Herdenking Dr. L. A. J. Burgersdijk. VERHAGEN'sMILKO en RUMCO DeGrijzeDame 698te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 9 Maart 1928 Derde Blad No. 20856 ■?W\ TWEEDE KAMER. FEUILLETON. 1 - ;3&q v v Den 11 en Maart a.s. is het 100 jaar geleden, dat te Alphen aan den Rijn Leen- dert, Alexander Jolian Burgersdijk werd geboren, gelijk reeds kort gemeld. In de literatuurgeschiedenis van ons land wordt de naam van Burgersdijk slechts ter loops gereleveerd. Toch neemt zijn werk een belangwekkende plaats in. Misschien is het feit, dat hij weinig oor spronkelijk werk heeft geleverd, de oorzaak, dat hg in eigen land minder belangstelling genoot dan de vertalers van Shakespeare in andere landen. We noemen Alfred de Vigny in Frankrijk, Schegel en Tieck in Dnitschland, die naast hun vertalingen van den Engelschen dichter, eigen werk het licht hebben doen zien. Dr. Burgersdijk was de eerste, die ons een Nederlandsche metrische bewerking gaf van Shakespeare, terwijl zijn vertalingen van Sophocles en Aeschylos niet onvermeld mo gen blijven. Burgersdijk was wel is waar niet de eerste in ons land, die trachtte den groeien dramaturg nader te brengen tot hen, die niet in staat zijn het oorspronkelijke te lezen. Anderen waren hem voorafgegaan, o.w. A S. Kok, doctor in de klassieke letteren. Deze heeft evenwel de grootste moeilijkheid bji het vertalen weten te ontgaan door alles iu proza over te brengen en zich niet te storen aan de versmaat, waarin Shakespeare grootendeels zijn werken heeft geschreven Dr. Burgersdijk ontweek de moeilijkheid ran een metrische vertaling niet en hij beeft haar weten te ovenvinnen. Al kan Zijn vertaling niet steeds volkomen bevredigen, al werden hem bij de verschij ning van zijn vertaling de opmerkingen niet onthouden, al vond men toen, dat hij wel een3 in vorm en in de juiste betee- kenis van een woord of een uiting van Shakespeare was afgeweken, al mag wellicht worden gezegd, dat zijn vertaling zich niet altijd goed leent voor de vlotte voordracht van den tooneeispeler, erkend moet worden, dat hij een groolsch werk ondernam en daarin zeer wel is geslaagd. Het is wel zeker, dat vóór hij zich zette aan zijn omvangrijke (aak, waaraan mei minder dan twaalf jaren werden besteed, fen enorme studie vooraf moest gaan. Zijne essays over het leven van den dichter en over zijn werken, zijn commentaren, zijn onderzoekingen naar de historische bijzon derheden en de oude werken, waaraan Shakespeare zijn gegevens ontleende, ver dienen de aandacht. liet kan, wel is waar, niet worden ont kend, dat Burgersdijk een groote hoeveel heid studiemateriaal te zijner beschikking had. Talrijke geschriften over den Engelsch- man. geschriften van aethïci, psychologen, medici, letterkundigen en taalonderzoekers waren reeds verschenen vóór Burgersdijk zijn studies en zijn vertaling begon, doch liet blijft een eerbiedwaardig stuk werk, dat deze merkwaardige figuur ons heeft achtergelaten. Inderdaad was Burgersdijk een merk waardige figuur, een man met vele kwali teiten. Begonnen aan de Universiteit te Leiden met de studie in de medicijnen en in wis- en natuurkunde, promoveerde hij in het laatste vak in 1852. Hij werd docent, later hoogleeraar aan de Koninklijke Mili taire Academie te Breda. Vervolgens ging hij naar de II. B. S. en het Gymnasium te Deventer, waar hij tot zijn pensioenaanvrage bleef. En terwijl hij leeraar is in de wis- en natuurkunde, verschijnen van hem in lal van tijdschriften verhandelingen van zijn hand over plant- en dierkunde. In 1862 geeft hij ten dienste van de scholen, zijn in die dagen zeer gezocht boek uit over „de dieren afgebeeld, beschreven en de levens wijze geschetst." Toen voelde hij zich aangetrokken tot letterkundigen arbeid. De schoonheid der Grieksche dichters, de rijkdom van deze gedachtenwereld. het