20% ZWAARDER CEWICHÏ
ZWITSERSCHE
10ets REEPEN
SPLSNTER
Verhagen's Parijsche Wafels
EISCHTdus 0NZ£10cts reepen,want
ze zijn 2cts per stuk meer waard.
69"® Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 30 Maart 1928
Derde Blad No. 20874
TWEEDE KAMER.
5ar Het speciaal Huiskamerkarpet
„Wilton", 2 M. x 3 M. f. 79.50.
FEUILLETON.
Oogen in den nacht.
Voorzieningen tegen besmette
lijke ziekten. Vandaag de
eindstemming.
(Zitting van gisteren).
Voortgezet wordt de behandeling van het
wetsontwerp houdende voorzieningen tegen
besmettelijke ziekten.
De heer KERSTEN (S.G.P.) verdedigt zijn
amendement tot algeheele afschaffing van
den vaccinedwang, welke dwang geheel on-
Nederlandsch en nooit recht gemotiveerd is.
De tijd voor de afschaffing is thans rijp, ge
zien de ernstige ziektegevallen, ja sterfge
vallen, die ons land beroerd hebben. De be
studeering daarvan heeft geleerd, dat de
oorzaak niet is weg te nemen en iedere va
der en moeder die een kind aan de vaccina
tie overgeven, doen een onverantwoorde
lijke daad.
Binnen spr.'s amendement valt het amen-
dement-Bijleveld tot het doen vervallen van
het amendement-De Vries-Bruins. Spr. ver
baast zich over de houding van den mi
nister, waardoor ons volk aan de vaccine
aanbidders wordt overgeleverd. Spr. hoopt,
dat een felle strijd zal ontbranden tot de
vaccinedwang geheel is afgeschaft
De heer HEEMSKERK (A.R.) wenscht, nu
de emotie, die hem gisteren beheerschte,
door nachtrust weer eenigermate .voorbij is.
nog eens tc zeggen hoe het met de zaak
staat, van welke gelegenheid hij gebruik
maakt om te zeggen, dat hij geen enkele
persoonlijke grief heeft tegen den minister.
Het is spr. nog niet duidelijk hoe de ver
andering in de vaccine-kwestie eenige ver
andering in het standpunt van den minister
heeft kunnen brengen. Meent de minister,
dat hij thans de amendementen kan gaan
overwegen, dan vergist hij zich, het oogen-
blik is er juist het minst geschikt voor, daar
men niet kan zeggen wanneer de vaccine
dwang zal herleven en het vertrouwen in
de vaccinatie is zeker niet grooler geworden.
En wilde de minister rekéning houden met
de veranderde omstandigheden, dan had hij
moeten overwegen, dat de bezwaren tegen
de amendementen niet waren verminderd,
maar vermeerderd. De minister heeft des
tijds het amendement-De Vries-Bruins om
formeele redenen onaannemelijk verklaard,
en is dus niet gelreden in een materieele
beoordeeling daarvan. Thans heeft hij het
amendement overgenomen, doch het mate
rieele debat erover heeft hij afgesneden door
zijn onaannemelijkverklaring destijds. Het
ontwerp moet dan ook worden teruggenomen
of het amendement-De Vries-Bruins moet
eruit worden gelicht.
De heer MARCHANT (V.D.) merkt op, dat
de heer Heemskerk uitgaat van de gedachte
dat het amendement-Bijleveld niet verwor
pen zou zijn als de minister het niet onaan
nemelijk zou hebben verklaard. Het amen
dement-De Vries-Bruins is ondanks onaan-
r.emelijk-verklaring aangenomen en de grief
van den heer Heemskerk is nu, dat het
amendement-De Vries-Bruins in het wets
ontwerp is opgenomen en het amendement-
Bijleveld niet tengevolge van de onaanne
melijk-verklaring. De heer Heemskerk wil
nu de heele zaak nog eens van voren af op
nieuw beginnen. De minister wil dat niet en
kan dat niet willen-, het zou de zonderlingste
vertooning zijn, hier ooit beleefd.
