VOOR DE KLEINTJES.
OPLOSSINGEN.
OVERSCHOTJE.
KLEUR- EN KNIPPLAATJES.
Jumbc Logpoot, de olifant, en Carlo Krul-
neus, de clown, zijn de beste maatjes. De
eerste is deftig, heel deftig, en de tweede is
een vroolijke baas. Dat kun je die twee wel
aanzien, is het niet?
Jumbo's nieuwste kunst i9 opzitten. Dat
doe't hij zóó mooi, dat Carlo hem als beloo
ning een paar groote koeken geeft. Jumbo
neemt ze heel deftig met zijn slurf aan en
peuzelt ze dan lekker op. Van die slurf heeft
onze1 Jumbo veel plezier, 't Is net een soort
derde hand van hem. Makkelijk hè?
Ik vind dat Jumbo daar zóó keurig zit,
dat wij hem maar eens moeten uitknippen
en opzetten. Carlo moet er natuurlijk ook bij.
Die twee hooren nu eenmaal bij elkander,
want Jumbo zou zich al heel eenzaam en
verlaten voelen zonder zijn trouwen ver-
zoreer en Carlo zou zijn vriend Logpoot ook
niet kunnen missen.
Zullen we dan maar beginnen?
Eerst trekken wij de plaatjes en driehoek
jes met dun. doorschijnend papier over en
daarna plakken wij ze op dun carton.
Nu gaan we do plaatjes kleuren. Kies zelf
maar vroolijke tinten. De driehoekjes kun
nen wit blijven.
Als we' hiermee klaar zijn, gaan we de
plaatjes en de driehoekjes uitknippen. Doe
het vooral secuur en knip Carlo niet bij on
geluk in zijn neus, want dan zou hij wel
eens minder vroolijk kunnen kijken. Hap ook
geen stuk uit de koeken, want dan krijg Je
het met Jumbo aan den stok. En als die
kwaad wordt, is het lang niet mis, dat kan
ik je wel zeggen.
De' driehoekjes worden nu op de stippel
lijnen omgevouwen. Het grootste is voor
Jumbo, want die is het grootst, en het
kleinste voor Carlo De smalle reepjes wor
den mét lijm of gluton bestreken en tegen
Jumbo en Carlo aangeplakt.
Ziezoo, nu zijn we klaar.
Kijkt Carlo nog zoo vroolijk en zit Jumbo
nog zoo deftig op? Dan is het in orde en
ik denk. dat je er verbaasd over zult staan,
zóó lang als ze dit kunnen volhouden. Let
daar maar eens op!
C. E. d. L. H.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET
VORIGE NUMMER:
1. Radio, ra, Di van Dina, ol
2. Vensterbank, van, ster, kast, beest,
Kees.
3. Beter een vogel in de hand dan tien
in de lucht.
i. Kar, ar.
5. Lei, den, Leiden.
6. Dik, To, Jan.
7. Ark, arm.
8. 's Hertogenbosch, heester, bot, noot,
oog, bes, hert, bosch, cent, scheren.
door
TRUUS SALOMONS
Nu moet ik jullie eens een geschiedenis
vertellen, die je misschien niet zult geloo-
ve, maar ze is toch waar gebeurd.
De vader en moeder van Kees Mulder
hadden elf kinderen, van wie Kees de
jongste was, die alles droeg, wat er over
schoot. Hij kreeg dus de kleeren, die de an
deren al afgedragen hadden. Voor nieuwe
was geen geld en geen gelegenheid.
- Kees had vaak verdriet, omdat hij nooit
eens iets nieuws kreeg, zooals de anderen.
Maar erger, veel erger was het nog, dat
de broers en zusters hem .overschotje"
noemden. Vroeg hij wat, dan was het:
,,daar is overschotje weer." Wilde hij eens
lezen, dan zeiden ze: „daarmee heb jij
niet te maken, overschotje."
Zij keken allemaal op hem neer; nie
mand geloofde ooit, dat hij tot iets heel
flinks en goed in staat was en van zijn
redenceren nam geen inensch eenige notitie.
Een vriend had hij echter, een waar
vriend- Barry, de politiehond, die zóó goed
door hem afgericht werd, dat hij niemand
zoo gehoorzaam was als overschotje.
Hij had dezen hond eens op zijn ver
jaardag gekregen, omdat hij over zijn lief
de voor dieren tegen ieder ,die er naar
luisteren wilde, sprak. Barry kende prach
tige kunsten en alle huisgenoofen hielden
van den hond.
Overschotje hield niet alleen van dieren,
maar ook van de natuur. Hij speelde nooit
op straat zooals de anderen, maar lag soms
uren in het gras en schreef dan allerlei
dingen op. die hij later weer verscheurde.
Op zekeren dag moesten zij op school
opstellen maken over een vrij onderwerp
en ons Keesje had ook zijn onderwerp ge
kozen.