geweldige genie van een Shakespearp tot gemeengoed der massa te ma-ken, leek hem een schoone en vol- doeninggevende laak. Vertalen is niet een gemakkelijk werk. Ook vertalen eischt volkomen overgave, vraagt zich geheel indenken in de gedach- tensfeer van den dichter, wiens werk men in een andere taal wil overbrengen. De be- teekenis en de bedoeling van ieder woord van iedere uitdrukking moeten worden on derzocht en nagegaan en voor zich zelf verklaard. Zooals de afwijking van èèn streep op de kompas oorzaak kan zijn, dat het 9chip een andere en verkeerde richting wordt uitgestuurd, zoo kan een onjuiste vertaling van een woord in een dramatisch werk tot gevolg hebben, dat aan de bedoelingen van den schrijver te kort wordt gedaan Met groote devotie en met groote eerbied voor den ..machtigen geest, die zoovele meesterwerken schreef" heeft Dr. Burgers dijk zich aan zijn arbeid gezet. In 1880 opende hij de rij van zijne ver talingen met de verschijning in de Gids van „Prometheus" van Aeschylos, waarin het symbool wordt gezien van den titanischen drang der menschheid om alleen op eigen en zelfstandige kracht te steunen. Reeds vóór zijn ,.Promclbeu9" het licht zag, had hij zich aan de studie van Shake speare gewijd. Van 1884 tot 1888 ver schenen al de door Burgersdijk vertaalde werken van den Engelschen dichter, vrucht van. zooals we hierboven reeds schreven twaalfjarigen arbeid Het was een mooie hulde, zooals Burgersdijk ook met zijn ver taling bedoelde, aan Shakespeare. Na 1888 verschenen meerdere vertalin gen van de treurspelen van Aeschylos en Sophocles In 1903 werd een volledige uit gave van de werken van de Grieksche dich ters door zijn zoon verzorgd Toen Burgersdijk in 1900 stierf, na slechts drie jaar van zijn welverdiende rust te hebben genoten van 1897 tot 1900 was Apeldoorn zijn woonplaats waren de vertalingen niet volledig. Piëteitsvol nam zijn zoon zijn laak over, als een hulde op zijn beurt aan de nagedachtenis van zijn vader Zrj. die zijn leerlingen waren en dat zijn er velen, want hg heeft ruim 40 jaar het onderwgs gediend, hebben de herinnering bewaard aan een prettig joviaal man, met belangstelling voor zijn discipelen en vooral veer hen, die naar hem luisterden als hij sprak over zijn geliefde dichters. Een streng wetenschappelijk man en een warm voelend dichter, die ook op zijn beurt do groote, geweldige figuren, door het genie geschapen, heeft weten te doen leven. Vele jaren zyn de vertalingen van dr. Burgersdijk van Shakespeare's werken door onze tooneelgezelschappen gebruikt. Bouw meester heeft als „Richard III", als „Corio- lanus" en in „de koopman van Venetië" triomfen behaald, dank z\j mede het werk van dr. Burgersdijk. Dr. J. v. G. Regeling van werkzaamheden De interpellatie van den heer Van Braambeek. (ZittiDg van gisteren). Aan de agenda worden toegevoegd ter behandeling in de vergadering van 16 Maart a.s. de verdere behandeling van het wets ontwerp betr. betrekking van nalatenschap pen en schenkingen van Nederlanders in het buitenland en de motie Kleerekoper be treffende de afschaffing van de doodstra! in Nederl. Indië. Aan de orde is de interpellatie van den heer Van Braambeek over de arbeidsvoor-, waarden van het personeel der intercom munale tramwegen. De heei VAN BRAAMBEEK (S.D.A.P.) herinnert er aan. dat in de wet-Lely van 1917 is opgenomen eeD artikel, bepalende dat voor deD aanleg en de exploitatie van intercommunale tramwegen een concessie van den Min. van Waterstaat noolig is, waarin o m voorschriften betreffende de arbeidsvoorwaarden van het personeel. In dien tusschen de onderneming en den Mi nister geen overeenstemming werd bereikt, is de Minister bevoegd die voorwaarden zelfstandig te regelen. In de practijk is hiervan tot dusver wei nig terecht gekomen. Wel heeft b.v. des tijds Minister König in 1918 en 1919 ver klaard, dat het de plicht der Regeering was de positie van het personeel to rege len. munt het bleef bij toezeggingen. Ook de tegenwoordige Minister bepaalde zich in hoofdzaak tot het vaststellen van loonregelingen. Spr. noemt voorbeelden, waarbij de minimum loonen werden vast gesteld op f 16.