VOOR DE JEUGD •1' Af VA hl VA f 69ste Jaargang Vrijdag 8 Juni 1928 No.2* N LEIDSCH DAGBLAD •411* éêêêêêêèêêéétééé --ui'- 0 UIT LOGEEREN. STRIKVRAAG. door AMBER. (Slot.) Toen Hans den volgenden morgen wakker rd, scheen de zon lekker naar binnen. >e laat zou het zijn f Hij had vergeten n horloge naast zich te leggen. O, maar t hoefde hier ook niet, want hij kon zoo zijn bed op de torenklok kijken. Over renen was het al; hij zou maar gauw staan. Hug kleedde hij zich aan en ging naar neden, maar daar was nog niemand. Hij ed dus de openslaande deuren van de skamer open en liep den tuin in. Ach- in was een soort priëeltje op een heu ltje en daar ging hij op een bank zitten keek uit over het golvende koren, waar de zon zoo lekker scheen. rijn was het toch maar buiten l Hij zou wel altijd willen wonen. En met zijn ebogen op zijn knieën en zijn hoofd tus- en zijn handen bleef hij zitten kijken...- )p eens voelde hij een klap op zijn Duder. Verschrikt draaide Hans zich ora keek in het lachende gezicht van zijn a, die onhoorbaar over het gras was nen aansluipen. Zijn baardje was nog i beetje nat van het wasschen. Zoo, waarde neef', zei oom Karei, „je it in ieder geval geen langslaper zoo- de meeste menschen uit de stad." ,Ik ben juist zoo vroeg opgestaan, om- ik dacht, dat de menschen buiten altijd i vroeg opstonden", plaagde Hans terug, aar dat is me leelijk tegengevallen." Zoo jongetje, je bent niet op je mondje allen zie ik", vond oom. „Maar jou 'ben ze vannacht om drie uur ook niet je bed gehaald V' Hebben ze u vannacht uit uw be-d ge- ild vroeg Hans verbaasd. „Wie dan, waarom V} Ja, sommige menschen worden nu een- al 's nachts ziek en dan sturen ze iemand den dokter te halen." Ik heb er niets van gehoord," zei Hans baasd. „Hebben ze dan gebeld 1 En t u zich dan midden in den nacht weer n aankleeden Wat dacht je dan 1 Dat ze onder mijn het Wien Neerlands Bloed gingen in fluiten, of dat ik 's nachts in mijn ima de zieken ging bezoeken V* Hans schoot in den lach. Het was net, of met zijn vader aan het gekheid maken je kon hem wel eens even terug plar maar je legde het toch altijd ai Maar kon hij best tegen. En nadat ze ge- d den turn eens hadden rond geloopen, m tante hen roepen om te ontbijten, en eersten dag gebruikte Hans om de eving eens zoo'n beetje te verkennen hij genoot van het dwalen langs de hpaadjes en tusschen de korenvelden oren van het dorp wees je altijd weer weg naar huis. Oom ging alleen nog i een ernstigen zieke in de buurt be en, maar verder nam hij het er eens zooals hij zei, omdat het Zondag was. iar den volgenden ochtend^ na bet ontbijt* toen Hans al met een boek in den tuin wou gaan zitten, zei oom Karei: „Je moet natuurlijk doen, waar je het meeste zin in hebt, maar als je lust hebt, kun je ook met mij meerijden in het autotje. Neem dan je boek maar mee, dan hoef je je niet te vervelen, als ik mijn visites maak." Natuurlijk had Hans daar lust in en he€ duurde niet lang, of ze reden samen de kleine garage uit, opzij van het huis, die de jongen tot dusver voor een schuurtje tot het opbergen van tuingereedschap had aangezien. „Ik wist heelemaal niet, dat u een auto hadt, oom Karei", zei Hans. „Die heb ik ook nog zoo lang niet," ant woordde de dokter. „Vroeger deed ik mijn heele praktijk op de fiets af, maar ik word zoo langzamerhand een jaartje ouder en dit gaat vlugger ook. Pas op, want hier ste ken we het spoor over." En meteen hob belde het lichte auto'tje al over de rails. Het ritje beviel Hans wel. Hij kwam nu veel verder dan gisteren in zijn eentje te voet en oom vertelde hem steeds, in welke dorpen of buurtschappen zij waren. Onge zellig alleen, dat oom telkens in allerlei huizen bezoeken moest afleggen. Maar dat was voor hem natuurlijk de eenige reden voor den tocht. In ieder geval was Hans blij, dat hij zijn boek meegenomen had, want eenmaal duurde oom's bezoek meer dan een half uur. Zeker een ernstige par tiënt. Zoo hadden ze al een heelen tijd rond gereden en Hans had juist bij zichzelf de opmerking gemaakt, dat ze nu wel een flink eind van huis moesten zijn, toen hij op eens den toren van het dorp vlak bij tusschen de hoornen