VIRGINIA
DeGrijzeDame
69s,° Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 Maart 1928
Vierde Blad No. 20869
Natuurlijk amice - er
is geen betere voor
Uw gezondheid!
JU - ARD ATH - LONDON
TWEEDE KAMER.
VOOR DE KUISVROUW.
Modepraatjes van een Parislenne.
FEUILLETON.
I
RECLAME. 5661
(hief Whip
W f** vt- Ook mei kttrk en
De doorvoering van de be-
1 sftmrshervoiraing in Neder-
lancbch-Iiidiö.
j (Vervolg van gisteren).
Gelijk wg gisteren nog hebben gemeld,
is het opnieuw gewijzigde wetsvoorstel van
minister De Geer betreffende de belasting
op nalatenschappen en schenkingen van
buiten het Rgk wonende Nederlanders aan
genomen met 4912 stemmen.
Aan de orde komt dan de motie-Joekes
betreftende doorvoering van de bestuursher-
vorming in Ned.-lndië krachtens de bepalin
gen van de wet van 6 Februari 1922.
De heer JOEKES (V.-D.) meent, dat wg
met de uitvoering van de bestuurshervorming
niet op goeden voet zijn. De administratie
is kostbaar en omslachtig geworden en de
ambtenaren waren voor hun nieuwe laak
niet voldoende toegerust. In zijn overgelegde
nota heeft de minister geen middelen tot
verbetering aangegeven.
Alvorens de wet verder wordt uitgevoerd,
dienen verschillende vraagstukken te worden
opgelost.
De heer VAN RIJCKEVORSEL (R.-K.)
sluit zich aan bij den heer Joekes voor wat
betreft diens critiek op de nota van den
minister.
De heer CRAMER (S.D.A.P.) betoogt, dat
aanneming van de motie in den geest van
den Volksraad zou zijn. Met de weinige
inlichtingen van de Regeering mag de Ka
mer zich niet laten afschepen. Hangende
het onderzoek kan echter de instelling van
regentschapsraden voortgang hebben.
De heer DROOGLEEVER FURTUYN
(V.-B.) meent, dat oit de korte practijk
in West-Java geen conclusies mogen ge
trokken worden voor of tegen de voort
zetting der bestuurshervorming, waartoe de
VolKsraad besloten heeft, zoodat een onder
zoek niet aan de voortzetting behoeft vooraf
te gaan.
De heer BLJLEVELD (A.-R.) vraagt of
doorvoering van de bestuurshervorming in-
haerent is aan het plan-De Graaff en acht
voortgang van de instelling van regent-
6chapsraden noodzakelijk.
De heer LOVINK (C.-H.) acht regeling
der financieele verhouding tusschen Rijk en
Provincies noodig alvorens de hervorming
verder wordt 'doorgevoerd.
De MINISTER VAN KOLONIËN wijst op
de geringe oppositie in den Volksraad tegen
de doorvoering der hervorming en meent,
dat meer gegevens niet mogelijk zijn. Een
volledige voorstelling van de werking van
het systeem is eer3t mogelijk als het op
geheel Java heeft doorgewerkt.
Door uitstel wordt ook de deelneming
van de regentschapsraden aan de verkiezin
gen voor den Volksraad in 1931 uitgesteld.
De financieele verhouding tusschen gouver
nement en provincie zal in de begrooting
van 1929 geregeld zgn. Doorvoering van
reorganisatie is niet inhaerent aan het plan
De Graaff, doch ontwikkelt zich zelfstandig.
De instelling van regentschapsraden los
van de provincies acht spr. niet gewenscht
met het oog op de eischen van toezicht.
De heer JUEKES repliceert en vervangt
zgn motie door een andere, waarin overleg
over onderzoek met een niet-ambtelijke com
missie over de werking der hervorming, in
WestrJava op korten termijn gevraagd wordt.
De heer VAN VUUkEN (K.-K.) steunt de
motie, omdat daardoor duidelgk wordt uit
gesproken, dat de hervorming geheel los
staat van het plan-De Graaff en omdat een
nieuw onderzoek gewenscht is.
De MINISTER ontraadt de motie.
Stemming bepaald op Donderdag.
Do vergadering i3 verdaagd.
RECLAME.
