VIRGINIA DeGrijzeDame 69s,° Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 Maart 1928 Vierde Blad No. 20869 Natuurlijk amice - er is geen betere voor Uw gezondheid! JU - ARD ATH - LONDON TWEEDE KAMER. VOOR DE KUISVROUW. Modepraatjes van een Parislenne. FEUILLETON. I RECLAME. 5661 (hief Whip W f** vt- Ook mei kttrk en De doorvoering van de be- 1 sftmrshervoiraing in Neder- lancbch-Iiidiö. j (Vervolg van gisteren). Gelijk wg gisteren nog hebben gemeld, is het opnieuw gewijzigde wetsvoorstel van minister De Geer betreffende de belasting op nalatenschappen en schenkingen van buiten het Rgk wonende Nederlanders aan genomen met 4912 stemmen. Aan de orde komt dan de motie-Joekes betreftende doorvoering van de bestuursher- vorming in Ned.-lndië krachtens de bepalin gen van de wet van 6 Februari 1922. De heer JOEKES (V.-D.) meent, dat wg met de uitvoering van de bestuurshervorming niet op goeden voet zijn. De administratie is kostbaar en omslachtig geworden en de ambtenaren waren voor hun nieuwe laak niet voldoende toegerust. In zijn overgelegde nota heeft de minister geen middelen tot verbetering aangegeven. Alvorens de wet verder wordt uitgevoerd, dienen verschillende vraagstukken te worden opgelost. De heer VAN RIJCKEVORSEL (R.-K.) sluit zich aan bij den heer Joekes voor wat betreft diens critiek op de nota van den minister. De heer CRAMER (S.D.A.P.) betoogt, dat aanneming van de motie in den geest van den Volksraad zou zijn. Met de weinige inlichtingen van de Regeering mag de Ka mer zich niet laten afschepen. Hangende het onderzoek kan echter de instelling van regentschapsraden voortgang hebben. De heer DROOGLEEVER FURTUYN (V.-B.) meent, dat oit de korte practijk in West-Java geen conclusies mogen ge trokken worden voor of tegen de voort zetting der bestuurshervorming, waartoe de VolKsraad besloten heeft, zoodat een onder zoek niet aan de voortzetting behoeft vooraf te gaan. De heer BLJLEVELD (A.-R.) vraagt of doorvoering van de bestuurshervorming in- haerent is aan het plan-De Graaff en acht voortgang van de instelling van regent- 6chapsraden noodzakelijk. De heer LOVINK (C.-H.) acht regeling der financieele verhouding tusschen Rijk en Provincies noodig alvorens de hervorming verder wordt 'doorgevoerd. De MINISTER VAN KOLONIËN wijst op de geringe oppositie in den Volksraad tegen de doorvoering der hervorming en meent, dat meer gegevens niet mogelijk zijn. Een volledige voorstelling van de werking van het systeem is eer3t mogelijk als het op geheel Java heeft doorgewerkt. Door uitstel wordt ook de deelneming van de regentschapsraden aan de verkiezin gen voor den Volksraad in 1931 uitgesteld. De financieele verhouding tusschen gouver nement en provincie zal in de begrooting van 1929 geregeld zgn. Doorvoering van reorganisatie is niet inhaerent aan het plan De Graaff, doch ontwikkelt zich zelfstandig. De instelling van regentschapsraden los van de provincies acht spr. niet gewenscht met het oog op de eischen van toezicht. De heer JUEKES repliceert en vervangt zgn motie door een andere, waarin overleg over onderzoek met een niet-ambtelijke com missie over de werking der hervorming, in WestrJava op korten termijn gevraagd wordt. De heer VAN VUUkEN (K.