HET MYSTERIE
PAN BELVOIR-MANSIONS.
69*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 16 Joni 1928
Vierde Blad
No. 20937
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
Prov. Staten v. Zuid-Holland
RECHTZAKEN.
FEUILLETON.
De Naamlooze Vennootschap
pen Wat de minister ver
dedigt is een minimam!
(Vervolg van gisteren.)
Na de rustpoos zijn rede vervolgend, ver
dedigt de Minister v. Justitie, mr. DONNER,
het door hem aanvaarde stelsel van stem
men bij gemachtigde en zijn houding te
dezen in de Tweede Kamer. En nu de be
voegdheid der algemeene aandeelhouders
vergadering. Die bevoegdheid is door het
ontwerp wel beperkt: er is geen sprake van,
dat haar souvereiniteit onbeperkt blijft. Het
bezwaar, dat zij balans en winst- en ver-
hesrekening vaststelt, gaat niet op, omdat
statuten bepalingen kunnen bevatten
I omtrent de inrichting van balans en winst-
I en verliesrekening, de regeling der reserves,
verdeeling van de winst enz. Inderdaad
I berust de beslissing omtrent verschillende
punten bij de alg. vergadering, maar men
kan in de statuten daarvoor een gequalifi-
ceerde meerderheid aangeven, terwijl ook de
vet reeds beperkende bepalingen bevat. Nu
is speciaal de macht der alg. verg. ge
noemd in verband met de oligarchische
clausule. De heer Mendels heeft daarmede
reeds afgerekend, maar spr. wil er nog eens
op wijzen, dat de olig. clausule feitelijk eerst
door deze wetswijziging wordt erkend. Te
voren is zij slechts als T ware bij de gratie
van een minister toegelaten in het vennoot
schapsrecht; nu wordt zij vastgelegd en de
verbreking er van door de alg. verg. wordt
nu heel wat moeilijker gemaakt dan in het
oorspronkelijke ontwerp-Heemskerk. En dan
vergete men niet, dat de reeds bestaande
I oligarchische clausules tevens onder de
I nieuwe regeÜDg worden gebracht
Nu heeft men den draak gestoken met de
I oligarchische clausule als middel om de
I Nederlandsche belangen te verdedigen, maar
I spr. heeft niets anders betoogd, dan dat het
I mogelijk zal zijn met behulp van die clau-
I sule het buitenland te weren, het nationaal
I belang te bevorderen. Dat dit geen fantasie
I is, hebben de feiten bewezen. Van een ver-
I slechtering van de oligarchische clausule is
hier zeker niet te spreken.
En nu het enquète-recht; men maakt zich
lian overdrijving schuldig door daarin een
Invaar voor het bedrijf te zien. Men ziet
I daarbij de preventieve beteekenis er van ge-
Iheel over het hoofd. Men heeft gevaar er in
I gezien vooral voor hypotheekbanken, maar
leen rapport voor de Vereeniging van Hy-
I potheekbanken heeft er zich gunstig over
uitgelaten.
Wat betreft de verantwoordelijkheid van
I bestuurders en commissarissen, de hoofde
lijkheid er van acht spr. volstrekt niet te
I ver gaande. Dit is in overeenstemming met
Ide werkelijkheid en de bepalingen die dit
Ibeginsel vastleggen en uitwerken, acht spr.
leen der voornaamste deelen der ontworpen
[regeling, vooral omdat zij nauw samenhangt
I met de andere hoofdbeginselen.
Veel is er gesproken over de kwestie van
Ibesloten en open vennootschappen. Spr.
meent, dat het onjuist is, daarvoor verschil
lende regelen te maken en de eisch van
lopenbaarheid is zoo sober gesteld juist met
Ibet oog op de besloten vennootschannen.
|l!en moet niet zeggen, dat enkel levensver
zekeringsmaatschappijen en banken open-
arheid wenschen; er zijn tal "van ven
nootschappen, die in het publiceeren van
lijfers heil zoeken. Wat er door verschil
lende sprekers tegen is ingebracht, heeft
liet veel indruk op spr. gemaakt Hij ont-
lient, dat er ernstig gevaar van concurren
te zou voortvloeien uit de kennisneming
Jan winstcijfers en dergelijke.
Spr. wijst er zelfs op, dat het alg. belang
Iminder betrokken is bij de openbaarheid
Jan de cijfers van groote dan van kleine
londernemingen.
