Koffers en Tasschen j
t
69s(e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 9 Maart 1928
Vierde Blad No. 20856
RECHTZAKEN.
S. G.J. DE GROOT I
NOORDEINDE II TELEF. 706 8
1 J
SPORT.
HAAGSCHE RECHTBANK.
DE INDONESISCHE STUDENTEN.
Nadat requisitoir was gehouden en de
eischen van het O. M. waren gesteld, kwa
men de verdedigers aan het woord. Het
eerst sprak mr. Mobach.
Pleidooi mr. Mobach.
Spr. zal de m het dossier aanwezige stuk
ken behandelen, en die zich als taak heeft
gesteld, aan te toonen, dat geen dezer stuk
ken bezwarend voor de verdachten is.
Volgens de conclusie van de commissie
van deskundigen zouden de verdachten, ne-
stuursleden van Perhimpoenan Indonesia,
buitengewoon staatsgevaarlijk zijn, revolu-
tionnair in dien zin, dat zij propageeren het
gebruik van wapengeweld enz. Als bezwa
rend is aangehaald een passage uit een
brief van Hatta aan mevr. Roland Holst
d.d. 11 Juli 1926, waarin hij schrijft over
het doel van P. I. en o.a. mededeelt, dat
aan de P.I. slechts één weg openslaat, n 1.
de revolutionaire vrijheidslrijd, in den uit-
febreidslen zin des woords.
Deze zin moest duiden op het gevaarlijk
revolutionaire der vereeniging en derhalve
van deze verdachten.
Maar, vraagt pleiter, kan het misschien
ook zijn, dat degene die dezen zin als be
zwarend beschouwt, in zoover geen Neder-
landsch verstaat, dat hij de uitdrukking „in
den uitgebreidsten zin des woords", heeft
opgevat, als „in den striksten zin des
woords", in plaats van de juiste beteeken is
,in den algemeensten zin des woords",
waaruit dus volgt, dat de revolutionaire
vrijheidsstrijd moet opgevat worden in de
meest algemeene beteekenis.
Aangehaald is ook een rede van Soe-
bardjo, gehouden in Maart 1927 te Parijs,
ter gelegenheid van de herdenking van Sun
Vat Sen, den Chineeschen vrijheidsheld,
waarin hij zich op nogal krasse wijze heeft
uitgelaten.
Allereerst dient men In het oog te hou
den, dat het hier geldt een speech voor een
froole vergadering, waardoor de loon allicht
iels gekruider is dan die van een artikel in
ten tijdschrift; bovendien is deze rede noch
door Hatta noch door een der andere be
stuursleden gelezen, laat staan goedgekeurd,
terwijl Soebardjo ook geen opdracht van
het bestuur had gekregen, om op de ver
melde vergadering al9 vertegenwoordiger
ran P. I. het woord te voeren.
Hatta is het bijv. absoluut niet eens met
de passage in die rede welke handelt over
Lenin, maar afgezien van die formeele
westie, lijkt pleiter de inhoud toch niet
n zoodanige, dat daaruit de staatsgevaar-
lijbheid of het geweldadig revolutionnaire
van deze verdachten of hun vereeniging
blijkt.
Yan meer belang acht pleiter eenige ar
tikelen van de hand van Hatta n.l. zijn bro
chure „Economische wereldbouw en machts
tegenstellingen" en zijn verslag over het
ongres te Bierville, henevens het manifest
Yan de P. I.
Uit deze artikelen zou moeten blijken,
dat de verdachten den weg van het geweld
voorstaan en dezen propageeren en dat zij
allerlei illegale middelen gebruiken bij hun
actie.
De betreffende passage in het manifest
luidt:
„Sarikat Rajat, Parlai Komoenis Indo
nesia, Boedi Horno, Sarikat Islam, Sarekat
Ambon etc. Protesteert mede tegen de hui
dige terreur! Organiseert massabetoogingen!
ig Java, Jong Sumatra, Jong Minehassa
long Ambon, Jong Islamieten Bond enz. Op
rust de plicht in de voorste gelederen te
Jteian. De studenten hebben overal de spits
*f te bijten.