De meester had gezegd:
„Jullie moet je opstellen keurig schrij
ven en je zult zien .wat ik doe met het
beste opstel".
Ze begonnen allen ijverig te pennen en
nadat het werk opgehaald was en de
meester de opstellen gelezen had, las hij
dat van Keesje voor. omdat het zoo heel
mooi was.
Het heette
ALLEMAAL 't ZELFDE.
Al9 we eens allemaal hetzelfde waren,
heb ik gedacht, dan zou meester ons niet
kmeer uit elkaar kennen en dan zou je best
kunnen zeggen, dat je een ander was.
Als ik een ander kon worden, zou ik
wel blij zijn. Dan had ik misschien geen
groote broers, die altijd om mij lachten en
geen moeder die snauwde. Dan zouden ze
mij eens een nieuwe jas geven, dan zou
ik misschien in een groot huis wonen en
veel vogeltjes in de hoornen van onzen tuin
hebben.
Nu ben ik Kees Mulder en zie er heel
anders uit dan Jan Gorter. Ik zou wel wil
len. dat ik eens even Jan Gorter kon ziin
en kijken, of dat prettiger was.
Eén ding is fijn en dat is: Voor Eén ziin
we allemaal geliik: Die gelooft me. als ik
eerlijk ben en 't echt goed bedoel. Al9 jullie
verdriet hebt, omdat je thuis niet allemaal
zelfde bent en op school ook niet» denk
dan maar net als ik daaraan.
Kees Mulder.
De meester zei er op school nit
van, maar hij had erg medelijden
zich zoo eenzaam voelenden jong
had een vriend, die een boerderij I
aan hem schreef hij, of hij een j(
logeeren wilde hebben in de vaca
Nadat hij hierop een toestemrne
woord gekregen had, ging hij de ou<
Kees bezoeken.
Deze waren zeer verwonderd, dat
zagen. Ze dachten eigenlijk nooit t
rapporten van Kees en geloofdei
half, dat de jongen zoo goed leerde
natuurlijk een brave Hendrik". z<
tegen elkaar.
Wie had tijd voor dien stilten,
vigen jongen, die er altijd alleen
trok met zijn hond? Nu, hij mocht
de vacantie, dat ruimden op zooi
deren I
„De hond mag ook mee," zei m
„Waarom is Kees daar gevraagd
Moeder.
„Omdat ik hem aardig vind," lu
antwoord.
Moeder keek meester aan. „Aan
Is hij op school aardig?"
„Zeker," antwoordde meester, „1
dig. Hier dan niet?"
„Och ja, hoort u eens, met elf
heb je daarop zoo geen oog," zei
eerlijk.
„Ik heb er vier en dertig in mij
zei meester.
„Gunst meneer, hoe houdt u di<
kaar?!"
En meester nam afscheid met 1
dat moeder dat toch ook wel zou
Toen Kees na de vacantie zc
komen en de heele familie erg
gierig was naar alles, wat Kees bel
ze waren ook wel een beetje
kwam de meester op een avon
wacht binnen En hij vroeg .of 1
een brief van Kees mocht voorlez
,,'t Zal me een mooie brief z
één der groote broers smalend.
Kees had maar twee keer naar
schreven en dan nog maar korte
Meestér zei kalm:
Luisteren jullie dan maar, dan
jullie er zelf over oordeelen."
Hij ging tusschen de familie i
en begon-
„Lieve Meester Klaassen,
U wordt erg hartelijk bedankt i
brief en voor de boeken over kc
heb ze allemaal uit en ik help ni
stal en vind het fijn.
Beste Meester, ik wil eigenlijl
niet naar huis, want daar ben ik
veel
Meester keek op recht in
oogen, die heel vreemd stonden.
wantging hij voort,
maar 'n overschotje thuis. Ik krijg n
iets een beurt, nooit!!! Hier hoef
stil te zitten en overal af te bli
ben den heelen dag bezig en doe
les, ook aardappelen schillen, omds
Dirksen zoo'n zwerenden duim h
zou het moeder niet durven aanbi
Nou meester, ik kom Maanda
thuis, maar prettig vind ik het ni<
Ik zal op school mijn best doen.
verdien ik dan weer zoo'n reisje,
Uwe U zeer ge
Keesje Mul
'9 Maandags kwam Keesje thui
voor niemand was hij meer ,,'t ovei
een aanval van diphterie 1
weggenomen van alle vrienden en
alle vijanden.
En meester ,die aan zijn graf
naast vader en moeder en allen, y
dit zoo heel onverwachts kwam,
den jankenden hond en bedacht,
moois Kees nog had kunnen bele>
Vader cn Moeder hadden nog
kinderen over om liefde te geven
„overschotje" te «kort was gekomen
ze ruimschoots aan de anderen ve
maar ongedaan maken konden ze
Vaak is dat zoo voor ons allema
jullie dus ook alles, wat je gev(
lieve kinderen, want je weet noo
neer je het voor het laatst doet.