HET MYSTERIE PAN BELVOIR-MANSIONS. 69*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 16 Joni 1928 Vierde Blad No. 20937 EERSTE KAMER. TWEEDE KAMER. Prov. Staten v. Zuid-Holland RECHTZAKEN. FEUILLETON. De Naamlooze Vennootschap pen Wat de minister ver dedigt is een minimam! (Vervolg van gisteren.) Na de rustpoos zijn rede vervolgend, ver dedigt de Minister v. Justitie, mr. DONNER, het door hem aanvaarde stelsel van stem men bij gemachtigde en zijn houding te dezen in de Tweede Kamer. En nu de be voegdheid der algemeene aandeelhouders vergadering. Die bevoegdheid is door het ontwerp wel beperkt: er is geen sprake van, dat haar souvereiniteit onbeperkt blijft. Het bezwaar, dat zij balans en winst- en ver- hesrekening vaststelt, gaat niet op, omdat statuten bepalingen kunnen bevatten I omtrent de inrichting van balans en winst- I en verliesrekening, de regeling der reserves, verdeeling van de winst enz. Inderdaad I berust de beslissing omtrent verschillende punten bij de alg. vergadering, maar men kan in de statuten daarvoor een gequalifi- ceerde meerderheid aangeven, terwijl ook de vet reeds beperkende bepalingen bevat. Nu is speciaal de macht der alg. verg. ge noemd in verband met de oligarchische clausule. De heer Mendels heeft daarmede reeds afgerekend, maar spr. wil er nog eens op wijzen, dat de olig. clausule feitelijk eerst door deze wetswijziging wordt erkend. Te voren is zij slechts als T ware bij de gratie van een minister toegelaten in het vennoot schapsrecht; nu wordt zij vastgelegd en de verbreking er van door de alg. verg. wordt nu heel wat moeilijker gemaakt dan in het oorspronkelijke ontwerp-Heemskerk. En dan vergete men niet, dat de reeds bestaande I oligarchische clausules tevens onder de I nieuwe regeÜDg worden gebracht Nu heeft men den draak gestoken met de I oligarchische clausule als middel om de I Nederlandsche belangen te verdedigen, maar I spr. heeft niets anders betoogd, dan dat het I mogelijk zal zijn met behulp van die clau- I sule het buitenland te weren, het nationaal I belang te bevorderen. Dat dit geen fantasie I is, hebben de feiten bewezen. Van een ver- I slechtering van de oligarchische clausule is hier zeker niet te spreken. En nu het enquète-recht; men maakt zich lian overdrijving schuldig door daarin een Invaar voor het bedrijf te zien. Men ziet I daarbij de preventieve beteekenis er van ge- Iheel over het hoofd. Men heeft gevaar er in I gezien vooral voor hypotheekbanken, maar leen rapport voor de Vereeniging van Hy- I potheekbanken heeft er zich gunstig over uitgelaten. Wat betreft de verantwoordelijkheid van I bestuurders en commissarissen, de hoofde lijkheid er van acht spr. volstrekt niet te I ver gaande. Dit is in overeenstemming met Ide werkelijkheid en de bepalingen die dit Ibeginsel vastleggen en uitwerken, acht spr. leen der voornaamste deelen der ontworpen [regeling, vooral omdat zij nauw samenhangt I met de andere hoofdbeginselen. Veel is er gesproken over de kwestie van Ibesloten en open vennootschappen. Spr. meent, dat het onjuist is, daarvoor verschil lende regelen te maken en de eisch van lopenbaarheid is zoo sober gesteld juist met Ibet oog op de besloten vennootschannen. |l!en moet niet zeggen, dat enkel levensver zekeringsmaatschappijen en banken open- arheid wenschen; er zijn tal "van ven nootschappen, die in het publiceeren van lijfers heil zoeken. Wat er door verschil lende sprekers tegen is ingebracht, heeft liet veel indruk op spr. gemaakt Hij ont- lient, dat er ernstig gevaar van concurren te zou voortvloeien uit de kennisneming Jan winstcijfers en dergelijke. Spr. wijst er zelfs op, dat het alg. belang Iminder betrokken is bij de openbaarheid Jan de cijfers van groote dan van kleine londernemingen. 