Inlellectueelen. De massa wacht op
We leiders.
Voorwaarts naar een Indonesia Merdeka"
Het is pleiter niet mogelijk om in faze
passage iets opruiends te zien.
Het propageeren en het organiseeren van
ktoogingen zijn toch zeker middelen, die
Tolkomen geoorloofd zijn in den tegenwoor-
%n tijd.
Vervolgens zet pleiter uiteen, dat de P. I.
jjwt op hel standpunt van non-coöpera-
fioo; zij wil derhalve geen samenwerking
toet de overheerschers-, het non-coöperalion
kginsel berust op de idee van zelfhelp.
In verband met. deze principes staan ook
oo denkbeelden die verdachte Hatta uiteen
zet heeft aangaande de vorming van een
8«at binnen een staat.
y Hit is n.l. een uitvloeisel van het zelf-
"elpprincipe en de bedoeling er van is, dat
[nen door hel houden van congressen, door
kt invoeren van arbitrage, door het stich-
zi van allerlei soorten organen, de voorbe
dingen zal treffen, om indien de tijd ge-
tomen is, het gezag over te kunnen nemen
tD ?een chaos te scheppen.
Heze actie beteekent natuurlijk een on-
?rrnijning van het bestaand gezag, n.l. in
zin ,dat het Indonesische volk lang-
jj^erhand steeds onafhankelijker zal wor-
*n van het Ned. gezag en de Ned. over-
zsching derhalve in aanzien en macht
•Mien dalen. Dezelfde beginselen zijn toe-
$Past in Ierland, Turkije en Polen, toen
■k landen ook nog niet vrij waren.
«at de betrekkingen van de P. I. tot de
P®®nnisten betreft, moet hierbij onder-
■-Hd worden gemaakt tusschen de Indo-
Js'sche communisten (P.K.I.) en de Euro-
•^che communisten (Hollandsche en Rus-
iftjche).
pleiter gelooft, dat de officier het met
eens zal zijn, dat uit niets is gebleken
beslaan van contact van deze verdaeh-
van de P. I. met de communistische
r'J in Holland of met Hollandsche com-
"Klen. Integendeel, zij hebben zich
afkeerig getoond van elk contact
J* hen ïn brieven van Hatta komt zulks
T® 'ik tot uiting.
et welk doel zou zulks anders geschied
dan om duidelijk te laten uitkomen, dat
nationalistisch streven niets gemeen
l 1 mei de communistische leuzen, ver-
en methoden?
Pleiter zegt vervolgens, dat Semaoen
iemand is met een Janushoofd. liet eene
aangezicht toont ons den nationalist en den
vriend van talrijke leden van de P. I., waar
onder Hatta. het andere toont ons den com
munist. Nu is het natuurlijk heel gemakke
lijk te beweren, dat wanneer Semaoen bijv.
een brief schrijft aan Ilatta, Malta dus con
tact heeft met Rusland, dit is met de com
munisten, doch zoo eenvoudig is het vol
gens pleiter niet.
Bovendien moet men vragen, met welke
hoedanigheid vaji Semaoen Ilatta contact
wilde hebben.
Pleiter komt vervolgens tot de geldzen
dingen van Semaoen. Ook hier wil pleiter
vooraf opmerken, dat er geen enkel straf
baar feit in gelegen zou zijn. indien men
geld van Moskou ontvangt, of dat hieruit
verzwarende omstandigheden geput kunnen
worden. Semaoen beschikte altijd nog al
over veel geld en in ons land waren ver
schillende arme Indonesiërs, die door land-
genooten, onder wie ook Semaoen, wel eens
werden ondersteund.
Deze noodlijdendheid is, aldus pleiter.
mede direct
over welker onderhandelingen ten aanzien
van de Indonesiërs hij uitvoerig uitweidt
Dat ook Semaoen steun verleende is geen
wonder. Zeker, hij is een communist, maar
hij is ook, en wel in de eerste plaats, een
Indonesiër, en het solidariteitsgevoel tus
schen de Indonesiërs is zeer sterk.