-K.) steunt de motie, omdat daardoor duidelgk wordt uit gesproken, dat de hervorming geheel los staat van het plan-De Graaff en omdat een nieuw onderzoek gewenscht is. De MINISTER ontraadt de motie. Stemming bepaald op Donderdag. Do vergadering i3 verdaagd. RECLAME. BIJ GEDERANGEERDE MAAG, gistingen ïn den darm, leelijken smaak in den mond, voorhoofdspijn, koorts, slechte ontlasting, braken of diarrhee, werkt reeds 1 gla9 na tuurlijk „Franz-Josef'-billerwater zeker, snel en aangenaam. Maagspecialiteiten van naam certifieeeren, dat het gebruik van „Franz-Josef'-water voor het door eten en drinken overladen spijsverteringskanaal een ware weldaad blijkt te zijn. 5665 Wijze raadgevingen voor Moedei de Vrouw. Er is een akelig soort vlekken, waar men vrijwel machteloos tegenover staat en die zoowel lijf- als huishoudgoed leelijk kunnen bederven: de schroeivlekken. Toch is daar nog wel iets aan te doen. vooral wanneer u er gauw bij is en het goed niet te diep is geschroeid, want dan is 't eerder een brandgat te noemen en geen schroeivlek meer! Maakt u onder het strijken een schroeivlek in uw linnengoed dan moet u het plekje direct vochtig maken met een schoon doekje, uitwrijven en weer opstrijken. Of u legt het geschroeide stuk. vochtig gemaakt, even in de zon. Gaat de schroeivlek er op die1 manier niet uit. maak dan een papje van pijpaarde azijn en witte zeep. laat dit even doorkoken en smeer het als het weer koud is geworden, over de vlek. Nadat hel papje er ingedroogd is, wascht u de plek even uit. Een andere methode is: bevochtig de schroeivlekken met een 9ponsje of doekje, dat in een 3 pCt. waterstof superoxyde op lossing is gedoopt: veeg hiermee over de vlek. Dat geeft vooral een goed resultaat, wanneer u het in de zon doet. Nög weer een ander maniertje: maak een zééi sla^ne waterstof-pc-Toxyde-oplo9sing, (slapper nog dan 3 pCt.). Spoel hier de ge schroeide stukken in uit-, en spoel zéér zorg vuldig na. nog langer dan u doet na het ge bruik van blcekwater. als u te weinig na spoelt wordt de vezel van de stof te sterk aangetast en dan zou het goed dus veel te ve'el van de behandeling te lijden hebben. Heeft u schroeivlekken in een wollen stof gekregen, dan moet u voorzichtig was- schen met een lauw zeepsop met ammonia. Is de vezel van de stof echter te sterk aan getast door het schroeien dan bestaat er geen redmiddel en wordt de vlek onherroe pelijk een gat! Een huismoeder vroeg mij of ik ook wist waaraan het te wijten is, dat alles wat uit sponsdoek of badhanddoekenstof bestaat, al tijd zco leeliik poor en hard nit de wasch komt. Al is 't goed (luiers, waschlapjes. hand doeken e.d.) nog nieuw, na een of tweemaal wasschen is 't onoogelijk en door zijn hard heid onpleizierig in het gebruik. Dat is te wijten aan.uw waschvrouw of bleekerl Er zijn er. die maar niet kunnen onthouden, dat dit goed afzonderlijk gewas- schen en behandeld moet worden en niet in een en hetzelfde sop met de rest mag worden gegooid. Bij een goede behandeling blijft spons doek juist biizonder lang bruikbaar: soepel frisch en ooglijk 1 Vóór het ge wasschen wordt moet dit wol lige weefsel een nacht in lauw zeepsop lig gen te weeken. Dit sop moet van een goede kwaliteit geschaafde witte zeep worden ge maakt. Zijn de te wasschen doeken effen wit. dan_ macr er gerust wat zeeppoeder of een beef je soda aan het'sopje worden toege voegd: komt er echter een gekleurde rand bij voor. dan mag u alleen zuivere zeep ge bruiken; anders loopen de kleuren uit. Na den nacht wecken wascht u de doeken in een schoon warm zeepsop uit en spoelt ze vervolgens vier maal na: tweemaal in lauw en tweemaal in koud water. In het krullige weefsel blijven licht zeepresljes hangen: daar-wordt de stof grauw van. Daarom is het werkelijk noodig de doeken viermaal te spoelen. Na het wasschen moet u het water uit de doeken drukken. Wringen mag niet. want dan wordt het weefsel hard. De sponsdoeken moeten snel droogen: hang ze