1 Spr. kan een novelle als de heer Slingen-
Iberg wil, niet dadelijk toezeggen, maar hij
l*il wel na aanneming van deze wet onmid-
loellijk een gemengde commissie van advies
■taake de publiceering van stukken benoe-
Jen. Die commissie zal op korten termijn
advies moeten uitbrengen, terwijl voor een
luiledige in werking treding van de nieuwe
■Reling spr. rekent op een periode van drie
|jaar.
Ton slotte wijst spr. op de positieve voor-
|«e!en van rechtszekerheid, welke de
nieuwe wet zal brengen. Spr. noemt een
aantal punten, die een aantal thans han
gende kwesties tot oplossing zullen brengen.
Er is gewezen op het algemeen verzet
tegen het ontwerp, doch spr. ontkent tegen
over den heer Van der Hoeven, dat dit zoo
algemeen was, ontkent ook, dat de mannen
van wetenschap, ongunstig over 't voorstel
oordeelen. En dan wijst spr. er ook" op. dat
een blad als de „N. R. C." ook het wets
voorstel heeft gesteund.
Spr. wil het verzet dus niet zoo zwaar
laten wegen als vele sprekers; het spruit
weieens voort uit een aangeboren aversie
tegen wetgeving. Dat handel en industrie
zich algemeen tegen de regeling hebben
verklaard, ontkent spr. uitdrukkelijk Wat
spr. thans heeft verdedigd, is naar zijn
overtuiging een minimum. Spr. dringt dus
aan op aanneming en vol vertrouwen wacht
hij de beslissing der Kamer af.
De heer KOSTER repliceert.
De heer SLINGENBERG (V.-D.) is be
vredigd door het antwoord des ministers, al
geeft hij niet alles wat spr. heeft gevraagd.
Hij zal dus voorstemmen.
De heer DE GIJSELAAR (C.-H.) komt
op tegen de bedreiging van den minister,
dat bij verwerping van dit voorstel, niet
spoedig een nieuw zal worden ingediend.
De MIN. -VAN JUSTITIE verklaart niet
gedreigd te hebben, maar alleen aangeduid,
wat het gevolg zal zijn van verwerping;
spr. heeft alleen willen zeggen, dat een
eventueele opvolger van hem misschien
eerder een publiekrechtelijke regeling zal
willen dan wat hij dan vergeefs heeft trach
ten te geven. Den heer Slingenberg, zegt
spr., dank voor de toezegging.
De heer KOSTER antwoordt spr. met een
enkel woord.
De beraadslagingen worden gesloten.
Dinsdagavond a s. te halfnegen zal over
het voorstel gestemd worden.
Tal van ontwerpen goedge
keurd Het stemmen hij
volmacht De economische
toestand van Zeenwsch-
Vlaandeien.
(Zitting van gisteren).
In de eerste plaats wordt een twintig
tal kleinere wetsontwerpen en conclusies
zonder debat of na een enkele opmerking
aangenomen.
Vervolgens was aan de orde het ont
werp Bedrqvenwet, welke na een opmerking
van den heer VAN GIJN (L.) werd aan
genomen.
Hierna komt in behandeling het wets
ontwerp machtiging tot het sluiten van
overeenkomsten met de Bataafsche Petroleum
Maatschappij betreffende de opsporing en
ontginning van aardolie enz. in verschil
lende terreinen van Palembang, Zuider- en
Oosten Afdeeling van Borneo en Atjeh.
Na een opmerking van den heer CRA-
MEE (S.D.A.P.) die staatsexploitatie prefe
reert, wordt het wetsontwerp aangenomen
met de stemmen der socialisten tegen.
Aan de orde is de wijziging der Kieswet,
de Provinciale Wet en de Gemeentewet
(stemmen bjj volmacht).
De heer ZANDT (S.-G.) protesteert tegen
den stemdwang en dient een motie in, waarin
de Kamer uitspreekt, dat de artikelen van
de Kieswet, waarin de stemplicht is ge
regeld, dienen te vervallen.
Deze motie zal op een naderen dag wor
den behandeld.
De heer VAN DEN BERGH (S.D.A.P.)
vraagt of het marinepersoneel ook valt
onder de categorie, die zich bg de stembus
kan doen vervangen en of de Minister met
zjjn ambtgenoot van Waterstaat in overleg
zal willen treden om het spoorwegpersoneel
zooveel mogelqk in de gelegenheid te stel
len om zijn stemplicht te vervullen.