BIJ GEDERANGEERDE MAAG, gistingen
ïn den darm, leelijken smaak in den mond,
voorhoofdspijn, koorts, slechte ontlasting,
braken of diarrhee, werkt reeds 1 gla9 na
tuurlijk „Franz-Josef'-billerwater zeker, snel
en aangenaam. Maagspecialiteiten van
naam certifieeeren, dat het gebruik van
„Franz-Josef'-water voor het door eten en
drinken overladen spijsverteringskanaal een
ware weldaad blijkt te zijn. 5665
Wijze raadgevingen voor Moedei de Vrouw.
Er is een akelig soort vlekken, waar men
vrijwel machteloos tegenover staat en die
zoowel lijf- als huishoudgoed leelijk kunnen
bederven: de schroeivlekken.
Toch is daar nog wel iets aan te doen.
vooral wanneer u er gauw bij is en het
goed niet te diep is geschroeid, want dan is
't eerder een brandgat te noemen en geen
schroeivlek meer! Maakt u onder het
strijken een schroeivlek in uw linnengoed
dan moet u het plekje direct vochtig maken
met een schoon doekje, uitwrijven en weer
opstrijken. Of u legt het geschroeide stuk.
vochtig gemaakt, even in de zon. Gaat de
schroeivlek er op die1 manier niet uit. maak
dan een papje van pijpaarde azijn en witte
zeep. laat dit even doorkoken en smeer het
als het weer koud is geworden, over de
vlek. Nadat hel papje er ingedroogd is,
wascht u de plek even uit.
Een andere methode is: bevochtig de
schroeivlekken met een 9ponsje of doekje,
dat in een 3 pCt. waterstof superoxyde op
lossing is gedoopt: veeg hiermee over de
vlek. Dat geeft vooral een goed resultaat,
wanneer u het in de zon doet.
Nög weer een ander maniertje: maak een
zééi sla^ne waterstof-pc-Toxyde-oplo9sing,
(slapper nog dan 3 pCt.). Spoel hier de ge
schroeide stukken in uit-, en spoel zéér zorg
vuldig na. nog langer dan u doet na het ge
bruik van blcekwater. als u te weinig na
spoelt wordt de vezel van de stof te sterk
aangetast en dan zou het goed dus veel te
ve'el van de behandeling te lijden hebben.
Heeft u schroeivlekken in een wollen
stof gekregen, dan moet u voorzichtig was-
schen met een lauw zeepsop met ammonia.
Is de vezel van de stof echter te sterk aan
getast door het schroeien dan bestaat er
geen redmiddel en wordt de vlek onherroe
pelijk een gat!
Een huismoeder vroeg mij of ik ook wist
waaraan het te wijten is, dat alles wat uit
sponsdoek of badhanddoekenstof bestaat, al
tijd zco leeliik poor en hard nit de wasch
komt. Al is 't goed (luiers, waschlapjes. hand
doeken e.d.) nog nieuw, na een of tweemaal
wasschen is 't onoogelijk en door zijn hard
heid onpleizierig in het gebruik.
Dat is te wijten aan.uw waschvrouw
of bleekerl Er zijn er. die maar niet kunnen
onthouden, dat dit goed afzonderlijk gewas-
schen en behandeld moet worden en niet
in een en hetzelfde sop met de rest mag
worden gegooid.
Bij een goede behandeling blijft spons
doek juist biizonder lang bruikbaar: soepel
frisch en ooglijk 1
Vóór het ge wasschen wordt moet dit wol
lige weefsel een nacht in lauw zeepsop lig
gen te weeken. Dit sop moet van een goede
kwaliteit geschaafde witte zeep worden ge
maakt. Zijn de te wasschen doeken effen
wit. dan_ macr er gerust wat zeeppoeder of
een beef je soda aan het'sopje worden toege
voegd: komt er echter een gekleurde rand bij
voor. dan mag u alleen zuivere zeep ge
bruiken; anders loopen de kleuren uit.
Na den nacht wecken wascht u de doeken
in een schoon warm zeepsop uit en spoelt
ze vervolgens vier maal na: tweemaal in
lauw en tweemaal in koud water. In het
krullige weefsel blijven licht zeepresljes
hangen: daar-wordt de stof grauw van.
Daarom is het werkelijk noodig de doeken
viermaal te spoelen.