Ook deze uiting van solidariteit trachtte
koloniën door tusschenkomst van den raads
man te breken, zegt pleiter. Hoe Semaoen
aan zijn gelden kwam, was zijn zaak. Ook
is het zijn zaak. of hij bij de steun verlee
ning mogelijk bijbedoelingen heeft gehad.
Pleiter merkt nog op, dat het uitsluitend
aan de handelingen van de regeering te
wijten is. dat de Indonesiërs in hun corres
pondentie en hun gedragingen zeer geheim
zinnig te werk moesten gaan.
Wat de tusschen Hatta en Semaoen ge
sloten conventie betreft, zegt pleiter, dat
nederhand Semaoen zijn spijt heeft beloond
over het sluiten dezer conventie; hij is in
Moskou blijkbaar op zijn vingers getikt en
tracht nu in een schrijven in de Tribune
van 19 December 1927 terug te krabbelen.
Hij zegt in dat artikel, dat hij na nauw
keurige overweging tot dc overtuiging is ge
komen, dat hij een fout heeft begaan door
de overeenkomst te teekenen, aangezien dit
laatste kon bcteekenen de liquidatie van de
onafhankelijke en leidende rol van de com
munistische partij.
Aan het slot van zijn uitvoerig betoog
concludeerde mr. Mobach tot vrijspraak
van de verdachten. Daarna wordt gepau
zeerd.
Te 2.15 wordt de zitting heropend.
Pleidooi van mr. Duys.
Het woord is thans aan den tweeden ver
dediger, mr. J. E. W. Duys. Spr. wijst er
op, dat ons wetboek van strafrecht het
onderzoek splitst in het vooronderzoek en
het onderzoek ter terechtzitting. Het eerste
heeit zes maanden geduurd; spr. hoopt er
toe mede te werken, dat het onderzoek ter
terechtzitting niet zoo lang zal duren. (Ge
lach Intusschen zal spr. toch geruimen tijd
de aandacht moeten vorderen.
Waar de officier den wenscli had te ken
nen gegeven, dat de politiek er buiten zou
blijven by de behandeling in de rechtzaal, j
daar moet spr. allereerst constateer en, dat
de officier zelf verschillende citaten van
politieken aard heeft gedaan en ook divert
politieke conclusies getrokken. Wft staan
trouwens midden-in de politiek.
Wat' nu de behandeling van zaken als de
onderhavige betreft, brengt spr. in herinne
ring, dat bij de bespreking van het ont\verj>
wetboek van strafvordering in de Kamer
meer dan één lid gewezen heeft op het
verleidelijke om by de berechting van po
litieke tegenstanders overwegingen van po
litieken aard ten ongunste van den verdachte
te laten gelden.
Spr. ontkent, dat er ontstelling is ge
weest in den lande, toen hij vernam, dat
er studenten waren, die handelden gelyk
de verdachten, die hier thans terechtstaan.
Misschien is die ontsteltenis geweest by een
of andere hofjes juffrouw, die van schrik
de breikous liet vallen, doch niet bij ver
standige, ontwikkelde menschen.
Het bezigen van termen als vesting, har
nas, zwaard van Damocles e. d. geschiedt
herhaaldelijk in figuurlyke beteekenis, zon-
aer dat iemand denkt, dat daar werkelijk
een vesting is gebouwd of dat het zwaard
van Damocles bij een of anderen antiquair
voor den dag wordt gehaald.
Ergeer vindt spr. het, dat de minister
van justitie zich in deze zaak in verbinding
had gesteld niet met den ambtenaar van hel
O. M., maar met den rechter-commissaria.
Spr. zal trachten aan te toonen, dat den
verdachten geen opruiing ten laste kan
worden gelegd noch tot geweld, noch
en zeker niet tegen het openbaar gezag.