Na nog enkele opmerkingen wordt het
wetsontwerp z.h.s. aangenomen.
Vervolgens hield de heer KORTENUORST
(R.-K.) zijn interpellatie over den ongunsti-
gen economischen toestand van Zeeuwseh-
Vlaanderen en de maatregelen, welke ge
nomen zjjn en genomen kunnen worden om
daarin verbetering te brengen, ten aanzien
waarvan de interpellant een zevental uit
voerige vragen heeft gesteld.
De MINISTER VAN FINANCIEN, de
heer DE GEER, den interpellant beantwoor
dende, zegt, dat reeds verschillende maat
regelen, om Zeeuwsch-Vlaanderen te hulp
te komen, zjjn genomen, terwql de Regee
ring gaarne de andere door den interpellant
gevraagde maatregelen zal onderzoeken en
eventueel toepassen.
Het departement van Waterstaat over
weegt den aanieg van een kanaal Neuzen
AxeL Een algemeene commissie, die tot
taak neeit na te gaan hoe de bloei van
Zeeuwsch-Vlaanderen kan worden bevorderd,
acht de Regeering niet noodig, waar men
reeds de Permanente V.ascommissie heelt
Na repliek van den interpellant wordt
nog het woord gevoerd door de heer en
LEENSTRA (A.-R.j, KRIJGER (C.-H.),
DROP (S.D.A.P.), LOERAKKER (K.-K.),
BOON (L.), KERSTEN (S.-G.), VAN DE
BIL1 (R.-K.), die alien de belangen van
Zeeuwsch-Vlaanderen bepleiten.
De MINISTER VAN FINANCIEN, zegt,
dat hjj de bq repliek gemaakte opmerkingen
gaarne zal overwegen, waarna de Kamer
op reces is gegaan.
RECLAME.
1 stuk Dobbelman's 1713
1713 Toiletzeep «a
1 stuk prima SHm6Il 1U Cl.
<t*lyceri«ezeep
OP VERTOON VAK LEZEN BON.
Er kan voorloopig neg niet
aan drooglegging der Reeu-
plassen gedacht worden.
(Zitting van gisteren).
Aan de orde was het voorstel tot ver
lenging van de verordening op de Heffing
van bruggeld voor den overtocht van de
brug over de Oude Maas. Nadat in de
ochtendzitting over dit voorstel verschil
lende sprekers opmerkingen hadden ge
maakt, werden deze in de middagzitting
door het lid van Ged. Staten, den heer
Borghols, beantwoord. Het voorstel van Ged.
Staten, werd verworpen met 42 tegen 22
stemmen. Evenzoo een voorstel-Schalekamp
om de rechten tot 1932 te halveeren (39
tegen 28 stemmen). Het gevolg hiervan is,
dat de verordening tot bruggeldheffing met
1 Januari 1929 is ingetrokken.
Z. h. st. werden aangenomen de voor
stellen i a. v. de verordeningen op de
heffing van rechten voor het bevaren van
het scheepvaartkanaal tusschen Rijn en
Schie, voor het overzetten over dat kanaal
met den schoener aan den Hofweg, en voor
het ophalen van de brug over den Rijn
te Alphen aan den Rijn. Voorts werd aan
genomen een voorstel inzake de verordening
betreffende de rechten voor het bevaren van
de Gouwe.
Aan de orde was dnarna de interpellatie-
Vlielander, betreffende djoogmaking der
Reeuwijksche en Sluipwijksche plassen.
De heer VLIELANDER (V.B.) drong aan
op spoedige drooglegging dezer plassen,
waardoor ongeveer 800 H.A. land beschik
baar zal komen. Bovendien kunnen bij de
drooglegging tal van werkloozen worden te
werk gesteld.
De heer VON FISENNE, lid van Ged.
Staten, herinnerde er aan. dat de Staten
vroeger hebben besloten (in 1024) dat de
provincie en het Rijk elk de helft zouden
dragen van de kosten, noodig voor het ont
werpen van een plan voor de droogmaking
der plassen. Volgens een door het bureau
Van Hasselt en De Koning opgemaakt plan
zou de drooglegging geen verlies opleveren.