Na het wasschen moet u het water uit de
doeken drukken. Wringen mag niet. want
dan wordt het weefsel hard. De sponsdoeken
moeten snel droogen: hang ze zoo glad
mogelijk op om uit te druipen; strijken of
mangelen is niet geoorloofd; door het uit
hangen en het flink rekken van te voren
krijgen de doeken dus hun goeden vorm.
Wanneer de doeken maar voldoende gerekt
worden, en. wanneer ze droog zijn. flink
uitgeklopt, dan blijft het weefsel zacht en
los. Sommige mensohen hebben de ver
keerde gewoonte badhanddoeken en -man
tels van sponsdoek na het gebruik in de
badkamer te laten hangen. Daar worden ze
vuil van. want het weefsel neemt direct stof
op. Daarom is het beter zoo'n mantel op te
vouwen en in een doek te bewaren óf weg
te hangen in een kast.
Na al dat gewerk wilt u u nu natuurlijk
eveTi wat opfrisschen gaat u wasschen,
uw haar opmaken, een nettere jurk aandoen
weet u nu wel dat niet9 zoo heerlijk is
om je je behagelijk te laten voelen als een
bec-lie badzont in je wasch water en weet u
ook wel dat de dame3. die denken, dat ze
dat best even zelf kunnen maken van wdt
sodastukjes en een scheut odeur zich abso
luut vergissen? Als u dat badzout in uw
waschwater doet wordt he! juist verscherpt
in plaats van verzacht! En verre van u
behagelijk te gaan voelen krijgt u gespron
gen handen en pijn! Maar u kunt het wél
maken indien u eenige klontjes ammoniak
in ec-n leege sfopflesch doet en u giet daar
wat Eau de Cologne of lavendelwater op.
Om er een mooi kleurtje aan te geven kunt
u er een mespunt cosine (rose) of violetta bij
doen.
De flesch moet e<enigen tijd goed gesloten
blijven, zoodat het badzout terdege van de
„geur" doordrongen wordt.
.Wilt u nu ook zélf een rammelaar voor
baby maken? Droog dan een citroen in de
oven. Na twee dagen laten de pitjes van
binnen dan los en u kunt prachtig met de
vrucht rammelen.
Eind Februari.
Minder dan ooit zal hel dit voorjaar mis
plaatst zijn van hoed-jes te spreken; nog
nauwer weer zullen ze ons hoofd omsluiten,
zoodat een Parijsch hoofdje met hoed
kleiner zal lijken dan een met haar,
vooral nu de groote „Antoine" ons voorstelt,
ons haar weer „flou" te dragen, met krul
letjes achter, vóór, bovenop of over het heele
hoofd verdeeld; „cheveux libres" noemt hij
deze laatste coiffure, waarvan ten slotte de
groote kunst is, de „vrije haren" toch de
baas te blijven.
Maar ik wilde u over hoedjes schrij
ven, en omdat die on9 haar volkomen ver
stoppen, behoef ik u eerst niet over ons kap
sel in te lichten.
lil' lfï~V I ïf I 'l h ii.li- l l r
Wanneer we niet thuis blijven, houden
we eigenlijk den geheelen dag onze hoed op
tot het diner. We déjeuneeren er ook
mee; zelfs bij onze vrienden zetten we ons
hoedje dan niet af aan tafel; verder houden
we het op bij de matinée's, thé's etc.; het is
immers minder omvangrijk dan ons haar,
dus wien zouden we ermee hinderen? Zelfs
dragen we soms in den schouwburg een
„hoofdbedekking", n.l. een kleine tulband
van gekleurd- of goud- of zilvergaas. We
vouwen het gaas zelf om het hoofd en
begroeten met vreugde deze vinding, want
niet altijd zijn de krulletjes van Antoine of
de water-ondulatie in de plooi, soms wel
eens vet, als w© den heelen dag ons haar
gebroeid hebben in een vilt-hoedje en
dan brengt de „turban" uitkomst. Ditzelfde
model dragen we ook overdag, maar dan
natuurlijk van andere stof, bijv. van geribd
lint, met glimmend stroo geboord en dat
steeds zóó om het hoofd gevleid wordt, dat
een gedeelte van het voorhoofd bloot blijft,
een puntje vormend boven een der óogen.
