EEN VEELBEWOGEN NACHT.
698,e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 12 April 1928 Derde Blad No. 20883
!V#.a k;U
KUNST EN LETTEREN.
DE LAKENHAL.
FEUILLETON.
Dürer's geboortehuis te Number#*
Opstanding (houtsnede).
Ridder, Dood en Duivel.
j i M
f-
Dürer's graf in Nürnberg.
Keizer Maximiliaan. (Olieverfschilderij.)
Portret van Dürer's moeder*
TENTOONSTELLING VAN HET GRAFISCH
WERK VAN ALBRECHT DüRER UIT HET
UNIVERSITEITS-PRENTENKABINET.
Het blijkt dat dr. De Gelder, conservator
van het Universiteits-Prentenkabinet, er in
geslaagd is een tentoonstelling samen te
stellen die zoo volledig mogelijk de ont
wikkelingsgang van den grooten Duitschen
meester weergeeft. Vooreerst vindt men de
twaalf houtsneden die tesaam dc Groote
Lijdensgeschiedenis vormen en die ont
stonden in de jaren 14981511.
Vervolgens de zes en dertig houtsneden
die men, in tegenstelling met de vorigo
te saam de Kleine Lijdensgeschiedenis
noemt (1509- 1511), dan de vijftien phan-
tastische houtsneden die de openbaringen
van den evangelist Johannes verbeelden,
waarmee Dürer in 1498 aanving en twintig
bladen uit het leven van Maria (1502
1511) de bekende drie prenten, voorstel
lend de heilige familie uit de jaren
1497, 1503 en 1504. De prachtige monumen
tale prent Simson die den leeuw be
dwingt 1497, de aanbidding der Ko
ningen en de heilige Christophorus
in twee bladen uit 1500 en 1511. Voorst een
groot aantal losse bladen met voorstel
lingen van heiligen, en een groot aantal
boeiende genre beeldengroepen en enkele
figuren uit het leven van alle dag, vol le
venswarmte, die bij naast zijn religieuze
bladen en sneden met 'n mythologisch en,
zinnebeeldigen of phantastischen inhoud,
uitgaf, we zijn dan bij de gravures en etsen
gekomen. Vol gratie is het wandelend
paar en de dood innig en poëtisch do
Madonna met de aap de zwaarmoedig
heid grootsch en edel van lijn de
Ridder, dood en duivel vier van de
schoonste kopergravures; enkele kleine et
sen toonen een buitengewone gevoeligheid
zie bijv. No. 80 een figuurgToep en de
nummers S2 en 83.
Ook de bekende ets van het kanon is hier
aanwezig. Met het portret van Kardinaal
Albrecht van Brandenburg, ving Dürer de
eerste serie portretgravures aan. We kun
nen hier onder andere genieten van oe
zoo prachtig groot gehouden portretten van
Keurvorst Frederik de Wijze van Saksen,
Pirkheimer en Melanchton, vrienden van
Dürer, en Erasmus die hij op zijn reis naar
de Nederlanden in den zomer van 1520
ontmoette. Zijn waarheidsliefde en wonder
lijke gevoeligheid komt vooral uit in zijn
teekeningen waarvan er hier een zeldzaam
groot aantal zijn tentoongesteld. Natuur
lijk is er het beroemde jeugdportretje en
het portret van zijn oude moeder, vol be
zieling, het portret van zijn vader en zijn
vrouw, de haas, en het steenuiltje, dc
veldbloemen, naast subtiele landschappen
waarvan velen gekleurd met waterverf, o.a.
de touwslagcrsmolen, het dorp Kalkreut,
Triente, de realistische levendige potlood-
teekeningetjes van ridders, en landelijke
bevolking, waaronder er zijn die in hun
argeloosheid het zuiverste en innigste dra
gen dat in een menschelijk gemoed wonen
kan.
Ook uit het teekenboek dat hij op zijn
Nederlandsche reis gebruikte zijn een groot
aantal reproducties verzameld. Volledig
heidshalve moeten we nog wijzen op de
vitrines met reproducties van verschillende
bladzijden uit Keizer Masimiliaan's Gebe
denboek met randteekeningen van Dürer,
van bladen uit diens schetsboek met studies
over de' verhoudingen van het menschelijk
lichaam, en uitgaven van Dürer's werk zelf
van de Proportieleer. Dan moeten we nog
noemen de teekeningen die gezamelijk de
Lijdensgeschiedenis verbeelden en naar de
kleur van het papier de Groene Lijdensge
schiedenis heetende Eerepoort voor Kei
zer Maximiliaan en de zegekar. Uit deze
opsomming kan men een indruk krijgen
hoe uitgebreid deze tentoonstelling is en
al zijn het dan ook in hoofdzaak reproduc
ties, ze gelijken zoo zeer op de origineel©,!
dat het genot van het beschouwen er niet
veel minder om is.