De thans overleden hoofdingenieur Van
Elzelingen heeft daarna een rapport uitge
bracht, volgens hetwelk op een risico-bedrag
van f. 250.000 moest worden gerekend. Van
den minister van Binnenl Zaken werd ver
volgens een schrijven ontvangen waarin
medegedeeld werd, dat het Rijk alleen wil
de medewerken, wanneer de verliespost
niet grooter zou worden dan f. 100.000.
Naar aanleiding hiervan is een nieuw on
derzoek ingesteld en naar het oordcel van
den Rijkswaterstaat zou er moeten worden
gerekend op een bedrag van 7 800.000
gulden als droogmakingskosten. Van dit be
drag komt 2/3 deel ten laste der provincie.
Ged. Staten willen gaarne overwegen of
er misschien aanleiding bestaat, om op
nieuw met het Rijk over deze quaestie in
onderhandeling te treden, maar zooals de
zaken thans staan, kunnen Ged. Staten er
nog niet aan denken om met een voorstel
tot droogmaking te komen.
Volgens den heer VAN STAAL (S.D.)
diende, mede met het oog op werkverschaf
fing, de drooglegging der plassen zooveel
mogelijk te worden bespoedigd. Spr. diende
de volgende motie in, waarin Ged. Staten
worden uitgenoodigd, de reeds uitgebrachte
rapporten in druk ter kennis te doen bren
gen van de leden der Prov. Staten; en dit
te doen volgen met een spoedig prae-advies
over de vraag of droogmaking van voor
noemde plassen niet noodzakelijk moet wor
den geacht en dit prae-advies in een des
wege expresselijk te beleggen vergadering
van de Staten aan de orde te stellen.
De heer VAN DER WEIDEN, drong
eveneens aan op spoedige drooglegging.
De heer HOFFMAN (R.-K.) toonde zich
beslist voorstander der drooglegging dezer
plassen. Spr. beriep zich op de historische
Hollandsche traditie om steeds en zooveel
mogelijk dergelijke plassen droog te leggen,
in het belang van landbouw- en tuinbouw-
stad en in het algemeen belang werden
ook door de oud-Hollandsche Staten onder
verleening van som9 jarenlangen vrijdom
van verschillende lasten en keuren deze
droogleggingen en droogmakerijen ten zeer-,
ste bevorderd.
Na intense studie van het groot, in alle
details gaand rapport van ingenieurszijde
van 1925, het z.g. geheim rappor(, dat in
het bezit is der gemeente Reeuwijk, was
vooral ook in financieel opzicht, dr. Hoff
man nog versterkt in zijn besliste overtui
ging. dat de drooglegging dezer plassen
een belangrijke factor zal worden in de
verhooging der waarden onzer cultuur
gronden in Zuid-Holland.
De heer BRUNT wilde gaarne erkennen,
dat de financieele bemoeienis van de pro
vincie ten deze een grens heeft; toch achtte
spr. het gewenscht, dat zoo spoedig moge
lijk wordt nagegaan, of de mogelijkheid tot
drooglegging beslaat, zonder dat de finan
cieele offers te groot worden.
De heer FON FISENNE deelde mede, dat
met het Rijk in overleg zal worden getreden
over de publicatie der rapporten. De molie-
v. StaalHoffman werd door Ged. Stalen
ter fine van prae-advies overgenomen.
Daarna was aan de orde de interpellatie-
De Bruin (S.D.) over het medisch school
toezicht.
De heer DE BRUIN (S.D.) wees op het
groote belang van dit schooltoezicht, voor
al op het platteland.
De heer BORGHOLS, lid van Ged. Sta
ten deelde mede, dat de bemoeiingen van
het Groene Kruis ten deze nog niet zijn
beëindigd, en dat het beter is, om nog eenige
maanden geduld te hebben.
De heer TEN HOPE interpelleerde betref
fende verkeerstoestanden op den weg Rot
terdamOverschie, in verband met een
voorgevallen auto-ongeval onder Overschie.
Spr. wees op het gevaar van dezen weg,
waartoe in de eerste plaats wordt bijge
dragen door de motorlram Rotterdam
Oveschie.
Naar sprekers oordeel moet deze tram
zoo spoedig mogelijk verdwijnen, waarna
zij vervangen zou kunnen worden door een
autobusdienst Spr. diende een motie van
deze strekking in.
De heer VON FINESSE, lid van Ged.
