LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 Juli 1928 Derde Blad No. 20967 li Buitenl. Weekoverzicht. GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. De verdwenen Noodmunten. Foto Bleuzé, Lelden. Dank zij de activiteit van de vereeniging Het Centrum, die d© opening van het door afbraak van eenige perceelen, verbreede Gangetje met muziek gepaard dee-d gaan, was er gisteravond enorme belangstellingin de omgeving van den Nieuwe-Rijn. Dat toont deze foto! Het wapen van den nieuw benoemden Bisschop van Haarlem, Monseigneur J. D. J. Aengenent. hooiponder een geweldigen ëlag in het ge zicht door het breken van een- touw. De getroffene moest onmiddellijk naar het ziekenhuis worden vervoerd. Het geval laatj zich ernstig aanzien. VERDRONKEN. Gisteravond is het driejarig kind van den voormaligen tolgaarder J. B. te Maasland eenig dochtertje nabij de ouderlijk© woning te water geraakt en verdronken. OOK EEN DANKBETUIGING. Toen de firma Gebr. Kronenburg te Cu- lemborg Donderdag met haar autobrand spuit van den grooten brand aan den Oos tersingel en de Zandstraat aldaar terug keerde, werd zij door twee rijks ambt ente ren geverbaliseerd wegens overtreding van de wegenbelasting. ZUURSTOF IN DE OOGEN. De heer B., kaasmaker aan de ziiivel- fabriek te Opmeer, kreeg hij de werkzaam-- heden een hoeveelheid zuurstof in de oogen waardoor men vreest, dat hij het gezicht zal moeten missen. SCHIETONGEVAL IN DE MIJN „MAURIS Een doode, een gewonde. Gistermorgen is de 34-jaTige gehuwde mijnwerker, vader van vier kinderen, "F. Kievsel bij een schietongeval in de mijn „Maurits" ernstig gewond. Bij aankomst' in het ziekenhuis te Sittard bleek hij reeda te zijn overleden. Een andere mijnwerker,- J. Moneta werd eveneens gewond en naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht. UIT DEN TREIN GESPRONGEN. 1 Een Duitsch dienstmeisje, dat Donderdag uit Ouderkerk a. d. IJsel was vertrokken, is tusschen Winschoten en Winschoterziji uit den trein gesprongen. Ze is gistermor gen te Winschoterzijl gevonden en op ge-* neeskundig advies over de grens gezet. Twee machtigen geveld Mexico en Egypte in groote moeilijkheden. In Italië is iemand ten grave gedaald, die eens de machtigste man was in het land, de oude politicus Giolitti. Sinds don oorlog is zijn ster echter meer en meer gedoofd. Eenmaal nog, in 1920, scheen het een oogenblik alsof zijn etoT opnieuw zou gaan lichten, maar 't was als een laatste flikkering. Mussolini's greep naar «le macht deed den eens zoo machtige geheel verdwijnen en zijn afsterven heeft dan ook slechts weinig gerucht gemaakt. In allen eenvoud heeft men hem ten grave geleid, zooals Giolitti tenslotte als zijn wensch te kennen had gegeven. Met recht moge hier gelden: sic transit gloria mundi... Italié heeft hem niet geëerd als hij verdiende. Maar wellicht zal de historie hem oens recht doen wedervaren. Nog een anderen machtige moeten wij uitluiden, den juist weer tot president van Mexico gekozen generaal Obregon, die ge vallen is door laffe moordenaarshand. Het laat zich thans aanzien, dat deze moord moet worden beschouwd als een misplaatste uiting van geloofsfanatisme. Een moord is steeds af te keuren, trouwens, dat behoeft zeker geen nader betoog. En hoewel de ge volgen nog niet zijn te overzien, toch schijnt reeds de daad als straf terug te vallen op de gevoelens, die haar deden volbren gen. Hoewel officieel nog geen vergelijk tot stand was gekomen, was deze toch in de maak te Rome. Kerk