1 Spr. kan een novelle als de heer Slingen- Iberg wil, niet dadelijk toezeggen, maar hij l*il wel na aanneming van deze wet onmid- loellijk een gemengde commissie van advies ■taake de publiceering van stukken benoe- Jen. Die commissie zal op korten termijn advies moeten uitbrengen, terwijl voor een luiledige in werking treding van de nieuwe ■Reling spr. rekent op een periode van drie |jaar. Ton slotte wijst spr. op de positieve voor- |«e!en van rechtszekerheid, welke de nieuwe wet zal brengen. Spr. noemt een aantal punten, die een aantal thans han gende kwesties tot oplossing zullen brengen. Er is gewezen op het algemeen verzet tegen het ontwerp, doch spr. ontkent tegen over den heer Van der Hoeven, dat dit zoo algemeen was, ontkent ook, dat de mannen van wetenschap, ongunstig over 't voorstel oordeelen. En dan wijst spr. er ook" op. dat een blad als de „N. R. C." ook het wets voorstel heeft gesteund. Spr. wil het verzet dus niet zoo zwaar laten wegen als vele sprekers; het spruit weieens voort uit een aangeboren aversie tegen wetgeving. Dat handel en industrie zich algemeen tegen de regeling hebben verklaard, ontkent spr. uitdrukkelijk Wat spr. thans heeft verdedigd, is naar zijn overtuiging een minimum. Spr. dringt dus aan op aanneming en vol vertrouwen wacht hij de beslissing der Kamer af. De heer KOSTER repliceert. De heer SLINGENBERG (V.-D.) is be vredigd door het antwoord des ministers, al geeft hij niet alles wat spr. heeft gevraagd. Hij zal dus voorstemmen. De heer DE GIJSELAAR (C.-H.) komt op tegen de bedreiging van den minister, dat bij verwerping van dit voorstel, niet spoedig een nieuw zal worden ingediend. De MIN. -VAN JUSTITIE verklaart niet gedreigd te hebben, maar alleen aangeduid, wat het gevolg zal zijn van verwerping; spr. heeft alleen willen zeggen, dat een eventueele opvolger van hem misschien eerder een publiekrechtelijke regeling zal willen dan wat hij dan vergeefs heeft trach ten te geven. Den heer Slingenberg, zegt spr., dank voor de toezegging. De heer KOSTER antwoordt spr. met een enkel woord. De beraadslagingen worden gesloten. Dinsdagavond a s. te halfnegen zal over het voorstel gestemd worden. Tal van ontwerpen goedge keurd Het stemmen hij volmacht De economische toestand van Zeenwsch- Vlaandeien. (Zitting van gisteren). In de eerste plaats wordt een twintig tal kleinere wetsontwerpen en conclusies zonder debat of na een enkele opmerking aangenomen. Vervolgens was aan de orde het ont werp Bedrqvenwet, welke na een opmerking van den heer VAN GIJN (L.) werd aan genomen. Hierna komt in behandeling het wets ontwerp machtiging tot het sluiten van overeenkomsten met de Bataafsche Petroleum Maatschappij betreffende de opsporing en ontginning van aardolie enz. in verschil lende terreinen van Palembang, Zuider- en Oosten Afdeeling van Borneo en Atjeh. Na een opmerking van den heer CRA- MEE (S.D.A.P.) die staatsexploitatie prefe reert, wordt het wetsontwerp aangenomen met de stemmen der socialisten tegen. Aan de orde is de wijziging der Kieswet, de Provinciale Wet en de Gemeentewet (stemmen bjj volmacht). De heer ZANDT (S.-G.) protesteert tegen den stemdwang en dient een motie in, waarin de Kamer uitspreekt, dat de artikelen van de Kieswet, waarin de stemplicht is ge regeld, dienen te vervallen. Deze motie zal op een naderen dag wor den behandeld. De heer VAN DEN BERGH (S.D.A.P.) vraagt of het marinepersoneel ook valt onder de categorie, die zich bg de stembus kan doen vervangen en of de Minister met zjjn ambtgenoot van Waterstaat in overleg zal willen treden om het spoorwegpersoneel zooveel mogelqk in de gelegenheid te stel len om zijn stemplicht te vervullen. Na nog enkele opmerkingen wordt het wetsontwerp z.h.s. aangenomen. Vervolgens hield de heer KORTENUORST (R.