Staten, merkte op, dat de meeste ongeluk
ken op dezen weg te wijten zijn aan roeke
loos rijden. Ook Ged. Staten zijn van oor
deel dat dit weggedeelte een autobusdienst
de voorkeur verdient boven een tram, en
spr. kan mededeelen, dat het gemeentebe
stuur van Rotterdam bereid is, te zijner
tijd de tram te vervangen door autobussen.
De heer TEN HOPE nam zijn motie terug.
Ten slotte was aan de orde de interpel
latie-Hof fman over de schutsluis bij Gouda,
De heer HOFFMAN (R.-K.) achtte een door-
voortbreedte van 12 M. voor deze sluis
niet voldoende en zou deze breedte willen
zien gebracht op 14 M.
De heer VON FINESSE, lid van Ged.
Staten, deelde mede, dat de sluis wordt uit
gevoerd volgens het ruimste plan. Hiertegen
bij Ged. Staten nog geen enkel bezwaar
ingekomen, zoodat het college in de mee
ning verkeert, dat de sluis aan de te stel
len eischen voldoet. Naar het oordeel van
Ged. Staten behoeft de sluis dan ook niet
te worden verbreed.
De voorzitter sloot daarop de zitting.
In den loop der vergadering werden nog
z.h.s. aangenomen de voorstellen: betref
fende wijziging der provinciale begrootin
gen voor 1927 en 1928. wijziging van het
reglement van Delfland; wijziging van het
reglement van Rijnland; wijziging van het
bijzonder reglement Graspolder, wijziging
van de bijzondere reglementen der polders
Het Zand en Oud- en Nieuw-Beijerwaard;
wijziging van het alg. reglement B. en het
bijz. reglement voor het waterschap Blok
land.
DE „VEENDAMMEH HYPOTHEEKBANK".
De Vierde Kamer der rechtbank te Am
sterdam heeft heden de behandeling voort
gezet van de strafzaak tegen de oud-direc-
tturen der „Veendammer Hypotheekbank",
G. J. en J. P. H. Woltman en A. C.
Möhring, alsmede tegen den oud-presidenl
commissaris mr. E. M. B. Kortenoever.
Als te ruim kwart over tien de verdach
ten zijn binnengeleid en ongeveer een
kwartier later de Rechtbank haar zetels
heeft ingenomen, wordt, opnieuw onder vrij
groote belangstelling van publiek en balie,
als eerste getuige gehoord mr. Wijnveld,
rechter in de Rechtbank te Rotterdam.
Deze getuige deed eenige mededeelingen
over verd. mr. Kortenoever, die op verzoek
van zijn verdediger, niet bij dit verhoor
aanwezig was.
Get. zeide mr. K. van 15 jaar geleden te
kennen; toen hij ats volontair werkzaam
was bij het Kantongerecht te Gouda. Van
den aanvang af had get. toen van hem den
indruk gekregen, dat hij iemand was. die
als hij aan zijn werkzaamheden zijn volle
aandacht besteedde, deze begrijpen kon; hij
was echter niet in slaat om zich te concen-
treeren. Als men op zijn ijver speculeerde
kon men veel van hem gedaan krijgen; hij
gaf echter den indruk: „Ik ben hier nu op
dit parket als volontair en nu spreekt het
vanzelf, dat ik, mr. Kortenoever, een be
noeming zal krijgenl" Op vragen van mr.
Van der Meer achtte get. het gezien wat
hij van verd. K. weet mogetijk, dat verd.
het bewuste contract in goed vertrouwen
geteekend heeft. Get. heeft nooit gehoord,
dat mr. K. niet eerlijk zou zijn.
Mr. Hoogstra, griffier bij het Kantonge
recht te Alkmaar, kwam vervolgens even
eens omtrent de persoonlijkheid van verd.
mr. K. eenige verklaringen doen. Hij zeide
verd. te hebben gekend als een zonderling
man, die echter niet tot slechte dingen in
staat was. Wel was het volgens hem iemand
die impulsief en lichtvaardig iets doen kan.
Hierna werd verd. MBhring door den pre
sident aan den tand gevoeld.
Pres.: „Was mr. Schürmann aanwezig m
de commissarissenvergadering van 25 Juni
te Hilversum?"
Get.: „Ik geloof het wel."
Pres. „Wie heeft toen de notulen opge
maakt?"
Get.: „De heer Spanjersberg."