De vraag komt ook ter sprake oi mei
het gezag niet bedoeld moet woiden het
gezag hier te lande. We hebben te malden
met tweeërlei openbaar gezag, n.l. dat hier
in Nederland en dat in Indië. Niemand zal
ontkennen, dat ook in Indië Nederlandsch
gezag wordt gevoerd, doch wanneer men
spreekt van het openbaar gezag, dan wordt
bedoeld het ge«ag hier te lande. Indië heeft
zyn eigen bescherming van het openbaai
gezag.
Welnu, de actie der verdachten geldt
niet het gezag in Nederland, doch in Indic^
en daarom moet deze zaak door de Indische
Justitie worden beoordeeld. Art. 131 van het
wetboek van strafrecht heeft alleen het
Neder la ndsche gezag op het oog. Om die
reden zal hier ontslag van rechtsvervolging
moeten sTolgen.
De betreffende anti-revolutie-wet is ge
heel voor Nederlandsche toestanden gemaakt
en zij berust op de hier geldende demo
cratische opvattingen. Spr. citeert o.m. uit
latingen van wijlen jhr. De Savornin Lohman
by de behandedng dezer wet in 1920 in de
Tweede Kamer. Er is geen land zeide
mr. Lohman waar meer vryheid van
meeningsuiting bestaat dan in Nederland.
Hjj bedoelde daarmee, dat er geen aanleiding
bestaat voor het straffen van hen, die aan
revolutionnaire ideeën niting geven
Deze officier van justitie meent echter,
dat het wel geoorloofd is, iemand daar
voor zes maanden gevangen te houden.
Spr. weidt verder uit over het begrip
opruiing. Men heeft onlangs in een raads
vergadering bijv. mr. Zimmerman een opruier
genoemd, en dat geschiedde door een sociaal
democraat. Mr. Zimmerman is daarop in
gegaan en heeft zich over die kwalificatie
beklaagd.
Ook wjjst spr. op een plaat in de „Tel",
geteekend door Louis Raemaekers, waarop
men eeD krachtigen arbeider met moker en
voorhamer gewapend ziet afgebeeld, welke
arbeider aan de poort van het huis van
een diplomaat vraagt: „Woont hier de di
plomaat. die het volk wil bedriegen?"
In de oogen van den officier moet dit
eveneens opruiing zyn.
Spr. verzekert, dat hij nog niemand heeft
gesproken, die niet in zeer krasse termen
zich heeft uitgelaten over deze vervolgingen.
Maar het meest opvallende is wel
aldus spr., dat de officier van justitie
aan de^regeering te wijten, blikbaar niet gedacht heeft nan art. 70,
le lid, van het wetboek van strafrecht,
volgens welk artikel drukpersdelicten na
een jaar verjaard zijn. Eerst op het aller
laatste oogen blik schynt men den officier
aaarop attent gemaakt te hebben en daarom
heeft hy getracht, zyn materiaal uit den
laatsten jaargang van „Indonesia Merkeda"
te putten, onder het motto: ,,'n Koninkrijk
veor een citaat". (Gelach).
Indien de officier de eigenlijke citaten,
die verjaard zijn, zooveel erger vindt, dan
had hij maar eerder moeten vervolgen. De
clfioiei heeft evenwel politieke oogmerken
gehad om de vervolging door te zetten.
Gelukkig heerscht hier te lande vrijheid
van meeningsuiting en wanneer iemand bijv.
de Koningin op straat zou beleedigen, dan
zou hij daarmee ten hoogste zichzelf treffen,
want de justitie zou er geen relief aan geven.
Spr. gelooft zelfs, dat de overheid de
justitie dankbaar zal zijn, indien zij hiel
nu maar een stokje voor steekt.
Men houde ook rekening met den leeftijd
dezer jongelui, die misschien wat al te vrij
zijn geweest in hun uitingen. Wanneer echter
de officier meent, dat zij gelegenheid moeten
hebben zich te beteren, dan toont dit een
onjuiste mentaliteit. Het zijn geen kinderen,
oio uit een suikerpotje gesnoept hebben.