— Dat was na den oorlog! Het salaris van een stationschef bij de De- demsvaartsche trnm bedraagt f. 1500. In Amsterdam werd een minimum-looD voor eeD eonducteur bepaald op f. 21. Deze loo nen zijn niet door den tegenwoordigen Mi nister goedgekeurd, maar nok deze keurd» loonregelingen en loonsverlagingen goed, die het tegendeel zijn van regccringszoig Ook de werktijden zijn bijzondei lang en loopen uiteen van 50 tot 64 uur. Bovendien heeft dit personeel vaak Zondagsdienst. VToege en late diensten Een pensioenregeling ontbreekt bij de meeste tram-ondernemingen, al erkende de Regeering ook in dit opzicht haar verplich tingen. De geschiedenis hiervan is een drama, zonder blii einde De vakvereeni gingen werden door den Minister van Wa terstaat verwezen naar den Minister van Financiën en door dezen naar zijn ambtge noot van Waterstaat. In dc Memorie van Toelichting op de Waterstaatsbcgrooting van 1927 deelde de minister mede, dat de pcnsioens-voorstellen van de Ned. Vereeniging van Personeel v. Locaalspoor. en tramwegen in onderzoek waren. Doch spr zou witlen vragen om nu eens tot een resubaat te komen. Want dc toestand is nu zóó, dat de menschen blij ven doorwerken tot zij er bij neervallen. Een derde klacht betreft de rechtsposi tie. Ook hiervoor is de gebruikelijke weg de instelling eener commissie. Minister König schreef in een brief van 12 Augustus 1921, dat verschillende bepalingen in het Reglement Üienstvoorwaardeo behoorden voor te komen maar dit is niettemin üiet geoehied en hot gevolg daarvan is geweest, dat tal van bepalingen verslechterd zijn. Het beroep op disciplinaire straffen is niet geregeld. De dienstvoorwaarden zelf het R.D.V. werden niet aan het personeel uitgereikt. Spr. zou tal van gevallen kunnen opsom men, waarin van het R.D V werd afgewe ken en personen werden ontslagen om re denen, die met den dienst niets te maken hebben, b.v. omdat men lid wordt van tie Ned. Ver. van Spoor- en Tramwegpersoneel ja omdat men zijn boterham had verpakt in een exemplaar var de Voorwaarts", het sociaal democratisch dagblad. Dit geschied de bij de Rotterdamsche Tram. In de vierde plaats de erkenning der vakorganisaties. Bij geschillen over perso neelszaken werd niet het bestuur der be trokken vak-organesaties gehoord, maar wel het bestuur der patroonsverecniermg. Een brief van het bestuur der Ned. Ver. van Sp. en Tr.-personeel aan de directie kwam ongeopend terug! De minister had geen R.D V. mogen goedkeuren, ais dit niet de erkenning der vakvereeniging had opgenomen. In aansluiting aan deze toelichting stelt spr. de volgende vragen: 1. Is de minister bereid, ook in verband met de bijzondere omstandigheden, die er aan den dienst zijn verbonden als Zondags dienst en ongeregelde dienst te bevorderen, dat de minimum loonen van het personeel der intercommunale trams waar dit niet het geval is op ten minste f 20 per week worden gebracht en geen tusschentijdsche loons verlagingen meer worden goedgekeurd? 2. Wanneer kan een met medewerking der Regeering vastgestelde pensioenregeling worden tegemoet gezien welker invoering aan de tramwegonderneTningen bij de con cessie als x'erplichling is opgelegd? 3. Wil de minister bevorderen, dat in de verschillende R. D. V 's zoodanige wijzigin gen worden aangebracht, dat deze met het oog op de rechtspositie van het personeel voldoet aan de bepalingen, zooals deze door '9-Ministers ambtsvoorganger den heer König in dien^ brief van 12 Augustus 1921 aan de commissie voor overleg inzake het R. D. V. als gewenschl zijn omschreven en vrijheid van organisatie wordt gewaar borgd? 