Dürer werd 21 Mei 1471 te Neurenberg
geboren. Zijn vader was goudsmid; de zoon*
die ook oorspronkelijk goudsmid worden
zou, voelde zich al spoedig meer tot 6chil*
deren aangetrokken.
In Nov. 1486 ging hij in de leer bij derf
schilder Michael Wolgomut, waar hij drie
jaar bleef, toen ging hij auf die Wan*
derschaft. Eerst trok hij naar Bazel*
daarop over de Alpen naar Venetië. Onder-*
weg maakte hij landschappen, waarvan ©H
hier enkele te zien zijn. 't Zijn studiebladen^
concentieus en natuurgetrouw, soms met
wat waterverf verlevendigd. In '94 is bij
inmiddels getrouwd met Agnes Frey. Na de
serie houtsneden uit de Openbaring van!
Johannes, vol stoute phantasie, waarin hij'
door het aanbrengen in zijn teekeningen*
waarna de houtsnijders moesten werken»
van meer gesloten arceeringen, licht en!
•éhaduw en een zekere schilderachtige
(ONE WONDERFUL NIGHT).
Uit het Engelsch van LOUIS TRACY.
Vertaald door J. M.
(Nadruk verboden).
9)
Zal ik dadelijk gaan, your Ladyship?
VToeg Marcello. Hermione gaf haar toe
stemming.
Ik heb een diner besteld, kondigde
hij aan.
Ik ben direct klaar, zei ze, terwijl zij
zenuwachtig haar handschoenen uittrok.
De trouwring gleed ook af; na eenige aarze
ling 9choof ze die weer aan haar vinger.
Daarna deed ze haar mantel af. Ze had een
^it zijden blouse aan, waaronder het zacht
rose van haar huid schemerde. Een snoer
Paarlen omsloot haar fijnen, slanken hals
on om haar linkerpols droeg zij een arm
bandhorloge. met diamanten en turkooizen
bezet Ze droeg één ring. de ring en
de snelle blik, die Curtis er op wierp deed
een verlegen blos op haar wangen komen.
Het diner verliep heel genoeglijk. Uit
courtoisie tegenover zijn jonge vrouw at
Curtis dapper mee, ofschoon hij niet lang
geleden reeds in Frazer's Hotel een goed
middagmaal verwerkt had. maar hij dronk
beel weinig, want hij vond het niet over
bodig om zijn geest dien avond helder te
houden.
Zi] keek op haar horloge.
L Heb je al plannen gemaakt? vroeg zij
met een stem, die verried, dat haar kalmte
'n beetje kunstmatig was.
Ja Als Marcelle terugkomt, ga ik
naar mijn hotel om een van mijn koffers te
halen. Jij gaat zeker naar bed?
Ja; kom je daarna terug?
Binnen hel uur als ik no^ leef.
En morgen?
Morgen, dan ontbijten we toch samen,
hoop ik?
Opeens hoorden zij de stem van Mar
celle in de hall van het hotel; Zeg jon
gen, wees voorzichtig met dien koffer! Er
zitten hoeden in. Ben jij nu een kruier?
HOOFDSTUK VI.
Half tien.
Het toeval speelt dikwijls een machtige
rol in de keten van oorzaken en ge'volgen
en was nu de schepper van de vreemd
soortige situatie in de hall van Frazer's
hotel. Graaf Valletort scheen niet veel zin
te hebben de handschoen op te nemen, die
Devar en de Curtisfamilie hem hadden toe
geworpen De inspecteur van politie nam
de leiding in handen en zei: Zoo komen
we niet verder. Als iemand van u eenige
verklaring heeft af te leggen dan verzoek
ik die persoon met mr. Winter en mij mee
te gaan naar het politiebureau in Bow
Street.
Waarom kostbaren tijd verliezen?
drong de graaf aan. terwijl hij zich tot
Winter wendde, die zich het eerst tot hem
gericht had.
Hoe weten u en Graaf Vassilan eigen
lijk iets van den moord? vroeg de detective.
Een moord? hijgde de Hongaarsche
graaf.
.We hebben het niet over een moord
gehad, maar over een schandelijke ontvoe
ring, die één van een heele reeks mis
drijven is van dezen persoon, Curtis,
schreeuwde de graaf.
Vassalin greep hem opgewonden bij den
arm.
Begrijp je niet, zei hij in het Fransch.
dat die ellendeling de Courlois gedood
heeft om in het bezit van dat huwelijks
certificaat te komen.
Het zal een boel moeite sparen, als u
Engelsch spreekt, zei Winter nuchter.
Maar laten we in een leege kamer gaan,
waar we rustig praten kunnen; we hebben
geen oogenblik te verliezen; daarin heeft
Lord Valletort gelijk.
En vijftien menschen waren spoedig ra
een aparte kamer bijeen.
