DE ARME SCHILDPAD.
Vergeet niet, dai Ik om twaalf uur weer
een Prins ben."
De beide vrouwtjes keken elkaar eens
vragend aan. Zouden ze de deur open dur
ven laten
Zij kregen echter medelijden met den
kikvorsch, die heel bedroefd scheen te zijn
e.i 'e deden dien nacht de deur niet op
slot.
Do kikvorsch maakte nü een beleefde
buiging en sprong weer naar zijn vijver
terug.
Wigge It je en Waggelt je gingen om acht
liur naar bed; ze vonden het wel wat ge
waagd. maar deden hun deur toch niet op
slot.
Om cwaaLf uur, toen Wiggeltje en Wag
gelt je vast sliepen, kwam een sehoone Prins
heel behoedzaam hun huisje binnen.
Hij veegde den vloer, nam stof af, kookte
'en -»ikte en zette het ontbijt op de tafel
klaar
Nauwelijks had de klok echter zes slagen
<3oen hooren, of hij ging stilletjes heen, deed
de Hpur dicht eneen groote kik
vorsch sprong weer naar zijn vijver.
Toen Wiggeltje en Waggeltje beneden
kwamen, waren ze blij verrast bij het zien
van het ontbijt, dat klaar stond en het
huiswerk, dat gedaan was.
Na het ontbijt gingen z/j buiten in het
zonnetje zitten en natuurlijk spraken zij
over den wonder-kikvorsch. Nu en dan
hoorden zij hem kwaken.
Tegen den avond kwam hij weer naar
hen t.oe en nu waren zij niet knorrig tegen
hém. Ze maakten samen een praatje en
toen de kikvorsch op het punt stond, zijn
vijver weer op te zoeken, vroeg hij
,,Mag ik vannacht terugkomen
Beiden antwoordden hierop volmondig:
,,Ja, kom alsjeblieft terug
Dien nacht werkte de Prins al heel haid.
Hij waschte hun vuile borstels en kammen
cn liet voor ieder een zilveren schaar ach
ter. Na het ODtbijt. waschten zij hun haar
en kamden en borstelden het, ja, zij knip
ten er zelfs een stuk af en zij knipten ook
elkanders nagels.
Dien avond kwam de kikvorsch voor den
derden keer en Wiggeltje en Waggeltje
hadden al verlangend naar hem uitgekekep.
Vóór zij met het heërlijke ontbijt begon
nen, dat de Prins weer voor hen klaarge
maakt had, gingen zij eerst naar den vijver
ca riepen:
Prins, kom toch alsjeblieft met ons ont
bijten. We zullen u onzen gemakkelijksten
stoel geven om op te zir.ten."
De kikvorsch kwam nu uit het water en
zij ontbeten heel genoeglijk samen.
Er gingen verscheiden dagen voorbij en
Wiggeltje en Waggeltje gingen steeds meer
van hun vriend, den kikvorsch, houden. Ze
durfden er niet aan denken, hoe het zijn
zou, als hij hen ooit verlaten zóu. Zij zagen
cr nu met hun schoon haar, hun sehoone
gezichten en sehoone nagels heel anders uit.
Op zekeren morgen, toen zij beneden
kwamen, vonden zij den kikvorsch voor
dood op den drempel liggen. Voorzichtig
raapten zij hem op, legden hem op een
grooten stoel met een doek over hem heen
en probeerden hem wat te eten te geven.
Maar hij kon niet eten Doodstil bleef hij
liggen.
Wat zou er met hem gebeurd zijn 1 Geen
der beide oude vrouwtjes kon zelve een
brok door de keel krijgen.
Plotseling herinnerden zij zich echter,
dat in het bosch hun neef woonde. Hij was
even leelijk als zij, maar heel vriendelijk.
Bovendien verstond hij de kunst zieke
menschen gezond te maken.
Wiggeltje en Waggeltje spreidden nu
wat watten in een mandje uit en legden
den kikvorsch daar heel voorzichtig op. Zoo
namen zij hem mee. Ze hadden in hun ver
driet niet eens gemerkt, dat zij de deur
wijd open hadden gelaten.
Om beurten droegen zij hun arm vriendje.
Het was een heel eind, dat zij af te leggen
hadden, vóór zij bij hun neef kwamen en
ze werden erg moe, doch gunden zich geen
lijd om wat uit te rusten.
Maar eindelijk toch kwamen zij bij den
boom, waarin hun neef, de dwerg, woonde.
Hij zat in het gras en was bezig, den in
houd van een groote, groene flesch te
fchuddcn.
Een arme, kleine schildpad
Lag hulp'loos op zijn rug!
Het arme dier wou gaarne
Weer op zijn buik terug!
Een hondje zat te kijken,
Maar hij begreep het niet!