Walmeer deze jongelui zich moeten „beteren**
dan kon er nog wel wat anders voor den
dag komen.
Ook heeft Hatta ten aanzien van de gelden
van Semaoen niet gezegd, niet te weten,
dat ze uit de sovjet-kas kwamen, maar
niet te weten, dat ze „direct" uit die kas
kwamen. Indien Semaoen zijn salaris uit
de sovjet-kas ontvangt, en hij koopt er
een glas bier van, dan kan men toch niet
beweren, dat dat glas bier uit de sovjet»
kas is gekomen?
Trouwens indien op zoo losse gronden
menschen 2 tot 3 jaar de gevangenis in
zouden gaan, dan zou men de geheele S.D.
A.P. wel kunnen opsluiten en dan kreeg
spr. levenslang.
Spr. neemt het den officier ook kwalijk,
dat deze via de citaten uit den afgeloopen
jaargang van Indonesia Merkeda de eigen
lijke citaten, die verjaard zijn, bij de recht
bank heeft willen binnensmokkelen.
De officier: Dat i3 absoluut onjuist. Ik
heb die uitsluitend ter belichting er aan
toegevoegd.
Mr. Duys, voortgaande, verklaart, dat,
wannéér men „gevaar voor de openbare orde"
vreest, deze jongelui binnen de cel veel
gevaarlijker voor die openbare orde zijn
dan daarbuiten.
Nog betoogt hij, dat de wetgever geens
zins op liet oog gehad kan hebben en
blijkens de uitlatingen van den toenmaligen
minister van justitie ook niet had het
uiten van de wenschelijkheid van bepaalde
revolutionnaire handelingen bij de anti-
revolutiewet (art. 131 W. v, S.) op zichzelf
te beschouwen als opruiing.
Het „communistisch manifest" van Marx
en Engels van 1818, dat aldus sppr. -
is te beschouwen als het psalm- en gezang
boekje van de S. D. A. P. en dat nog dage
lijks in den handel verkrijgbaar is, bevat
al evenzeer vele uitingen, die voor het ge
zag onaangenaam zijn. Toch ziet men er
geen opruiing in. En men zou dat ook met
de uitlatingen van deze verdachten niet
gedaan hebben, waren er niet toevallig on
lusten in Indië geweest
Het gaat met deze dingen als met 'n no
taris, die met de penningen van 'n arme
weduwe speculeert. Wint-ie 'n paar mil-
lioen en keert hij dan de penningen weer
uit met 'n zoet winstje ook voor hein-
zelf natuurlijk dan is hij de man, doch
mislukt de speculatie, dan gaat-ie 'n paar
jaar de kast in.
Zoo is het ook wanneer men weigert met
'n klein bootje de zee over te steken; ver
ongelukt het bootje, dan is men 'n voor
zichtig man gebleken en anders is men 'n
laffe persoonlijkheid.
Zelfs prof. Krabbe heeft in 1919 voor een
studentengezelschap te Utrecht over het
recht van revolutie dingen gezegd, die in
de oogen van den officier opruiend moeten
zijn, n.l. dat revolutie een bron van recht
is, omdat zij verbroken verband herstelt.
De verdachten zijn jongelui, die voor hun
overtuiging uitkomen.
Het ergste wat men van hun uitlatingen
kan zeggen is, dat ze niet in 'n predik
beurtenblaadje thuis hooren en daarin dan
ook niet zullen worden opgenomen.
Gegeven het feit, dat de rechtbank bij
het opleggen eventueel eener straf binnen
de grens van 50 rent boete tot 5 jaar ge
vangenis moet blijven spreker meent
evenwel, dat in het geheel geen strafopleg
ging behoort plaats te vinden wil spr.
even treden in het feit, dat zij reeds zes
maanden preventieve hechtenis hebben on
dergaan Er is te hunnen aanzien eenvou
dig schablonenwerk gedaan, zooal9 met 'n
bestelkaart voor boekwerken: doorhalen
wat niet verlangd wordt.