4. Wil de minister bewerken, dat iedere tramwe'gdirectie de drie organisaties die thans trampersoneel organiseeren. n.l. de Nederlandsche Ver. v. Spoor- en Tramweg personeel. den Bond van R.K. Spoor- en Tramwegpersoneel St. Raphaël. den Prot. Chr. Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel, als vakvereeniging eTkent en haar ook over eenkomstig deze erkenning behandelt door over personeelaangelegenheden met haar overleg te plegen? De Minister van Waterstaat de heer VAN DER VEGTE de interpellatie beaniwoorden- de. verklaart zich bij het overzichl door den heer v. Braambeek gegeven van dp regee- ringsbemoc-ienis mei het trampersoneel te kunnen aansluiten. Het is inderdaad een lijdensgeschiedenis. In 1900 kwam de eerste wijziging. En thans in 1928 is de toestand nog niet bevredigend. Zegt dit den interpel- lant niet iets? HieTuit blijkt, dal het een bijzonder moeilijke zaak is die hier te rege- len is. De interpellant kan gemakkelijk zeg gen: de Minister kan en moei hier handelen, maar zoo iels is niet zoo eenvoudig. En a's hij hier de vragen uitvoerig beantwoordt, loopt hij gevaar, dat over vier jaar een andere interpellant weer zegt: toen en toen heeft de Minister dat en dat verklaard. De concessie schrijft voor dat de onder nemingen zich een R. D. V. moeten laten aanleunen, waarin o.m. bepalingen omtrent het loon moeten worden opgenomen, waarbij op de financieele positie der ondernemingen niet behoeft te worden gelet. Bij de bepaling van het minimumloon is steeds rekening gehouden met de plaatselijke omstandigheden, en ook nagegaan hoe de fi-« nancieele toestand der betrokken onderne ming in de toekomst zal zijn bij vaststelling van bepaalde loonen. Verlaging van loonen kan niet plaats hebben zonder nadere goed keuring door den Minister, en wanneer dit is geschied, is daarbij een geleidelijke schaal toegepast En omdat spr. beperkt is in de subsidies aan de tramonde.-nemingen. is hij ook beperkt in de goedkeuring der loonrege lingen Of zou men willen, dat door hooge looneischen de eene tram na de andere het hoofd zou moeten neerleggen? Door de R. D. V.'s is de positie van het personeel der tramwegen aanmerkelijk ver beterd, en het woord hemeltergend, door den interpellant gebezigd, was dan ook wat te scherp. Spr. zou echter Iedere tramdirectie willen toeroepen: Zorg bij de naleving van het R. D. V. dat het personeel zooveel moge lijk profileert. En spr. zou het betreuren als dit speciaal niet geschiedt ten aanzien von voorschriften die geen geld kosten. Nieuwe loonsbepalingen kan spr. thans binnen de werking der loopende R. D. V.'s niet toezegt gen. zoodat hij op de eerste vraag moet antt woorden dat hij daaraan niet kan voldoen. Wat de tweede vraag betreft, antwoordt spr. dat vele trams ten aanzien van het pen sioen doen wat zij kunnen, maar vele ziin onmachtig in verband met de financieele positie. Er is een plan in overweging, en zeer waarschijnlijk zal zeer spoedig een zeer kleine commissie worden ingesteld om de financieele gevolgen daarvan te onderzoe ken. Een nadere toezegging kan spr. echter niet doen. Ten aanzien van de derde vraag zegt spr. dat hij het betreurt, dat verschillende zaken niet zijn opgenomen in de R. D. V.'s, maar daaraan kon spr. niets veranderen in ver band met de continuïteit. Die R. D. V.'s zijn echter niet zoo slecht al9 de interpellant het voorstelde. Anders zou er op spr. niet zooveel aan drang zijn geoefend om te zorgen dat de tramwegen, die nog geen R. D. V. hebben er zoo spoedig mogelijk een krijgen. Wijziging is thans alleen toelaatbaar in geval van noodzaak en die bestaal Ihan9 niet. Met betrekking tot de vierde vraag zegt spr. gegronde hoop te koesteren, dat spoedig een goede oplossing in zake de erkenning van de vakorganisaties zal worden ver kregen. De heer VAN BRAAMBEEK (S. D. A. P.