Spr. waarschuwt tegen het precedent dat
de Kamer terug zou komen op een genomen
besluit. Zij gooit dan niet haar eer, maar
haar ernst te grabbel.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.)
verklaart, dat de zakelijke inhoud van het
amendement-Bijleveld niet de sympathie
van spr. en enkele zijner politieke geestver
wanten heeft omdat zij zakelijk den inhoud
van het aangenomen amendement-De Vries-
Bruins een verbetering achten, daar dit een
beteren waarborg bevat dat het te vaccinee
ren kind zoo goed mogelijk zal worden on
derzocht. Evenwel zal spr. en de groote
meerderheid zijner fractie stemmen voor
RECLAME.
BLIJVEN ALTIJD WELIiOilI!
1291
het amendement-Bijleveld, omdat het het
ontwerp terugbrengt tot den vorm dien het
had voor de indiening van het amendement-
De Vries-Bruins, hetgeen met het oog op den
stand van het vraagstuk, gewenscht is.
Daarom ook zal spr. stemmen tegen het
amendement-Kersten.
De heer ALBARDA (S.D.A.P.) neemt nota
Van de verkl. van den heer Snoeck Henke-
mans, dat hij zou stemmen voor het amen
dement-Bijleveld, al acht hij het amende
ment-De Vries-Bruins een zakelijke verbe
tering.
Spr. vreest, dat het streven voorzit den
vrede in eigen fractie of tusschen Chr.-
hislorischen en anti-revolutionairen te be
waren.
Spr. onderstelt, dat, indien het amende
ment-Bijleveld niet onaannemelijk was
verklaard, het ook zou zijn verworpen. Het
beoogde verzwakking van den vaccine
dwang en mevr. De Vries-Bruins beoogde
technische verbetering van de toepassing
daarvan. Dat de Kamer ondanks de onaan-
ncmelijk-verklaring het amendement-Do
Vries-Bruins aannam, beteekent, dat zij in
ifder geval het amendement-Bijleveld zou
hebben verworpen.
De Kamer moet haar eigen besluit hand
haven tenzij gebleken was, dat zij bij haar
besluit gedwaald had. Maar daarvan is
geen sprake.
De heer BOON (V. B.) betoogt, dat de mi
nister, om correct te staan tegenover beide
groepen, de amendementen-De Vries-
Bruins en -Bijleveld onaannemelijk ver
klaarde. I'ln toen het eerste werd aangeno
men, moest hij schorsing der beraadslagin
gen vragen. Hij moet dezen gang van za
ken betreurd hebben omdat het amende
ment-De Vries-Bruins principieel niets in
de wet wijzigde. Had de minister het thans
niet in de wet opgenomen dan zou terecht
een groot deel der Kamer gezegd hebben,
dat hij dit niet weg mocht laten daar het
een besluit der Kamer was. Spr.'s fractie
za! dan ook tegen het amendement-Bijle
veld stemmen.
De heer BIJLEVELD (A. R.) repliceert en
betoogt, dat hij zijn oude amendement
thans niet weer indient, doch zich het recht
daartoe voorbehoudt.
De MINISTER dupliceert.
Spr. herhaalt dat het vaccinevraagstuk
weder in zijn vollen omvang ter sprake
komt. Wat betreft het amendement-
Kersten, dit streeft zijn doel verre voorbij
en schaft veel meer af dan den vaccine
dwang alleen.
De heer v. SGHAIK (R. K.) meent, dat de
Regeering volkomen terecht de amende-
menten-Bijleveld en -de Vries-Bruins bij de
eerste behandeling afwees. Het laatste is
desondanks aangenomen maar spr. is het
nog niet duidelijk geworden waarom de mi
nister dit amendement nu in zijn ontwerp
opnam. Daarin is spr. het met den heer
Heemskerk eens, maar het middel, dat deze
toepast om dit ongedaan te maken kan spr.
niet bewonderen. De Kamer heeft uitge
sproken, dat het araendement-de Vries
Bruins zou worden opgenomen en daarop
kan zij niet terugkomen zonder een betreu
renswaardig precedent te scheppen. Spr.
is dab ook niet geneigd aan het amende
ment-Bijleveld zijn stem te geven.
