De journalisten met den heer Colijn aan een noenmaal. VERHAGEN's MILKO en RUMCO ojenphuna <Dun£on Sana 69sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 27 Juli 1928 Derde Blad No. 20972 KUNST EN LETTEREN. FEUILLETON. De verdwenen Noodmunten. Het economisch werk van den Volkenbond, gezien in het licht van de internationale politiek. Gistermiddag heeft in hotel Paulez te Den Haag, het noenmaal plaats gehad, dat door den Nederl. Journalistenkring werd aan geboden aan den heer H. Colijn, oud minister-president en voorzitter der econo mische conferentie van den Volkenbond. De heer D. Hans, voorzitter van den Nederl. Journalisten-Kring hield bij den aanvang van den maaltijd een rede, waarin hij het een voorrecht en een onderscheiding noemde den heer Colijn als gast te mogen welkom heeten. In 1926 was het mr. A. R. Zimmerman, in 1927 minister jhr. F. Beelaerts van Blok land, die in ons midden verscheen, en nu zijt gij het, onze oud-minister-president, de voorzitter van de Economische Confe rentie van den Volkenbond, die hier, waai de vaderlandsche pers van alle richtingen vertegenwoordigd is, met ons wilt aan zitten en een woord tot ons spreken, al dus spr. De pers is een soort van volksvertegen woordiging. De beste figuren des volks zijn in ons midden op hun plaats. Daaronder behoort gij. Als staatsman van een be paalde en krachtige overtuiging is er al tijd veel gerucht en ook veel critiek om u heen geweest. Dat kan niet anders, en alle leidende staatslieden hebben daarvan hun deel gehad. Maar ik voeg er dit on middellijk bij: ons volk weet toch altijd met sterke beslistheid de figuren te her kennen en waardeeren, die zich, hoe on wankelbaar van politieke en godsdienstige overtuiging ook, boven alle schakeeringen uit in breedheid van overtuiging hebben weten te verheffen tot op het algemeen nationale platform, zich hebben weten te vormen tot een volks-bezit in den besten en ruimsten zin van het woord. Zoo zien wij u, en zoo zijn wij trotsch op u, ver zekerde de heer Hans, die tenslotte den heer Colijn begroette als Nederlandsch staatsman, als nationaal figuur en als journalist (hoofdredacteur van de „Stan daard") welk laatste natuurlijk een bij zondere bekoring had in dezen kring. Onder de aanwezigen waren o.a. eere voorzitter mr. L. J. Plemp van Duiveland en het eere-lid de heer Johan de Meester. Ook eenige bij den Kring aangesloten plaatselijke vereenigingen wraren vertegen woordigt. Namens de Roornsch-Katnolieke Journalisten Vereeniging was haar voor zitter, de heer J. B. Vesters, aanwezig en namens de directeuren vereeniging ,,De Nederlandsche Dagbladpers", haar be stuurslid de heer H. Diemer. Bij het dessert nam de heer Colijn het woord om na een nu en dan geestige inlei ding en na een woord van dank tot den heer Hans te komen tot het onderwerp van zijn rede, getiteld: „Het economisch werk van den Volkenbond, gezien in het licht van de internationale politiek". Hij wees er op, hoe thans, 1-4 jaar na het 'begin van den oorlog het economisch her stel van Europa nog altijd staat in het cen trum der belangstelling, waarbij echter niet vergeten mag worden, dat de schok van dezen oorlog alle vorige overtrof, waarbij trouwens de handelsbetrekkingen niet zoo zeer werden verstoord. RECLAME. DE ALTIJD GEWILDE BONBONS 1610 De hoegrootheid van dien geweldigen schok heeft men echter niet zoo direct kun nen inzien. Immers na het teekenen van den vrede waren er verschillende nieuwe Staten gecreëerd en deze Staten bepaalden zich aanvankelijk uitsluitend tot vraagstuk ken van politieken aard. Vraagstukken van economische strekking waren toen voor deze Staten van zeer weinig beteekenis. Maar, naarmate men voortschreed, werd het meer en meer duidelijk, dat niet een enkel land een eind zou kunnen maken aan de ontwrichting, maar dat een oplossing van dat vraagstuk slechts mogelijk zou kunnen zijn bij samenwerking van alle landen 1 In de eerste plaats kwam men te staan voor het geldvraagstuk. De ernstige valuta- ontwrichting en de daarmede gepaard gaan