ZIJDEN KOUSEN 698te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 26 Juli 1928 Derde Blad No. 20971 GEMEENTEZAKEN. FEUILLETON. De verdwenen Noodmunten. UIT DE OMSTREKEN. tvooi 139 129 119 107 89 ets bij behoorende bescheiden onderzocht. Dit zeer veel tijd vergende onderzoek, waarbij elke uitgaat aan de wettelijke bepalingen moest worden getoetst, is than9 beëindigd. Verschillende uitgaven welke door de be sturen in het belang van het onderwijs noo- dig werden geacht, zijn door die besturen welwillend uit de rekeningen geschrapt, omdat die uitgaven h. i. volgens de wette lijke bepalingen niet voor vergoeding in aanmerking konden worden gebracht. Na deze verlaging van de schoolrekeningen bleek, dat de voor vergoeding wel in aan merking komende kosten van instandhou ding van de bijzondere scholen over de jaren 1922, 1923 en 1924 een aanzienlijke som minder hebben bedragen dan hetgeen aan de besturen wegens vergoeding over de jaren 1922 en 1923 en aan voorschot op de vergoeding over 1924 in totaal is uitge keerd. Immers zal door de besturen in to taal niet minder dan f. 34885.VI1/' in de ge meentekas moeten worden teruggestort, waar tegenover slechts staat eene som van f. 3860.48 wegens alsnog aan verschillende besturen uit te keeren vergoeding. Toch zou het onjuist zjjn uit het groote overschot te eoncludeeren, dat de gemeente lijke vergoeding te hoog zou zijnintegen deel bljjken verschillende besturen en in het bijzonder de besturen van de scholen voor U.L.O. voor de instandhouding van hun scholen meer noodig te hebben, dan zij aan vergoeding van de gemeente ont vangen. Het groote overschot is echter te verklaren uit het feit, dat in 1927 ten gevolge van een voor de besturen gunstige Koninklijke beslissing wegens salarieering van vakonderwijzers, administratiekosten etc. en de kosten wegens brandassurantie van de schoolgebouwen een extra bedrag van f.37.648.83 werd uitgekeerd. Intusschen is het B. en W. zeer aangenaam te kunnen oonstateeren, dat door het zuinig beheer van de bijzondere scholen een aan zienlijs bedrag in de gemeentekas terugvloeit Verder kan thans ook de vergoeding we gens salarieering van vakonderwijzers, als bedoeld bij art 101, 9e lid dar wet over 1924 worden vastgesteld. Te dier zake heeft de gemeente in dat jaar uitgegeven voor de scholen voor gewoon lager onderwijs voor nuttige handwerken gemiddeld f. 95.24 (per wekelijksch lesuur per jaar) en voor lichamelijke oefening f. 129.33 en voor wiskunde f. 160.50. De vergoeding wegens salarieering van vakonderwijzers wordt over een bepaald )3ar toegekend voor ten hoogste het gemiddeld aantad lesuren, dat in het onmiddellijk voor afgaand kalenderjaar door vakonderwijzers aan overeenkomstige openbare scholen lee is gegeven. Nu is gedurende 1923 aan de openbare scholen voor gewoon lager onder wijs per week gemiddeld vakonderwijs go- geven in nuttige handwerken 15.583 en in lichamelijke oefening 4.58 uren, en aan de openbare scholen voor uitgebreid lager on derwijs in lichamelijke oefening 12.50 en in wiskunde 10 uren. Deze getallen gelden voor de uitkeering van da vergoeding der halve als maxima. Dit zal vragen in totaal 'f. 13.746.10. Naar aanleiding van de ingediende aan vragen om toekenning van een bijdrage, als bedoeld in artikel 102 der Lager Onder wijswet 1920, ten behoeve van het bijzonder vervolgonderwijs, over 1924, brengen B. en W., voor zooveel noodig, in herinnering, dat bij Koninklijk besluit, d.d. 1 Februari 1926, no 24, is uitgemaakt dat de gemeentelijke bijdrage over een bepaald jaar moet worden berekend naar de nettokosten van het open baar vervolgonderwijs, welke over dat zelfde dienstjaar, i. c. 1924, ten laste