VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
9*'° Jaargang
Vrijdag 16 Maart 1928
No. 11
••CJTT;*' ^L#x#x#Jo^Jb^x*jj,jL®JL-tx,#1uL#c^#uL*uL*uL*jL*aJ- '•Ü7T-''*'
lil 111
DAPPERE DICK.
De G'raffs en de Muis.
•i»
I| |ll!|hlti|lltll|lllll|lltM|liiil|lilil|H«ll|lliTN
fciar het Engelsch van M. R. JARVIS.
Vrij bewerkt door
G. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk DL
Op Heeterdaad betiapt.
Het was Zaterdagmiddag en de fabriek
s gesloten. Er was een gewichtige voet-
Imateh even buiten de stad en de jon-
19 en mannen hadden er de geheele
ek reeds druk over gepraat
Het terrein der fabriek was dus verlaten,
t gestamp en gedreun der machines
nd stil lot Zondagnacht twaalf uur, wan-
cr de eerste ploeg arbeiders weer aan
t werk zou trekken.
Dick voelde zich heel gelukkig, toen hij
n boterhammen met kaas er tusschen uit
n zakje te voorschijn haalde en die ver
eerde in de schaduw van een groote
omotief, welke niet ver van het bureau
.n den directeur stond.
Een paar dagen geleden was de loco-
lief binnen gekomen om gerepareerd te
rden en Maandag zouden de werkzaam-
ien er aan gereed komen.
Dick's heldere oogen hadden van allerlei
de locomotief ontdekt en hij besloot zijn
jen middag met verdere nasporingen
or te brengen. Juffrouw Garth was druk
Hg met het schoonmaken van haar huisje
had hem niet noodig, terwijl het voor de
lerdagsche wandeling met Pat wat later
n anders zou worden.
Hij had zijn blauw werkpakje aan, dat
ïl was op het eind der week en begon
Idra het groote gevaarte te inspecteeren.
Het kleinste schroefje boezemde hem
er belang in dan de heele voetbalmatch.
had toestemming gekregen te blijven
Job, de portier, zou hem het terrein af-
;en, zoodra hij met zijn onderzoekingen
ar was.
lij kroop dus onder de locomotief en
eek haar nauwkeurig. Hij trachtte daar-
de beteekenis en werking van elk onder-
.1 te doorgronden.
Misschien kwam het door vermoeidheid
door de stilte om hen heen, maar
eenigen tijd viel hij in zijn liggende hou-
ig onder de locomotief in slaap. Hoe lang
geslapen had, zou hij onmogelijk heb-
kunnen zeggen. Plotseling werd hij
iter wakker van het geluid van naderen-
stemmen.
„En ik zeg je dan. dal er heelemaal geen
>'&ar bestaat. Die flesch jenever zal
ken, dat de oude Job tot vanavond
apt, het kleine hek staat open en ieder-
is naar de match. Help me even, dan
ing ik op het kozijn en ga door het zij-
im naar binnen. Ik heb sleutels en als
meeloopt, kan ik de teekeningen weg-
nen en ze allemaal, vóór het donker
>rdt, laten copieeren! Je krijgt een
ntje voor je hulp, zoodra ik ze weer op
n plaats gelegd heb. Ze zullen er nooit
Her komen, dat ik de teekeningen gehad
en daar ik niet van plan ben iets an-
fs aan te raken, zou ik niet weten wat
i zou kunnen verraden."
)ick wischte zich het zweet van het
'rhoofd af, toen hij de stem van What
man herkende. Voorzichtig keek hij onder
de locomotief door en daar zag hij twee
mannen met den rug naar hem toe staan,
vlak bij het kantoor van den directeur.
Hij wist, dat er plannen bestonden voor
nieuwe machinerieën, van welker nut en
voordeel men groote verwachtingen koes
terde. En hij begreep, dat Whatman, één
der opzichters, dit geheim niet alleen wilde
ontdekken, maar het waarschijnlijk voor
veel geld aan derden verkoopen.
Allerlei-gedachten flitsten plotseling door
zijn brein, terwijl hij zonder eenig geruisch
te maken zijn schoenen uittrok en uiterst
behoedzaam onder de locomotief uit
kroop. Als de ramen maar op de pin waren
en deze lang genoeg tegenstand boden om
hun het stelen te beletten, tot hij zich on
gemerkt uit de voeten gemaakt en het hek
bereikt had!
Met de vlugheid en behendigheid van
een kat kroop hij den hoek om, ten einde
zoodra hij onmogelijk door de mannen
gezien kon worden naar het kleine hek
te hollen, dat een eindje open stond.
In het portiershuisje sliep de oude Job
zwaar ten gevolge van den jenever, die hij
gedronken had. Dick holde het hek door
en liep juist tegen een polilie-agent aan, die
■wantrouwig keek naar den jongen, die geen
schoenen aanhad en geheel buiten adem
scheen te zijn.
„Kom gauw mee, gauw!" riep Dick, den
agent aansprekend op een wijze, zooals
geen enkele misdadiger doen zou. „Ze
klimmen het kantoor in en willen de tee
keningen stelen. Kom toch dadelijk meel"
„Hoeveel zijn het er?" vroeg de agent,
terwijl hij een teeken gaf aan den man in
burgerkleeren, die aan den overkant stond.
