VOOR DE JEUGD LEI DSCH DAGBLAD 69*<e Jaargang Zaterdag 31 Maart 1928 No. 13 jk. DE MISLUKTE TOCHT. HA l I t t t I 4 t t 111 door AMBER. Het had dien winter al meermalen ge- VToren, maar telkens als het ijs bijna 6terk geDoeg was, vel de dooi weer in. ,,En dan kun jc weer opnieuw beginnen", zei Henk, die met zijn twee vrienden, Jan én Chris, na schooltijd naar huis slen terde. „"Wat bedoel je daar mee?" vroeg Chris en ook aan het eenigszins verbaasde kijken van Jan was te zien, dat hij de uitlating van zijn vriendje niet heelemaal begrepen had. ,,Wel". zei Henk, „ik bedoel, dat we diAt ijs, dat er nu eenmaal is, maar moesten houden, dan zou het veel gauwer sterk ge- genoeg zijn om te kunnen schaatsenrijden, als het weer opnieuw gaat vriezen." „Dus jij wou, dat het ijs kalm in het kinaal bleef, ook al dooide het?" infor meerde Jan. Chris schoot in den lach over die malle vraag, maar Henk antwoordde kalm: „Dat zou ik zeker willen, maar daarom begrijp ik heel goed, dat het natuurlijk onmogelijk is. Ik wou alleen maar zeggen, dat we veel meer kans hadden om dezen winter nog op schaatsen te komen, als het een maal gevormde ijs niet telkens weer weg- dooide." „Daar zal toch wel niet veel tegen te doen zijn, plaagde Chris. „Weet ik óók well Of jij zou er soms oen middeltje op moeten weten!" kaatste Henk terug ..Ik niet, hoor," zei Chris. ,,Ik heb al ge. noeg te doen met mijn schoolwerk. Met het weer bemoei ik me niet. Adieu, lui, ik ben al weer thuis." En hij ging de deur binnen, terwijl Henk en Jan, die verderop woonden, doorliepen en voortgingen met het bespreken van de kansen, of zij dezen winter Dog zouden schaatsenrijden of niet. Het was al eind Januari en ze waren het er over eens, dat het natuurlijk niet onmogelijk was, maar dat de kans toch heel klein begon te wor den. Maar het kwam anders uit: zooals ze niet verwacht, doch eigenlijk wel gehoopt hadden. Nog geen week later lagen namelijk niet alleen de slootjes, maar ook het groote kanaal stevig dicht gevroren. Dat kanaal had men eerst nog trachten open te hou den misdadig! vondeD de jongens dat maar de vor6t was de sterkste gebleken en het groote vaarwater naar het naaste dorp, vormde nu ook een prachtige ijsbaan. De drie vrienden profiteerden er van zooveel ze maar konden, want je wist na tuurlijk nooit hoe lang het zou blijven vriezen. „En ik zou het mezelf nooit vergeven, als ik ook maar een uur was thuis geble ven, terwijl ik had kunnen schaatsenrijdea Van die paar dagen vorst per jaar, die we tegenwoordig krijgen, moet je halen wat je maar halen kunt," verkondigde Henk. „Morgen gelukkig Woensdag," zuchtte Chris. „Dan gaan wc 's middags zeker eens een flinken tocht makoD, hè mensehen „Natuurlijk", stemde Jan in „Over het kajiaal naar Veendorp en dan langs Raas- huizen over de slootjes terug. Dat is een tochtje van een uur of drie; dat kunnen wo makkelijk halen. We hebben er den heelen middag den tijd voor." In het vooruitzicht van den vrijen mid dag, dien vrijwel alle jongens natuurlijk aan schaatsenrijden zouden besteden, was de aandacht in de klas der drie vrienden dien Woensdagmorgen niet al te groot. Ge lukkig was hun onderwijzer „zelf ook jong geweest", zooals men dat wel eens noemt, en dus deed hij dien morgen een oogje dicht. En zoo werd het ten slotte toch twaalf uur, zonder dat er strafwerk uitge deeld had behoeven te worden. Zelden wareD de drie