Van soepel stroo kan de „turban" ook zijn;
de eene kant wordt dwars over de andere
gevouwen, bijv. een helft van effen beige
stroo wordt gedeeltelijk bedekt door stroo
met goud doorvlochten. Het materiaal vormt
eigenlijk van bijna al onze hoedjes meteen
de garneering. Vilt of stroo of beide gecom
bineerd, worden op bijzondere manier ge
plooid en gevouwen, en het resultaat is een
veel groolere variatie in hoeden dan verle
den jaar.
Duidelijk zijn twee categorieën te onder
scheiden: de kapjes en de hoeden
met rand. Alles wat ooit gemaakt is
op 't gebied van mutsen, calotjes, toque9,
kindermuls]e9, tulbanden, baretten, capoljes,
cornetlen, tiara's, shako's, vinden we in de
collecties van onze groote modistes terug.
De tweede categorie, hoeden met rand,
wordt voorloopig nog maar vertegenwoor
digd door kleine cloches, maar als de jurkjes
met volants ons gaan interessceren, zullen
we daarbij ook groote hoeden, zelfs capeli-
nes, dragen. Een enkele hadden we al van
vilt, met golvenden rand en een grooten
strik van lint rechts-vóór tegen den bol.
De materialen voor onze hoedjes moeten
wel gevarieerd zijn, omdat de modellen veel
op elkaar lijken en er weinig garneering
extra wordt aangebracht Daar zijn voor
eerst de glimmende soorten stroo, die alleen
maar mooi zijn in zwart en donkerblauw;
zij vormen heele hoedjes of worden gebruikt
voor de rand alleen, of als incrustaties in
vilt. Dan zijn er „laize de paille" en „paille
de soie", soepel als lint, die we vooral heb
ben zullen in die nieuwe lichte kleuren, hel
derder dan pasteltinten en die „Riviera"-
tinten heeten, verder steeds nog „picot", al
leen of samen met vilt gebruikt, en een
nieuw fijn dof stroo, licht als papier.
Een nieuw materiaal, dat er zich bijzon
der goed toe leent, de soepele om het hoofd
sluitende modelletjes te vormen, is het ge
gaufreerde satijnen- of ripslint, dat, fijn ge-
plisseerd, zóó elastisch wordt, dat het nauw
om het hoofd kan worden gelegd, zonden
eenige carcasse van gaas of „sparterie".
Kleine, korte voiles van zwarte tulle, dia
alleen de oogen bedekken, korte breede pen-»
nen plat tegen den bol, een veertje tegen
den eenen wang, zijden pompons, kleine
witte of rose camelia'9 en lint in alle soor-
ten en breedtes, dat zijn de garnituren, ie
afzonderlijk worden aangebracht. De meest
gebruikte lintsoorten zijn-, rips, smal g. wast
satijn, breed crêpe de chine-lint, soms tot
40 c.M. breed en waarvan groote strikken
worden gemaakt en ook bijpassende échar»
pes.
Behalve, dat we onze hoedjes garneer
ren" door twee materialen te combineeren,
doen we dit ook door twee kleuren sarnen te
gebruiken: marine en rose, marine en rood,
zwart met wit of tête de nègre met zand
kleur; maar het is moeilijk nu al te voort
spellen welke dc mode-kleuren voor de Pat
rijsche hoedjes zullen rijn, want de Parit
sienne heeft haar oordeel nog niet uitget
sproken over de tinten van haar japonnen
en daarmede is do kleur van de bijbehoflH
rende hoedjes in allernauwst verband.
Ik denk, dat u al wel begrepen heeft, dal
de modellen van onze hoeden moeilijk te
beschrijven zijn, maar daar een Holland-
sche vrouw zich maar zelden een hoed laat
„aanmeten" naar haar eigen aanwijzing,
geef ik u den raad, aan de hand van mijn
„tuyaux" (vertrouwelijke inlichtingen) te
oordèelen of een hoedje, dat u flatteert
en dat is een eerste vereischte, niet
van 't vorige jaar is overgebleven, en ver
der op uw eigen smaak af te gaan, want
srhaarsch zijn de modistes, die u eerlijk
raden!
Zal ik u toch maar een paar modelletje
beschrijven, die typisch zijn door de mode
voorjaar 192S? Een jonge-meisjes-hoedje
van zwart vilt met rand van gevlochten
„paille azou", klein strikje hiervan vóór
legen den bol; van gevlochten „Rita" een
Uit hel Engelsch
van HENRY SETON MERRIMAN.