} repliceert. Hij dankt den Minister voor zijn bemidde ling inzake het herstel van het contact van werkgevers- en personeels-organisatie. Maar hiermee heeft spr vrijwel alles gezegd, dat hij goeds vond in het antwoord van den Minister. Deze vroeg spr. hoe hij de toezeg gingen van ambtsvoorganger in toepassing moet brengen maar dat hoeft spr. hpm toch RECLAME. DE ALTIJD GEWILDE BONBOA'S! 1610 Uit het Engelscb van HENRY SETON MERRIMAN 37) ..Zeg eens," ging Carr voort. Luke ver- kouwelijk bij zijn mouw trekkend, „als hel filar den grond gaat. heb ik maar een Iet sje voor je te schrijven en je fortuin !s gemaakt Ge zoudt de eerste man niet ^jjn. die epn chèque bij mij kwam halen, zijn haar nog nauwelijks droog was." Luke lachte en ging heen. gevolg gevend aan mrs. Harrington's wenkenden vinger. F'lz kwam naar Agatha en haar met- 5ezH toe. ..Hallo!" riep Carr uit. „Mijn hoofd er af, i's daar niet een tweede editie van den- 2e'fden man is." -Zijn broer," verklaarde Agalha. die Fitz J1- aankomen, al keek zij schijnbaar naar en anderen kant. -Koninklijke marine," bromde Carr. „Ja -Ban maak ik mij uit de voeten. Ik kan eenmaal niet overweg met de mannen TaMe Koninklijke marine." Met een iovialen knik en iets. dat merk- ri-dij v'e°l op pen knipoogjp leek. verliet* "be Carr haar Hn baande zich een wee ^>r de menigte met die goedaardige luid •U"htizhpj<3 die door de wereld gunstig ont- ^ngen wordt, omdat zij er eerlijkheid in keek dert anderen kanl uit toen hij haar kwam. en hij moest haar nraken en zijn verzoek om een dans herhalen, voor zij zich van zijn onmiddel lijke nabijheid bewust werd. „Zeker," antwoordde zij eénigszins ach teloos. „als je er een wilt hebben. Ik even een goed berekende pauze en neerkijken op haar eigen japon „ik dacht, d3t je boos op mij was." „Fitz keek ietwat verbaasd „Wat een dwaasheid om zoo iels te den- den I" zeide hij. Brutaal coquet keek zij op. „Dus het was slechts vergeetachtigheid of onverschilligheid." „Wat was vergeetachtigheid of onver schilligheid?" vroeg hij glimlachend, ter wijl hij de kaarten vergeleek. Het zeer in het oogloopend uitstellen van je komst." antwoordde zij. „In aanmerking genomen, dat wij elkaar gekend hebben vanaf dat wij kinderen waren, is het niel meer dan natuurlijk, dat ik met je zou wil len dansen „In aanmerking genomen, dat wij elkaar gekend hebben vanaf, dat jvij kinderen warpn," herhaalde hij haar woorden en toon. „Mag ik een derde hebben?" „Ja." met pen ongedwongen knik. „En" zij hipld op. en terwijl zij rondkeek zag zij Luke in de tegenovergestelde richting gaan met mrs Harrington „en wil ie even een kop koffie met mij drinken? Ik ben we! geëngageerd voor dezen dans maar dat doel er niets toe." Fitz bood haar zijn arm en keerde zich even. om ziin degen wat hooger aan te ha ken. Hij vergewiste zich of het lemmet goed op zijn plaats zat daarbij insluiten! het kleine roode plekje, dat roest verza melde een Iraan Toen zij eindelijk een rustig plekje in een kleiner vertrek hrdden gevonden, keek Agatha met onverholen bewondering op tot Fitz, terwijl hij haar haar koffie aanreikte. „Weel je." zeide zij, „dat je een groot gunsteling van mrs Harrington bent?" „Zij is altijd heel vriendelijk tegen mij." Tot het houden van gewone beuzelpraat jes was Fitz de man niet. daartoe was hij te bedaard, openhartig in zijn manier van doen Agatha gind dus wat verder en zeide op luchtigen toon „Zooals zoovele vrouwen denkt zij, dal zeelieden verheven zijn boven de rest van het menschdom." Maar zij slaakte een zucht voor zij haar koffie dronk Fitz had nog niet uitgemaakt of dit alles op hem of op Luke sloeg. Hij hoopte eigen lijk. dat Agatha haar peilen op hem gericht had, want van zichzelf was hij zeker, over Luke was hij in twijfel. Bij wijze