van de gemeente zijn gebleven. Aangezien over het dienstjaar 1924 een totaal bedrag van f. 7.068.59'/i voor reke ning van de gemeente ie gebleven en het openbaar vervolgonderwijs werd gevolgd door gemiddeld 172 leerlingen kwam over 1924 derhalve per leerling gemiddeld een bedrag van f. 41.09 ten laste van de ge meente. B. en W. voegen hier nog aan toe dat in 1924 8 uren per week openbaar vervolgonderwijs is gegeven gedurende de tijdvakken 1 Januari31 Maart en 1 Octo ber31 December en zij stellen voor uit te betalen f. 5.999.14 Tenslotte deelen B. en W. mede, dat over het dienstjaar 1925 terzake van het open baar vervolgonderwijs f. 6.907.71 ten laste der gemeente is gebleven. Aangezien dit onderwijs door 187 leerlingen werd gevolgd bedroegen de netto-kosten van het onderwijs derhalve gemiddeld f. 36.94 per leerling. In verband met aanvragen van besturen van bijzondere scholen stellen B. en W. voor volgens art. 102 der L. O. wet 1920 de vergoeding over 1925 rast te stellen op totaal f. 6.168 98. ONBEWOONBAAR-VERKLARING. Dit een door B. en W. ingesteld onderzoek naar den toestand van perceel Utrechtsche Jaagpad no. 39 is gebleken, dat deze woning ongeschikt is ter bewoning en niet door het aanbrengen van verbeteringen bewoonbaar is te maken, zoodat zij voorstellen deze woning onbewoonbaar te verklaren. De termijn van ontruiming kan op 6 maanden worden bepaald. BIJDRAGE VOOR ZIEKENHUIS- VERPLEGING. Bij raadsbesluit van 8 Augustus 1927, waarbij aan de Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuisverpleging van del Coöperatie „Vooruit" voor het jaar 1927 een bijdrage van 1.1 per patient en per verpleegdag werd toegekend voor die leden, wier verpleegkos- ten, zoo zij geen lid der vereeniging waren, voor rekening van de gemeente zouden zijn gekomen, werd om. bepaald, dat in dit jaar, na de indiening van de rekening over 1927, zou worden overwogen, of verdere subsi- dieëring nog noodig of wenschelijk is. De ingezonden rekeningen hebben B. en W. thans in staat gesteld opnieuw een blik te slaan in de finantieele gestie van de beide vereenigingen, die zich de verzekering tegen de kosten van ziekenhuisverpleging ten doel stellen. Er blijkt uit de ingezonden rekeningen, dat de „Onderlinge" in 1926 pl.m. f. 2800 meer heeft gereserveerd dan in 1925, doch in het jaar 1927 slechts pl.m. f. 1100 meer dan in 1926 en dat de afdeeling van „Vooruit" in 1927 slechts een luttele f. 125 meer heeft gereserveeerd dan in 1926. Bij een flinke aanwas van leden, ia dus de groei van de reserves verminderd. De oorzaak hiervan is de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst zegt het terecht het steeds grooter wordende aan tal aanvragen om ziekenhuisverpleging, Röntgenbestraling, enz. Duurde deze toeneming steeds voort, dan zou er ten slotte niet veel meer kunnen worden gereserveerd en vooral niet als men bedenkt, dat het doel van de vereenigingen, n.l. de verzekering tegen alle kosten van ver pleging, operatie, enz., nog niet is bereikt. Vrij zeker mag echter worden aangenomen dat na een paar jaren eCn zekere stabiliteit is ingetreden, zoowel wat het ledental als het getaj aanvragen betreft. Dan eerst zal men kunnen beoordeelen of de vereenigingen de bijdragen kunnen mis sen; vóórdien tijd zal telkens moeten worden overwogen, of subsidieering nog noodig is en zoo ja, tot welk bedrag. Wat nu de reservekapilalen zelf betreft; B. en W. mertien dat een reservekapitaal van f. 25000 voor een vereeniging met ruim 15000 leden absoluut niet voldoende ie en evenmin een kapitaal van f. 8500 voor een vereeniging met bijna 5000 leden. Deze kapitalen zullen zeer zeker niet voldoende blijken, om bij veel ziekten of