VOOR DE KLEINTJES.
ALS TANTE KOMT!
DOV MER DAN DOM.
Een paar seconden, nadat hun makker
in het jjskoude water kopje onder was ge
gaan, stonden ze allebei aan den rand van
de bijt. Chris greep Henk b\j ztjn rechter
hand en daarna stak de drenkeling zrjn
linkerhand aan Jan toe. Samen trokken ze
hem toen vlug uit het water.
„Gauw naar die boerderij daar," comman
deerden ze. „Houd je schaatsen maar aan."
En toen grepen ze elk een druipenden
arm van Henk waaraan je voelen kon,
hoe koud dat water was geweest en hol
den, zoo goed als dat met schaatsen aan
gaan wou, naar de boerderij, die gelukkig
niet ver weg was.
„Zoo," zei de boer, toen het drietal bij
hem kwam binnenvallen, „in een bijt ge
reden zeker? Trek maar gauw die natte
spullen uit, ook je ondergoed. Hier is een
wollen lap ora je flink droog te wrijven.
Ga maar voor den haard staan, dan zal ik
wal kleeren van mijn jongen voor je halen.
Die kom je dan bij gelegenheid maar eens
terugbrengen, dan kun je meteen vertel
len, of je geen nadeelige gevolgen van
je baa hebt ondervonden."
En toen ging hij weg om de beloofde
kleeren te halen, terwijl de twee vrienden
Henk hielpen zoo gauw mogelijk zijn natte
plunje uit te trekken. De vriendelijke boerin
schonk onderwijl kolfie voor de jongens in.
„Hè, dat doet goed!" zuchtte het slacht
offer, toen hij het warme vocht naar binnen
goot. „Ik denk, dat het wel goed zal af-
loopen; ik voel me ten minste al weer
veel beter."
„Wel ja," troostte de boerin. „Onze
Rinus, waarvan jij nou de kleeren aankrijgt,
is verleden jaar door het ijs gezakt, maar
die heeft er ook niets van geweten, hoor.
Maar je moet niet in dien kouwen wind
naar huis rijden. Ga liever met de auto
bus."
„Ja, dat is misschien wel verstandiger,"
gal Henk toe en toen kwam de boer terug
met de kleeren en moesten Jan en Chris
al spoedig even hard lachen aU hun gast
heer en gastvrouw, „omdat de jongeheer
er toch zoo potsierlijk uitzag in dat
boerenpakje."
Nö hartelijk bedankt te hebben voor al
do vriendelijkheid, die ze hadden onder
vonden op de boerderij, ging het drietal
weer naar buiten.
„Zeg," begon Henk toen aarzelend, „jullie
worden natuurlijk ook nog wel bedankt, dat
je me zoo gauw er uit gevischt hebt. Ik
,,'t Is goed, hoor," bromde Chris, en Jan
liel er op volgen: ,,'t Wa3 warempel nogal
de moeite waard; dat spreekt toch vanzelf."
„Nu, in ieder geval heb ik jullie toch
even willen bedanken," vond Henk. „En ga
nou maar gauw door, anders wordt het te
laat om over Raashuizen terug te gaan. Ik
zie mjjn omnibus al aankomen en ik heb
jullie nu al lang genoeg opgehouden."
„Wat zeur je toch van Raashuizon?"
deeo Jan verbaasd, en Chris vroeg: „Je
dacht toch zeker niet, dat Jan en ik ïu nog
mei zijn tweeën verder gingen? Nee hoor,
samen uit, samen thuis. Wij gaan ook mee
met de autobus eu daarna brengen wij je
even naar je huis, om mee ait te leggen,
hoe het precies gebeurd is."
Henk sputterde nog wat tegen, maar de
anderen lieten zich niet van bun stuk bren-
gOL
Wat erg meeviel was de ontvangst bjj
Henk thuis. „Zoo," zei zijn vader, toen zij
mei hun drieën het gebeurde hadden ver
teld, „zoo, het was dus echt een ongeluk,
waar niemand iets aan doen kon, en geen
onvoorzichtigheid. En daar het het beste is,
om direct weer op het paard te gaan zitten,
als je er afgevallen bent, moesten jullie
diec tocht Zaterdagmiddag maar over
doen."
En dat deden ze. En natuurlijk vergaten
ze bij die gelegenheid niet de geleendo
kleeren van Rinus op de boerderij af te
geven en nog eens te bedanken voor de
verleende hulp.
„Dat is niet noodig, hoor," lachte do
boer „We zijn op de wereld om elkaar te
helpen Als één vaD jullie weer eens in
een bijt rijdt, mag hjj gerust weer hier
komen En zelfs zénder dat, mag je nog
wel eens een praatje komen maken. Dag
jongens P'
KLEUR- EN KNIPPLAATJES.
Jansje Knabbelgraag staat op de markt
om groenten en vruchten te verkoopen.