Winter had vanaf het oogenblik dat
Graaf Ladislas Vassilan het woord „Moord"
uitgesproken had, iedere beweging van
dezen vreemdeling gadegeslagen en het
was hem niet ontgaan hoe deze plotseling
verbleekt was en uiterst zenuwachtig was
geworden Curtis had gemeend dat de
moordenaars Hongaren waren en hier was
een Hongaarsche graaf 1 Zou er eenig ver
band zijn?
Ik zal in het kort vertellen wat er ge
beurd is, begon de detective. Er is alle
reden om aan te nemen dat mr. John D.
Curtis vanavond in Londen aangekomen is
uit Zuid-Afrika
Id orde! riep Devar. Ik reisde met
hem op de „Balmoral Castle".
Valt u mij niet in de rede. alstublieft,
zei de detective. U zult straks wel onder
vraagd worden. Deze mr. Curtis kreeg hier
in het hotel kamer no 605 en gedroeg zich
als ieder ander die juist van boord komt.
Hij pakte zijn koffer uit, kleedde zich en
ging dineeren. In de hall bonste een ruw-
uitziend vreemdeling tegen hem op, dien
hij voor een Tsjech of een Hongaar hield.
Deze voegde zich even later bij een ande
ren vreemdeling van hetzelfde type. Ze
keken erg opgewonden en schenen iemand
of iets te verwachten, tenminste zij keken
de straat op en af. Er kwam een auto aan
rijden, een heer sprong er uit; de twee
vreemdelingen wilden hem weer in den
wagen duwen; toen dit niet lukte stak een
van hen hem met een mes en binnen een
paar minuten stierf hij. Curtis rende te
hulp, kon de auto die zich al weer in be
weging had gezet, niet meer tegenhouden
en toen hij terugkwam gaf iemand hem, bij
vergissing, de jas van het slachtoffer. Toen
de politie later de kleeren van den ver
moorde onderzocht werd dit pas ontdekt;
uit de papieren die zich in de zakken be
vonden, trieek dat Curtis jas achtergeble
ven was Curtis deed zijn mededeelingen
kalm en duidelijk en ik heb geen reden
hem te verdenken. Het is alleen eigenaar
dig dat hij dadelijk na den moord zoo plot
seling verdwenen is en blijkbaar nog niet
de vergissing met de jas ontdekt heeft
anders was hij wel teruggekomen. En nu
Lord Valletort, wat hebt u tegen mr. Curtis
in te brengen?
Graaf Vassilan uitte een kreet. Het leek
of hij het bewustzijn zou verliezen; hij
scheen doodelijk beangst. Winter had geen
oog van hem af. De Hongaar mompelde iets
tegen Graaf Valletort, waarop deze mee
deelde. dat zijn vriend zich niet wel voelde,
ten gevolge van een slag, dien hij dien
avond opgeloopen had en dadelijk naar
zijn kamer in het Carlton Hotel wenschte
te gaan.
i— Natuurlijk, zei .Winter vriendelijk,
Graaf Vassilan zal wel niet het minste be*
lang hebben bij dit onderzoek, niet waar?!
In zekeren zin wel begon de Graaf,
maar Vassilan greep zijn arm om hem
beduiden zoo spoedig mogelijk mee te gaan*
Valletort was woedend, maar vond helj
blijkbaar het verstandigste om toe te geven,
U ziet, zei hij nonchalant, er zit niets
anders op. Mijn deel in het onderzoek moetl
maar opgeschort worden tot morgen*
ochtend.
Trekt u uw aanklacht tegen John D*
Curti3 in? vroeg Devar scherp.
Neen meneer, was het nijdige ant*
woord
Wel, ik heb er mijn eigen meeninfi
over waarom u en die Hongaarsche poten*
taat zoo ineens koude voeten krijgt, maar.
U behoeft u er niet mee te bemoeien»
mr. Devar, Z( i Winter op beslisten toon. -
Als Lord Valletort meent dat zijn aanklacht
wachten kan tot graaf Vassilan van zijn
ongesteldheid genezen is, dan is dat alleen
zijn zaak.
Dat meen ik heelemaal niet, ant
woordde de graaf bits. U kunt heel goedl
zien dat Graaf Vassilan ziek is en mijn
menschelijk gevoel zegt mij dat ik hem
niet alleen mag laten. Dit jonge menschl
kan zijn tong beter voor iets anders ge
bruiken dan om zich te bemoeien met dra
gen die hem niet aangaanMaar Vassi
lan verhinderde den Graaf verder nog iets
te zeggen, want hij trok hem letterlijk uit
de kamer, de straat op. Winter keek den
inspecteur even aan en deze verliet onmid
dellijk het vertrek. Toen keek de detective
met een voldaan lachje het gezelschap rond,
(Wordt vervolgd).