epidemie aan alle leden die uitkeeringen te kunnen geven, waarop zij krachten» sta tuten en reglementen recht hebben. En nu lijkt het hun in het welbegrepen financieel belang der gemeente veel beter om gedurende eenige jaren een betrekkelijk klein bedrag aan eubeidie te geven, dan bij e.v. epidemie ploteeling gToote finan- cieele offers te moeten brengen. B. en W. kunnen dan ook niet onder schrijven de meening van een lid, vormen de de minderheid van de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst, dat het niet rationeel is subsidie te verleenen met het doel om reserve te kweeken. Die meening moge in het algemeen juist zijn; in het onderhavige geval is zij het niet. Immers, juist door het kweeken van re serves zullen de vereenigingen in tijden van nood aan al haar verplichtingen kun nen voldoen en zullen zij de gemeente be- BENOEMINGEN EN ONTSLAG. Voor benoeming tot leeraar in de Plant en Dierkunde aan het Gymnasium bevelen B en W. aan: 1. mej. dr. C. A. Bakker, al hier, 2o. docts. C. J. J, van der Mens, te Breda. Voorts stellen B. en W. voor drs. A- J. Koster een vaste aanstelling te geven als leeraar in de Oude Talen aan het Gymna sium, Voor benoeming tot leerares in de Ge schiedenis aan de H.B.S. yoor Meisjes, als opvolgster van mej. A. L. Revers, bevelen B. en W. aan: lo. mej. L. Warnsinck, te Hilversum, 2o. mej. A. E. Smelt, eveneens te Hilversum. Wegens periodiek aftreden ran 9 leden der commissie tot wering van schoolver zuim bevelen B. en W. aan de aftredenden Ie herkiezen, n.l. de heeren D. Bosnia, W. F. de Bree, P. G. Hocks, A. J. den Hollander, R. G. M. Hueber, Ph. Rank A.Jzn., J. Schou ten Azn. en N. B. M. Vreeburg, terwijl zij daarnevens nog stellen successievelijk de heeren J. C. van Schaik. W. Caro, J. Zit man, E. Engberts, P. E. Plouvier, H. F. W. Meijeraan, G. van Putten en G. J, r. d. Ploeg. Wegens bedanken van een herbenoeming van den heer Herfst, bevelen B. en W. aan in deze vacature: le. C. Mulder, 2e. W, J. Laman. B. en W. stellen voor op verzoek eervol ontslag te verleenen aan mevr. M. A. van Genderende Veer als regentes van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinder huis en aan mej. H. M. Poelman als onder wijzeres aan de Meisjesschool voor U.L.O. aan de Boommarkt. NAMEN VAN STRATEN. Het gereedkomen van de 174 woningen van de Vereen, tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen op een ter rein tusschen Morschweg en Spoorweg maakt het noodzakelijk, de straten, die thans daar worden aangelegd, van namen te voorzien. B. en W. stellen volgende na men voor: President Steinstraat, Joubert- straat, Lopsenstraat, Paul Krugerstraat, Transvaalhof, Transvaalkade, Transvaal- brug. VERGOEDINGEN VOLGENS DE ONDERWIJSWET. Krachtens het bepaalde bij artikel 103, 4e lid der Lager Onderwijswet 1920 moet als nog het bedrag der vergoeding worden vast gesteld, waarop de besturen van de in deze gemeente gevestigde bijzondere scholen over het jaar 1924 aanspraak hebben voor de kosten van instandhouding van die scholen. Deze vergoeding wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen vol gens den maatstaf van artikel 28 der wet en bedraagt per leerling van de bijzondere scholen het gemiddelde bedrag per leerling van de kosten over dat dienstjaar der over eenkomstige openbare scholen. Uit de stukken blijkt, dat de gemiddelde kosten per leerling (met uitzondering van de kosten van salarieering van vakonder wijzers) over 1924 hebben bedragen voor het gewoon lager onderwijs f. 16.42 en voor het uitgebreid lager onderwijs f. 26.24 per leerling en per jaar. In deze bedragen is voor administratiekosten etc. een bedrag van f. 0.50 begrepen. Tevens vestigen B. en