vrienden na school tijd zóó vlug tlnns geweest als dien dag. Anders deden ze dat op hun dooie gemak en bracht bijvoorbeeld eerst Henk Chris naar huis cn dan Chris Henk weer, maar ditmaal zetten ze er een flinken pas in, want ze hadden afgesproken elkaar om één uur al bij de brug over het kanaal aan te treffen. En vóór je een lap gen tocht gaat ondernemen, moet je natuurlijk eerst flink eten, wat ook al weer tijd kost. „Zoo, tot één uur dan", zei Chris, die hot eerste thuis was. En om Jan, die nogal eens vergeetachtig was, een beetje te pla gen, riep hij dien achterna: „Denk er vooral om, dat je schaatsen meeneemt I" Henk schoot in den lach en Jan zelf lachte ook hartelijk mee, want hij wist, dat het niet kwaad bedoeld was. Haastig liepen ze toen met zijn tweeën door naar huis en het eerste, wat zij dien dag allo drie bij hun thuiskomst vroegen, was: „Kan ik dadelijk gaan eten, moeder, want we wilden vanmiddag een grooten tocht gaan maken Zij haastten zich zelfs zóó, dat hot kla verblad al om tien minuten vóór één bij de brug compleet was. Henk had een ouden wandelstok van zijn vader meegebracht en dat was de reden, dat de schaatseD nog haastiger dan andera werden aangebonden, want rijden aan een 6tok hadden ze nog nooit gedaan. En het ging fijn Veel harder nog dan dat je gewoon achter elkaar rijdt en elkaar bij de handen vasthoudt, vonden ze Ver scheiden grootere jongen reden ze voorbij en dan konden ze nooit nalaten om even triomfantelijk om te kijken. Genoeglijk krasten de scherpe ijzers over het gladde ijs en Henk, die voorop reed. zette er steeds meer vaart in. „Zullen we nu eens om het hardst gaan rijden, tot aan dien molen daar stelde toen Jan op eens voor. „Goed/' zoj Ohris. „Best", vond Henk en meteen minderden ze hun vaart en stonden weldra stil. Zoo eerlijk mogelijk gingen ze toen op een rij staan Een jongen van hun school, die juist voorbij kwam, bood aan om hen te „starten." Hij zette een gewichtig gezicht en vroeg: „Allemaal klaar?" „Ja," zeiden de drie vrienden bijna te gelijkertijd. „Daar gaat ie dan", zei de jongen. „Eén, twee, drie" En daar vlogen ze weer ovea* de baan.: Jan en Chris waren vrijwel naast elkaar, maar Henk was al dadelijk een eindje voor. Die kon altijd het vlugste wegkomen. Maar daarom dachten de anderen er na tuurlijk nog niet aan om het op te geven. Het was nog wel duizend meter tot aan den molen en wie het winnen zou. was nog lang niet zeker Het was wel meer ge beurd, dat Henk, zooals gewoonlijk, in het berin voor was geweest en toch nog als nummer drie was geëindigd. En dus bleven za alle drie hun uiterste best doen om de overwinning te behalen. Toen, op eens, in heel wat minder tijd dan noodig is om het te vertellen gebeurde het. Er lag een tak dwars over de baan en Ilenk zag dien te laat. Hrj struikelde, probeerde nog op de been te blijven, maar dat ging niet. Hij viel en schoof door zijn vaart over het ijs voort, juist op een bijt aan. Van richting veranderen kon hij in zijn liggende positie ook niet zoo gauw en vóór hij het wist, spartelde hij in het water. Brr, wat was dat koud! Jan en Chris, die het ongeluk hadden zien gebeuren, gaven een schreeuw van schrik. Maar al waren ze dan ook go- schrokken, ze toonden, dat ze flinke jon gen? waren, die in moeilijke omstandig heden hun hoofd niet verloren, maar wisten te handelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 21