-K.) zijn interpellatie over den ongunsti- gen economischen toestand van Zeeuwseh- Vlaanderen en de maatregelen, welke ge nomen zjjn en genomen kunnen worden om daarin verbetering te brengen, ten aanzien waarvan de interpellant een zevental uit voerige vragen heeft gesteld. De MINISTER VAN FINANCIEN, de heer DE GEER, den interpellant beantwoor dende, zegt, dat reeds verschillende maat regelen, om Zeeuwsch-Vlaanderen te hulp te komen, zjjn genomen, terwql de Regee ring gaarne de andere door den interpellant gevraagde maatregelen zal onderzoeken en eventueel toepassen. Het departement van Waterstaat over weegt den aanieg van een kanaal Neuzen AxeL Een algemeene commissie, die tot taak neeit na te gaan hoe de bloei van Zeeuwsch-Vlaanderen kan worden bevorderd, acht de Regeering niet noodig, waar men reeds de Permanente V.ascommissie heelt Na repliek van den interpellant wordt nog het woord gevoerd door de heer en LEENSTRA (A.-R.j, KRIJGER (C.-H.), DROP (S.D.A.P.), LOERAKKER (K.-K.), BOON (L.), KERSTEN (S.-G.), VAN DE BIL1 (R.-K.), die alien de belangen van Zeeuwsch-Vlaanderen bepleiten. De MINISTER VAN FINANCIEN, zegt, dat hjj de bq repliek gemaakte opmerkingen gaarne zal overwegen, waarna de Kamer op reces is gegaan. RECLAME. 1 stuk Dobbelman's 1713 1713 Toiletzeep «a 1 stuk prima SHm6Il 1U Cl. <t*lyceri«ezeep OP VERTOON VAK LEZEN BON. Er kan voorloopig neg niet aan drooglegging der Reeu- plassen gedacht worden. (Zitting van gisteren). Aan de orde was het voorstel tot ver lenging van de verordening op de Heffing van bruggeld voor den overtocht van de brug over de Oude Maas. Nadat in de ochtendzitting over dit voorstel verschil lende sprekers opmerkingen hadden ge maakt, werden deze in de middagzitting door het lid van Ged. Staten, den heer Borghols, beantwoord. Het voorstel van Ged. Staten, werd verworpen met 42 tegen 22 stemmen. Evenzoo een voorstel-Schalekamp om de rechten tot 1932 te halveeren (39 tegen 28 stemmen). Het gevolg hiervan is, dat de verordening tot bruggeldheffing met 1 Januari 1929 is ingetrokken. Z. h. st. werden aangenomen de voor stellen i a. v. de verordeningen op de heffing van rechten voor het bevaren van het scheepvaartkanaal tusschen Rijn en Schie, voor het overzetten over dat kanaal met den schoener aan den Hofweg, en voor het ophalen van de brug over den Rijn te Alphen aan den Rijn. Voorts werd aan genomen een voorstel inzake de verordening betreffende de rechten voor het bevaren van de Gouwe. Aan de orde was dnarna de interpellatie- Vlielander, betreffende djoogmaking der Reeuwijksche en Sluipwijksche plassen. De heer VLIELANDER (V.B.) drong aan op spoedige drooglegging dezer plassen, waardoor ongeveer 800 H.A. land beschik baar zal komen. Bovendien kunnen bij de drooglegging tal van werkloozen worden te werk gesteld. De heer VON FISENNE, lid van Ged. Staten, herinnerde er aan. dat de Staten vroeger hebben besloten (in 1024) dat de provincie en het Rijk elk de helft zouden dragen van de kosten, noodig voor het ont werpen van een plan voor de droogmaking der plassen. Volgens een door het bureau Van Hasselt en De Koning opgemaakt plan zou de drooglegging geen verlies opleveren. De thans overleden hoofdingenieur Van Elzelingen heeft daarna een rapport uitge bracht, volgens hetwelk op een