W. de aandacht op artikel 101, 8e lid, der wet, waarbij be paald wordt, dat de vergoeding om de drie jaren verminderd wordt tot het bedrag, het welk noodig is tot goedmaking van de over die drie jaren ten behoeve van de bijzon dere scholen werkelijk gemaakte kosten als bedoeld in het vijfde lid van het evenge- noemde artikel, na aftrek van de volgens de gemeentelijke verordening verschuldigde schoolgelden. Aangezien de vergoeding voor het eerst over het jaar 1922 is verleend en daarna over het jaar 1923, zal derhalve thans bij de vaststelling van de vergoeding over het jaar 1924, afrekening over de eer ste periode van drie jaren moeten geschie den. Te dien einde zijn de door de school besturen overgelegde rekeningen met daar- Door J. S. FLETCHER, Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door Mr. G. KELLER. 5) „Dat lijkt me een zonderling stukje druk werk", bromde hij, terwijl zij het samen be zichtigden. „Daar staat iets in te lezen, waarvan ik nog nooit had gehoordl Lees het ook eens, misschien begrijpt U er meer van". Stevenege had dadelijk gezien, dat het 6tukje papier een drukproef was en las aan dachtig den inhoud er van. Blijkbaar was het een bericht, bestemd om in een of ander plaatselijk blad te worden opgenomen. Het luidde „De brave burgers van Alanschester, dat schoon en een der oudste, zeker een der kleinste steden van Engeland is, welke volgens Whitakers Almanak niet meer 18000 Pond Sterling belastbaar inkomen heeft, zullen ongetwijfeld met vreugde vernemen, als zij het niet reeds weten, dat er alle kans bestaat op een belangrijk bui tenkansje voor de gemeentelijke schatkist Naar wij namelijk uit alleszins betrouw bare bron vernemen, heeft een Ameri- kaansch millionair, die thans in ons land vertoeft en een hartstochtelijk verzamelaar is van antiquiteiten, in het bijzonder van zeldzaamheden, dagteekenend uit den tijd der Stuarts, aan het gemeentebestuur van Alanschester 10.000 Pond geboden voor de unieke verzameling van noodmunten van Alanschester, welke de stad bezit Onge twijfeld is het aan enkele onzer lezers be kend, dat, toen in 1646-'47 de vesting Alanschester door het leger van het Parle ment werd belegerd, het garnizoen van de aanhangers van koning Karei I een serie noodmunten heeft doen slaan door de munt die het binnen de muren van het stadje had ingericht. Men vindt enkele exempla ren daarvan in een paar onzer groote musea; het Britsche museum is er, meenen we, drie rijk, maar er bestaat slechts één volledig stel van en het gemeentebestuur van Alanschester is de gelukkige bezitter daarvan als vertegenwoordiger van de stad. Weldra zal ongetwijfeld de burgerij van Alanschester gesteld worden voor de beslissing over de vraag wat hebt ge lie ver, onze unieke noodmunten of de Ameri- kaansche dollars?" Stevenege wendde zich tot den inspecteur, die over den schouder van den detectivè het bericht nog eens had doorgelezen, met de vraag: „Weet u daar iets van?" „Niets!" antwoordde Detterling met een beslist ontkennend hoofdgebaar. „Nooit iets daarvan gehoord! Natuurlijk wel van de noodmunten, die ik zelf9 meer dan eens heb gezien. Volgens de beschrijving zijn ze uniek. Maar ik heb nooit van een bod van 10.000 Pond gehoord, door een Amerikaan of wie dan ook gedaan. Tienduizend Pond! Liev* hemel, het is niet meer dan een half dozijn zilveren stukjes, die bovendien afgesleten zijn!" „Waar worden zij bewaard?" vroeg Ste venege. ,Jn een glazen kastje, natuurlijk goed gesloten in het museum van het kasteel, Is u al in het museum geweest? Niet? Nu, het beslaat niet meet dan twee vertrekken, waarin eenige vitrines staan. Die munten liggen uitgestald in de tweede kamer, in een