de werkloosheid openbaarde zich het eerst in Oostenrijk, Hongarije en in Duitschland. Dit valuta-vraagstuk is niet door een enkelen Staat op te lossen; alleen door in ternationale samenwerking kan men dit tot een goed einde brengen. In dit verband wees spr. er op. dat er in 1925 buiten Rusland niet minder dan 10 millioen personen in Europa waren, wier kostwinners tot het leger der werkloozen behoorden. Daardoor werd men zich bewust, dat al leen internationale coöperatie redding kon brengen. Wel is men ook bij dit vraagstuk eerst be gonnen met wat onmiddellijk voor de hand lag en waardoor de onmiddellijke gevaren eenigszins werden weggenomen, de eigen lijke oplossing wordt daarmede echter nooit bereikt. Spr. zou dit willen noemen een symptoma tische behandeling. Ook zou men hier kun nen spreken van de politiek van "het mnr- phine-spuitje, dat tijdelijk eenige uitwerking heeft. De eersfe slappen voor internationale regeling werden gedaan in 1920 op een con ferentie te Brussel, doch vlug is het niet gegaan; eerst in 1927 werd de lire gestabi liseerd; in 1928 de Fransche franc. Door den oorlog was er ook ingetreden een algeheele vermindering van de koop kracht, welke vermindering haar invloed moest doen gelden op het economisch leven in Europa. Daarbij kwam nog, dat door de inflatie in verschillende deelen van Europa veel kapi taal is vernietigd, waardoor de koopkracht nog meer afnam. Ook was een belangrijke verstoring in de evenwichtsverhoüding ingetreden, aangezien door den oorlog de economische structuur der productie geheel anders is geworden, hetgeen nader met voorbeelden werd toege licht. Deze verstoring in het evenwicht was mede één van de oorzaken, die grooten in vloed op het economisch leven in Europa hebben uitgeoefend. Een derde factor voor dien invloed noem de spr. de groote schuldenlasten, welke de verschillende lasten te dragen hebben als gevolg van den oorlog, welke lasten zien mede uitstrekken tot die landen, welke in 't geheel niet aan den oorlog hebben deel genomen. Nederland bftv. zag zgn schuldenlast sta gen van 1 op 3 milliard, waarin dan nog niet zjjn begrepen de schulden van andere publieke lichamen dan den Staat Spr. wees er verder op, dat, hoewel de oorlog gevoerd is om den vrede te ver krijgen, de jaarljjksche kosten van bewa pening der verschillende landen toch nog altijd het bedrag van 6000 millioen gulden overschrijden. Een andere factor voor de gewijzigde om standigheden is het wegvallen van Rusland als consument De invoer in Rusland is na den oorlog zelfs gekomen op een lager peil dan dat van Denemarken voor den oorlog. Nog een storende factor was de vorming van allerlei nieuwe politieke eenheden, waar door ruim 10.000 K.M. nieuwe tolgrenzen aan de bestaande werden toegevoegd. Aan den eenen kant worden zoo millioenen uitgegeven, aan den anderen kant blijven millioenen renteloos onbenut Thans komt spr. aan de verhouding tus- schen Europa en andere buiten ons wereld deel, liggende landen. Europa had voor den oorlog voor een groote deel voorzien in de consumptiebehoeften van tal van landen, die echter door den oorlog op zich zelf waren aangewezen en zich zelf gingen redden Die geldt in de eerste plaats voor Amerika, maar ook voor Japan etc. Een andere zeer belangrijke factor noemde spr. voorts de vermindering van het aantal emigranten uit Europa. Voor den oorlog be droeg het aantal dezer personen ongeveer 1.500.000 per jaar. De veranderde toestanden in Europa zouden er toe hebben moeten leiden, dat dit aantal nog zou zijn toegel- nomen. Het tegendeel is echter het geval en door verschillende omstandigheden, waar van één is de door Amerika opgelegde be perking, is het aantal emigranten uit Europa gedaald tot 6 a 700.000 per jaar. Ook een belangrijke factor misschien wel de meest belangrijke is de gewijzigde verhouding, die is ontstaan in de betalings wijze tusschen Europa en Amerika. Was Amerika vroeger debiteur, thans is het crediteur van Europa. Vroeger bestond zoo'n zelfde verhouding tot Engeland, maar Engeland