van nieuwsgierigheid vervolgde hij het gesprek. „En jij," zeide hij, „kijkt met een menge ling van medelijden en verachting, die zij verdienen, neer op zulke verkeerd beoor deelde menschen?" „Neen." antwoordde zij, met onbe schaamde kalmte, ik d^nk er ook zoo ver." Handig benam zij hem de gelegenheid tot antwoorden en drong alleen door de menigte, het aan hem overlatend haar Ie volgen. Voor zij weer met hem danste, danste zij mei Luke en nu 9cheen haar humeur totaal veranderd Er zijn mannen, die evenals de zalm nooit teruggaan. Zij drijven voort, en hou den zich vast aan dat. wat zij verkregen hpbben, al zou hef hun het leven kosten. Zulk een man was Luke Filz Henry, en Agatha kwam lot de ontdekking, dat zij in de halzaal in Londen niets kon terugnemen, van wat zij aan boord van de „Croonah" gegeven had. Voor Luke was de reis naar Malta en wat daarbij was voorgevallen, onvergetelijk, lot verbazing van Agatha, die aan flirtations van enkele dagen, hoog stens voor een weck, gewoon was. Ook was het iets geheel nieuws voor haar te hooren, dat slechts de dansen, die hij met haar had, voor hem van beteekenis waren. de anderen telden niet mee. Voor hem was er slechts éón vrouw in de zaal. Onder meer vertelde hij haar dit. En zij W33 ten hoogste verbaasd Want de modern'* jonge man maakt niet ernstig hel hof aan vrouwen als Agatha Ingham-Baker. HOOFDSTUK VI. De graaf op zijn hoede. „Ik zou gaarne een uilnoodiging van u krijgen, om te komen dineerenl" Graaf de Lloseta boog, terwijl hij deze opmerking maakte, en keek met een glim lach naar mrs. Harrington. Met een flikkering in haar onbestemd© grijze oogen. zag zij hem aan. Toen lachte zij. maar scheen toch niel geheel op haar gemak. „Waarom?" vroeg zij grijnzend. „Ben je eindelijk verliefd?" Zij wist, dat lit schamper gezegde hem zou kwetsen Bovendien schepte zij er be hagen in het te werpen naar de nagedach tenis van een vrouw, die zij had gehaat de overleden echtgenoote van Cipriam de Lloseta „Ik zou vanavond gaarne van de partij zijn zeide hij kalm. Weer lachte zij spittend, met dien boos- aardigen klank, die ikwijis trilt in de stem van §nke'p bpjaarde rouwen, als zij over jonge meisje? spreken „Eva komt van ond ook," zeide zij. Wij dineeren om acht uur, en het zal mij aangenaam zijn je te zien." De Lloseta nam zijn stok en hoed. Mrs. Harrington was ongeveer de eenige in Lon-« den tegenover wie hij nog de stijve Spaan- sche vormen in acht nam Hij boog zonder dc hand te drukken en verlief haar. Mrs. Harrington koud. berekenend, door en door wereldsch keek naar da gesloten deur met een peinzende uitdruk king in haar oogen. Het waren harde oogen, in liet gelaal van die vrouw, die geen greintje menschpnliefde had opgedaan op haar langen weg door het leven. Toen keek zij naar een biljet van hon derd pond. dat hij haar. bij den aanvang van het gesprek met zwijgende Catalonische verachting over de tafel had toegpworpen, „Ik vond hem vandaag nogal handel baar." zeide zij. terwijl zij het bankbiljet nauwkeurig bekeek. „Ik dacht wel. dat hij wat wenschle. Dit heeft hij betaald voor zijn diner." Het genot scheen den graaf niet te duur betaald Om acht uur kwam hij dienzelfdeh avond namelijk, met pen buitengewoon op gewekt voorkompn hef salon binnen. Yroo- lijk begrootte hij mrs. Tnzham Raker, dief zich met het hoofd omhoog, een oir van gewichtigheid trachtte te geven pn hem een zppf gedistingeerd uiteiend man vond Or» Agatha's achfploozen knik en handdruk mompelde hii pen bp|pffdhpid Fva gaf hij zwijgend dp hand Topn keerde hij zich vrij plotseling mpf uitgestoken hand tof Fitz. „Ik feliciteer i>." zride hij. Toen ik on langs hel genoegen bad jp te ontmoeten, vermoedde ik nipt da' ik mij onbewust met een groot man onderhield ge waart te bescheiden." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9