Get. deed vervolgens eenige mededeelin
gen over het verloop der vergadering. O. m.
stond men geruimen tijd stil bij de clausule
betreffende de overdracht van 862 aandee-
len van de „Veendammer" aan de „Discon-
tobank voor Credietinstellingen", waarbij
verd. mr. K. verschillende toelichtingen gaf.
Pres.: „Er zou Ier vergadering besproken
Uit het Engelsch van BEN BOLT.
liet
HOOFDSTUK XXV.
Ziezoo, merkte Tracy vroolijk op,
is nu meenens geworden, Dick, en we
nu waartoe Shoüelius in staat is. Die
techiedenis met dien wagen, die mei ge-
lampen dwars over den weg stond
•n dien kerel, dien we hebben aangereden,
L]n nog maar een voorproefje I Wat zou
|J*Pecteur Lavers wel zeggen als we het
vertelden?
L— Hij zou ons nied gelooven, zei Single-
to met overtuiging.
- En het is nergens goed voor hem iets
hertellen. Als we hem zeiden welke ver-
■iikingen we tegen Shottelius hebben, zou
•I denken dat we allbei gek waren.
Ja, dat zou me niets verwonderen.
^3t moeten we zorgen, dat we nog veel
^•r gegevens hebben voor we Laverê er
^trekken Meneer Shottelius staat als te
Menswaardig bekend dan dat iemand ook
iets gelooven zou van zoo'n sprookje
de Duizend-en-een-nacht als wij van
Ie vertellen hebben.
Daarin ligt zijn kracht Iemand, van
iedereen verwacht dat zijn naam bij
eerstvolgende gelegenheid onder de
^*tenoemde pairs zal voorkomen, slaat
boven alle verdenking. Als we naar Scot
land Yard gingen met dit verhaal, zouden
ze lachen en zeggen dat we aan ^heli-
Shock" leden.
Wat ben j© nu van plan te doen?
Zien Tony Berrington te vinden. Hij is
de 'man die ons het best kan helpen, als .hij
ten minste spreken wil. Het leek me niet toe,
dat de houding tusschen Shottelius en hem
bijzonder hartelijk was; misschien was hij
zelfs wel de man waarop Southwell rekende.
Warempel >a! Daar had ik nooit aan
gedacht.
Hij schrok zich dood toen je hem her
kende. Wat het ook is waardoor Shottelius
hem in zijn yiacht heeft, hij heeft iemand
noodig, die hem helpt.
Hij zag er uit als iemand die totaal kapot
was. Wie weet hoe blij hij is als iemand
hem uit de klauwen van dien schurk haalt
Als hij aan onze zijde slaat nu, dan konden
wë de zaak gemakkelijk tot een oplossing
brengen.
Je vergeet Shottelius, Dick! Voor zoo
ver ik hem nu ken, zal hij daar op Rowant
End niet stil zitten, terwijl wij een net om
hem heen spannen Dat is vanavond aJ ge
bleken. En als hij ook maar even vermoedt
dat wij vat op Berrington krijgen, nu, dan
geloof ik dat die jonge man er geweest is.
We moeten hem dadelijk zien te pak
ken te krijgen, antwoordde Singleton Als
we weer in de stad terug zijn, ga ik naar
Lady Arthwaite en zal ik met zijn zuster
praten Zij zal zijn adres wel weten.
En als dat adres nu eens Rowani End
is. wat me heel waarschijnlijk toelijkt? Die
man, die Miss Berrington onderweg liet in
stappen. ik wed dat dat Tony was, en
hij ging niet met haar naar de stad terug Ik
denk dat zij hem het een of ander van Shot
telius heeft verteld, en dat hij toen terug
kwam om rekenschap te vragen.
Singleton knikte nadenkend. Reden te
meer dat we Berrington gauw te pakken
moeten krijgen. Er is één ding dat ons zal
helpen, namelijk dat Nerica nu weet wat
Shottelius voor een schurk is wat ze
twee dagen geleden nog niet wist. En nu
we weten, dat haar broer op de een of
andere manier bij de bende van dien schurk
is verzeild geraakt, zal dit voor haar een
aanleiding zijn om haar stilzwijgen te ver
breken.
Ik hoop, dat je gelijk hebt, Dick.