Intusschen begrijpt spr. de grief van den
heer Heemskerk en hij geeft den heer
Bijleveld in overweging te pogen alsnog een
beslissing te krijgen over zijn oude amen
dement dat onder pressie is verworpen. Spr.
wil wel zeggen, dat hij en enkelen zijner
vrienden geneigd zouden zijn daarvoor te
stemmen.
De heer HEEMSKERK tripliceert.
Dc heer KERSTEN repliceert.
De heer LINGBEEK (H. G. S. P.) is een
tegenstander van vaccinedwang maar een
voorstander van het bewandelen van rechte
wegen. Het amendement-de Vries-Bruins
leidde daartoe en spr. heeft daar dus voor
gestemd Hij zal dan ook stemmen tegen
hel am.-Bijleveld.
De heer LEENSTRA (A. R,) verklaart na
mens het grootste deel zijner partij te zul
len stemmen tegen het am.-Kersten, dat te
ver gaat.
Het amendemenl-Kersten wordt verwor
pen met 853 stemmen. Vóór de heeren
Kersten en Zandt (S. G. P.) en Duymaer
v. Twist (A. R.).
RECLAME.
6145 26
HEBBEN DE H O LLAN O SCH -
IN.V. HOLLANDSCM
IZWITSERSCHE
I CHOCOLADE-FABRIEK
Het amendement-Bijleveld wordt verwor
pen met 5030 stemmen. Tegen de heele
linkerzijde en de katholieken: v. Rijzëwijk,
Bulten, Suring, v. Dijk, Veraart, Deckers,
Loerakker, Eyels, v. d. Bilt, Aalberse, No-
lens, v. Schaik, Kortenhorst, Hermans,
Kuiper, v. Rijckevorsel, Kampschöer, v.
Sasse v. Ysselt, Moller en de voorzitter en
voorts de heer Lingbeek (H. G. S. P.) en
mcj. Katz (G II.).
Artikel 36 wordt aangenomen met 66
tegen 23 stemmen.
De heer BIJLEVELD (A. R.) dient in de
nieuwe atmosfeer, nu geen onaannemelijke
verklaring en materieele gronden meer
dreigt, zijn oude amendement om tegemoet
te komen aan gewetensbezwaren, weer m.
De Minister van Arbeid. Handel en Nij
verheid, de heer SLOTEMAKER DE
BRUINE, meent, dat nu van geen onaan
nemelijk verklaring meer sprake kan zijn.
Men komt dan nu tot den materieelen in
houd van de amendemenlcn-Bijleveld. De
kwestie van het gewetensbezwaar is in een
ander licht gekomen, nu de medici moeten
verklaren, dat inenting niet meer zonder
gevaar is. Daarom betreurt spr. het. dat het
vraagstuk in dit stadium aan de orde wordt
gesteld. Spr kan zich echter niet tegen de
amendementen verzetten en Iaat de be
slissing aan de Kamer.
De heer KERSTEN verklaart, dat de
amendementen voor hem niet zonder be
zwaar zijn omdat daarin o.m. de vereen
voudiging van den eed voorkomt (groot
rumoer; geroep: stemmen!) Desniettemin
zal spr. voor de amendementen stemmen.
Het amendement-Bijleveld wordt aange
nomen met 51 tegen 35 stemmen, tegen de
linkerzijde en de heer Lovink (C.-H.).
De eindstemming over het wetsontwerp
wordt bepaald op heden bij den aanvang
der vergadering.
De motie Lingbeek.
Aan de orde is de motie-Lingbeek be
treffende wijziging der L. O.-wet ten opzichte
van de regeling van het subsidie voor het
salaris van kloosterlingen-onderwijzers.
De heer LINGBEEK (H.G.S.P.) wijzigt
zijn motie door voor het woord „klooster
scholen" te lezen „uit 's Rijks kas onder
steunde kloosterscholen" en voor „subsidie":
„landsbrjdrage".