50)
Zoo stonden zij gedurende een eeuwigheid
van drie seconden, terwijl de „Groonah"
scheen te aarzelen, in evenwicht op den
rand. Toen langzaam, een weinig draaiend,
gleed de groote stoomboot achteruit.
Een afgrijselijk geluid van klokkend wa
ter werd gehoord. De „Groonah" was vlot,
doch slechts voor enkele seconden. Er was
S<?en tijd meer om nog een boot neer te la
ten, en allen aan boord wisten dat. Velen
V"aren er niet meer over, want alle passa
giers hadden het schip verlaten de sto
kers, de machinisten Middenscheeps stond
de kapitein, omringd door zijn officieren en
enkele Europeesche matrozen getrouw
tot 't einde. Eén boot was er nog, vooraan,
half onder water daar was geen sprake
van. Dus stonden zij te wachten, tot het
schip onder hen zou wegzinken.
In de verte, op de onstuimige zee nu grijs
hi het lir*hf van een grauwe dageraad, na
derden twee booten, die hun lading men
schep op Burling hadden aan land ge
bracht
•Welnu, iongensl" riep de kapitein ..al9
e?n vaD je allen lust voelt over boord te
tftan ga dan je gang."
Eén man deed langzaam zijn jas uit Hij
bukte zich en maakte zijn schoenen 'os,
terwijl de andereD naar hem keken Hij
scheen er uren voor noodig te hebben De
boeg van de groote stoomboot was bijna
begraven en in de schuimende golven, de
achtersteven stak hoog in de lucht, schroef
en roer lagen bloot.
De man, die aan het zwemmen de voor
keur gaf, keek met een zonderlingen glim
lach in de kalme, ruwe gezichten van zijn
kameraden. Het was hier slechts de kwestie
welken dood men verkoos.
„Wel makkers," zeide hij, „tot weer
ziens."
Langzaam dook hij overboord, en zwom
weg. Luke volgde hem berekenend, met de
oogen Was hij alleen geweest, dan had hij
zich gemakkelijk kunnen redden, daar was
hij zeker van. Met Agatha stonden zijn kan
sen niet zoo goed. Agatha had zijn zorgvul
dige berekening bedorven. Zonder den min
sten eigenwaan want daar was hij de
man niet naar wist hij, dat zijn afwezig
heid aan de zijde van den kapitein, juist
het verschil had gemaakt het kleine ver
schil tusschen leven en dood voor twin
tig of dertig menschen. Hij had geslaan
naast den kapitein en de andere officieren
de bemanning inboorlingen zou rustig en
onversaagd hebben gewerkt; alle man
schappen zouden tijd gehad hebben de
„Groonah" te verlaten, vóór zij achteruit-
gleed naar de diepte der zee.
De groote stoomboot rolde langzaam van
de eene zijde naar de andere als een hul
peloos stom dier in doodsstrijd, maar zij
richtte zich niet meer op, haar dekken
kwamen nooit *meer waterpas Tenslotte
rolde zij lijwaarts om niet meer overeind
te komen Uit de ppn of andere luchtkoker
kwam een aanhoudende fluit, d'ep en
sonoor, als het uitlaten van lucht uit het
spongat van een biervat De machines wa
ren volkomen stil geen rook steeg meer op.
Luke hield Agatha met één arm, Hij
volgde de terugkeerende booten, die zich
een weg baanden door de onstuimige zee.
en, onafgewend, rustte Agatha's blik op zijn
gelaat.
De „Croonah" lag nu recht op haar zijde.
Luke stond op de railing. Plotseling wierp
hij zich achterover en, vallend door de
ruimte, hoorde Agatha de slem van den ka
pitein heel duidelijk, als tot haar komend
uit de stilte van een andere wereld.
„Zij is reddeloos verlorenI" riep hij.
Tezamen kwamen zij neer op het water.
Luke onder, zooals zijn bedoeling was.
Agalha sloot haar oogen en klemde zich
aan hem vast. Verder steeds verder sche
nen zij naar beneden te gaan. Toen plot
seling hoorde zij Luke's stem.
„Haal adem," klok het kort en scherp.
Vreemd barsch was zijn stem.
