ACHTER DEN KRUIWAGEN. Mopperen helpt niet!" rei Frank, die üogal practisch uitgevallen was. „Laten we liever een middel bedenken om er uit te komen I" „Door 't raam!" viel rijn tweelingbroer tje hem bij. Frank en Nol Lange holden nu naar het raam, dat ze gemakkelijk konden opschui ven. „Als alles róó gemakkelijk ging..." mompelde Frank. „Zaten we hier niet opgesloten!" maak te Nol, die altijd wonderlijk goed de ge dachten van rijn broertje raadde, den zin af. Nu was het voor de jongens een klein kunstje uit het raam te klimmen op het platje, dat langs de speelkamer liep. Al6 katten, zoo vlug en behendig, werkten rij zich op het iets hooger gelegen plat der buren. Nog een paar huizen verder lie pen ze en bereikten nu een plat, dat al heel breed was en waar ze besloten wat te gaan zitten. Ze hoefden niet bang te zijn, dat Juf hen daar overvallen zou. De gedachte alleen al maakte, dat Nol het plotseling uitproestte en niet nalaten kon Jegen zijn broertje te zeggen: „Verbeeld je, dat Juf ons hier een9 zocht!" Frank schaterde het udt en voegde er aan ton: „Ik zie dikke Juf zich aJ uit het raam worstelen. Als ze 't deed, zou ze toch nooit ©ver de platten durven loopen!" „Juf ia topzwaar!" beweerde Nol. „Dus zou ze net als een duikelaartje paar beneden duikelen!" zei Frank. „Ze zal 't wel niet probeeren", meen de Nol en ook Frank vond dit een gerust stellende gedachte. Plotseling begon het echter te regenen. Een groote druppel viel juist op bet puntje van Frank's neus, zoodat hij uitriep: „Het regent, het zegent!" „Dat 's niet erg!" vond Nol. „Voor 'n Pat pak zijn we niet bang, daar zijn we op geabonneerd en smelten zullen we niet." ,,'t Is juist wel leuk!" luidde het oordeel .van Frank. Maar de regen, die eerst zoo leujf ge vonden werd door de jongens, begon steeds harder te vallen, zoodat de beide bengels, die natuurlijk geen jas aangetrok ken of een pet opgezet hadden, vóór zij hun klimpartij ondernamen, danig nat werdeD. ,,'t Druipt al uit je blouse 1" riep Nol plotseling uit. „En uit jouw haar 1" ketste Frank teTug. „We kunnen ons hier niet eens droog en Warm loopen!" vond Nol, die zat te klap pertanden. „Dan maar naar huis!" stelde Frank Voor. „In de speelkamer is het ten minste ïdroog." En bijna nog vlugger dan de jongens uit hun gevangenis ontsnapt waren, keer den zij er weer naar terug. Daar was hun raam al! ,,'t Is dicht. Wie zou dat gedaan heb ben 1" riep Nol op ©ens verbaasd uit. „We kunnen het aan den buitenkant ge makkelijk opschuiven", zei Frrank. Maar hoe de jongens ook probeerden het Vaam open te krijgen, zij moesten op dien vrijen Woensdagmiddag voor den tweeden keer ondervinden, dat een raam of een deux hun leelijk de vrijheid benemen kon. „Zeker dicht gedaan voor den regen 1" meende Nol. „Nogal stom van Juf, dat ze ons niet gemist heeft in de kamer!" vond Frank. ,,'t Kan ook best Geertje geweest zijn, 'die 't raam gesloten en de pin er op ge daan heeft. Z' is altijd zoo bang voor in brekers!" zei Nol verontwaardigd, 't Zal natuurlijk weer een streek van Geertje lijn." „En wij zitten er maar mee! 'k Zal aaii Sedereen vertellen, hoe bang ze is!" riep Frank boos uit. Wat waren de jongen© kwaad! Maar ze Vergaten heelemaal, dat al© zij niet telkens Van hun huiswerk weg ©n de kamer uitge- loopen waren, Juf niet ten einde raad ge weest zou zijn en hen natuurlijk niet op gesloten zou hebben. Van het ééne kwamen zij in het andere* Zoo och n ïun si >ok ei ui, vli Vader soudei t Zou En ?cn p; Frank heele, kon n maar ongel Zij was, ien e dat z zoud Ze noeg De kruiwagen piept en het mannetje hijgt, ze zijn beide oud en versleten de tijd kruipt zoo traag en het werk moet gedaan de klok schijnt het uur te vergeten. Het uurtje van twaalf, als het rustpoosje komt zoo welkom voor 't oudje, dien zwoeger, was i k op dien toren daar ginds maar de baas, dan sloeg het een heel tijdje vroeger. Daar twaalf held're slagen doordrin gen de lucht het mannetje zucht en gaat zitten de kruiwagen staat aan den kant van den berm op 't land ginds zijn boeren aan 't spitten. Wat