Spr. wjjst er op, dat er reeds 4000
kloosterlingen onderwijzers zijn, die geza
menlijk f. 7 f. 8.000.000 of gemiddeld
f.2000 per onderwijzer ontvangen, hetgeen
zeggen wil, dat dit bedrag jaarlijks in de
kloosterkassen vloeit. Spr. bepleit verschil
in salarieering tusschen onderwijzers, die
aan het maatschappelijk leven deelnemen en
.kloosterlingen-onderwijzers, welk verschil in
het roomsche België reeds bestaat Sn daar
wordt voorgestaan door roomsche leeken-
onderwijzers, die vreezen, dat door een ge
lijkstelling het leekenelement zal worden ver
drongen. Het beginsel gelijk loon voor ge
lijken arbeid wordt hier te lande voor amb
tenaren niet toegepast, gezien den jeugd-
aftrek voor jeugdige ambtenaren, die brj
hun ouders kunnen inwonen, gezien ook
de huwelijkstoelage voor ambtenaren met
een salaris beneden f.2000. Waar dit zoo
is, m3g een regeling, die een regelrechte
bevoordeeling is en een salarieering ver
boven de behoefte, niet worden gehandhaafd,
Dr. De Visser betoogde als minister, dat
de kloosterlingen niet in een uitzonderings
positie mogen worden geplaatst, hoewel het
stelsel der staatscommissie-Bos, waarin de
neer en Nolens en Van Wijnbergen zateu, in
hield de onthouding van salarisverhooging
aan kloosterlingen.
Minister Coljjn zeide in de Eerste Kamer
naar aanleiding van critiek van den heer
Ossendorp, dat er een onbillijkheid in zat,
dat menschen, die in communiteit leven,
hetzelfde salaris hebben als anderen, maar
dat de kwestie, die hij een open kwestie
noemde, moeilijk was op te tossen. Spr.'s
motie dient om te bevorderen, dat dit niet
altijd een open kwestie blijft. Hij wil, dat
rekening gehouden wordt met de behoefte
en waar de heeren Nolens on Van Wijn
bergen reeds lang geleden deuzeltden weg
wezen, vraagt men zich af waarom de re
geering dezen weg niet bewandelt.
Spr. betreurt het, dat jaarlijks ontzaglijke
sommen uit 's Rijks kas in de kloosterkassen
vloeien, waarmee wapenen gesme-ed worden
ter bestrijding van het protestantisme.
De heer BOON (V.-B.) betoogt, dat hij,
die de zaak oppervlakkig bekijkt, geneigd is
den heer Lingbeek gelijk te geven, doch
siechts wanneer hij inderdaad oppervlakkig
de zaak beziet-, want de Staat mag zich
niet bemoeien met de wijze waarop salaris
of loon besteed wordt.
Spr. vraagt zich voorts af: hebben wij
neg kloosterscholen? Er zijn scholen, die
gesticht worden door schoolbesturen. Deze
ontvangen de gelden voor de salarieering
en niemand heeft er mee te maken boe
dat geld besteed wordt.
Indien een protestantsch schoolbestuur een
ongehuwd predikant bereid vindt onderwijs
te geven en een groot deel van zijn salaris
aan het kerkbestuur af te dragen, kan nie
mand daar bezwaar tegen maken.
De heer Lingbeek wil loon naar behoefte,
maar die theorie volgen wij thans in ons
land niet, wij hebben de prestatie-theorie.
Een onbillijkheid intusschen in het bestaan
de salarisstelsel acht spr. met den heer
Lingbeek de achterstelling van ongehuwde
ouderwijzers en onderwijzeressen bij andere
ambtenaren door hun eenige verhoogingen
te onthouden.