kocht produc ten. hetgeen Amerika juist niet doet. Uit dit alles is de drang naar samenwer king geboren en spr. herinnerde aan het besluit in 1925 van de Asserablée van den Volkenbond om een Economische Conf eren tij bijeen te roepen, welke tot taak zou hebben de oorzaken der economische malaise op te sporen en middelen aan te geven, welke daarin verbetering zouden kunnen brengen. Dit was echter niet de eerste keer, dat men trachtte door internationale coöperatie het vraagstuk tot oplossing te brengen. Spr. heeft reeds gewezen op de conferentie te Brussel in 1920? maar van meer beteekenis was de conferentie van Genua in 1922, die echter mislukte door de politiek Maar in Mei vorig jaar is de poging hervat en ditmaal had men niet gezonden regeeringsvertegenwoordigers, doch theore tische economen of personen, die practiscb werkzaam waren in het economisch leven in hun land. De Conferentie kan geen besluiten nemen en zij kan geen staten binden; zij kan slechts een voorloopster zijn van een Conferentie, weike dat alles wel zou kunnen. Het spreekt wel vanzelf, dat ook op deze conferentie alle politiek niet wegbleef, maar er bleef toch een ruim arbeidsveld over om maatregelen te beramen. Vooral de Nederlandsche delegatie heeft zich op een zuiver praktisch standpunt go steld. Onze delegatie erkende natuurlijk, dat er een internationaal schuldenprobleem is, maar, zoo redeneerde zjj, daarin kunnen wij toch geen verandering brengen. Ook de politieke rivaliteit kunnen wij niet wegnemen. Wij moeten ons plaatsen op den bodem dei realiteit. We moeten ons concentreer en op datgene, waardoor tusschen land en land een vlotte uitwisseling der producten op dit oogenhfik het meest kan worden bevorderd. Dat was het standpunt van Nederland en daarop heeft de heele conferentie van 1927 ja en amen gezegd. Wjj hadden acht punten op on9 pro gramma staan en omtrent alle acht punten i? door de conferentie niet onduidelijk een uitspraak gegeven in Nederlandschen zin, aldus spr. Kan men nu spreken van eenig resultaat, dat door die conferentie is verkregen? Spr. is zeer optimistisch gestemd met betrekking tot -de bean tav oording dezer vraag. Een der acht punten was de afschaffing van in- en uitvoerverboden. Deze afschaffing is neergelegd m een conventie, welke thans reeds door 28 regeeringen is onderteekemd, terwijl zoo goed als zeker nog 2 staten binnenkort tot onderteekening zullen over gaan. Men denke daarover niet te licht. Thans zjjn er nog landen met niet minder dan SUU dergelijke verboden, er zijn er met 400 en dan komen de gradaties. Van al die verboden zijn er echter 8 a 10 die eenigszins van belang zijn. Spr. zou het vreemd vinden, wanneer er niet 18 regeeringen van de 30 bereid zouden zijn, om de conventie in werking te doen treden (dit aantal van 18 is in de Conventie bepaald). Twee andere punten der Conferentie zijn thans reeds in een vergevorderd stadium van voorbereiding en wel de technische in richting der tarieven en de ondubbelzinnige toepassing van de begunstigingsclausule. Van 2 andere punten is de voorbereiding begonnen. Daartoe behoort de beste me thode om te geraken tot verlaging der ta rieven. Verder deelde spr. mede, dat een concept conventie aan de Staten is toegezonden, welk concept regelt de legale administra tieve en fiscale positie van personen, die in een ander land bun bedrijf of positie hebben. Wel zijn eenige tarieven nog verhoogd, doch niet zoo, als aanvankelijk werd voor gesteld. Dit als gevolg der economische con ferentie, hetgeen spr. nader toelichtte. Het resultaat dier conferentie is, aldus verzeker de spr., dus inderdaad wel opmerkelijk. Het economisch werk van den Volkenbond ver dient daarom alle waardeering en aller steun. Het is echter een werk van veel wij dere strekking dan het belang van een enkel land. Voor Nederlanders is dit misschien moei lijker om te begrijpen, omdat ons land niet een politieke brandhaard is. Er zijn in Europa echter nog verschillende brand- plaatsen met tal van brandbare stoffen er omheen. Het werk