20% ZWAARDER CEWICHÏ ZWITSERSCHE 10ets REEPEN SPLSNTER Verhagen's Parijsche Wafels EISCHTdus 0NZ£10cts reepen,want ze zijn 2cts per stuk meer waard. 69"® Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 30 Maart 1928 Derde Blad No. 20874 TWEEDE KAMER. 5ar Het speciaal Huiskamerkarpet „Wilton", 2 M. x 3 M. f. 79.50. FEUILLETON. Oogen in den nacht. Voorzieningen tegen besmette lijke ziekten. Vandaag de eindstemming. (Zitting van gisteren). Voortgezet wordt de behandeling van het wetsontwerp houdende voorzieningen tegen besmettelijke ziekten. De heer KERSTEN (S.G.P.) verdedigt zijn amendement tot algeheele afschaffing van den vaccinedwang, welke dwang geheel on- Nederlandsch en nooit recht gemotiveerd is. De tijd voor de afschaffing is thans rijp, ge zien de ernstige ziektegevallen, ja sterfge vallen, die ons land beroerd hebben. De be studeering daarvan heeft geleerd, dat de oorzaak niet is weg te nemen en iedere va der en moeder die een kind aan de vaccina tie overgeven, doen een onverantwoorde lijke daad. Binnen spr.'s amendement valt het amen- dement-Bijleveld tot het doen vervallen van het amendement-De Vries-Bruins. Spr. ver baast zich over de houding van den mi nister, waardoor ons volk aan de vaccine aanbidders wordt overgeleverd. Spr. hoopt, dat een felle strijd zal ontbranden tot de vaccinedwang geheel is afgeschaft De heer HEEMSKERK (A.R.) wenscht, nu de emotie, die hem gisteren beheerschte, door nachtrust weer eenigermate .voorbij is. nog eens tc zeggen hoe het met de zaak staat, van welke gelegenheid hij gebruik maakt om te zeggen, dat hij geen enkele persoonlijke grief heeft tegen den minister. Het is spr. nog niet duidelijk hoe de ver andering in de vaccine-kwestie eenige ver andering in het standpunt van den minister heeft kunnen brengen. Meent de minister, dat hij thans de amendementen kan gaan overwegen, dan vergist hij zich, het oogen- blik is er juist het minst geschikt voor, daar men niet kan zeggen wanneer de vaccine dwang zal herleven en het vertrouwen in de vaccinatie is zeker niet grooler geworden. En wilde de minister rekéning houden met de veranderde omstandigheden, dan had hij moeten overwegen, dat de bezwaren tegen de amendementen niet waren verminderd, maar vermeerderd. De minister heeft des tijds het amendement-De Vries-Bruins om formeele redenen onaannemelijk verklaard, en is dus niet gelreden in een materieele beoordeeling daarvan. Thans heeft hij het amendement overgenomen, doch het mate rieele debat erover heeft hij afgesneden door zijn onaannemelijkverklaring destijds. Het ontwerp moet dan ook worden teruggenomen of het amendement-De Vries-Bruins moet eruit worden gelicht. De heer MARCHANT (V.D.) merkt op, dat de heer Heemskerk uitgaat van de gedachte dat het amendement-Bijleveld niet verwor pen zou zijn als de minister het niet onaan nemelijk zou hebben verklaard. Het amen dement-De Vries-Bruins is ondanks onaan- r.emelijk-verklaring aangenomen en de grief van den heer Heemskerk is nu, dat het amendement-De Vries-Bruins in het wets ontwerp is opgenomen en het amendement- Bijleveld niet tengevolge van de onaanne melijk-verklaring. De heer Heemskerk wil nu de heele zaak nog eens van voren af op nieuw beginnen. De minister wil dat niet en kan dat niet willen-, het zou de zonderlingste vertooning zijn, hier ooit beleefd. Spr. waarschuwt tegen het precedent dat de Kamer terug zou komen op een genomen besluit. Zij gooit dan niet haar eer, maar haar ernst te grabbel. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) verklaart, dat de zakelijke inhoud van het amendement-Bijleveld niet de sympathie van spr. en enkele zijner politieke geestver wanten heeft omdat zij zakelijk den inhoud van het aangenomen amendement-De Vries- Bruins een verbetering achten, daar dit een beteren waarborg bevat dat het te vaccinee ren kind zoo goed mogelijk zal worden on derzocht. Evenwel zal spr. en de groote meerderheid zijner fractie stemmen voor RECLAME. BLIJVEN ALTIJD WELIiOilI! 