De heer TILANUS (C.-H.) betoogt, dat
de motie-Lingbeek gevoeligheden opwrekt en
moeilijke vragen raakt. Spr. herinnert aan
het ontstaan der motie en aan de veront
waardiging daarover bij de katholieken, die
haar beschouwden als een uiting van anti
papisme. Terwijl in andere landen deze zaak
objectief en zakelijk kan worden behandeld,
wórdt zij hier door de wgze, waarop zij aan
de orde is gesteld, onmiddellijk in een ver
giftigde sfeer gebracht. Spr. wil zich daarom
geheel ran deze sfeer los maken en de
kwestie zakelijk beschouwen. H\j herinnert er
aan, dat in de bevredigingscommissie de
heer Lohman aanvankelijk tegen een afzon
derlijke salarLsregeling voor religieuzen was,
doch zich ten slotte vereenigde met het
voorstel om aan hen, die een bindende
gelofte doen of niet te huwen, geen ver
hoogingen te geven, na 8-jarigen dienst aan
vrouwen en na 10-jarigen dienst aan man
nen. Een dergelijke regeling acht spr. alles
zins billijk. Dit brengt echter niet mee,
dat spr. voor de motie zal stemmen, omdat
de motie formeel niet juist is, geen bruik-
bareu weg aanwijst en overbodig is, omdat
er een staatscommissie is inzake de be
zuiniging op het onderwijs, die deze zaak
nog wel onder de oogen zal zien*
Mcj. WESTERMAN (V.-B.) wijst op de
onbillijkheid, gelegen in het onthouden van
do laatste vier verhoogingen aan ongehuw
de onderwijzers, tenvql andere ongehuwde
ambtenaren slechts de laatste twee verhoc-
gingen moeten missen.
Spr. wil niet meewerken aan een nog
verdere safarisverlaging voor religieuzen,
maar de aandacht vestigen op een anderen
misstand, n.l. de achterstelling van onge-
liuwden bjj gehuwden.
De heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) be
toogt, dat deze motie voortspruit uit afkeer
tegen de religieuzen. En spr. zou den beer
Lingbeek willen zeggen: indien gij van dien
afkeer wilt doen blpjken, neem dan niet
uw toevlucht tot dergelijke kleinzielige mid
delen.
Wat den zakelftken inhoud betreft, wijst
spr. er op, dat in de L.O.-wet van sala
rieering geen sprake is, evenmin als van
een landsbjjdrage, terwjjl spr. voorts aan
den heer Lingbeek zou willen vragen: wijs
mij een kloosterschool aan in ons land. Zoo
zyr. er meer onjuisthedenvan de vier
alinea's is alleen de laatste: „en gaat over
tot de orde van den dag" in orde en die
is nog ontworpen door den voorzitter, die
er den heer Lingbeek op attent maakte,
dat zij ontbrak! (Hilariteit). De heer Ling
beek wil den kloosterlingen f. 700 geven
en niet meer. Als hij zooiets voorstelde
voor andere ambtenaren, zou hij zijn leven
gc-en dag zeker zijn. De kloosterlingen zullen
hem geen kwaad doen, zij zullen op den
Goeden Vrjjdag even hartelijk bidden, ook
voor hem.
Wil men te gelegener tijd eens nagaan of
het verschil in salarieering tusschen gohuw-
deri en ongehuwden, tusschen gehuwden met
en zonder kinderen niet anders moet worden
geregeld, dan is spr. bereid daaraan mee
te werken, maar heden denkt spr. er niet
aan daaraan eenige aandacht te schenken,
nu de heer Lingbeek de Kamer wil verlokken
een plompen aanval te doen op de religi
euzen, deze hoogst verdienstelijke landge-
nooten, die een sieraad zijn der Katholieke
Kerk.
De vergadering wordt de 4.45 uur ver
daagd tot heden 1 uur.
RECLAME.
2014
De „Bamaku" was geen oceaan-gigant,
ra aar slechts een kleine pakketboot, die
het verkeer tusschen Bordeaux en Dakar
onderhield. Kapitein Kandart was, hoewel
barsch en twistziek, toch in zijn hart een
goeie kerel.
Kandart was een groot dierenvriend, in
derdaad meer dan zijn passagiers lief was.
Zijn papegaaien maakten een vreeselijk
kabaal aan boord; de drie apen klauter
den aan één stuk door in de masten cn
een reusachtig groote dog wandelde onge
geneerd het eetvertrek binnen en duwde
zijn neus over alle bobden.