Als Moeder Trilneus er, gewapend met haar
paraplu ook konijntjes worden niet graag
natl en haar boodschappenmand aan
komt, prijst Jansje Knabbelgraag haar waar
aan. Ze laat haar een mooie kool zien, want
ze weet, dat Vader Trilneus en alle kleine
Trilneusjes dol op kool zijn. 't ls alleen
jammer, dat zij er zoo'duur mee is, want
den prijs, dien zij vraagt, neen, dien kan
Moeder Trilneus werkelijk niet betalen. Er
komt immers zoo veel kijken in haar groot
gezin! Ze loopt dan ook door om te zien, of
ze bij een ander goedkooper terecht kan.
Zullen wij Jansje Knabbelgraag met haar
groentenmand en paraplu eens kleuren, uit
knippen en opzetten?
Doen jullie allemaal mee?
We beginnen dan met behulp van dun,
doorschijnend papier de plaatjes zoowel
als de drieboekjes over te trekken en ze
daarna op dun karton te plakken.
Zijn we hiermee klaar, dan gaan we de
plaatjes kleuren Kies zelf de kleuren maar,
die je mooi vindt, maar bij de groenten en
vruchten moet je er op letten, dat deze een
kleurtje krijgen, zooals ze in werkelijkheid
ook hebben. Zoo mag de meloen bij voor
beeld niet rood of blauw, bruin of paars
zijn, maar geel of groen.
Zoodra wij met kleuren klaar zijn de
driehoekjes mogen wit blijven knippen
we alles heel voorzichtig uit. Dat i9 een
secuur werkje, hè? Denk er vooral aan,
dat zoowel de ooren van Jansje Knabbel-
graag als die van Moeder Trilneus mooi op
hun bol blijven staan.
Daarna vouw je de driehoekjes op de
stippellijnen om en worden de smalle
reepjes met lijm of gluton beslrcken en
tegen de plaatjes aan geplakt Het grootste
moet Jansje. Knabbelgraag en haar stalletje
steunen, 't Kan op de markt soms heel hard
waaien en ze moeten beide dus stevig staan.
Moeder Trilneus krijgt ook'n steuntje, waar
door ze stevig op haar beenen komt te
staan. Voor haar is het kleinste driehoekje.
Als je dit laatste voorzichtig voort be
weegt, kan Moeder Trilneus eens een eindje
loopen. Ik denk. dat ze na een tijdje weer
bij Jansje Knabbelgraag terugkomt, want
zulke mooie kool, als zij heeft, ziet ze toch
nergens. Ze zullen het na eenig heen en
weer praten wel samen eens worden.
Voor Vader Trilneus en alle kleine Tril
neusjes hoop ik dat maar.
C. E. d. L. H.
Tante komt logeeren
ha, dat is een pret!
vast gaan we vanavond
allen laat naar bed.
Tegen twaalven komt ze
Moes gaat naar 't station
om haar af te halen,
'k wou, dat ik 't ook konl
Maar 't is 't handwerkuurlje
en ik naai zoo slecht
Juffrouw zegt: je brengt er
nooit wat van terecht.
'k Mag dus niet verzuimen
'k vind het meer dan naar;
prutt'len helpt geen ziertje,
dus ik schik mij maar.
Tante zal wel vragen:
hé, waar is Margreet?
'k ben haar liefste nichtje,
daar ik naar haar heet.
'k Mag haar stellig helpen
met d'uilpakkerij,
vind dan in den koffer,
ook wat moois voor mij.
D'allerleukste plannen
maken we dan sa&m
en zoo met ons beidjes
noem 'k haar bij den naam.
Tante is pas twintig,
kon mijn zuster zijn
en dat vinden w' eenig
kon 'k maar naar den trein 1
HERMANNA.
Een dom meisic wandelde eens in het
bosch met haar twee kleine zusjes twee
lingen, in den kinderwagen. Eer vriende
lijke oude dame, die voorbij kwam en z«g,
dat de kleintjes sprekend op elkander ge
leken v/oeg het meisje: „Dit zijn zeker
tweelingen, hè?"
„Ja, mevrouw", was het antwoord; ,,'t
zijn mijn jongste zusjes".
„Wel, 'tzijn aardige gezonde kleuters",
begon weer de dame.
„En hoe houdt jullie ze wel uit elkaar?"
„O, de ééne heet Annie, en de andere
Greetje," antwoordde het meisje.
„Maar ze zijn toch nog te klein om te
verstaan, a*ls je ze roept", hernam de dame.
„Ja, dat zijn ze ook, mevrouw, en daar
om zeggen we: „Dit i9 de ééne en dat de
andere. En soms zeiten wij do ééne in de
ééne kamer en de andere in de andere
kamer".
„En weet je dan, wie Annie of Greetje
is?" ging de dame voort.
„O zeker, mevrouw, want Annie is in de
ééne kamer en Greetje in de andere'
„Maar hebben zij dan geen gekleurd
lintje of een ander herkenningsteken,
waardoor jullie de ééne van de andere kunt
onderscheiden?" vroeg weer de dame.
„Weineen, dat is heelemaal niet nc *iig",
zei het meisje.
„De eene is Annie en de ander Greetje,
en de eene is de eene en de andere de
andere".
Neen uit zulke antwoorden kon de dame
niet wijs worden en daarom ging ze dus
lachende verder.