1291 het amendement-Bijleveld, omdat het het ontwerp terugbrengt tot den vorm dien het had voor de indiening van het amendement- De Vries-Bruins, hetgeen met het oog op den stand van het vraagstuk, gewenscht is. Daarom ook zal spr. stemmen tegen het amendement-Kersten. De heer ALBARDA (S.D.A.P.) neemt nota Van de verkl. van den heer Snoeck Henke- mans, dat hij zou stemmen voor het amen dement-Bijleveld, al acht hij het amende ment-De Vries-Bruins een zakelijke verbe tering. Spr. vreest, dat het streven voorzit den vrede in eigen fractie of tusschen Chr.- hislorischen en anti-revolutionairen te be waren. Spr. onderstelt, dat, indien het amende ment-Bijleveld niet onaannemelijk was verklaard, het ook zou zijn verworpen. Het beoogde verzwakking van den vaccine dwang en mevr. De Vries-Bruins beoogde technische verbetering van de toepassing daarvan. Dat de Kamer ondanks de onaan- ncmelijk-verklaring het amendement-Do Vries-Bruins aannam, beteekent, dat zij in ifder geval het amendement-Bijleveld zou hebben verworpen. De Kamer moet haar eigen besluit hand haven tenzij gebleken was, dat zij bij haar besluit gedwaald had. Maar daarvan is geen sprake. De heer BOON (V. B.) betoogt, dat de mi nister, om correct te staan tegenover beide groepen, de amendementen-De Vries- Bruins en -Bijleveld onaannemelijk ver klaarde. I'ln toen het eerste werd aangeno men, moest hij schorsing der beraadslagin gen vragen. Hij moet dezen gang van za ken betreurd hebben omdat het amende ment-De Vries-Bruins principieel niets in de wet wijzigde. Had de minister het thans niet in de wet opgenomen dan zou terecht een groot deel der Kamer gezegd hebben, dat hij dit niet weg mocht laten daar het een besluit der Kamer was. Spr.'s fractie za! dan ook tegen het amendement-Bijle veld stemmen. De heer BIJLEVELD (A. R.) repliceert en betoogt, dat hij zijn oude amendement thans niet weer indient, doch zich het recht daartoe voorbehoudt. De MINISTER dupliceert. Spr. herhaalt dat het vaccinevraagstuk weder in zijn vollen omvang ter sprake komt. Wat betreft het amendement- Kersten, dit streeft zijn doel verre voorbij en schaft veel meer af dan den vaccine dwang alleen. De heer v. SGHAIK (R. K.) meent, dat de Regeering volkomen terecht de amende- menten-Bijleveld en -de Vries-Bruins bij de eerste behandeling afwees. Het laatste is desondanks aangenomen maar spr. is het nog niet duidelijk geworden waarom de mi nister dit amendement nu in zijn ontwerp opnam. Daarin is spr. het met den heer Heemskerk eens, maar het middel, dat deze toepast om dit ongedaan te maken kan spr. niet bewonderen. De Kamer heeft uitge sproken, dat het araendement-de Vries Bruins zou worden opgenomen en daarop kan zij niet terugkomen zonder een betreu renswaardig precedent te scheppen. Spr. is dab ook niet geneigd aan het amende ment-Bijleveld zijn stem te geven. Intusschen begrijpt spr. de grief van den heer Heemskerk en hij geeft den heer Bijleveld in overweging te pogen alsnog een beslissing te krijgen over zijn oude amen dement dat onder pressie is verworpen. Spr. wil wel zeggen, dat hij en enkelen zijner vrienden geneigd zouden zijn daarvoor te stemmen. De heer HEEMSKERK tripliceert. Dc heer KERSTEN repliceert. De heer LINGBEEK (H. G. S. P.) is een tegenstander van vaccinedwang maar een voorstander van het bewandelen van rechte wegen. Het amendement-de Vries-Bruins leidde daartoe en spr. heeft daar dus voor gestemd Hij zal dan ook stemmen tegen hel am.-Bijleveld. De heer LEENSTRA (A. R,) verklaart na mens het grootste deel zijner partij te zul len stemmen tegen het am.-Kersten, dat te ver gaat. Het amendemenl-Kersten wordt verwor pen met 853 stemmen. Vóór de heeren Kersten en Zandt (S. G. P.) en Duymaer v. Twist (A. R.). RECLAME. 