risico-bedrag van f. 250.000 moest worden gerekend. Van den minister van Binnenl Zaken werd ver volgens een schrijven ontvangen waarin medegedeeld werd, dat het Rijk alleen wil de medewerken, wanneer de verliespost niet grooter zou worden dan f. 100.000. Naar aanleiding hiervan is een nieuw on derzoek ingesteld en naar het oordcel van den Rijkswaterstaat zou er moeten worden gerekend op een bedrag van 7 800.000 gulden als droogmakingskosten. Van dit be drag komt 2/3 deel ten laste der provincie. Ged. Staten willen gaarne overwegen of er misschien aanleiding bestaat, om op nieuw met het Rijk over deze quaestie in onderhandeling te treden, maar zooals de zaken thans staan, kunnen Ged. Staten er nog niet aan denken om met een voorstel tot droogmaking te komen. Volgens den heer VAN STAAL (S.D.) diende, mede met het oog op werkverschaf fing, de drooglegging der plassen zooveel mogelijk te worden bespoedigd. Spr. diende de volgende motie in, waarin Ged. Staten worden uitgenoodigd, de reeds uitgebrachte rapporten in druk ter kennis te doen bren gen van de leden der Prov. Staten; en dit te doen volgen met een spoedig prae-advies over de vraag of droogmaking van voor noemde plassen niet noodzakelijk moet wor den geacht en dit prae-advies in een des wege expresselijk te beleggen vergadering van de Staten aan de orde te stellen. De heer VAN DER WEIDEN, drong eveneens aan op spoedige drooglegging. De heer HOFFMAN (R.-K.) toonde zich beslist voorstander der drooglegging dezer plassen. Spr. beriep zich op de historische Hollandsche traditie om steeds en zooveel mogelijk dergelijke plassen droog te leggen, in het belang van landbouw- en tuinbouw- stad en in het algemeen belang werden ook door de oud-Hollandsche Staten onder verleening van som9 jarenlangen vrijdom van verschillende lasten en keuren deze droogleggingen en droogmakerijen ten zeer-, ste bevorderd. Na intense studie van het groot, in alle details gaand rapport van ingenieurszijde van 1925, het z.g. geheim rappor(, dat in het bezit is der gemeente Reeuwijk, was vooral ook in financieel opzicht, dr. Hoff man nog versterkt in zijn besliste overtui ging. dat de drooglegging dezer plassen een belangrijke factor zal worden in de verhooging der waarden onzer cultuur gronden in Zuid-Holland. De heer BRUNT wilde gaarne erkennen, dat de financieele bemoeienis van de pro vincie ten deze een grens heeft; toch achtte spr. het gewenscht, dat zoo spoedig moge lijk wordt nagegaan, of de mogelijkheid tot drooglegging beslaat, zonder dat de finan cieele offers te groot worden. De heer FON FISENNE deelde mede, dat met het Rijk in overleg zal worden getreden over de publicatie der rapporten. De molie- v. StaalHoffman werd door Ged. Stalen ter fine van prae-advies overgenomen. Daarna was aan de orde de interpellatie- De Bruin (S.D.) over het medisch school toezicht. De heer DE BRUIN (S.D.) wees op het groote belang van dit schooltoezicht, voor al op het platteland. De heer BORGHOLS, lid van Ged. Sta ten deelde mede, dat de bemoeiingen van het Groene Kruis ten deze nog niet zijn beëindigd, en dat het beter is, om nog eenige maanden geduld te hebben. De heer TEN HOPE interpelleerde betref fende verkeerstoestanden op den weg Rot terdamOverschie, in verband met een voorgevallen auto-ongeval onder Overschie. Spr. wees op het gevaar van dezen weg, waartoe in de eerste plaats wordt bijge dragen door de motorlram Rotterdam Oveschie. Naar sprekers oordeel moet deze tram zoo spoedig mogelijk verdwijnen, waarna zij vervangen zou kunnen worden door een autobusdienst Spr. diende een motie van deze strekking in. De heer VON FINESSE, lid van Ged. Staten, merkte op, dat de meeste ongeluk ken op dezen weg te wijten zijn aan roeke loos rijden. Ook Ged. Staten zijn van oor deel dat dit weggedeelte een autobusdienst de voorkeur verdient boven een tram, en spr. kan mededeelen, dat het gemeentebe stuur van Rotterdam bereid is, te zijner tijd de tram te vervangen door autobussen. De heer TEN HOPE nam zijn motie terug. Ten slotte was aan de orde de interpel latie-Hof fman over de schutsluis bij Gouda, De heer HOFFMAN (R.