nu van den Volkenbond is het wegruimen van die brandstoffen, om den brandhaarden geen voedsel te geven. Dit is wel een langdurig, maar zeer zeker een verdienstelijk werk. Dit wegruimen geschiedt in hoofdzaak door de economische conferentie, waarbij echter rekening gehouden moet worden met de politieke omstandigheden in Europa, waardoor het werk moeilijk is en niet snel vordert. Voorts zeide spr. dat misschien het werk der Econ. Conferentie wel leidt tot de mo gelijkheid, dat besprekingen zullen worden gehouden over de internationale schulden- regeling. Thans is dit nog volstrekt uitge sloten, doch de noodzakelijkheid daarvan is onvermijdelijk voor Europa. Daarom verdient het werk van de Econ. Conf. aller belangstelling. Tot de ongeduldigen zou spr. willen zeg gen: vergeet niet, welk een behoedzaam heid noodig is m verband met de verhou dingen. teneinde geen toestanden te schep pen, welke erger zouden zijn dan de thans reeds bestaande. Tot de twijfelaars zegt spr. dat zij niet alles moeten afmeten, naar wat zij in het korte bestek van een jaar hebben zien groeien. En tot hen. die geloo- ven, wil spr. zeggen: Laat ons allen samen ons uiterste best doen en onze krachten in spannen, om het werk die beteekenis te geven, welke het verdient. Wanneer wij onzen totaal-indruk moeten geven dan kan deze slechts aldus luiden: een zeer kernachtige bespreking van het zoo gewichtige vraagstuk der groote wereld economie, duidelijk dragend de kenmerken van een wijden blik in deze zoo uiterst be langrijke materie, gegeven door een insider van het eerste plan, die als een bouwmeester steen op steen stapelde met onverbiddelijke logica. Mogelijk is de grondtoon ietwat te optimis tisch getint, daar o i. de staatsman Colijn veronderstelde, dat de politiek meer dienst baar zou worden gemaakt aan de economie. maar of dit laatste wel zoo zal uitvallen, ook al zou het ongetwijfeld wenschelijk zijn? Gaarne willen wij het wenschen met hem! Enkele vragen werden den heer Colijn nog gesteld. Zoo b v. of de dood en verminking van vele krachtige menschen de emigratie niet belemmerde, hetgeen werd erkend als RECLAME. VERKRIJGBAAR BIJ ALLE ERKENDE RIJWIELHANDELAREN 3098 factor, alhoewel daaraan niet veel beteekenis behoeft te worden gehecht, gelet op de wacht lijsten, in diverse landen aangelegd. Voorts werd vrees geuit ten aanzien van een ratificatie der conventies, doch de heer Colijn deelde deze niet, gezien het feit, hoe de regeeringen zelve de conventies hadden doen teekenen. Ongetwijfeld zou de ratificatie te niet kunnen worden gedaan door tariefver- hoogingen, maar dit zou toch zoo indruischen tegen de bedoeling, dat de heer Colijn daar aan niet ernstig wilde gelooven. Ongetwijfeld zullen alle politieke partijen zich nader moeten bezinnen over het vraag stuk vrijhandelprotectie. De eerste halve eeuw zullen er wel fiscale rechten blijven, want daarop zijn te veel staathuishoudingen gegrondvest, en daarom bestaat er gevaar voor bevoorrechting van landen met goedkoope productie door bijzon dere arbeidsvoorwaarden, doch door groepee ring van staten kan z.i. gewerkt worden aan het vraagstuk van nivelleering der productie kosten. Eén staat alleen zal weinig invloed kunnen oefenen. Wat betreft Amerika's crediteurschap van Europa, vooreerst zal Amerika blijven lee- nen, maar eens zal het tijdstip daar zijn, dat Amerika alleen betaling meer kan erlangen in producten en zal Amerika's houding moe ten veranderen. De kwestie van „levende" import (in den vorm van arbeidskrachten van buiten) is bij den Volkenbond in onderzoek. Ongetwijfeld was de heer Hans aller tolk, toen hij den heer Colijn oprecht dank bracht voor zijn klare uiteenzetting. FRITZ HIRSCH' OPERETTE. De tweede voorstelling, welke de Frits Hirsch Operette in het Casino te Noordwijk op Maandag 30 Juni a.s. geeft is: Ich hab mem Herz in Heidelberg verloren, da operette van Fredy Raymond, welke in den afgeloopen winter meer dan 100 maal achtereen met uitbundig succes voor uit verkochte zalen werd opgevoerd. Een lach en