Het gebeurt meermalen, dat de schepen
van Senegal wilde dieren aan boord heb
ben, die dan bestemd zijn voor menage
rieën en voor dierentuinen. Dit keer bracht
kapiten Kandart alleen maar een jonge
leeuwin mede, die kort tevoTen gevangen
was met een net en onder groote moeilijk
heden uit het binnenland was weggevoerd.
De leeuwin was een statig beest, scheen
echter allesbehalve goed gehumeurd te zijn.
De kooi, waarvan de soliditeit te voren
grondig was onderzocht, stond op het bo-
ven-dek. Het dier lag het grootste gedeelte
van den dag uitgestrekt midden in zijn
gevangenis; zijn oogen glommen als vuur
kogels in de schemering Telken male, als
men aan zij"n kooi voorbijging, wierp de
leeuwin zich onder angstwekkend gehuil
met geweldige kracht tegen de staven.
„Wel voelt u niet voor een kleine wor
stelpartij vroeg mij schertsend kapitein
Kandart.
„Ik dank u hartelijkantwoordde ik
niet zonder kleine huivering. „Wanneer het
dier zich vrij wist te maken zou ik mij niet
gaarne in de nabijheid bevinden."
,,Ik ook niet," antwoordde de kapiteiD.
,,Ik heb nog nooit een ongenoegelijker
beest gezien. Met één slag van zijn klau
wen was je er geweest ook..."
„Is u overtuigd, dat de kooi sterk ge
noeg is?"
„Wees onbezorgd, man, mijn kooien zijn
geen kaartenhuisjes!"
En om mij gerust te stellen, rukte hij
aan de kettingen en hangsloten, welke de
deur versperren moesten, wat het dier tot
razernij bracht.
Ik ben niet bang daarvoor heb ik te
lang in de wildernis geleefd, maar ik heb
mij een zekere bedachtzaamheid aangewend
en ik ging nimmer voorbij de kooi of ik on
derzocht de hengsels.
Het was prachtig weer. Eiken avond rookte
ik mijn pijp op het dek en bleef bijna altijd
langer dan de anderen plakken, genietend
van de frisscbe nachtlucht onder den glin-
sterenden sterrenhemel. Ik mocht graag de
zee afturen en luisteren naar bet regelma
tig gedreun der machines, die mij met ei
ken slag mijü vaderland dichterbij brach
ten Op zekeren avond was ik langer dan
gewoonlijk op gebleven. Eindelijk besloot
ik mijn hut op te zoeken Ik liep de steile
tram omlaag en boog een donker gangetje
in. dat naar de kajuiten leidde.
Plotseling bleef ik als versteend staan.
Daar ginds op slechts enkele meters af-
stands glinsterden twee gloeiende oogen.
Al word ik honderd jaar, ik zal die pupil
len nooit vergeten, die een groenachtig
licht uitstraalden de leeuwin
Mijn hart bonsde hoorbaar, mijn handen
giepen 'n ring in den wand, mijn haar stond
overeind op mijn hoofd. Mijn beenen sche
nen onder het- gewicht van mijn lichaam te
zwiepen slechts door boven menschel ij ke
wilskracht vermocht ik mij recht overeind
te houden.
Rond om mij heerschte volmaakte rust;
het dier stond even onbewegelijk als ik.
MijD oogen gewenden zich langzamerhand
aan de duisternis en ik kon de lijnen van
het lichaam onderscheiden. De leeuwin lag
uitgestrekt op den grond met den kop op
de voorpooten; vermoedelijk schiep zij er
behagen in, op het koele linoleum wat te
rusten.
Zij staarde mij onafgebroken aan en ik
was overtuigd, dat zij mij oneindig beter
kon zien dan ik haar. Zij nam roe nauw
keurig op, als verslond ze me reeds van
tevoren...
Eindeloos vele minuten gingen voorbij,
mij schenen ze als eeuwen. Langzamerhand
werd ik kalmer, mijn hart sloeg minder
hevig; ik heroverde een stuk van mijn koel
bloedigheid.