koffie, een bótram voor 't oudje gehaald! zijn slem och trilt erg bij 't be dankje zijn leden zijn stijf en zoo hard is de grond toe vriend, neem gerust maar mijn bankje 1 t Ben jong en niet moe dat 's een „reuze"-versch laat mij straks maar eens voor je kruien! nu glimlacht het oudje en schudt er van neen déar zou ik het haast mee verbruien! Ik ben nog niet oud en ik kan nog best voort - zooeven dkt kwam van de hitte - maar strakjes, dan ga ik weer flink aan den gan als 'k nu nog een poosje mag zitten. Zoo spreekt er het oudje en 'k kijk met respe( naar 't mannetje, grijs en versleten, dat toch nog zoolang hij maar eventjes kaï niet oud en een stumperd wil heeten. HERMANNA. E brie zien ik ijve: den E vee mij als bei Nu nu 'duf ooi tei ga he di' Wi w Dat zouden zij dien middag ondervinden! „Eerst mochten we er niet uit en nou mogen we er niet in. 't Leven is vol af wisseling", zei Nol wijsgeerig. „Misschien kunnen we wel ergens anders door een raam naar binnen komen", be gon Frank weer. „Als dat van de buren niet openstaat, kunnen we 't misschien openschuiven, door dat huis loopen en i»t] ons door de onderdeur naar binnen gaan. Als we dan boven komen, draaien wij de deur van de speelkamer van 't slot ai en veroveren we op die manier on© eigen ge bied.' „Juf moest een boodschap doen, heele maal naar de Vaart en is dus stellig nog niet terug", zei Nol en hij schaterde het plotseling uit van de pret bij het vooruit zicht, dat ze heel rustig in de speelkamer zouden zitten ijverig bezig met hun huis werk als twee modeljongens met de deur wijd open om Jufs verbaasde gezicht goed te kunnen zien, als zij bovenkwam met het plan hen te bevrijden, doch de deur wijd open vond. „*n Pracht-mopl" vond Frank, „en na tuurlijk wordt Geertje aan een streng ver hoor onderworpen en gelooft Juf haar niet, als ze bij hoog en laag beweert, dat wij niet in de kamer waren, toen zij het raam sloot en de deur daarom maar niet weer op slot heeft gedaan." ,,'n Reuze-fijne middag!" luidde het oor deel van Nol en natuurlijk was Frank hel hiermede geheel eens. Intusschen hadden de jongens één der ramen bij de buren, dat gelukkig niet door een bange Geertje, Leentje, Rika of Marie op de pin gedaan was, opengeschoven en klauterden zij naar binnen tot groote ver bazing van een anderen jongen, die daar in bed lag en de overrompeling een wel kome afleiding vond, vooral toen hij zag. dat Frank en Nol Lange de indringer waren. Dat kon leuk worden! En de tweelingen, die van plan ware: geweest op een holletje naar beneden t loopen en thuis ijverig te gaan leeren, ver gaten voor den zooveelsten keer in hui leven hun goede voornemens en blevei spelen bij hun buurman Jan Kolf, di. waterpokken had, iets wat zij echter nie wisten. Dat het bij dit spelen Jan Kolf voeld< zich gelukkig heelemaal niet ziek zacht zinnig toeging, zal wel niemand veronder stellen, 't Werd een kussengevecht oj leven en dood, totdat plotseling Jan's Moe der in de geopende deur verscheen en me' strenge stem vroeg, wat dit alles te bette kenen had. Daar stonden de beide indringers met be leuterde gezichten, maar ze kwamen altijd eerlijk uit voor de waarheid, overtuigd als ze waren, dat je met jokken of de waarheid verzwijgen de dingen maar erger maakte Elkaar aanvullend, deden zij nu het heele verhaal en toen mevrouw Kolf alles ge hoord had, zei zij: „Ga nu maar heel gauw naar huis, jon gens, wat jullie zijn kletsnat. Droog je flink ai en trek andere kleeren aan. Je zou best ziek kunnen worden van zoo'n avontuur, te meer daar Jan waterpokken heeft en die besmettelijk zijn." Mevrouw Kolf hield de deur al open voor 3e jongens en deze blij, dat ze er althans hier zoo gemakkelijk afkwamen, maakten zich haastig uit de voeten en waren weldra in hun eigen huis aangeland, waar Geertje druk aan het werk was en hen niet hoorde, Vader en Moeder waren uit en Juf was ook nog niet terug. De jongens volgden den raad van me vrouw Kolf op en zaten weldra in droge kleeren hun huiswerk te maken,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 14