Er is geen enkel motief om te meenen
dat deze menschen zouden vluchten. Zij
denken daar niet aan.
Het allerergste is echter, dat men deze
jongelui gevangen gehouden heeft voor een
feit, waarvoor men ze niet mocht gevangen
houden. Dat mocht alleen wegens een feit
van opruiing. Te dezen aanzien waren ech
ter de verhooren op 29 September afgeloo
pen. Toen is men echfer een instructie gaan
voeren over do verboden vereeniging lot 14
December, toen ook dal was afgeloopen,
doch hiervoor had men hen niet in arrest
mogen houden.
De officier: Waarom heeft u daartegen
dan niet eerder bezwaar gemaakt?
Mr. Duys: Ik heb dal wél gedaan, doch
ben overigens niet een gouvernante, die op
uw plicht moet letten.
Sprekers groote angst is. dal het staats
gezag wordt misbruikt. Spr. wenscht niet
dat deze jongelui worden veroordeeld tot
zes maanden met aftrek van preventief,
zoodat ze dadelijk worden vrijgelaten, maar
hij wenscht. dat ze buiten vervolging wor
den gesteld, zoodat ze gehéél vrij uitgaan.
Deze menschen zijn geen raddraaiers,
maar zij zien den dageraad eerder dan de
groote Indonesische massa cn willen deze
vóórgaan.
Verband tusschen de in Indië plaats ge
had hebbende onlusten en het optreden der
vereeniging Perhimpoenan Indonesia heeft
men niet kunnen aantoonen: het is trou
wens niet aanwezig.
Deze jongelui hebben overigens slechts
gevolgd wat hier te lande praktijk was. Zoo
citeert spr. ui.latingen van den lieer Ver-
viers in het tijdschrift „Katholieke Staat
kunde". Dezo ..Mussolini in zakformaat"
aldus 9pr. liet zich wel zeer op
ruiend uit en zeide bijv. dal men maling
kon hebben aan wat een of andere Jan
Klaassen in de Grondwet heeft geschreven.
Dat werd nota bene gezegd door een pri
vaat-docent van de Leidsche universiteit.
Aan vervolging is echter niet gedacht.
In een ander artikel van Katholieke
Staatkunde werd gezegd, dat het parlement
met kwade honden uit elkaar gejaagd moest
worden.
Is hel wonder, dat deze jongelui er dan
maar 'n schepje op legden?
Trouwens de heer Vervicrs heeft de sym
pathie van velen, ook van geheele recht
banken gehad. Voor degenen, die thans te
rechtstaan, hoopt spr., dat ook deze recht
bank daarbij is.
Ook ds. Kersten heeft, toen epn verzeke
ringswetgeving werd ingevoerd, waartegen
hij principicele bezwaren had, in een bro
chure betoogd, dat men dan maar moe9t
weigeren de wet terzake te gehoorzamen.
Nog geeft spr. eenige staaltjes van een
mentaliteit, die in Indië ten opzichte van
inlanders geldt, en hij acht het geenszins
verwonderlijk, dat daarop to zijner tijd ern
stig wordt gereageerd. Burgerlijke bladen
in Indië schreven ten aanzien van deze
communistische gevangenen: „Waarom
geen gehangenen?" Een ander blad-vroeg
„waarom geen eind touw?" Een volgend
blad geeft een foto van 50 terechtstellingen
„ter instructie."
Is het wonder, zoo vraagt spr. opnieuw,
dat de Indonesiërs, wier rasgenooten het
hier betreft, daarop scherp reageeren?
Spr. zelf zou het nog heel wat scherper
hebben gezegd.
In plaats van hen, die een dergelijke
mentaliteit kweeken, te vervolgen, deco
reert men hen nog.
Tenslotte zou spr. nog een blik moeten
werpen op andere motieven. Is niet zoo
vraagt hij het geheele Nederlandsche
beleid in Indië altijd op een ander doel ge
richt geweest dan op het belang van Indië
zelf? Wij zijn ruim drie eeuwen geleden
heusch niet naar Indië gegaan om er orde
te brengen, maar om er peper, kruidnagels
en koffie vandaan te halen.