-K.) achtte een door- voortbreedte van 12 M. voor deze sluis niet voldoende en zou deze breedte willen zien gebracht op 14 M. De heer VON FINESSE, lid van Ged. Staten, deelde mede, dat de sluis wordt uit gevoerd volgens het ruimste plan. Hiertegen bij Ged. Staten nog geen enkel bezwaar ingekomen, zoodat het college in de mee ning verkeert, dat de sluis aan de te stel len eischen voldoet. Naar het oordeel van Ged. Staten behoeft de sluis dan ook niet te worden verbreed. De voorzitter sloot daarop de zitting. In den loop der vergadering werden nog z.h.s. aangenomen de voorstellen: betref fende wijziging der provinciale begrootin gen voor 1927 en 1928. wijziging van het reglement van Delfland; wijziging van het reglement van Rijnland; wijziging van het bijzonder reglement Graspolder, wijziging van de bijzondere reglementen der polders Het Zand en Oud- en Nieuw-Beijerwaard; wijziging van het alg. reglement B. en het bijz. reglement voor het waterschap Blok land. DE „VEENDAMMEH HYPOTHEEKBANK". De Vierde Kamer der rechtbank te Am sterdam heeft heden de behandeling voort gezet van de strafzaak tegen de oud-direc- tturen der „Veendammer Hypotheekbank", G. J. en J. P. H. Woltman en A. C. Möhring, alsmede tegen den oud-presidenl commissaris mr. E. M. B. Kortenoever. Als te ruim kwart over tien de verdach ten zijn binnengeleid en ongeveer een kwartier later de Rechtbank haar zetels heeft ingenomen, wordt, opnieuw onder vrij groote belangstelling van publiek en balie, als eerste getuige gehoord mr. Wijnveld, rechter in de Rechtbank te Rotterdam. Deze getuige deed eenige mededeelingen over verd. mr. Kortenoever, die op verzoek van zijn verdediger, niet bij dit verhoor aanwezig was. Get. zeide mr. K. van 15 jaar geleden te kennen; toen hij ats volontair werkzaam was bij het Kantongerecht te Gouda. Van den aanvang af had get. toen van hem den indruk gekregen, dat hij iemand was. die als hij aan zijn werkzaamheden zijn volle aandacht besteedde, deze begrijpen kon; hij was echter niet in slaat om zich te concen- treeren. Als men op zijn ijver speculeerde kon men veel van hem gedaan krijgen; hij gaf echter den indruk: „Ik ben hier nu op dit parket als volontair en nu spreekt het vanzelf, dat ik, mr. Kortenoever, een be noeming zal krijgenl" Op vragen van mr. Van der Meer achtte get. het gezien wat hij van verd. K. weet mogetijk, dat verd. het bewuste contract in goed vertrouwen geteekend heeft. Get. heeft nooit gehoord, dat mr. K. niet eerlijk zou zijn. Mr. Hoogstra, griffier bij het Kantonge recht te Alkmaar, kwam vervolgens even eens omtrent de persoonlijkheid van verd. mr. K. eenige verklaringen doen. Hij zeide verd. te hebben gekend als een zonderling man, die echter niet tot slechte dingen in staat was. Wel was het volgens hem iemand die impulsief en lichtvaardig iets doen kan. Hierna werd verd. MBhring door den pre sident aan den tand gevoeld. Pres.: „Was mr. Schürmann aanwezig m de commissarissenvergadering van 25 Juni te Hilversum?" Get.: „Ik geloof het wel." Pres. „Wie heeft toen de notulen opge maakt?" Get.: „De heer