zoo glad mogelijk op om uit te druipen; strijken of mangelen is niet geoorloofd; door het uit hangen en het flink rekken van te voren krijgen de doeken dus hun goeden vorm. Wanneer de doeken maar voldoende gerekt worden, en. wanneer ze droog zijn. flink uitgeklopt, dan blijft het weefsel zacht en los. Sommige mensohen hebben de ver keerde gewoonte badhanddoeken en -man tels van sponsdoek na het gebruik in de badkamer te laten hangen. Daar worden ze vuil van. want het weefsel neemt direct stof op. Daarom is het beter zoo'n mantel op te vouwen en in een doek te bewaren óf weg te hangen in een kast. Na al dat gewerk wilt u u nu natuurlijk eveTi wat opfrisschen gaat u wasschen, uw haar opmaken, een nettere jurk aandoen weet u nu wel dat niet9 zoo heerlijk is om je je behagelijk te laten voelen als een bec-lie badzont in je wasch water en weet u ook wel dat de dame3. die denken, dat ze dat best even zelf kunnen maken van wdt sodastukjes en een scheut odeur zich abso luut vergissen? Als u dat badzout in uw waschwater doet wordt he! juist verscherpt in plaats van verzacht! En verre van u behagelijk te gaan voelen krijgt u gespron gen handen en pijn! Maar u kunt het wél maken indien u eenige klontjes ammoniak in ec-n leege sfopflesch doet en u giet daar wat Eau de Cologne of lavendelwater op. Om er een mooi kleurtje aan te geven kunt u er een mespunt cosine (rose) of violetta bij doen. De flesch moet e<enigen tijd goed gesloten blijven, zoodat het badzout terdege van de „geur" doordrongen wordt. .Wilt u nu ook zélf een rammelaar voor baby maken? Droog dan een citroen in de oven. Na twee dagen laten de pitjes van binnen dan los en u kunt prachtig met de vrucht rammelen. Eind Februari. Minder dan ooit zal hel dit voorjaar mis plaatst zijn van hoed-jes te spreken; nog nauwer weer zullen ze ons hoofd omsluiten, zoodat een Parijsch hoofdje met hoed kleiner zal lijken dan een met haar, vooral nu de groote „Antoine" ons voorstelt, ons haar weer „flou" te dragen, met krul letjes achter, vóór, bovenop of over het heele hoofd verdeeld; „cheveux libres" noemt hij deze laatste coiffure, waarvan ten slotte de groote kunst is, de „vrije haren" toch de baas te blijven. Maar ik wilde u over hoedjes schrij ven, en omdat die on9 haar volkomen ver stoppen, behoef ik u eerst niet over ons kap sel in te lichten. lil' lfï~V I ïf I 'l h ii.li- l l r Wanneer we niet thuis blijven, houden we eigenlijk den geheelen dag onze hoed op tot het diner. We déjeuneeren er ook mee; zelfs bij onze vrienden zetten we ons hoedje dan niet af aan tafel; verder houden we het op bij de matinée's, thé's etc.; het is immers minder omvangrijk dan ons haar, dus wien zouden we ermee hinderen? Zelfs dragen we soms in den schouwburg een „hoofdbedekking", n.l. een kleine tulband van gekleurd- of goud- of zilvergaas. We vouwen het gaas zelf om het hoofd en begroeten met vreugde deze vinding, want niet altijd zijn de krulletjes van Antoine of de water-ondulatie in de plooi, soms wel eens vet, als w© den heelen dag ons haar gebroeid hebben in een vilt-hoedje en dan brengt de „turban" uitkomst. Ditzelfde model dragen we ook overdag, maar dan natuurlijk van andere stof, bijv. van geribd lint, met glimmend stroo geboord en dat steeds zóó om het hoofd gevleid wordt, dat een gedeelte van het voorhoofd bloot blijft, een puntje vormend boven een der óogen. Van soepel stroo kan de „turban" ook zijn; de eene kant wordt dwars over de andere gevouwen, bijv. een helft van effen beige stroo wordt gedeeltelijk bedekt door stroo met goud doorvlochten. Het materiaal vormt eigenlijk