zag. En tot zijn niet minder groote verbazing merkte Hans, dat het al over twaalven was. Die ochtend was werke lijk omgevlogenl 's Middags hield de dokter spreekuur en toen ging tante Jo met Hans een wandeling maken door de bosschen en daarna deden ze een paar boodschappen in bet dorp, zoo dat het al weer etenstijd was voor hij het wist. Moeder had gelijk gehad, begon hij in te zien: van lezen zou zoo heel veel niet komen. Den volgenden dag en nog enkele andere dagen werden op ongeveer dezelfde wijze doorgebracht, tot Hans op een ochtend be merkte, dat bij al meer dan twee weken van huis was en dat dus het grootste deel van zijn verblijf bij oom Karei voorbij was. Enfin, dat waren van die dingen, waar je niets aan kon veranderen. In. ieder geval had hij schik gehad al dien tijd en hij zou zorgen, dat de laatste dagen net zoo pret tig voorbij gingen. Eenmaal, op een Zondagmiddag, reed oom met zijn logé naar de naastbij zijnde stad, maar daar vond Hans nu niet too heel veel aan. Hij woonde zelf in een stad, vond hij, en het speet hem, dat hij weer electrische trams zag. Dat herinnerde hem maar aan zijn woonplaats en zijn aanstaand vertrek. De paar laatste dagen bracht Hans door met „afscheid nemen", zooaJs hij het noem de. „Dat wil zeggen, dat hij al zijn lieve lingsplekjes in het bosch en op de hei soms alleen en soms in gezelschap van tante Jo nog eens ging opzoeken.. je weer thuis was, en vooral 'a winters, als jd 's avonds in bed lag, was het zoo prettig om daar, mei je oogen stijf dicht, nog eens aan te denken. Dan was het net, of j® alles weer vóór je zag En zoo kwam eindelijk de dag van hei vertrek. Bij 't inpakken merkte Hans, dat' hij van de zes boeken, die hij had meege nomen, er maar één had uitgelezen enl halfweg het tweede was blijven steken* Dat had Moeder dan toch maar goed voor-* speld! '8 Morgens om halfnegen zou Hans weg* gaan, dan was hij met- de koffie weer thuis* Van tante nam hij thuis afscheid, maar oomi bracht hem naar het station. Natuurlijk be-i dankte hij ze allebei voor al het plezier,- dat ze hem hadden aangedaan, maar daatf wilden ze niets van weten, ,/t Is goed hoor1* zeiden ze, „als je het prettig hebt gevon^ den, kom je het volgend jaar maar terug." En nu zat hij al weer in den trein, of lie ver hij hing uit het raampje en wuifde tegeni oom Karei, die nog altijfl op het perron; tegen hem stond te zwaaien. Toen ging Hans met een zucht zitten. Fijne daagjes waren het toch maar geweest; jammer, dat ze om waren I Hij zou morgen maar een® gauw bij zijn vriend Henk aanloopen, om hem van alles te vertellen. Dat kon tocl$ ook wel weer gezellig zijn. En op het weer zien van zijn ouders verheugde hij zich tocS ook. Wat ging die terugreis gauw, heel waf gauwer dan de heenreis. Nog tien minuten,- dan was hij al weer thuis. Jammer, dat hijl dan nog wel een kwartier alleen moest loo- pen voor hij thuis was. Daar had je warempel de buitenwijkeif Van de stad al 1 Hans had nog maar net tijd om zijn boeltje bij elkaar te zoeken, toen; de trein ook al stil stond. Hij stapte haastig uit en liep snel naar den uitgang, toen e* op eens achter aan zijn jas werd getrokken. Hij keek natuurlijk om en... „Nee maar, Vader en Moeder allebei," zei hij, verbaasd en verheugd. „Zoo jongen," zei Vader; „blij je weef le zien." En Moeder voegde er aan toef „Heb je veel plezier gehad 1 Ja zeker. Hef was hier anders maar stilletjes hoor, toert je weg was." En toen voelde Hans plotseling, dat hif toch eigenlijk ook wel blij was weer thuis te zijn, hoe prettig hij het dan ook buiten g^had had. Dat gevoel was zóó sterk, dfcfc zelfs de trams, waar hij in die andere stad zoo het land aan gehad had, hem nu nH goede bekenden voorkwamen, die hij hesA prettig rond om terug te zien. Op de tafel liggen drie dubbeltjes naa*l elkaar. Hoe kun je mi het middelste van die dubbeltjes (No. 2 dus) uit het midden verwijderen, zonder het aan te raken? Door eenvoudig No. 1 op te nemen en naast No. 3 te leggen (of No. 3 op te nemen en naast No. 1 te leggen). Op die manier blijft No. 2 immere niet meer in het mid den liggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 15