Spanjersberg." Get. deed vervolgens eenige mededeelin gen over het verloop der vergadering. O. m. stond men geruimen tijd stil bij de clausule betreffende de overdracht van 862 aandee- len van de „Veendammer" aan de „Discon- tobank voor Credietinstellingen", waarbij verd. mr. K. verschillende toelichtingen gaf. Pres.: „Er zou Ier vergadering besproken Uit het Engelsch van BEN BOLT. liet HOOFDSTUK XXV. Ziezoo, merkte Tracy vroolijk op, is nu meenens geworden, Dick, en we nu waartoe Shoüelius in staat is. Die techiedenis met dien wagen, die mei ge- lampen dwars over den weg stond •n dien kerel, dien we hebben aangereden, L]n nog maar een voorproefje I Wat zou |J*Pecteur Lavers wel zeggen als we het vertelden? L— Hij zou ons nied gelooven, zei Single- to met overtuiging. - En het is nergens goed voor hem iets hertellen. Als we hem zeiden welke ver- ■iikingen we tegen Shottelius hebben, zou •I denken dat we allbei gek waren. Ja, dat zou me niets verwonderen. ^3t moeten we zorgen, dat we nog veel ^•r gegevens hebben voor we Laverê er ^trekken Meneer Shottelius staat als te Menswaardig bekend dan dat iemand ook iets gelooven zou van zoo'n sprookje de Duizend-en-een-nacht als wij van Ie vertellen hebben. Daarin ligt zijn kracht Iemand, van iedereen verwacht dat zijn naam bij eerstvolgende gelegenheid onder de ^*tenoemde pairs zal voorkomen, slaat boven alle verdenking. Als we naar Scot land Yard gingen met dit verhaal, zouden ze lachen en zeggen dat we aan ^heli- Shock" leden. Wat ben j© nu van plan te doen? Zien Tony Berrington te vinden. Hij is de 'man die ons het best kan helpen, als .hij ten minste spreken wil. Het leek me niet toe, dat de houding tusschen Shottelius en hem bijzonder hartelijk was; misschien was hij zelfs wel de man waarop Southwell rekende. Warempel >a! Daar had ik nooit aan gedacht. Hij schrok zich dood toen je hem her kende. Wat het ook is waardoor Shottelius hem in zijn yiacht heeft, hij heeft iemand noodig, die hem helpt. Hij zag er uit als iemand die totaal kapot was. Wie weet hoe blij hij is als iemand hem uit de klauwen van dien schurk haalt Als hij aan onze zijde slaat nu, dan konden wë de zaak gemakkelijk tot een oplossing brengen. Je vergeet Shottelius, Dick! Voor zoo ver ik hem nu ken, zal hij daar op Rowant End niet stil zitten, terwijl wij een net om hem heen spannen Dat is vanavond aJ ge bleken. En als hij ook maar even vermoedt dat wij vat op Berrington krijgen, nu, dan geloof ik dat die jonge man er geweest is. We moeten hem dadelijk zien te pak ken te krijgen, antwoordde Singleton Als we weer in de stad terug zijn, ga ik naar Lady Arthwaite en zal ik met zijn zuster praten Zij zal zijn adres wel weten. En als dat adres nu eens Rowani End is. wat me heel waarschijnlijk toelijkt? Die man, die Miss Berrington onderweg liet in stappen. ik wed dat dat Tony was, en hij ging niet met haar naar de stad terug Ik denk dat zij hem het een of ander van Shot telius heeft verteld, en dat hij toen terug kwam om rekenschap te vragen. Singleton knikte nadenkend. Reden te meer dat we Berrington gauw te pakken moeten krijgen. Er is één ding dat ons zal helpen, namelijk dat Nerica nu weet wat Shottelius voor een schurk is wat ze twee dagen geleden nog niet wist. En nu we weten, dat haar broer op de een of andere manier bij de bende van dien schurk is verzeild geraakt, zal dit voor haar een aanleiding zijn om haar stilzwijgen te ver breken. Ik hoop, dat je gelijk hebt, Dick. Ik ben er van overtuigd dat ze het doet Enkele mijlen verderop kwamen ze uit den mist en reden nu zoo hard ze konden naar de stad. Het was al