een.... traan! Aan decors en cos- tuums is wederom de grootste zorg besteed. Hel orkest staat onder leiding van den kapelmeester Josef Ziegler. De voornaamste rollen zjjn in handen van de dames: Mimi Gyenes, Friedl Dotza, Jula RiUo, en de heeren: Fritsch Hirsch, Paul Harden, Kurt Heyde, Herbert Weissbach, Arthur Eugens en Walter Triebel. Ook thans bestaat voor bezoekers uit Leiden, Den Haag en omliggende plaatsen gelegenheid om met de extra tram, welke te circa 1 uur van Noordwpk vertrekt, gratis naar huis terug te keeren. Door J. S. FLETCHER. Geautoriseerde vertaling uit 't Engelschdoor Mr. G. KELLER. 5) „Dat is een wonderlijke historie, meneer de gemeente-secretaris," fluisterde.hij, ter wijl hij hem ter zijde nam en tevens Steve- nege wenkte met hem mee te gaan. „Op het lijk van dezen man. een vreemdeling, die gisteravond in den „Koningseik" zijn intrek had genomen, hebben wij een stel inbrekers- werktuigen gevonden, die ongetwijfeld be- hooren tot de uitrusting van een volleerd beroepsinbreker. En Een agent tikte zijn superieur op den arm. „Daar is de burgemeester, mijnheer," 2ei hij. i Stevenege keerde zich om naar de deur en zag een kleinen oudachtigen heer bin nenkomen, die het ambt van den hoogsten magistraat van het oude stadje met een soort van blijde zelfvoldoening droeg. Hij kwam bedrijvig binnen, alsof hij zich zijn eigen waardigheid welbewust was en begon dadelijk met groote drukte te praten: „Groote genade, Detterlingl Groole ge nade, Farmer! Wat hoor ik daar voor ver schrikkelijke dingen? Een onbekende ver moord geworden? De noodmunten gestolen? J^el, wel, is er eenig verband tusschen de beid* misdaden ontdekt? En is dat het lijk? Grwte genade, wat schuilt daarachter?" .Dat is het lijk, burgemeester," antwoord de Detterling, „maaj of er eenig verband bestaat tusschen dien man en den diefstal van de noodmunten, valt nog te bezien. Maarhij hield even op en wenkte den burgemeester, den secretaris en Stevenege hem naar de deur te volgen. Willen de heeren zoo vriendelijk zijn, mij te vergezel len," ging hij voort. „Ik neem hen mede naar een andere kamer. En nu," vervolgde hij. nadat hij een aangrenzende kamer was binnengegaan en de deur zorgvuldig had gesloten, „meen ik goed te doen om u, mijn heer de burgemeester en mijnheer de ge meente-secretaris. mede te deelen. dat deze heer, die voor zijn plezier te Alanchester vertoeft, niemand anders is dan een welbe kende Londensche detective, verbonden aan de crimineele politie van Scotland Yard, de heer Stevenege. Wij hebben bij ons onder zoek zoo juist een zonderlinge ontdekking in verband met dezen doode gedaan, of lie ver een dubbele ontdekking. Wij hebben vooreerst een stel eerste klas inbrekers- werktuigen gevonden; daar heeft u ze; vol gens mijnheer Stevenege bestemd om pa ten tsloten open te steken. En wij hebben ook dit gevonden, wat u, burgemeester, zeker wel wil lezen. Hij legde de drukproef op een lessenaar en de burgemeester begon, na zijn gouden bril te hebben opgezet, het stukje te lezen, terwijl Farmer-, de gemeente-secretaris over een burgemeesterlijken schouder keek. Ste venege keek scherp toe en zag. dat het ge- lezene op ieder een ander effect maakte. Farmer's gelaat drukte verwondering, neen verbazing uithet dikke gelaat van den bur gemeester werd paars. „Groote genadeI" riep hij uit. „Maar dat, o dat is onmogelijk! Wat.... is dat voor een papier, zegt u? Een drukproef?" „Ja, dat is een drukproef, burgemeester/' antwoordde Detterling, drukproef van een bericht, dat voor een of andere courant was geschreven." „En u vond het papiervroeg de bur gemeester. „In hel vestzakje van den doode," ant woordde Detterling. „Wat mij natuurlijk op de gedachte bracht, dat nu de munten waren verdwenen en hij die werktuigen in zijn zak had. hij ook de noodmunten had gestolen." „Heeft u ze op hem bevonden?" vroeg de burgemeester haastig. „Neen," antwoordde Detterling. „Hij had ze niet bij zich, dat is wel zeker." De burgemeester bleef een oogenblik naar de drukproef tusschen zijn vingers