6145 26 HEBBEN DE H O LLAN O SCH - IN.V. HOLLANDSCM IZWITSERSCHE I CHOCOLADE-FABRIEK Het amendement-Bijleveld wordt verwor pen met 5030 stemmen. Tegen de heele linkerzijde en de katholieken: v. Rijzëwijk, Bulten, Suring, v. Dijk, Veraart, Deckers, Loerakker, Eyels, v. d. Bilt, Aalberse, No- lens, v. Schaik, Kortenhorst, Hermans, Kuiper, v. Rijckevorsel, Kampschöer, v. Sasse v. Ysselt, Moller en de voorzitter en voorts de heer Lingbeek (H. G. S. P.) en mcj. Katz (G II.). Artikel 36 wordt aangenomen met 66 tegen 23 stemmen. De heer BIJLEVELD (A. R.) dient in de nieuwe atmosfeer, nu geen onaannemelijke verklaring en materieele gronden meer dreigt, zijn oude amendement om tegemoet te komen aan gewetensbezwaren, weer m. De Minister van Arbeid. Handel en Nij verheid, de heer SLOTEMAKER DE BRUINE, meent, dat nu van geen onaan nemelijk verklaring meer sprake kan zijn. Men komt dan nu tot den materieelen in houd van de amendemenlcn-Bijleveld. De kwestie van het gewetensbezwaar is in een ander licht gekomen, nu de medici moeten verklaren, dat inenting niet meer zonder gevaar is. Daarom betreurt spr. het. dat het vraagstuk in dit stadium aan de orde wordt gesteld. Spr kan zich echter niet tegen de amendementen verzetten en Iaat de be slissing aan de Kamer. De heer KERSTEN verklaart, dat de amendementen voor hem niet zonder be zwaar zijn omdat daarin o.m. de vereen voudiging van den eed voorkomt (groot rumoer; geroep: stemmen!) Desniettemin zal spr. voor de amendementen stemmen. Het amendement-Bijleveld wordt aange nomen met 51 tegen 35 stemmen, tegen de linkerzijde en de heer Lovink (C.-H.). De eindstemming over het wetsontwerp wordt bepaald op heden bij den aanvang der vergadering. De motie Lingbeek. Aan de orde is de motie-Lingbeek be treffende wijziging der L. O.-wet ten opzichte van de regeling van het subsidie voor het salaris van kloosterlingen-onderwijzers. De heer LINGBEEK (H.G.S.P.) wijzigt zijn motie door voor het woord „klooster scholen" te lezen „uit 's Rijks kas onder steunde kloosterscholen" en voor „subsidie": „landsbrjdrage". Spr. wjjst er op, dat er reeds 4000 kloosterlingen onderwijzers zijn, die geza menlijk f. 7 f. 8.000.000 of gemiddeld f.2000 per onderwijzer ontvangen, hetgeen zeggen wil, dat dit bedrag jaarlijks in de kloosterkassen vloeit. Spr. bepleit verschil in salarieering tusschen onderwijzers, die aan het maatschappelijk leven deelnemen en .kloosterlingen-onderwijzers, welk verschil in het roomsche België reeds bestaat Sn daar wordt voorgestaan door roomsche leeken- onderwijzers, die vreezen, dat door een ge lijkstelling het leekenelement zal worden ver drongen. Het beginsel gelijk loon voor ge lijken arbeid wordt hier te lande voor amb tenaren niet toegepast, gezien den jeugd- aftrek voor jeugdige ambtenaren, die brj hun ouders kunnen inwonen, gezien ook de huwelijkstoelage voor ambtenaren met een salaris beneden f.2000. Waar dit zoo is, m3g een regeling, die een regelrechte bevoordeeling is en een salarieering ver boven de behoefte, niet worden gehandhaafd, Dr. De Visser betoogde als minister, dat de kloosterlingen niet in een uitzonderings positie mogen worden geplaatst, hoewel het stelsel der staatscommissie-Bos, waarin de neer en Nolens en Van Wijnbergen zateu, in hield de onthouding van salarisverhooging aan kloosterlingen. Minister Coljjn zeide in de Eerste Kamer naar aanleiding van critiek van den heer Ossendorp, dat er een onbillijkheid in zat, dat menschen, die in communiteit leven, hetzelfde salaris hebben als anderen, maar dat de kwestie, die hij een open kwestie noemde, moeilijk was op te tossen. Spr.'s motie dient om te bevorderen, dat dit niet altijd een open kwestie blijft. Hij wil, dat rekening gehouden wordt met de behoefte en waar de heeren Nolens on Van Wijn bergen reeds lang geleden deuzeltden weg wezen, vraagt men zich af waarom de re geering dezen weg niet bewandelt. Spr. betreurt het, dat jaarlijks ontzaglijke sommen uit 's Rijks kas in de kloosterkassen vloeien, waarmee wapenen gesme-ed worden ter bestrijding van het protestantisme. De heer BOON (V.