en staat waren zeer hard op weg om elkaar ook in Mexico te vinden. Deze moord dreigt echter het bereikte geheel te niet te zullen doen en den geloofsstrijd in Mexico opnieuw in volle 6cherpte opnieuw te doen ontbranden Obregon was de man, die in 1920 het door broedertwist en guerilla-oorlog ver vallen en verscheurde land met vaste hand weer ophief en tenminste de grootste ellen de deed verdwijnen. Hij vond in zijn strijd tegen het groot-grondbezit en de buitenr landsche belangen de groote kern van het volk achter zich. Tevens bond hij echter den strijd aan met de R--K. Kerk en het is daarbij soms hard tegen hard gegaan. Van beide zijden zijn ongetwijfeld dingen gebeurd, die in een ordelijken staat niet thuis hooren. Vele priesters zijn eenvoudig uit den weg geruimd, wanneer ze lastig waren en omgekeerd is door priesters aan gezet tot opstand tegen het wettig staats gezag, dat, dit zij erkend, zich in menig geval te buiten ging in kerkvervolging en dus velen kwetste, hoewel ook omgekeerd hier en daar de Kerk zich een macht aan matigde, die haar niet toekwam. Toen Calles in 1924 Obregon opvolgde, werd Obregon's regiem ongewijzigd voort gezet. Beiden waren spitsbroeders en nadat door een wetswijziging daartoe de moge lijkheid was geschapen, werd Obregon weer gekozen tot opvolger van zijn vriend en medestander. i December zou hij het presi- dents-ambt weer hebben hervat; moorde naarshand heeft dit belet en voor Mexico weer ingeluid een periode van onrust en onzekerheid. Een opvolger is moeilijk aan te wijzen. Misschien zal de oplossing wel gezocht worden daarin, om Calles nog twee jaren te doen aanblijven, nu de presidentieel© termijn van vier op zes jaar is gebracht, hetgeen voor Obregon voor 't eerst zou hebben gegolden. Calles. Men heeft dan althans weer eenigen tijd gewonnen. De vraag is echter, of, nu de geest van verzet zoo tot uiting is gekomen, deze zich niet verder zal verbreiden en of niet een i of zelfs meerdere generaal® een poging zullen doen om de macht aan zich te trek- ken, hetgeen in Mexico niet tot de uitzon- i deringsgevallen behoort. Blijven de troe- I pen Calles trouw, die bovendien 6teun heeft in de Vereenigde Staten, dan schijnt Calles zaak veilig en kan het regiem, dat Mexico althans deed herleven, voort regee- ren. Wel zal echter naar een vergelijk met de R.-K. Kerk moeten worden gestreefd, al het gebeurde ten spijt, want zonder compromis tusschen Kerk en Staat is op den duur geen houdbare toestand mogelijk. Waar de Mexikaansche gemoederen niet bepaald zachtmoedig zijn te noemen, is de vrees gerechtvaardigd, dat eerst nog een aantal R.-K. priesters en leeken, tfn slachtoffer zullen vallen aan de woede, door den moord gewekt. Mexico gaat een moeilijke periode tege moet. Evenals Egypte. Koning Foead, geadvi seerd door de nieuwe regeering onder Mahmoed pasja, heeft den strijd aangebon den met het parlement, door dit voor drie jaar naar huis te zenden. In het parle ment beschikte de Wafd, de partij van den overleden Zagloel pasja, over een groote meerderheid, die zich vast aaneengesloten bleef scharen achter Zagloel's opvolger, Nahas pasja, die met zijn kabinet door den koning eenvoudig naar huis was gezonden. De nieuwe regeering was zicli derhalve bewust, niet op een parlementaire meerder heid te steunen en voorzag eveneens wei nig heil bij nieuwe verkiezingen. In deze omstandigheden heeft zij het aangedurfd het parlement eenvoudig ter zijde te schui ven en een soort dictatuur in