van bijna al onze hoedjes meteen de garneering. Vilt of stroo of beide gecom bineerd, worden op bijzondere manier ge plooid en gevouwen, en het resultaat is een veel groolere variatie in hoeden dan verle den jaar. Duidelijk zijn twee categorieën te onder scheiden: de kapjes en de hoeden met rand. Alles wat ooit gemaakt is op 't gebied van mutsen, calotjes, toque9, kindermuls]e9, tulbanden, baretten, capoljes, cornetlen, tiara's, shako's, vinden we in de collecties van onze groote modistes terug. De tweede categorie, hoeden met rand, wordt voorloopig nog maar vertegenwoor digd door kleine cloches, maar als de jurkjes met volants ons gaan interessceren, zullen we daarbij ook groote hoeden, zelfs capeli- nes, dragen. Een enkele hadden we al van vilt, met golvenden rand en een grooten strik van lint rechts-vóór tegen den bol. De materialen voor onze hoedjes moeten wel gevarieerd zijn, omdat de modellen veel op elkaar lijken en er weinig garneering extra wordt aangebracht Daar zijn voor eerst de glimmende soorten stroo, die alleen maar mooi zijn in zwart en donkerblauw; zij vormen heele hoedjes of worden gebruikt voor de rand alleen, of als incrustaties in vilt. Dan zijn er „laize de paille" en „paille de soie", soepel als lint, die we vooral heb ben zullen in die nieuwe lichte kleuren, hel derder dan pasteltinten en die „Riviera"- tinten heeten, verder steeds nog „picot", al leen of samen met vilt gebruikt, en een nieuw fijn dof stroo, licht als papier. Een nieuw materiaal, dat er zich bijzon der goed toe leent, de soepele om het hoofd sluitende modelletjes te vormen, is het ge gaufreerde satijnen- of ripslint, dat, fijn ge- plisseerd, zóó elastisch wordt, dat het nauw om het hoofd kan worden gelegd, zonden eenige carcasse van gaas of „sparterie". Kleine, korte voiles van zwarte tulle, dia alleen de oogen bedekken, korte breede pen-» nen plat tegen den bol, een veertje tegen den eenen wang, zijden pompons, kleine witte of rose camelia'9 en lint in alle soor- ten en breedtes, dat zijn de garnituren, ie afzonderlijk worden aangebracht. De meest gebruikte lintsoorten zijn-, rips, smal g. wast satijn, breed crêpe de chine-lint, soms tot 40 c.M. breed en waarvan groote strikken worden gemaakt en ook bijpassende échar» pes. Behalve, dat we onze hoedjes garneer ren" door twee materialen te combineeren, doen we dit ook door twee kleuren sarnen te gebruiken: marine en rose, marine en rood, zwart met wit of tête de nègre met zand kleur; maar het is moeilijk nu al te voort spellen welke dc mode-kleuren voor de Pat rijsche hoedjes zullen rijn, want de Parit sienne heeft haar oordeel nog niet uitget sproken over de tinten van haar japonnen en daarmede is do kleur van de bijbehoflH rende hoedjes in allernauwst verband. Ik denk, dat u al wel begrepen heeft, dal de modellen van onze hoeden moeilijk te beschrijven zijn, maar daar een Holland- sche vrouw zich maar zelden een hoed laat „aanmeten" naar haar eigen aanwijzing, geef ik u den raad, aan de hand van mijn „tuyaux" (vertrouwelijke inlichtingen) te oordèelen of een hoedje, dat u flatteert en dat is een eerste vereischte, niet van 't vorige jaar is overgebleven, en ver der op uw eigen smaak af te gaan, want srhaarsch zijn de modistes, die u eerlijk raden! Zal ik u toch maar een paar modelletje beschrijven, die typisch zijn door de mode voorjaar 192S? Een jonge-meisjes-hoedje van zwart vilt met rand van gevlochten „paille azou", klein strikje hiervan vóór legen den bol; van gevlochten „Rita" een Uit hel Engelsch van HENRY SETON MERRIMAN. 