-B.) betoogt, dat hij, die de zaak oppervlakkig bekijkt, geneigd is den heer Lingbeek gelijk te geven, doch siechts wanneer hij inderdaad oppervlakkig de zaak beziet-, want de Staat mag zich niet bemoeien met de wijze waarop salaris of loon besteed wordt. Spr. vraagt zich voorts af: hebben wij neg kloosterscholen? Er zijn scholen, die gesticht worden door schoolbesturen. Deze ontvangen de gelden voor de salarieering en niemand heeft er mee te maken boe dat geld besteed wordt. Indien een protestantsch schoolbestuur een ongehuwd predikant bereid vindt onderwijs te geven en een groot deel van zijn salaris aan het kerkbestuur af te dragen, kan nie mand daar bezwaar tegen maken. De heer Lingbeek wil loon naar behoefte, maar die theorie volgen wij thans in ons land niet, wij hebben de prestatie-theorie. Een onbillijkheid intusschen in het bestaan de salarisstelsel acht spr. met den heer Lingbeek de achterstelling van ongehuwde ouderwijzers en onderwijzeressen bij andere ambtenaren door hun eenige verhoogingen te onthouden. De heer TILANUS (C.-H.) betoogt, dat de motie-Lingbeek gevoeligheden opwrekt en moeilijke vragen raakt. Spr. herinnert aan het ontstaan der motie en aan de veront waardiging daarover bij de katholieken, die haar beschouwden als een uiting van anti papisme. Terwijl in andere landen deze zaak objectief en zakelijk kan worden behandeld, wórdt zij hier door de wgze, waarop zij aan de orde is gesteld, onmiddellijk in een ver giftigde sfeer gebracht. Spr. wil zich daarom geheel ran deze sfeer los maken en de kwestie zakelijk beschouwen. H\j herinnert er aan, dat in de bevredigingscommissie de heer Lohman aanvankelijk tegen een afzon derlijke salarLsregeling voor religieuzen was, doch zich ten slotte vereenigde met het voorstel om aan hen, die een bindende gelofte doen of niet te huwen, geen ver hoogingen te geven, na 8-jarigen dienst aan vrouwen en na 10-jarigen dienst aan man nen. Een dergelijke regeling acht spr. alles zins billijk. Dit brengt echter niet mee, dat spr. voor de motie zal stemmen, omdat de motie formeel niet juist is, geen bruik- bareu weg aanwijst en overbodig is, omdat er een staatscommissie is inzake de be zuiniging op het onderwijs, die deze zaak nog wel onder de oogen zal zien* Mcj. WESTERMAN (V.-B.) wijst op de onbillijkheid, gelegen in het onthouden van do laatste vier verhoogingen aan ongehuw de onderwijzers, tenvql andere ongehuwde ambtenaren slechts de laatste twee verhoc- gingen moeten missen. Spr. wil niet meewerken aan een nog verdere safarisverlaging voor religieuzen, maar de aandacht vestigen op een anderen misstand, n.l. de achterstelling van onge- liuwden bjj gehuwden. De heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) be toogt, dat deze motie voortspruit uit afkeer tegen de religieuzen. En spr. zou den beer Lingbeek willen zeggen: indien gij van dien afkeer wilt doen blpjken, neem dan niet uw toevlucht tot dergelijke kleinzielige mid delen. Wat den zakelftken inhoud betreft, wijst spr. er op, dat in de L.O.-wet van sala rieering geen sprake is, evenmin als van een landsbjjdrage, terwjjl spr. voorts aan den heer Lingbeek zou willen vragen: wijs mij een kloosterschool aan in ons land. Zoo zyr. er meer onjuisthedenvan de vier alinea's is alleen de laatste: „en gaat over tot de orde van den dag" in orde en die is nog ontworpen door den voorzitter, die er den heer Lingbeek op attent maakte, dat zij ontbrak! (Hilariteit). De heer Ling beek wil den kloosterlingen f. 700 geven en niet meer. Als hij zooiets voorstelde voor andere ambtenaren, zou hij zijn leven gc-en dag zeker zijn. De kloosterlingen zullen hem geen kwaad doen, zij zullen op den Goeden Vrjjdag even hartelijk bidden, ook voor hem. Wil men te gelegener tijd eens nagaan of het verschil in salarieering tusschen gohuw- deri en ongehuwden, tusschen gehuwden met en zonder kinderen niet anders moet worden geregeld, dan is spr. bereid daaraan mee te werken, maar heden denkt spr. er niet aan daaraan eenige aandacht te schenken, nu de heer Lingbeek de Kamer wil verlokken een plompen aanval te doen op de religi euzen, deze hoogst verdienstelijke landge- nooten, die een sieraad zijn der Katholieke Kerk. De vergadering wordt de 4.45 uur ver daagd tot heden 1 uur. RECLAME. 