te stellen. Aldus wordt hoog spel gespeeld Juist dit laatste doet het vermoeden, dat Engeland, ofschoon officieel» onzijdig, toch van een en ander te<rdege op de Itoogte, deze houding volledig heeft goedgekeurd, wel ongeveer zekerheid worden. Anders ware de positie van koning en regeering in Egypte spoedig ondermijnd Gebeurt thans iets, dan zal Engeland gelet op zijn belangen bij het Suez-kanaal en Egypte, o.i. niet aarzelen, om de regee ring met troepen ter zijde te staan en elk verzet te breken. De Wafd, die geweigerd heeft, hetgeen Engeland bood, door het jongste verdrag te verwerpen, wordt wel duidelijk gemaakt, dat het in practischen zin daarmee een flat-er heeft begaan Dit, ook al laat Engeland in Egypte voor eerst het odium op zich, de democratische 'beginselen, waarvoor het heet op te komen, te verzaken Met dit al, Egypte gaat een periode van strijd tegemoet en. dus van onzekerheid. Koning en regeering hebben zich trou wens geheel onder bescherming der Engel- sche macht gesteld door zich naar Alexan- drië te begeven BRANDEN. Gistermiddag is brand uitgebroken in het leege stoomschip ,,Nereus", liggende bij de Droogdok-Maatschappij aan de Hei plaat. De brand, waarvan de oorzaak on bekend is, is ontstaan in de kurkisolatie in het achterruim. De brandende kurk ont wikkelde veel rook, waardoor het moeilijk was den vuurhaard te bereiken. Personeel van de reddingsbrigade is met rookmas- kers en twee slangen in het ruim afge daald, en slaagde er na veel moeite in na eenige uren het vuur meester te worde*. Gistermorgen is te Eersel (N.-Br) de si garenfabriek met woonhuis van de firma P. Veirdonk totaal afgebrand. De brand is ver moedelijk op de drogerij van de fabriek ODtstaan. De inboedel kon gered worden. Assurantie dekt de schade. De woningen van J. Rooband en A. Co- pinga en bewoond door vier gezinnen te Buinen, zijn een prooi der vlammen ge worden. Assurantie dekt de schade. De oor zaak is niet bekend. Te Rijswijk ontstond brand in den hooi berg van B. aan den Van Vredenburch- weg. Het vuur 6loeg over naar een sta? en schuur, die tot den grond toe afbrand den. Het vee kon worden gered. Dank zij het krachtdadig optreden van de brand weer, die den geheelen nacht met de mo- torspuit aanwezig was, bleef de woning be houden. Al het hooi is verloren. Verzekering dekt de schade. DOOR HET BREKEN VAN EEN TOUW. Een knefcht van den heer Sch., te Span broek, kreeg bij het vastleggen van een Conducteur: Meneer, wilt u vooral u^f hoofd niet buiten het raampje steken V' Reiziger: ,,Ik zal mijn hoofd uitsteken,- waar en wanneer ik 't verkies.'' Conducteur: „Zeker, dat is uw zaak, meneer. Maar ik wil u er toch attent op maken, dat de beschadiging van 't ijzer werk aan de spoorbrug dan voor uw reke ning is.' Door J. S. FLETCHER. Geautoriseerde vertaling uit 't Engelschdoor Mr. G. KELLER. 1) HOOFDSTUK I. Een mooie zomermorgen. Stevenege, die schoon nog betrekkelijk jeng, reeds een ervaren politie-ambtenaar was en voor wien ongetwijfeld een schoon© carrière bij zijn vak was weggelegd, was zoo verstandig er een liefhebberij op na te houden. Maar als h>j werkte, dacht hij niet aan zijn liefhebberij, en als hij zich aan zijn liefhebberij wijdde, docht hij niet aan zijn werk. Die gedragslijn leverde goed resultaat op; niemand kon beweren, dat Stevenege, op zijn achtentwintigste jaar nog steeds een jongen, een lijntrekker was. De ambtenaren van Scotland Yard het Londensche hoofdbureau van politie, die nem goed kenden .wisten, dat achter zijn pwun-kaar i°n8ensachtig gediag, zijn vroo- fijkheid en zijn opgewekte, innemende per soonlijkheid groote scherpzinnigheid eD een kalme vastberadenheid schuilden, die het Vfr'j°UWeD &aven men onder alle om standigheden op hem kon rekenen. Als men meerderen had gevraagd S'eve- üege met een enkel woord te karakterisee- ren. zouden zij verklaard hebben, da t hij on man was. die wanneer hij iets ter hand 5' losliet vóór hij geslaagd was. otevenege's liefhebberij was de schilder» kunst; hij schilderde bij voorkeur land schappen en wel met waterverf. Reeds als kind had hij dat gedaan, en al den vrijen tijd welken zijn betrekking hem liet, wijdde hij er aan. In zijn apartement te Londen had hij een bescheiden atelier ingericht, en daar stonden of hingen heel wat voort brengselen van zijn liefhebberij; zijn vrien den bezaten veel van zijn werk op dat ge bied en nu en dan waren voortbrengselen van zijn schilderkunst opgenomen in tijd schriften, die gewoon waren, gekleurde illustraties te geven. In de laatste jaren had hij zelfs twpemaal de heerlijke voldoening gesmaakt, dat er schilderijen van zijn hand een plaats hadden verworven in de afdee- ling waterverf van schilderijententoon-stel- lingen der Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten. Geregeld zocht hij elk jaar, wanneer zijn vacantieverlof was ge komen, een of ander hoekje in Engeland op, waar hij nog niet was geweest, teneinde er naar stof voor zijn liefhebberij te speuren en gedurende al deze weken dacht hij er niet aan. dat er zoo iets als misdaad be stond en dat er verstokte misdadigers waren. In het jaar 1920. waarin ons verhaal speelt, had Stevenege na grondige bestu deering van allerl|n reisgidsen en plaate beschrijvingen besloten, zijn vacantie te Alanschester door te brengen. Gelijk van hem was te verwachten had hij goede rede nen voor dpze keuze. Alanschester in een oud. historisch stadje in het Noorden van Yorkshire Het ligt aan den ingang van een Jer schilderachtigste dalen. Alansdale, en d iet bijna denken aan een sterkte tot verdedi ging van den toegang er van. Het stadje zelf is rijk aan aantrekkelijkheden voor wie houdt van historische herinneringen: een massief Normandisch kasteel, gebouwd door Alan den Zwarte, waarnaar het stadje ge noemd was, kloosterruïnes, eigenaardige kerken, oude huizen, bouwwerken, dagtee- kenend uit de middeleeuwen, een brug, waarvan de bouwers al zeven eeuwen in hun graf rusten, en onder haar bogen stroomt bruisend een rivier, ontspringt in de heidegronden van Wally. Bovendien is Alanschester zeer eigen aardig gelegen. Stad en kasteel liggen op een zonderling gevormden heuvelrug, die als een kaap uit het achterliggende berg land vooruitsteeks dwars door het dal. De hooge vierkante toren van het kasteel is reeds op mijlen afstands te zien voor wie uit Zuid-Oostelijke richting de stad nadert, maar eerst als men stad en kasteel heeft bereikt, kan men een blik werpen in het uitgestrekte dal aan den voet In dat dal was Stevenegge van plan het meerendeel van zijn schetsen te maken. Het drong diep door tusschen een sombere heuvelreeks en daar er geen spoorweg liep en er amper een rijweg doorheen kron kelde. begreep hij, dat veel er van nog on betreden was. Maar toen hij eenmaal te Alanschester was en zich behoorlijk had geïnstalleerd in het voornaamste hotel ..Het dravende Hert", een eigenaardig, ouderwetsch maar zeer comfortabel ingericht perceel op het Marktplein, gevoelde