen heer bin
nenkomen, die het ambt van den hoogsten
magistraat van het oude stadje met een
soort van blijde zelfvoldoening droeg. Hij
kwam bedrijvig binnen, alsof hij zich zijn
eigen waardigheid welbewust was en begon
dadelijk met groote drukte te praten:
„Groote genade, Detterlingl Groole ge
nade, Farmer! Wat hoor ik daar voor ver
schrikkelijke dingen? Een onbekende ver
moord geworden? De noodmunten gestolen?
J^el, wel, is er eenig verband tusschen de
beid* misdaden ontdekt? En is dat het lijk?
Grwte genade, wat schuilt daarachter?"
.Dat is het lijk, burgemeester," antwoord
de Detterling, „maaj of er eenig verband
bestaat tusschen dien man en den diefstal
van de noodmunten, valt nog te bezien.
Maarhij hield even op en wenkte den
burgemeester, den secretaris en Stevenege
hem naar de deur te volgen. Willen de
heeren zoo vriendelijk zijn, mij te vergezel
len," ging hij voort. „Ik neem hen mede
naar een andere kamer. En nu," vervolgde
hij. nadat hij een aangrenzende kamer was
binnengegaan en de deur zorgvuldig had
gesloten, „meen ik goed te doen om u, mijn
heer de burgemeester en mijnheer de ge
meente-secretaris. mede te deelen. dat deze
heer, die voor zijn plezier te Alanchester
vertoeft, niemand anders is dan een welbe
kende Londensche detective, verbonden aan
de crimineele politie van Scotland Yard, de
heer Stevenege. Wij hebben bij ons onder
zoek zoo juist een zonderlinge ontdekking
in verband met dezen doode gedaan, of lie
ver een dubbele ontdekking. Wij hebben
vooreerst een stel eerste klas inbrekers-
werktuigen gevonden; daar heeft u ze; vol
gens mijnheer Stevenege bestemd om pa
ten tsloten open te steken. En wij hebben ook
dit gevonden, wat u, burgemeester, zeker
wel wil lezen.
Hij legde de drukproef op een lessenaar
en de burgemeester begon, na zijn gouden
bril te hebben opgezet, het stukje te lezen,
terwijl Farmer-, de gemeente-secretaris over
een burgemeesterlijken schouder keek. Ste
venege keek scherp toe en zag. dat het ge-
lezene op ieder een ander effect maakte.
Farmer's gelaat drukte verwondering, neen
verbazing uithet dikke gelaat van den bur
gemeester werd paars.
„Groote genadeI" riep hij uit. „Maar dat,
o dat is onmogelijk! Wat.... is dat
voor een papier, zegt u? Een drukproef?"
„Ja, dat is een drukproef, burgemeester/'
antwoordde Detterling, drukproef van een
bericht, dat voor een of andere courant was
geschreven."
„En u vond het papiervroeg de bur
gemeester.
„In hel vestzakje van den doode," ant
woordde Detterling. „Wat mij natuurlijk op
de gedachte bracht, dat nu de munten waren
verdwenen en hij die werktuigen in zijn zak
had. hij ook de noodmunten had gestolen."
„Heeft u ze op hem bevonden?" vroeg de
burgemeester haastig.
„Neen," antwoordde Detterling. „Hij had
ze niet bij zich, dat is wel zeker."
De burgemeester bleef een oogenblik
naar de drukproef tusschen zijn vingers kij
ken. Plotseling wendde hij zich tot Steve
nege en keek hem onderzoekend aan.
„Is u de ambtenaar, waarvan ik in de
Londensche dagbladen gelezen heb in ver
band met dien moord in Clerkenwall? vrotg
hij ten slotte.
„Inderdaad," antwoordde Stevenege.
„Maar dan heeft u die zaak knap afge
wikkeld!" zeide de burgemeester. „Het
19 werkelijk een geluk voor ons. dat u ter
plaatse was! Kan ik u onder vier oogen
spreken? Wilt u dan met mij medegaan?"
„Zeer gaarne.... als u me een half uur
gunt om een stukje te eten." zei Stevenege.