2014 De „Bamaku" was geen oceaan-gigant, ra aar slechts een kleine pakketboot, die het verkeer tusschen Bordeaux en Dakar onderhield. Kapitein Kandart was, hoewel barsch en twistziek, toch in zijn hart een goeie kerel. Kandart was een groot dierenvriend, in derdaad meer dan zijn passagiers lief was. Zijn papegaaien maakten een vreeselijk kabaal aan boord; de drie apen klauter den aan één stuk door in de masten cn een reusachtig groote dog wandelde onge geneerd het eetvertrek binnen en duwde zijn neus over alle bobden. Het gebeurt meermalen, dat de schepen van Senegal wilde dieren aan boord heb ben, die dan bestemd zijn voor menage rieën en voor dierentuinen. Dit keer bracht kapiten Kandart alleen maar een jonge leeuwin mede, die kort tevoTen gevangen was met een net en onder groote moeilijk heden uit het binnenland was weggevoerd. De leeuwin was een statig beest, scheen echter allesbehalve goed gehumeurd te zijn. De kooi, waarvan de soliditeit te voren grondig was onderzocht, stond op het bo- ven-dek. Het dier lag het grootste gedeelte van den dag uitgestrekt midden in zijn gevangenis; zijn oogen glommen als vuur kogels in de schemering Telken male, als men aan zij"n kooi voorbijging, wierp de leeuwin zich onder angstwekkend gehuil met geweldige kracht tegen de staven. „Wel voelt u niet voor een kleine wor stelpartij vroeg mij schertsend kapitein Kandart. „Ik dank u hartelijkantwoordde ik niet zonder kleine huivering. „Wanneer het dier zich vrij wist te maken zou ik mij niet gaarne in de nabijheid bevinden." ,,Ik ook niet," antwoordde de kapiteiD. ,,Ik heb nog nooit een ongenoegelijker beest gezien. Met één slag van zijn klau wen was je er geweest ook..." „Is u overtuigd, dat de kooi sterk ge noeg is?" „Wees onbezorgd, man, mijn kooien zijn geen kaartenhuisjes!" En om mij gerust te stellen, rukte hij aan de kettingen en hangsloten, welke de deur versperren moesten, wat het dier tot razernij bracht. Ik ben niet bang daarvoor heb ik te lang in de wildernis geleefd, maar ik heb mij een zekere bedachtzaamheid aangewend en ik ging nimmer voorbij de kooi of ik on derzocht de hengsels. Het was prachtig weer. Eiken avond rookte ik mijn pijp op het dek en bleef bijna altijd langer dan de anderen plakken, genietend van de frisscbe nachtlucht onder den glin- sterenden sterrenhemel. Ik mocht graag de zee afturen en luisteren naar bet regelma tig gedreun der machines, die mij met ei ken slag mijü vaderland dichterbij brach ten Op zekeren avond was ik langer dan gewoonlijk op gebleven. Eindelijk besloot ik mijn hut op te zoeken Ik liep de steile tram omlaag en boog een donker gangetje in. dat naar de kajuiten leidde. Plotseling bleef ik als versteend staan. Daar ginds op slechts enkele meters af- stands glinsterden twee gloeiende oogen. Al word ik honderd jaar, ik zal die pupil len nooit vergeten, die een groenachtig licht uitstraalden de leeuwin Mijn hart bonsde hoorbaar, mijn handen giepen 'n ring in den wand, mijn haar stond overeind op mijn hoofd. Mijn beenen sche nen onder het- gewicht van mijn lichaam te zwiepen slechts door boven menschel ij ke wilskracht vermocht ik mij recht overeind te houden. Rond om mij heerschte volmaakte rust; het dier stond even onbewegelijk als ik. MijD oogen gewenden zich langzamerhand aan de duisternis en ik kon de lijnen van het lichaam