50) Zoo stonden zij gedurende een eeuwigheid van drie seconden, terwijl de „Groonah" scheen te aarzelen, in evenwicht op den rand. Toen langzaam, een weinig draaiend, gleed de groote stoomboot achteruit. Een afgrijselijk geluid van klokkend wa ter werd gehoord. De „Groonah" was vlot, doch slechts voor enkele seconden. Er was S<?en tijd meer om nog een boot neer te la ten, en allen aan boord wisten dat. Velen V"aren er niet meer over, want alle passa giers hadden het schip verlaten de sto kers, de machinisten Middenscheeps stond de kapitein, omringd door zijn officieren en enkele Europeesche matrozen getrouw tot 't einde. Eén boot was er nog, vooraan, half onder water daar was geen sprake van. Dus stonden zij te wachten, tot het schip onder hen zou wegzinken. In de verte, op de onstuimige zee nu grijs hi het lir*hf van een grauwe dageraad, na derden twee booten, die hun lading men schep op Burling hadden aan land ge bracht •Welnu, iongensl" riep de kapitein ..al9 e?n vaD je allen lust voelt over boord te tftan ga dan je gang." Eén man deed langzaam zijn jas uit Hij bukte zich en maakte zijn schoenen 'os, terwijl de andereD naar hem keken Hij scheen er uren voor noodig te hebben De boeg van de groote stoomboot was bijna begraven en in de schuimende golven, de achtersteven stak hoog in de lucht, schroef en roer lagen bloot. De man, die aan het zwemmen de voor keur gaf, keek met een zonderlingen glim lach in de kalme, ruwe gezichten van zijn kameraden. Het was hier slechts de kwestie welken dood men verkoos. „Wel makkers," zeide hij, „tot weer ziens." Langzaam dook hij overboord, en zwom weg. Luke volgde hem berekenend, met de oogen Was hij alleen geweest, dan had hij zich gemakkelijk kunnen redden, daar was hij zeker van. Met Agatha stonden zijn kan sen niet zoo goed. Agatha had zijn zorgvul dige berekening bedorven. Zonder den min sten eigenwaan want daar was hij de man niet naar wist hij, dat zijn afwezig heid aan de zijde van den kapitein, juist het verschil had gemaakt het kleine ver schil tusschen leven en dood voor twin tig of dertig menschen. Hij had geslaan naast den kapitein en de andere officieren de bemanning inboorlingen zou rustig en onversaagd hebben gewerkt; alle man schappen zouden tijd gehad hebben de „Groonah" te verlaten, vóór zij achteruit- gleed naar de diepte der zee. De groote stoomboot rolde langzaam van de eene zijde naar de andere als een hul peloos stom dier in doodsstrijd, maar zij richtte zich niet meer op, haar dekken kwamen nooit *meer waterpas Tenslotte rolde zij lijwaarts om niet meer overeind te komen Uit de ppn of andere luchtkoker kwam een aanhoudende fluit, d'ep en sonoor, als het uitlaten van lucht uit het spongat van een biervat De machines wa ren volkomen stil geen rook steeg meer op. Luke hield Agatha met één arm, Hij volgde de terugkeerende booten, die zich een weg baanden door de onstuimige zee. en, onafgewend, rustte Agatha's blik op zijn gelaat. De „Croonah" lag nu recht op haar zijde. Luke stond op de railing. Plotseling wierp hij zich achterover en, vallend door de ruimte, hoorde Agatha de slem van den ka pitein heel duidelijk, als tot haar komend uit de stilte van een andere wereld. „Zij is reddeloos verlorenI" riep hij. Tezamen kwamen zij neer op het water. Luke onder, zooals zijn bedoeling was. Agalha sloot haar oogen en klemde zich aan hem vast. Verder steeds verder sche nen zij naar beneden te gaan. Toen plot seling hoorde zij Luke's stem. „Haal adem," klok het kort en scherp. Vreemd barsch was zijn stem. Met zijn vrijgemaakte hand streek hij het haar uit haar gezicht. Zij sloeg haar