kij ken. Plotseling wendde hij zich tot Steve nege en keek hem onderzoekend aan. „Is u de ambtenaar, waarvan ik in de Londensche dagbladen gelezen heb in ver band met dien moord in Clerkenwall? vrotg hij ten slotte. „Inderdaad," antwoordde Stevenege. „Maar dan heeft u die zaak knap afge wikkeld!" zeide de burgemeester. „Het 19 werkelijk een geluk voor ons. dat u ter plaatse was! Kan ik u onder vier oogen spreken? Wilt u dan met mij medegaan?" „Zeer gaarne.... als u me een half uur gunt om een stukje te eten." zei Stevenege. „Ik heb vanmorgen om negen uur ontbeten, en gevoel behoefte het een en ander te ge bruiken." „Ga met mij mede, dan lunchen wij sa men." antwoordde de burgemeester. „Waar heeft u logies? Het Hert? Best. we gaan daar naar toe Detterling. tracht intusschen zooveel mogelijk te weten te ko men. Intusschen alleen nog dit: spreek met niemand hierover!" wijzende op de druk proef, „Ook jij niet, Farmer! Geen woord mag hierover uitlekken. Nu, beste vriend, ga mede!" Hij stevende weg, met Stevenege en zijn schilderbenoodigdheden achter zich aan en na het schilderachtige Alarktplein to zijn gepasseerd, stapte hij hét logement binnen en bestelde onmiddellijk een lunch en een afzonderlijke kamer. Eerst toen men zijn or ders was nagekomen en hij met Stevenege alleen zat in een ouderwetschen salon, deed hij ziin mond weer open. „Mijnheer Stevenege," zeide hij. toen zij voor een welvoorzienen disch zaten, „mijn heer Stevenege u staat tegenover de won derlijkste geheimzinnige geschiedenis, ik wil niet zeggen: die u ooit heeft beleefd, maar wel de wonderlijkste geheimzinnige geschiedenis, welke zich ooit aan mij heeft voorgedaan. En ik ben zestig jaar." ,»Ei zoo?" antwoordde Stevenege. „En zal ik die uit uw mond vernemen?" „Zekerl Om te beginnen, is u op de hoogte van de geschiedenis van onze ver maarde noodmanten?" „Enkel in grove trekken," antwoordde Stevenege. „Inspecteur Detterling heeft de juistheid bevestigd van wat er in die druk proef over wordt gezegd: dat u de eenige is, voorzoover men weet. die een volledig stel dier munten bezit. Natuurlijk wist hij niet9 af van het bod, dat er op was ge daan!" De burgemeester sloeg met een hand op tafel. „Zoo." riep hij uit, „ik wil er alles onder verwedden, dat hij er ook geen steek van af wist, zoomin als onze gemeente-9ecretaris Farmer. Niemand in heel Alanschester w°et er iets van behalve ik! En vóór ik die drukproef had gezien had ik er op durven zweren, dat niemand er iets van wist buiten mij, wien het aanbod was gedaan, en den- gene, die het deed. In het diepste geheim, uitsluitend tusschen ons, was de zaak be handeld." „En nu is het toch uitgelekt, mijnheer de burgemeester," merkte Stevenege op. „Zekerl" erkende zijn gast somber. „Maar hoe? Dat moet nog ontdekt worden. Laat ik u mededeelen al wat ik weet. Om kort to gaan: Ongeveer vijf of zes weken geleden verscheen in de „Times" een artikel over de noodmunten van Alanschester. Het be sloeg een kolem en gaf afbeeldingen van het volledige stel. Het artikel was van de hand van een hooggeacht ingezetene van onze stad, den heer Charles Sheffield, die zich eenige jaren geleden hier metterwoon heeft gevestigd en die als oudheidkenner en ver zamelaar steeds groote belangstelling koes tert voor onze antiquiteiten. Natuurlijk gaf de heer Sheffield in zijn artikel de volledige geschiedenis der munten en legde daarbij nadruk op de omstandigheid, dat onze col lectie de eenige volledige was en daardoor uniek. Toevallig heb ik een uitknipsel van het artikel in mijn portefeuille; hier heeft u het, mijnheer." „Ik zie dat het de dagteekening van 28 April draagt." merkte Stevenege op, na een blik op het uitknipsel te hebben geworpen. „Precies.ongeveer vijf weken geleden, zooals ik zeide," ging de burgemeester voort. „Nu. een paar dagen nadat het artikel was verschenen, ontving ik een brief aan mij al9 burgemeester van Alanschester ge- adresceerd, echter met de aanteekening: „strikt persoonlijk." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9