Wat kon er gedaan worden Mijn situa
tie was meer daD gevaarlijk. Ik kon niet
eeuwig staan blijven vóór het wilde dier
en wachten, dat bet tot den sprong besloot.
Ik moest tot iederen prijs probeeren weg
te komen. Ik deed een uiterst voorzichtige
poging om mij terug te trekken, maar on
middellijk hiet de leeuwin het bovenlijf
omhoog. Ik hoorde haar klauwen over de
vloerbedekking krassen. Ik stond opnieuw
onbewegelijk en het dier legde zich even
eens opnieuw.
Het is bekend, dat wilde beesten, ook
wanneer zij geprikkeld zijn, zelden een vol
komen onbewegelijk wezen aanvallen. Ik
had daarmee een zwakke kans op redding,
maar zou ik op den duur den drang tot
vluchten kuDnen weerstaan..?
De waanzinnigste plannen joegen door
mijn brein. Zou ik roepen Bii het eerste
gedruisch zou ik de leeuwin aan mijn bals
hebben. Wegrennen Zij zag er niet naar
uit, dat zij mij ook maar één schrede ach
terwaarts zou toestaan Dc morgenscheme
ring-afwachten Dat wilde zeggenmij dus
op genade en ongenade overleveren.
In mijn woesten angst bedacht ik of ik
mij niet op haar zou stoeten. Zij zou mij
vermorselen .natuurlijk, maar misschien
kwam er nog hulp, voordat ik heelemaal
dood was...
Gelukkig, dat de schrik mij half verlamd
had, zoodat ik vanzelf deze gedachte opgaf.
Ik stond onbewegelijk vóór het wilde dier.
Ik ademde zonder eenig geluid.
Nu nog, na zoovele jaren, kan ik aan
dezpn nacht niet terugdenken, zonder een
gevoel van pijn. Ik was volkomen machte
loos. Zeker wel tien keeren probeerde ik
schier ongemerkt achteruit te schuiven,
maar telkenmale kwam de leeuwin half-
overeïnd en ik moes' het opgeven. Eindelijk
besloot ik niet lange: 'e' strijden, maar hield
me doodslil. staande tegen den muur, ter
wijl het bloed in mini aderen bonsde.
Ik deed al mijn best mijn denken uit
schakelen, maar voortdurend zag ik miizu 1
in bloed badend op d«n trrond vanéénf crn-
ten. gruwelijk! Ik verzekeT u, de stoutst0
fantasie zou geen grootere marteling heb
ben kunnen uitdenken!
Rond om Teneriffa zijn de nachten kort;
toch scheen het me toe, alsof er nooit een
einde kwam aan den nacht. Eindelijk, ein
delijk viel er een zwakke lichtstraal in het
gangetje.
Ik vroeg mezelf af wat het roofdier nu
ging ondernemen en staarde angstig voor
me uit. Wanhoop en uitputting deden me
als bevangen door koorts rillen.
Plotseling strekte hel dier zich uit en
gaapte. Daarop kwam het met langzame
schreden op me af. Toen vatte ik het laatste
restje moed en kracht bijéén en vluchtte
met den schreeuw van een waanzinnige.
Mijn krachten waren echter op, ik strui
kelde over de eerste trede van de trap en
bleef liggen.
Daar hoorde ik meteen een donderend ge
brul, neen geblaf. Met een idioot ge
zicht keerde ik me om vóór mij stond
in het licht van den don morgen, dat van
boven doorbrak, de groote dog van den ka
pitein en kwispelde met den staart.
Men had mijn gil gehoord en men kwam
van alle zijden aangerend De eerste was
de kapitein, die niet eens zich den lijd had
gegund om zich aan te kle^eD.
„Wat hebt u? Wat is er gebeurd?"
Ik had misschien een verhaaltje moeten
brdenken Ik kon het niet. 11: be°fde over
mijn heele lichaam. Ik kon zelfs niet op
staan Met klapperende tanden verteld* ik
in volle waarheid, waf er was voorgevallen.
Onnoodig er bij te voegen dat de bijval
dien ik oogstte, boven alle verwachting
was.
-85-