oogen op en zag. dat hij tegen haar glimlachte, ook zag zij een kolossaal stuk wrakhout, balanceerend op den rand van een golf boven zijn hoofd; zij zag het vallen, zij voelde den schok. Luke's arm verloor zijn, houvast, rolde krachteloos in het water, het bloed stroom de langs zijn gezicht, een gevoel van slaap in zijn hersens. Toen hij ontwaakte, vond hij zichzelf werkfuige'ijk zwemmend Hij opende zijn oogen Dicht in zijn nabijheid dreef iets wits half onder water. Als zee wier gespreid over de oppervlakte van een golf. rees en daalde Agatha's lang haar bijna binnen zijn bereik Het was als een afgrijselijke nachtmerrie Hij poogde het te bereiken, maar zijn armen waren machte loos. geen centimeter kon hij vooruitkomen, niet meer dan drijvende kon hij zich hou den. Agatha's gelaat was onder water. Bij het opkomen van een golf zag hij haar naakte voet, die was volkomen stil. Hij wist, dat zij dood was; en weer beving hem den gezegenden slaap, die hem naar bena den trok. Zoo was hel laatste van de „Croonah" haar goeden naam, met groote letters op een geel telegram-formulier geschreven, gespijkerd tegen het paneel van de kamer, technisch bekend als Lloyd's „Chamber of Horror". Groepjes menschen met ernstige gezich ten, stonden geschaard om dit telegram, zwijgend of woorden van verbazing nom- pelend. „De „Croonah"!" zeiden zij, „de „Croo nah"!" alsof een hechte zuil,' waarop zij vertrouwden, was ingestort. Tegen den stijl van een raam, achter hen allen, stond Willie Carr geleund. „Er ook bij betrokken?" vroeg iemand hem. „Ja, ongelukkig genoeg," antwoordde hij. „Had er vrienden op ook." Het was een lang, uitvoerig telegram, met de lijst van de verongelukten nezen en twintig in het geheel, en onder de na men stonden ook die van mrs. Ingham- Baker en haar dochter. „Schip onder bevel van tweeden offi cier," zeide het telegram En onderaan, aan den voet van de noodlottige lijst: „Tweede officier bewusteloos opgenomen. Toestand bevredigend." Plotseling keerde Willie Carr zich om en haastig door hef vi nster glurend, zag hij Fitz. die juist de kleine kamer in kwam, daar gebracht door den agent van de admi raliteit Hij las hef telegram nauwkeurig, van het begin tot het eind. „Luke op de BurlingsI" mompelde hij, terwijl hij zich afwendde om heen te gaan, „Luke! Ik kan het niet begrijpen. Hij moet krankzinnig geweest zijn. HOOFDSTUK XIII. Tem® op d' Erraha. Drie jaar later zat Eva op het terras van Casa d'Erraha. Het was laat in den herfst. De Ca9a d'Erraha is niet veranderd, in geen enkel opzicht niets verandert op de Balearische eilanden. Dezelfde zachte, eigenaardige Zuidelijke geuren kruipen op uit de vallei om slag te leveren met de sterke harsachtige reuk van de pijnboom men. die de bergen sieren. Eva was nu een jaar op d'En-aha ge- weest, zoolang als zij getrouwd was. Graaf de Lloseta had het huis te hunner beschik king gesteld voor de wittebrood^veken. Fitz en zij waren er gekomen voor een maand, zij waren er echter twaalf gebleven. Zoo gaat het dikwijls in Majora. Zes honderd jaar geleden kwamen er een aantal Span jaarden negen families, de negen namen zijn er nog heden ten dage. Fitz had d'Errraha genomen op de in Minorca gebruikelijke wijze in „rotas", het oude huis, de oude vallei, behoorden dus aan hem Eva was niet alleen op het terras, want een zeker klein heerschap Henrv Cyprian Fitz Henrv genaamd een toekomstig zee man. lag met rose kleurtjes in gezonden 9laap op haar schoot Henry Cyprian waar deerde, ten volle de vallei der rust. (Wordt verrolgd)j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 13