Ook beide gansjes snapten
Geen zier van. zijn verdriet 1
Maar 't 6limme, zwarte katje,
Dat was nog niet zoo doml
Dat keerde met zijn pootje
De arme schildpad om.
HETTY BOREL.
Hij was ook heel leelijk. Zijn baard en
zijn haar waren zóó lang, dat zij tot op den
grond hingen. Hij leek op Wiggeltje en
Waggeltje en heette Kwakkeltje, maar de
uitdrukking van zijn gezicht was veel en
veel vriendelijker.
Zoodra hij zijn béide nichten zag, sprong
hij op.
,,Wat komen jullie hier doen vroeg hij
vriende'ijk.
Wiggeltje en Waggeltje antwoordden be
droefd
„We zijn bij je gekomen, omdat je zoo'n
knappe dokter bent."
„En wat kan ik voor jullie doen V'
,,Och, lieve Neef Kwakkeltje maak alsje
blieft onzen armen vriend beter. We zijn
bang, dat hij dood gaat", zeiden zij nu.
En cr biggelden dikke tranen over hun
wangen.
Kwakkeltje had diep medelijden met hen
en zei:
,,Arme oudjes, schrei niet, muar ga zit
ten. Is die kikvorsch in het mandje de
vriend, over wien je spreekt V'
,,Ja", antwoordden zij tegelijk. „Hij is
onze eenige vriend en wij houden heel,
heel veel van hem."
Kwakkeltje nam den kikvorsch nu voor
zichtig uit het mandie, leede hem op het
gras en bekeek hem aandachtig.
Plotseling riep hij verheugd uit:
,,0, komt toch eens gauw kijken! Zie jo
dat kroontje op zijn kop 1 Het is de ver
miste Prins
„Ja, natuurlijk!" riepen nu ook Wiggcl-
tjo en Waggeltje uit. „Hij zei wel, dat hij
een Prins was, maar het is toch nooit in
ons opgekomen, dat het onze vermiste
Prins was!"
Kwakkeltje was vreesdij k opgewonden
en ging voort:
„Een tooverheks veranderde hem in een
kikvorsch, totdat hij geleerd zou hebben
vriendelijk te zijn. Jullie zijn de eerste
menschen, tegen wie hij vriendelijk ge
weest is en nu jullie hem, toen hij ziek was,
bij mij heb gebracht, kan ik hem genezen."
Hij sprenkelde iets uit de groote, groe
flesch over den kikvorsch heen.
Plotseling schitterde alles vreeselijk
stond er een sehoone Prins vóór hen. Hi.
wendde zich onmiddellijk tot Wiggeltje en|
Waggeltje en zei
„Lieve vriendinnen, ik zal nu nooit me
een kikvorsch zijn, maar ook nooit zal
Vergeten, dat ik dit aan jullie te dankeul
heb."
En tegen Kwakkeltje ging hij voort;
„Dokter Kwakkel, vanaf dit oogenblik]
zult gij mijn lijfarts zijn."
Hij floot nu driemaal heel zacht en et
kwam een prachtige koets met vier schim
mels aangereden.
De Prins boog voor Kwakkeltje, hielpl
Wiggeltje en Waggeltje in de koets, sprong|
er zelf ook in en weg reden zij.
De koets hield vóór het huisje van Wig
geltje en Waggeltje stil en de Prins zeiijjj
„Spoedig zal ik u komen bezoeken."
Daarop reed hij weer door.
In het huisje vonden Wiggeltje en Wa,
geitje twee bedienden, die hen opwachtten,
Zij droegen het wapen van den Prins, eenl
groenen kikvorsch. Beiden traden naar|
voren en zeiden
„Juffrouw Wiggeltje en juffrouw Wag
geltje, de Prins heeft gezegd, dat wij uwe
bedienden zullen zijn. We zullen eiken
morgen om zes uur komen, al het huiswerk
doen, voor u koken, bakken en braden cn
pas vertrekken, wanneer gij naar bed
gaat."
Voor Wiggeltje en Waggeltje brak er nu
een heerlijke tijd aan, vooral als de Prins
hen kwam bezoeken. Dikwijls nam hij hen|
mee om een ritje te maken.
Hun gezichten werden hoe ianger hoe
vriendelijker, tot eindelijk geen enkel kind
-meer bang voor hen was, niettegenstaande
hun leelijk uiterlijk.
Zij leefden samen nog heel gelukkig en|
keken altijd verlangend uit naar het vol
gend bezoek van hun vriend, den Prins.
Klaas Bolkestein, de melkboer,
Die is mijn beste vrind,
'k Mag rijden op zijn wagen,
Of ik dat heerlijk vindl
We gaan dan langs de klanten
En ik bel bij ze aan.
Niet één, die als 'k roep: Melkboer!-
Mij aan de deur laat staan.
O. E. d. L. H.