„Ik heb vanmorgen om negen uur ontbeten,
en gevoel behoefte het een en ander te ge
bruiken."
„Ga met mij mede, dan lunchen wij sa
men." antwoordde de burgemeester.
„Waar heeft u logies? Het Hert? Best.
we gaan daar naar toe Detterling. tracht
intusschen zooveel mogelijk te weten te ko
men. Intusschen alleen nog dit: spreek met
niemand hierover!" wijzende op de druk
proef, „Ook jij niet, Farmer! Geen woord
mag hierover uitlekken. Nu, beste vriend,
ga mede!"
Hij stevende weg, met Stevenege en zijn
schilderbenoodigdheden achter zich aan en
na het schilderachtige Alarktplein to zijn
gepasseerd, stapte hij hét logement binnen
en bestelde onmiddellijk een lunch en een
afzonderlijke kamer. Eerst toen men zijn or
ders was nagekomen en hij met Stevenege
alleen zat in een ouderwetschen salon, deed
hij ziin mond weer open.
„Mijnheer Stevenege," zeide hij. toen zij
voor een welvoorzienen disch zaten, „mijn
heer Stevenege u staat tegenover de won
derlijkste geheimzinnige geschiedenis, ik
wil niet zeggen: die u ooit heeft beleefd,
maar wel de wonderlijkste geheimzinnige
geschiedenis, welke zich ooit aan mij heeft
voorgedaan. En ik ben zestig jaar."
,»Ei zoo?" antwoordde Stevenege. „En zal
ik die uit uw mond vernemen?"
„Zekerl Om te beginnen, is u op de
hoogte van de geschiedenis van onze ver
maarde noodmanten?"
„Enkel in grove trekken," antwoordde
Stevenege. „Inspecteur Detterling heeft de
juistheid bevestigd van wat er in die druk
proef over wordt gezegd: dat u de eenige
is, voorzoover men weet. die een volledig
stel dier munten bezit. Natuurlijk wist hij
niet9 af van het bod, dat er op was ge
daan!"
De burgemeester sloeg met een hand op
tafel.
„Zoo." riep hij uit, „ik wil er alles onder
verwedden, dat hij er ook geen steek van af
wist, zoomin als onze gemeente-9ecretaris
Farmer. Niemand in heel Alanschester w°et
er iets van behalve ik! En vóór ik die
drukproef had gezien had ik er op durven
zweren, dat niemand er iets van wist buiten
mij, wien het aanbod was gedaan, en den-
gene, die het deed. In het diepste geheim,
uitsluitend tusschen ons, was de zaak be
handeld."
„En nu is het toch uitgelekt, mijnheer de
burgemeester," merkte Stevenege op.
„Zekerl" erkende zijn gast somber. „Maar
hoe? Dat moet nog ontdekt worden. Laat ik
u mededeelen al wat ik weet. Om kort to
gaan: Ongeveer vijf of zes weken geleden
verscheen in de „Times" een artikel over
de noodmunten van Alanschester. Het be
sloeg een kolem en gaf afbeeldingen van het
volledige stel. Het artikel was van de hand
van een hooggeacht ingezetene van onze
stad, den heer Charles Sheffield, die zich
eenige jaren geleden hier metterwoon heeft
gevestigd en die als oudheidkenner en ver
zamelaar steeds groote belangstelling koes
tert voor onze antiquiteiten. Natuurlijk gaf
de heer Sheffield in zijn artikel de volledige
geschiedenis der munten en legde daarbij
nadruk op de omstandigheid, dat onze col
lectie de eenige volledige was en daardoor
uniek. Toevallig heb ik een uitknipsel van
het artikel in mijn portefeuille; hier heeft u
het, mijnheer."
„Ik zie dat het de dagteekening van 28
April draagt." merkte Stevenege op, na een
blik op het uitknipsel te hebben geworpen.
„Precies.ongeveer vijf weken geleden,
zooals ik zeide," ging de burgemeester
voort. „Nu. een paar dagen nadat het artikel
was verschenen, ontving ik een brief aan
mij al9 burgemeester van Alanschester ge-
adresceerd, echter met de aanteekening:
„strikt persoonlijk."
(Wordt vervolgd).