afzonderlijke kast, met een patentslot gesloten. Als u ze wilt zien, noem dan jnijn naam aan Whatmore, den conservator; hij zal ze* gaarne voor u voor den dag halen. Maar hoe is die man achter dat nieuwtje gekomen? Dit schijnt een afdruk te zijn van een courantenbericht, maar ik durf er een eed op te doen, dat zelfs geen praatje van dezen aard door de stad heeft geloopen. Anders zou ik het ongetwijfeld hebben ge-. hoord." Stevenege Heef zwijgen. Hij keek naar het lijk. Bijna werktuigelijk raapte hij de jas op, welke men den doode had uitgetrok ken, en schijnbaar verstrooid liet hij zijn vingers over het kleedingstuk glijden. Plotseling keek hij Detterling aan. tege lijkertijd met zijn vinger wijzend naar een plek tusschen het linker armsgat en de knoopsgaten. Er zit hier een geheime zak!" riep hij uit. „Kijk maar, verborgen tusschen het dikke opvulsel. Aha, wat hebben we daar!" Hapdig trok hij uit de geheime bewaar plaats, die hij had aangewezen, een naar het uiterlijk te beoordeelen langwerpig rolletje zeetmleer. Voor de oogen van Det terling en de overige omstanders rolde hij dit open en haalde er eenige fijnbewerkte stukjes gereedschap van staal uit. die een hel klinkend geluid gaven, toen hij ze op de tafel naast zich nederlegde. „Inbrekerswerktuigen!" 'zei Stevenege zacht. „En knap gemaakt ook! Weet u, waarvoor deze dienen? Om patentsloten te openen! Nu begrijp ik er alles van: dit was een beroepsinbreker en wij kunnen thans wel zijn identiteit nagaanH Op hetzelfde oogenblik stormde een man van middelbaren leeftijd met onsteld gelaat Hoeden voor het moeten doen van groote uitgaven Overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid der Commissie geven B. en W. dan ook in overweging aan de Onder linge Vereeniging voor Ziekenhuisverple ging en aan de afdeeling Ziekenhuisverple ging van de Coöperatie „Vooruit" ook over het jaar 1928 een bijdraxre van f. 1 per pa tiënt en per verpleegdag toe te kernen voor die leden dier vereenigingen, wier verpleegkosten, zoo zij geen lid waren, voor rekening van de gemeente zouden ko men, onder mededeeling dat in 1929, na de indiening van de rekening over 1928, an dermaal zal worden overwogen, of verdere subsidieering nog noodig of wensdhelijk is. OVERNEMING IN EIGENDOM. B. en W. stellen voor in eigendom der gemeente over te nemen zonder kosten voor de gemeente: de strookjes grond, kad. bekend ge meente Leiden Sectie K Nis 2576 ged., 2724 t/m 2727 ged., 2742 t/m 2745, gelegen aan den Haarlemmerweg nabij de Jan Lievens- straat en de Gabriël Metzusstraat een strookje grond, kad. bekend gemeen te Leiden Sectie K No. 3706 (ged.), ge le gen aan de Waldeck Pyrmontstraat; een strookje grond, kad. bekend gemeen te Leiden Sectie L No. 655 (ged), gelegen aan den Stationsweg; een strookje grond, kad. bekend gemeen te Leiden Sectie M No. 2388 (ged.), gele gen aan de Cronesteinkade. HAARLEMMERMEER Ongenoode gasten hebben des nachts een bezoek gebracht op het erf van den landbouwer P. B. aan den Spieringweg bij den Bennebroekerweg alhier. Ze hebben aldaar blijkbaar onopgemerkt hun slag kun nen slaan en zich meester gemaakt van een groot en voorraad jonge kippen (ongeveer 40 stuks). De politie stelt een onderzoek in. NOORDWIJKERHOUT. Eerste steenlegging R.K. Krankzinnigen gesticht voor Vronwen. Heden, Donderdag, heeft de eerste steen legging plaats gehad van de kapel van het in aanbouw zijnde R.K. Krankzinnigenge sticht voor Vrouwen. De plechtigheden begonnen hedenmorgen om half tien. In een der zalen van een vol tooid paviljoen werd een H. Mis opgedragen door Monseigneur Eug. van Recken, Bis schop te Gent, Generaal Overste van de Zusters van Liefde. De Bisschop werd bij