Multatuli moge wat hebben overdreven,
maar in diens dagen was het wel noodig,
dat het eens openlijk werd gezegd.
Hoe zou men hier te lande kijken, wan
neer er eens een vloot met 'n millioen In
landers te IJmuiden landde om ons land in
bezit te nemen en ons te werk te stellen,
onder bruine officieren, niet in de koffie,
maar in de spinazie en de kool? Zouden wij
ons dat dan maar laten welgevallen?
Spr. betoogt verder, dat wij in Indië nog
heel wat meer weghalen dan we er bren
gen. Dr. Waller wees er op. dat in 1921 de
belastbare winst in Indië 490 millioen en
in 1925 640 millioen heeft bedragen.
Intusschen kan nog slechts één procent
van de Inlandsche bevolking lezen of
schrijven Meer dan 80 pet. van de gezin
nen kan niet behoorlijk in eigen onderhoud
voorzien. Inlanders, die f. 65 per jaar ver
dienen, moeten daarvan nog f.26 aan al
lerlei belastingen betalen.
Het indexcijfer voor de levensmiddelen
steeg van 1913 tot 1924 van 100 tot 174,
terwijl dat van de loonen slechts tot 134
naar boven is gegaan.
Spr. constateert tenslotte, dat hier voor
vier personen een totaal van 10 jaren wordt
gevraagd. Men heeft niet geweten, wie de
eigenlijke schrijver was en neemt nu maar
het geheele bestuur. Het schijnt alsof de
officier gemeend heeft zoo'n zware straf te
moeten vragen omdat de zaak anders geen
voldoende gewichtig cachet zou hebben.
De officier: liet is mijn eerlijke overtui
ging.
Mr. Duys, voortgaande, zou alvorens In
dische jongelui aan de Leidsche Universi
teit studeeren, hun willen aanraden eerst
eens wereldwijs zien te worden. De offi
cier wil bovendien deze jongelui uit Indië
zien gehouden, wanneer zij hun straf heb
ben uitgezeten. Dat zou een dubbele straf
zijn. Het zou echter ook wel eens kunnen
gebeuren, dat wij niet meer in Indië wor
den toegelaten.
Uit opportuniteitsoverwegingen had ech
ter dit is sprekers overtuiging deze
zaak in het geheel niet vervolgd moeten
worden.
Tot de rechtbank zegt spr., dat de be
langstelling van de heele Indische en Ne
derlandsche pers niet alleen, maar ook
bijv. van de Amerikaansche pers op dit pro
ces is gericht. Millioenen zullen uitzien
naar de beslissing. De rechtbank behoeft
niet te denken dat zij door strafoplegging
ecnig revolutieggvaar kan bezweren.
Het is een staatsbelang, dat dit proces
zoo snel mogelijk met vrijspraak eindigt.
Nederland trachte niet langer door over-
hoersching doch door vertrouwen en recht
zijn positie in Indië te handhaven.
Spr. eindigde met een beschouwing voor
te lezen uit een werkje van prof. Snouck
Hurgronje, die het geen wonder acht, dat
men in Indië vreest voor rassenjustitie. en
die opkomt voor een zuiver rechtsgevoel.
liet gerecht aldus spr. veile we!
vonnissen, maar bewijze geen lakeien
diensten.
Spr. vraagt tenslotte de rechtbank, de
verdachten in vrijheid fe stellen. Spr. die
de zaak gevoelt als gold het zijn persoon,
hoopt, dat de rechtbank spoedig zal he
slissen.
De president vraagt den verdachten of zij
ook nog willen spreken.
Verdachte Hatta antwoordt bevestigend.
Te 6.40 wordt de zitting verdaagd tot
heden half twee.
IK WIST VAN NIETS.