Ik ben er van overtuigd dat ze het
doet
Enkele mijlen verderop kwamen ze uit
den mist en reden nu zoo hard ze konden
naar de stad. Het was al laat, toen ze daar
aan kwamen, maar Singleton reed direct
door naar het huis van Lady Arthwaite, en,
terwijl zijn vriend in den wagen bleef zitten,
belde Singleton aan.
De knecht, die hem dien middag gezegd
had, waar Nerica was heen gegaan, deed
open.
Is juffrouw Berrington thuis? vroeg hij,
vertrouwend een bevestigend antwoord te
krijgen.
Het spijt me, meneer. Ze is nog niet
terug.
Een oogenblik keek Singleton den man
beteuterd aan, maar hij hield zich nog aan
een stroohalm vast U bedoelt dat zij al
thuis is geweesl eD weer is uitgegaan?
Neen. meneer Ze is niet meer hier ge
weest nadat zij vanmorgen is uitgegaan, en
Lady Arthwaite is een beetje ongerust om
dat het al zoo laat is. Dick zelf voelde ook
een grooten angst opkomen Uren geleden
had hij Nerica van Rowant End zien weg
rijden en nu was ze blijkbaar nog niet in
Londen terug. Denkend aan wat Tracy en
hem zelf was overkomen, kreeg hij bange
vermoedens.
En heeft ze ook geen bericht gestuurd?
vroeg hij schor.
Neen, meneer, antwoordde de man
hem eeriigszins verwonderd aankijkend.
We hebben ook geen bericht verwacht.
Toen Dick zich reeds half omkeerde om
weg te gaan. trok een auto zijn aandacht,
die zig-zags gewijs de straat doorreed; het
kon niet anders of de auto werd bestuurd
door een beschonkene of door een krank
zinnige. Tweemaal had de wagen door zijn
geslinger bijna andere voertuigen geraakt
en het was alleen aan de waakzaamheid
van de bestuurders van deze andere voer
tuigen te danken, dat er geen ongeluk ge
beurde. Dicht bij het huis van Lady Arth
waite werd het spatbord van een taxi afge
reden, waarop een luide vloek van den
chauffeur van dezen wagen door de stille
straat weerklonk. Toen ging het naar den
kant van het trottoir, en opeens riep de
knecht, die ook naar dat angstwekkende ge-
slinger was blijven kijken:
Heere m'n tijd! Dat is Charles! Hij
is dronken of
Verder kwam hij niet De groote auto
stopte vlak achter den wagen van Singleton.
Op dit oogenblik snelde de huisknecht de
sloep af. met de woorden:
Excuseer me. meneer en op den wa
gen toe Singleton, met een voorgevoel van
een onheil, liep achter hem aan. zag hem
het portier opengooien en juist toen hij hem
had ingehaald, hoorde hij den man uitroe
pen:
Groote God, Charles, waar is Miss
Nerica?
Toen Singleton ook in de auto keek
9loeg hem de 9chrik om het hart; de wagen
was leegl
HOOFDSTUK XXVI.
Dick Singleton stond als gehypnotiseerd.
Opeens drong de stem van den livreiknecht
tot hem door:
Charles, beroerde kerel, waar heb jo
juffrouw Nerica gelaten?
De chauffeur gaf geen antwoord en
Singleton keek hem eens goed aan. De man
zat aan het 9luur, zijn lichaam iets door
gezakt, zijn pet achter op zijn hoofd, de
oogen met een wezelooze uitdrukking. Hij
nam niet de minste notitie van den knecht,
waarop deze hem ruw heen en weer
schudde.
Hierop draaide de chauffeur zich een
beetje om, trachtte rechtop te g^an zitten,
en mompelde een paar onsamenhangende
woorden. De knecht keek Singleton wan
hopig aan.
Stomdronken, meneer! En Miss Nerica
is er niet. Wat is er in 's hemels naam ge
beurd?
Door dezelfde vraag werd Singleton ge
marteld. Hij duwde den knecht even opzij,
greep d*n chauffeur bij den arm en trachtte
nu zelf een antwoord te krijgen. Doch dit
mislukte ook hem. De hand van den man
liet het stuurrad los en zakte nog meer weg
op zijn plaats als iemand die geheel en al
bedwelmd i9 terwijl zijn oogen dichtvielen.
Singleton bukte zich om zijn adem op te
vangen Hij rook niet naar alcohol. De man
was niet drenken hij was ziek of....
Bedwelmd, groote genade!
(Wordt vervolgd).