laat, toen ze daar aan kwamen, maar Singleton reed direct door naar het huis van Lady Arthwaite, en, terwijl zijn vriend in den wagen bleef zitten, belde Singleton aan. De knecht, die hem dien middag gezegd had, waar Nerica was heen gegaan, deed open. Is juffrouw Berrington thuis? vroeg hij, vertrouwend een bevestigend antwoord te krijgen. Het spijt me, meneer. Ze is nog niet terug. Een oogenblik keek Singleton den man beteuterd aan, maar hij hield zich nog aan een stroohalm vast U bedoelt dat zij al thuis is geweesl eD weer is uitgegaan? Neen. meneer Ze is niet meer hier ge weest nadat zij vanmorgen is uitgegaan, en Lady Arthwaite is een beetje ongerust om dat het al zoo laat is. Dick zelf voelde ook een grooten angst opkomen Uren geleden had hij Nerica van Rowant End zien weg rijden en nu was ze blijkbaar nog niet in Londen terug. Denkend aan wat Tracy en hem zelf was overkomen, kreeg hij bange vermoedens. En heeft ze ook geen bericht gestuurd? vroeg hij schor. Neen, meneer, antwoordde de man hem eeriigszins verwonderd aankijkend. We hebben ook geen bericht verwacht. Toen Dick zich reeds half omkeerde om weg te gaan. trok een auto zijn aandacht, die zig-zags gewijs de straat doorreed; het kon niet anders of de auto werd bestuurd door een beschonkene of door een krank zinnige. Tweemaal had de wagen door zijn geslinger bijna andere voertuigen geraakt en het was alleen aan de waakzaamheid van de bestuurders van deze andere voer tuigen te danken, dat er geen ongeluk ge beurde. Dicht bij het huis van Lady Arth waite werd het spatbord van een taxi afge reden, waarop een luide vloek van den chauffeur van dezen wagen door de stille straat weerklonk. Toen ging het naar den kant van het trottoir, en opeens riep de knecht, die ook naar dat angstwekkende ge- slinger was blijven kijken: Heere m'n tijd! Dat is Charles! Hij is dronken of Verder kwam hij niet De groote auto stopte vlak achter den wagen van Singleton. Op dit oogenblik snelde de huisknecht de sloep af. met de woorden: Excuseer me. meneer en op den wa gen toe Singleton, met een voorgevoel van een onheil, liep achter hem aan. zag hem het portier opengooien en juist toen hij hem had ingehaald, hoorde hij den man uitroe pen: Groote God, Charles, waar is Miss Nerica? Toen Singleton ook in de auto keek 9loeg hem de 9chrik om het hart; de wagen was leegl HOOFDSTUK XXVI. Dick Singleton stond als gehypnotiseerd. Opeens drong de stem van den livreiknecht tot hem door: Charles, beroerde kerel, waar heb jo juffrouw Nerica gelaten? De chauffeur gaf geen antwoord en Singleton keek hem eens goed aan. De man zat aan het 9luur, zijn lichaam iets door gezakt, zijn pet achter op zijn hoofd, de oogen met een wezelooze uitdrukking. Hij nam niet de minste notitie van den knecht, waarop deze hem ruw heen en weer schudde. Hierop draaide de chauffeur zich een beetje om, trachtte rechtop te g^an zitten, en mompelde een paar onsamenhangende woorden. De knecht keek Singleton wan hopig aan. Stomdronken, meneer! En Miss Nerica is er niet. Wat is er in 's hemels naam ge beurd? Door dezelfde vraag werd Singleton ge marteld. Hij duwde den knecht even opzij, greep d*n chauffeur bij den arm en trachtte nu zelf een antwoord te krijgen. Doch dit mislukte ook hem. De hand van den man liet het stuurrad los en zakte nog meer weg op zijn plaats als iemand die geheel en al bedwelmd i9 terwijl zijn oogen dichtvielen. Singleton bukte zich om zijn adem op te vangen Hij rook niet naar alcohol. De man was niet drenken hij was ziek of.... Bedwelmd, groote genade! (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 13