„Twee."
„Goed! Ga dan maar mee en als je mij
de waarheid verteld hebt, zullen wij hen
eens vlug inrekenen. Als je mij echter wat
op de mouw gespeld hebt. zullen wij met
jou afrekenen. Denk daar goed aan!"
Dick zag er echter niet uit a!s een jon
gen, die jokte of verzinsels vertelde en de
agent in uniform volgde hem vol vertrou
wen.terwijl de agent in politiek zich bij
hen aansloot.
Dick wees hun nu den weg, totdat ze bij
de locomotief gekomen waren.
Eén hunnen trapte bij ongeluk op eeïi
stuk ijzer, dat on den grond lag en dit ver
oorzaakte een zacht, rinkelend geluid. Ver
schrikt keek een der mannen om don hoek
van het kantoor. Hij werd onmiddellijk ve-
grepen door een agent in burgerkleeding,
terwijl de andere polilie-agent doorliep en
Whalm"" erreep, die juist door het raam
naar buiten kwam met een rol papier in
de hand.
„Dien hebben we", zei de agent en hij
deed zijn gevangene de handboeien aan.
..Jou leeliike kleine dwarskijkerl Jij hebt
ons dus verraden!" riep Whatman wraak
zuchtig uit. ..Dat zal ik je betaald zetten,
hoor! Wacht maar. het zal je nog wel eens
berouwen!"
De vreemde man, die doodsbleek was,
trachtte den agent nog om te koopen, maar
deze legde hem onmiddellijk het stilzwijgen
op. Zoodra Dick nu zijn schoenen aange
trokken en verteld had. wat hij bij toeval
afgeluisterd had. ging de kleine stoet het
terrein af.
„We moeten dien slaapkop van een por-.
tier wakker maken en het hek laten sluf*
ten," zei één der agenten.
En na zijn naam en adres opgegeven tö
hebben, was Dick blij naar huis te kunnen
gaan, waar hij veilig zou zijn voor de woe
dende blikken van Whatman.
Toen Dick dien avond met juffrouw
Garth in het gezellige kamertje zat. zei hij:
„Ik vond het vreeselijk. maar ik moest
het doen. Ik kon die mannen de papieren
toch niet laten stelen, vindt u wel?"
„Natuurlijk niet, m'n jongen. Je deed
niets anders dan je plicht en je hebt je
moedig gedragen. Maar het was een groot
geluk voor je. dat ze je niet ontdekten,
vóór je den agent had gewaarschuwd."
Het nieuws van den verijdelden diefstal
werd spoedig bekend en de fabrieksarbei
ders vonden het nog belangrijker dan den
uilslag der voetbalmatch.
„Dick Manders is een pientere jongen,"
zei de onderdirecteur dien avond tegen
Dainton. „en als de directeur niets voor
hem doet. zal ik het doen."
,,U heeft gelijk meneer", zei Dainton uit
den grond van zijn hart. ..Hij is pienter en
moedig ook. Met Whatman valt niet te
spotten en deze zaak heeft bewezen, dat hij
oneerlijk is ook. U herinnert zich misschien
nog wel. dat hij sterk verdacht werd. toen
er eenigen tijd geleden zooveel koper ver
mist werd."
„De ander zal er ook niet zonder strai
afkomen."
„Dat geloof ik met u Maar wat ik
zeggen wilde zou u Dick niet in mijn
afdeeling kunnen plaatsen? rk zou hem
graag een handje willen helpen, al denk
ik. dat hij ook zonder mijn hulp wel
vooruit zal komen. Hij is zoo leergierig en
zou den halven nacht blijven opzitten om
allerlei wijsheid te putten uit mijn boeken
over werktuigkunde. En de groote vorde
ringen. welke Iv'i in die1 enkele weken op
de avondschool in teekenen gemaakt heeft,
zijn werkelijk buitengewoon. Ik zou wel
willen, dat mijn eigen jongen was als hij."
„Zijn oom was een knap werkman." zei
de onderdirecteur, „'t Was een groote
dwaasheid van hem. dat hij zich zoo liet
bcheerschen door de goudkoorts en in
verre landen zijn fortuin ging zoeken, ter
wijl hij hier zoo'n mooie- toekomst had. Ik
zal meneer Steffens over Dick spreken en
de jongen zal stellig vooruitkomen."
De onderdirecteur had inderdaad een
onderhoud met meneer Steffens. den direc
teur en het resultaat hiervan was. dat Dick
een sport hooger klom op den maatschappe-
lijken ladder en nu direct onder meneer
Dainton geplaatst werd.
(Slot volgü.
Een groote giraffe en een klein muisje'
waren trouwe vriendinnen. Op zekeren dag
was de muis treurig gestemd. De giraffe
keek haar vriendelijk aan en vroeg:
„Scheelt er wat aan klein ding?"
„Ik ben zoo klein en nietig." klaagde het
muisje. ..Ik wou. dat ik zoo groot en mooi
was als jij; ik ben veel te klein om anderen
ven eenig nut te kunnen zijn."
„Onzin 1" zei de giraffe. ..Niemand is te
klein om vriendelijk en nuttig te zijn Wees
maar weer vroolijk. je beurt zal ook wel
eens komen,"