Stevenege, dat het een heele toer voor hem zou zijn zich los te rukken van de stad en het dal op te zoe ken. Hij had eenigszins het gevoel van een kind. dat staat voor een verbasterenden rijkdom aan kostelijke zaken en nu niet weet. wat het eerst te grijpen. Na vier-en- twintig uur te Alanschester te hebben door» gebracht, moest hij met zekere spijtigheid erkennen, dat hij zich niet druk behoefde te maken, om naar stof voor zijn schilder kunst te zoeken, omdat deze overal was te vinden. Op den tweeden ochtend na zijn aan komst gooide Stevenege het op een ac- coordje tusschen zijn verlangen om de stad te schilderen en zijn ander verlangen om het dal te leeren kennen. Aan het werke lijke einde van de stad, waar de schilder achtige oude brug over de rivier ligt. begon het dal. Een donkere, enge kloof, links en rechts begrensd door dichte bosschen, die zich uitstrekten tot de heidegronden boven de heuvels. Op een halve mijl afstands van de brug, aan den voet van het woud op den Zuidelijken over der rivier, strekte zich een eigenaardig plateau uit, een grasveld, van waar hij een prachtig gezicht had op de stad en het kasteel met de rivier en het kasteel op den voorgrond. Reeds des morgens om negen uur h^t was een kostelijke ochtend in het hartje van den zomer zette Stevenege zijn ezel op dit plateau op en bezon vastbesloten aan zijn eerste schilderij. Hij arbeidde gestadig door totdat de stadsklokken het middaguur verkondigden. En juist toen de zilveren klanken der klokken waren weggestorven, verscheen een knap jong meisie in het dal. Van achter zijn ezel kon Stevenege hel naderende meisje goed opnemen. Alansches ter was zulk een klein stadje, en zijn bevol king zoo srhaarsch. dat hij gedurende zijn tweedaagsch verblijf reeds iederen ingeze tene. man. vrouw of kind, dacht gezien te hebben. Maar dit meisje had hij tot nog toe niet gezien. Uit de verte bekeken was het een knap meisje, maar ze werd mooier naar mate zij dichterbij kwam. Ze had 'n goed figuur, frissche kleur, kastanjebruin haar, innemend uiterlijk en was gekleed in een. zomercostuum met een zomerhoed, onder welks breeden rand haar oogen reeds nieuwsgierig naar hem en zijn ezel keken. Zij had in de eene hand een rieten mandje, in de andere een wandelstok van esschen. hout en hoewel zij blijkens een aantal pak jes, welke uit haar mandje staken, bood schappen had gedaan, scheen zij geen haast te hebben. Want toen zij vlak bij Stevenege kwam. weifelde zij even, glimlachte em bleef naar zijn werk staan kijken. „Mag ik even kijken?" vroeg zij. „Voorzoover er wat te zien valt, zeker!'1 antwoordde Stevenege met een vriendelij'K glimlachje, ,,'t Is nog niet veel zaaks, zoo-« als u ziet, op z'n best begonnen." Het meisje ging naast hem staan en keek met een kritisch ook naar zijn werk. „Iedereen schildert dit landschap," merkte zijn peinzend op. „Het is haast even dik wijls geschilderd als er vertellingen zijn in de ..Duizend-en-één-Nachtl" Stevenege keerde zich op zijn vouwstoel naar haar toe en keek haar eens aan. „Is dat een beleefde wenk, dat ik wat oorspronkelijker moet zijn en naar iets anders omzien?" vroeg hij. „Wel, .volstrekt niet!" antwoordde hel meisje. ,.Ik wilde alleen maar zeggen. nu, niets anders dan wat ik heb gezegd. Iedereen ik bedoel elke kunstenaar voelt zich aangetrokken door dat gezicht op Manchester Hpeft u werkelijk nooit vroe-« ger schilderijen er van gezien?" (Wordt .vervolgd?.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9