Met zijn vrijgemaakte hand streek hij het
haar uit haar gezicht. Zij sloeg haar oogen
op en zag. dat hij tegen haar glimlachte,
ook zag zij een kolossaal stuk wrakhout,
balanceerend op den rand van een golf
boven zijn hoofd; zij zag het vallen, zij
voelde den schok.
Luke's arm verloor zijn, houvast, rolde
krachteloos in het water, het bloed stroom
de langs zijn gezicht, een gevoel van slaap
in zijn hersens. Toen hij ontwaakte, vond
hij zichzelf werkfuige'ijk zwemmend Hij
opende zijn oogen Dicht in zijn nabijheid
dreef iets wits half onder water. Als zee
wier gespreid over de oppervlakte van een
golf. rees en daalde Agatha's lang haar
bijna binnen zijn bereik Het was als een
afgrijselijke nachtmerrie Hij poogde het te
bereiken, maar zijn armen waren machte
loos. geen centimeter kon hij vooruitkomen,
niet meer dan drijvende kon hij zich hou
den. Agatha's gelaat was onder water. Bij
het opkomen van een golf zag hij haar
naakte voet, die was volkomen stil. Hij
wist, dat zij dood was; en weer beving hem
den gezegenden slaap, die hem naar bena
den trok.
Zoo was hel laatste van de „Croonah"
haar goeden naam, met groote letters op
een geel telegram-formulier geschreven,
gespijkerd tegen het paneel van de kamer,
technisch bekend als Lloyd's „Chamber of
Horror".
Groepjes menschen met ernstige gezich
ten, stonden geschaard om dit telegram,
zwijgend of woorden van verbazing nom-
pelend.
„De „Croonah"!" zeiden zij, „de „Croo
nah"!" alsof een hechte zuil,' waarop zij
vertrouwden, was ingestort.
Tegen den stijl van een raam, achter hen
allen, stond Willie Carr geleund.
„Er ook bij betrokken?" vroeg iemand
hem.
„Ja, ongelukkig genoeg," antwoordde hij.
„Had er vrienden op ook."
Het was een lang, uitvoerig telegram,
met de lijst van de verongelukten nezen
en twintig in het geheel, en onder de na
men stonden ook die van mrs. Ingham-
Baker en haar dochter.
„Schip onder bevel van tweeden offi
cier," zeide het telegram En onderaan, aan
den voet van de noodlottige lijst: „Tweede
officier bewusteloos opgenomen. Toestand
bevredigend."
Plotseling keerde Willie Carr zich om en
haastig door hef vi nster glurend, zag hij
Fitz. die juist de kleine kamer in kwam,
daar gebracht door den agent van de admi
raliteit Hij las hef telegram nauwkeurig,
van het begin tot het eind.
„Luke op de BurlingsI" mompelde hij,
terwijl hij zich afwendde om heen te gaan,
„Luke! Ik kan het niet begrijpen. Hij moet
krankzinnig geweest zijn.
HOOFDSTUK XIII.
Tem® op d' Erraha.
Drie jaar later zat Eva op het terras van
Casa d'Erraha. Het was laat in den herfst.
De Ca9a d'Erraha is niet veranderd, in
geen enkel opzicht niets verandert op de
Balearische eilanden. Dezelfde zachte,
eigenaardige Zuidelijke geuren kruipen op
uit de vallei om slag te leveren met de
sterke harsachtige reuk van de pijnboom
men. die de bergen sieren.
Eva was nu een jaar op d'En-aha ge-
weest, zoolang als zij getrouwd was. Graaf
de Lloseta had het huis te hunner beschik
king gesteld voor de wittebrood^veken. Fitz
en zij waren er gekomen voor een maand,
zij waren er echter twaalf gebleven. Zoo
gaat het dikwijls in Majora. Zes honderd
jaar geleden kwamen er een aantal Span
jaarden negen families, de negen namen
zijn er nog heden ten dage.
Fitz had d'Errraha genomen op de in
Minorca gebruikelijke wijze in „rotas",
het oude huis, de oude vallei, behoorden
dus aan hem
Eva was niet alleen op het terras, want
een zeker klein heerschap Henrv Cyprian
Fitz Henrv genaamd een toekomstig zee
man. lag met rose kleurtjes in gezonden
9laap op haar schoot Henry Cyprian waar
deerde, ten volle de vallei der rust.
(Wordt verrolgd)j