Den Isten December 's avonds om kwarfc
voor acht werd F. K. bij Wassenaar door
een veldwachter aangehouden, omdat hij
zonder licht reed. Hij gaf op J. S. te boe
ten. Omdat hij zich niet kon legitimeeren
vond de veldwachter het raadzaam S. meo
naar het bureau te nemen.- Bij de laan van
Vieugd en Rust ging P. er plotseling op
zijn fiets van door. Een eind verder gooide
hij het rijwiel Deer en verdween in een
buiten. Ilij was niet meer te vinden.
Den volgenden dag hoorde de veldwach
ter, dat het rijwiel in Leiden gestolen was.
Bij onderzoek bleek dat de pet, die S.
verloren had, toebehoorde aan K. Dc naam
S. was dus een valsche naam.
De verdachte K. ontkende voor den kan
tonrechter ten stelligste iets van een fiets
te weten.
„Heeft u dien veldwachter niet gezien?'*
vioeg hem de kantonrechter.
„Die meneer is mij onbekend."
„Ben je ook niet op de fiets naar Deii
Haag geweest V'
„Neen... Op een keer had ik gegeten en
ik kwam buiten en meteen werd ik in mna
kraag gegrepen en naar Leiden gebracht.
Daar zei de eens agent: „fietsendief", en
de andere: „chocoladedief". Ik wist van
niks. Drie dagen heb ik op het politiebu
reau moeten zitten."
De veldwachter herkende zeer beslist m
K. den man, die den Daara S. had opgege
ven. Voor het rijden zonder licht werd K<
tot f. 1 boete veroordeeld*
Voor den valschen naam tot f> 10 boetff
subs. 5 dagen hechtenis.
RECLAME.
REPARATIE-INRICHTING
3782
VOETBAL.
HET INTERACADEMIALE VOETBAL-
TOURNOOI.
Leiden wint in den eindstrijd
van Rotterdam met 101.
Dc eindstrijd in het interacademiale
voetbaltournooi tusschen Leiden en Rotter
dam i9 voor de toeschouwers een groote
teleurstelling geworden. Onze stadgenootun
waren over alle liniën zooveel beter dan
de Rotterdammers, dat er van spanning
geen oogenblik sprake was.
Voor rust ging het Dog eenigermate, al
hoewel de Rotterdamsche ploeg reed9 na
een kwartier teekenen van vermoeidheid
begon te geven en daarna hoe langer hoe
meer uitgespeeld geraakte. Lebret opende
de score voor Leiden, terwijl kort daarop
Snouck Hurgronje een fraaie ren besloot
met een listig boogschot, dat eveneens
doel trof. Nog voor rust vergrootte Lebret
uit een voorzet van de Kanter den voor
sprong tot 30. Eenige goede kansen voor
de Rotterdamsche voorhoede om tegen te
scoren, werden op de meest onbenullige
wijze gemist.
Na de hervatting was er maar één elftal
meer, dat speelde, Leiden. De Rotterdam
mers waren kennelijk te moe om te trachten
den achterstand in te halen en bepaalden
zich er toe het leer een eindje weg te trap
pen, wanneer een tegenstander het hun
toevallig voor de voeten speelde. Gedurig
zalen de Leidsche blauwhemden voor het
vijandelijk doel, waar alleen de backs nog
eenigen weerstand boden. Geleidelijk werd
de score door Zijlstra opgevoerd tot 7—0,
waarbij scheidsrechter van Moorsel even
wel o.i. minstens twee buitenspelgoals ten
onrechte toekende. Bij een der sporadische
uitvallen wist de linksbinnen Srtiidt zoo
waar ten minste voor Rotterdam nog de eer
te redden, maar daarna nam Leiden het
spel weer geheel in handen, waarvan drie
doelpunten, respectievelijk door toedoen
van de Kanter, Lebret en Semmelink het
gevolg waren.
Aldus won Leiden met 101 dezen een-
zijdigen wedstrijd en daarmede tevens het
interacademiaal kampioenschap.
OM HET KAMPIOENSCHAP VAN
NEDERLAND.
Voor aanstaanden Zondag Is vastgesteld
de wedstrijd NoadVelocitas om het kam
pioenschap van Nederland,