onderscheiden. De leeuwin lag uitgestrekt op den grond met den kop op de voorpooten; vermoedelijk schiep zij er behagen in, op het koele linoleum wat te rusten. Zij staarde mij onafgebroken aan en ik was overtuigd, dat zij mij oneindig beter kon zien dan ik haar. Zij nam roe nauw keurig op, als verslond ze me reeds van tevoren... Eindeloos vele minuten gingen voorbij, mij schenen ze als eeuwen. Langzamerhand werd ik kalmer, mijn hart sloeg minder hevig; ik heroverde een stuk van mijn koel bloedigheid. Wat kon er gedaan worden Mijn situa tie was meer daD gevaarlijk. Ik kon niet eeuwig staan blijven vóór het wilde dier en wachten, dat bet tot den sprong besloot. Ik moest tot iederen prijs probeeren weg te komen. Ik deed een uiterst voorzichtige poging om mij terug te trekken, maar on middellijk hiet de leeuwin het bovenlijf omhoog. Ik hoorde haar klauwen over de vloerbedekking krassen. Ik stond opnieuw onbewegelijk en het dier legde zich even eens opnieuw. Het is bekend, dat wilde beesten, ook wanneer zij geprikkeld zijn, zelden een vol komen onbewegelijk wezen aanvallen. Ik had daarmee een zwakke kans op redding, maar zou ik op den duur den drang tot vluchten kuDnen weerstaan..? De waanzinnigste plannen joegen door mijn brein. Zou ik roepen Bii het eerste gedruisch zou ik de leeuwin aan mijn bals hebben. Wegrennen Zij zag er niet naar uit, dat zij mij ook maar één schrede ach terwaarts zou toestaan Dc morgenscheme ring-afwachten Dat wilde zeggenmij dus op genade en ongenade overleveren. In mijn woesten angst bedacht ik of ik mij niet op haar zou stoeten. Zij zou mij vermorselen .natuurlijk, maar misschien kwam er nog hulp, voordat ik heelemaal dood was... Gelukkig, dat de schrik mij half verlamd had, zoodat ik vanzelf deze gedachte opgaf. Ik stond onbewegelijk vóór het wilde dier. Ik ademde zonder eenig geluid. Nu nog, na zoovele jaren, kan ik aan dezpn nacht niet terugdenken, zonder een gevoel van pijn. Ik was volkomen machte loos. Zeker wel tien keeren probeerde ik schier ongemerkt achteruit te schuiven, maar telkenmale kwam de leeuwin half- overeïnd en ik moes' het opgeven. Eindelijk besloot ik niet lange: 'e' strijden, maar hield me doodslil. staande tegen den muur, ter wijl het bloed in mini aderen bonsde. Ik deed al mijn best mijn denken uit schakelen, maar voortdurend zag ik miizu 1 in bloed badend op d«n trrond vanéénf crn- ten. gruwelijk! Ik verzekeT u, de stoutst0 fantasie zou geen grootere marteling heb ben kunnen uitdenken! Rond om Teneriffa zijn de nachten kort; toch scheen het me toe, alsof er nooit een einde kwam aan den nacht. Eindelijk, ein delijk viel er een zwakke lichtstraal in het gangetje. Ik vroeg mezelf af wat het roofdier nu ging ondernemen en staarde angstig voor me uit. Wanhoop en uitputting deden me als bevangen door koorts rillen. Plotseling strekte hel dier zich uit en gaapte. Daarop kwam het met langzame schreden op me af. Toen vatte ik het laatste restje moed en kracht bijéén en vluchtte met den schreeuw van een waanzinnige. Mijn krachten waren echter op, ik strui kelde over de eerste trede van de trap en bleef liggen. Daar hoorde ik meteen een donderend ge brul, neen geblaf. Met een idioot ge zicht keerde ik me om vóór mij stond in het licht van den don morgen, dat van boven doorbrak, de groote dog van den ka pitein en kwispelde met den staart. Men had mijn gil gehoord en men kwam van alle zijden aangerend De eerste was de kapitein, die niet eens zich den lijd had gegund om zich aan te kle^eD. „Wat hebt u? Wat is er gebeurd?" Ik had misschien een verhaaltje moeten brdenken Ik kon het niet. 11: be°fde over mijn heele lichaam. Ik kon zelfs niet op staan Met klapperende tanden verteld* ik in volle waarheid, waf er was voorgevallen. Onnoodig er bij te voegen dat de bijval dien ik oogstte, boven alle verwachting was. -85-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9