de plechtige steen legging bijgestaan door den Deken v. Noord- wijk en den Pastoor van Noordwijkerhout. Verder waren aanwezig de eerw. heer M. J. v. d. Tuyn, secretaris van het Bisdom Haarlem, de geheele Noordwijkerhoutsche Geestlijkheid, benevens de burgemeester en verdere dorpsautoriteiten. Op het terrein van het in aanbouw zijnde Maria-Gesticht was alles in feesttooi. In deze gemeente werd een pakket gevonden, inhoudende een bebloed over hemd en bebloede kousen. Den Burgemeester werd hiervan kennis gegeven en de politie stelt een nader on derzoek in, of het bewuste van misdrijf af komstig is. RUNSBURG. Vak- en Huisvlijttentoonstelling in „Flora". De offirieele opening. In tegenwoordigheid van B. en W. en verdere genoodigden is Dinsdagmiddag in het gebouw „Flora" alhier geopend de drie- daagsche Vak- en Huisvlijttentoonstelling, georganiseerd door de harmonievereeniging „Wilhelmina" alhier. De tentoonstelling werd geopend door den burgemeester, den heer J. L. Bosschieter, als eere-voorzitter van ..Wilhelmina". Spr. begon met zijn dank uit te spreken aan allen, die hadden medegewerkt de ten toonstelling tot stand te brengen en zich daarvoor geen moeite hadden ontzien. Ver volgens wees spr. er op, hoe Rijnsburg, ook weer door deze tentoonstelling toonde, mei het vertrek binnen, roepende om den in specteur. Zonder zich om de anderen te bekommeren, liep hij naar den inspecteur toe, terwijl hij met de hand wee's naar den hoogen toren van het kasteel, die door het raam te zien was. „Zeg, Detterling!" riep hij uit. „Dat ls me wat moois! Daar komt Whatmore mij vertellen, dat er ingebroken is en dat de noodmunten zijn verdwenen!" HOOFDSTUK IR Het geheim toch uitgelekt. Vóór dat de aanwezigen, die elkaar met verbaasde oogen aankeken, nog één woord hadden kunnen zeggen, ging de laatst aan gekomene naar de deur, waardoor hij was binnengekomen, en riep: „Whatmore! Kom eens gauw hier!" In verlegen houding kwam een man bin nen. Het was een man, die oud vóór zijn tijd leek, vroeg grijs, met rimpels in het gelaat en iets smeekends in zijn oogopslag. Zijn kleeren zagen er oud en versleten uit, doch Stevenege's scherpe blik zag dadelijk, dat zij vroe'ger netjes waren geweest en goed gemaakt. Alles bijeengenomen kon men zien, dat de man betere dagen had gekend. Hij keek de mannen in de kamer een voor een aan, liet daarna het oog val len op de gestalte, die op de tafel lag en toen hij zag, dat het een lijk was, rilde hij even. Maar de man, die hem had geroepen, zei op bevelenden toon tot hem: „Deel den inspecteur mede. wat je weet. Whatmore. Kom er mee voor den draadI" ,.Ik weet niets anders dan wat ik u al heb medegedeeld, mijnheer Farmer." ant woordde Whatmore. „De noodmunten zijn verdwenen. Ik heb ze van morgen om acht RECLAME. LADDERPROOF ELKE KLEUR VOORRADIG. 4012 zijn tijd mede le gaan. Spr. hoopte, dat hef beoogde doel, het maken van reclame ert het aantoonen van wat in de gemeente te verkrijgen is, bereikt zou worden. Spr. eindigde met zijn beste wenschen voor het welslagen van deze onderneming. Hierna sprak de heer T. Kralt als voor. zilter van het eere-comité, die een overzicht van doel, beleekenis en streven van de tenn toonstelling gaf. Was voorheen regel, dat vrijwel alles van elders moest worden aangevoerd, de laatste jaren doen heel wat anders zien. Een overzicht van deze tentoonstelling toont aan. dat men voor het aanschaffen van vrijwel alle artikelen ter plaatse terecht kan. Als voorzitter van het eere-comité wenschte spr. de vereeniging geluk met het welslagen. Hij hoopte alleen, dat het succes van dien aard zou blijken, dat spoedig, als de zaken van „Flora" dit toelaten, het be- stuur van „Flora" een grootere zaal ter be schikking moet stellen, voor een nog meefl uitgebreide tentoonstelling, waarop dan nie mand ontbreekt. Ten slotte sprak de heer P. van Delft, dj voorzitter van „Wilhelmina", die vooral den heer Kralt dank bracht voor de steeds on dervonden medewerking. Hiermede werd de tentoonstelling voor ge opend verklaard, en konden de aanwezigen de diverse stands gaan bewonderen. Wat er te zien ls. Onderwijl vergastte „Wilhelmina" de aan wezigen op muziek. De tentoonstelling is overigens een bezoek ten volle waard. Er is blijkbaar met alle inspanning gewerkt om een smaakvol en boeiend geheel te verkrijgen, waarin men wonderwel is geslaagd. Eigenlijk begint de tentoonstelling reeda buiten, waar een keurige Chevrolet-vracht- auto van den heer C. D. Verheij ter bezich tiging staat. Direct naast den ingang vinden wij van denzelfden inzender een Chevrolet personen auto en verder alle mogelijke onderdeden. Een ruime sorteering bloemvazen, rich tingaanwijzers, aanduidingsborden doen zien, dat men ook in dit opzicht ten volle gesorteerd is. Een aldaar geplaatste vliegtulgvleugel dient echter meer tot opluistering, daar men nog niet zoover is, dat men ook te Rijns burg een vliegtuig kan koopen. De heer Saton biedt een zeer groote aor- leering klokken, horloges, barometers en goud- en zilverwerken. Vooral op dit gebied zal zeer weinig niet vertegenwoordigd zijn, en heeft de heer Saton in den korten tijd, dat hij hier gevestigd is, getoond een uit stekend vakman te zijn. De heer Wolters komt zeer verdienstelijk uit met een collectie aardewerk, porcelein en speelgoederen, alsmede verschillende kruidenierswaren. De nieuwste „Ford" in de afdeelfng van den heer P. Oudshoom ontbreekt niet. ter wijl in die afdeeling, behalve de velerlei onderdeelen voor auto's en voor radio, ook de rijwielafdeeling een bezichtiging wel waard is. In het brandpunt van de belangstelling staat wel de machinale brei-inrichting van den heer v. d. Kooi, op de tentoonstelling in werking te zien. Naast het stevige, meer grove breiwerk wordt daar ook het nieuwste op dit gebied getoond, dat door zijn fijnheid algemeen da bewondering opwekt. uur nog in de vitrine zien liggen. Een half uur geleden moest ik nogmaals in de kamer zijn en toen constateerde ik, dat zij ver dwenen waren. De vitrine was opengebro ken. Meer weet ik niet." Farmer gaf op duidelijke wijze uiting aan zijn ergernis. „Ik heb altijd wel gezegd, dat het 't top punt van dwaasheid was om die munten, die eenige verzameling, in die vitrine te( laten liggen!" riep hij uit. „Nu zal iedereen moeten erkennen, dat ik gelijk had! En wat hoor ik daar, Detterling? Heb je een lijk gevonden?" „Daar ligt het," antwoordde Detterling, hem in de rede vallend, en wees met een handgebaar naar een hoek van het vertrek, „Wij waren juist bezig de kleeren te door zoeken. En wij hebben iets gevonden, dat mij doet vragen olHij hield ineens op en wenkte den conservator. „Kom eens hier, Whatmore," vervolgde hij. „Neem dien man eens goed op. Heb je hem ooit meer gezien? Zegt je geheugen niete?" De conservator had niet vee! lust om te doen wat hem werd gezegd. Aarzelend ging hij naar tafel, waarop het lijk was ge legd en keek er naar. Hij schudde het hoofd. „Neen," prevelde hij, „ik ken hem niet.'' „Ik vroeg niet, of je hem kende," zei Det terling, „maar of je hem ooit vroeger ge zien had. Heb je hem van morgen niet in de buurt van het kasteel gezien?" „Neen," antwoordde Whatmore, „dien man heb ik bij mijn weten nooit voor mijn oogen gehad." Detterling wendde zich" nu lot den heer, die het eerst het bericht was komen bren gen. (Wordt „vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9