Koffers en Tasschen j t 69s(e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 9 Maart 1928 Vierde Blad No. 20856 RECHTZAKEN. S. G.J. DE GROOT I NOORDEINDE II TELEF. 706 8 1 J SPORT. HAAGSCHE RECHTBANK. DE INDONESISCHE STUDENTEN. Nadat requisitoir was gehouden en de eischen van het O. M. waren gesteld, kwa men de verdedigers aan het woord. Het eerst sprak mr. Mobach. Pleidooi mr. Mobach. Spr. zal de m het dossier aanwezige stuk ken behandelen, en die zich als taak heeft gesteld, aan te toonen, dat geen dezer stuk ken bezwarend voor de verdachten is. Volgens de conclusie van de commissie van deskundigen zouden de verdachten, ne- stuursleden van Perhimpoenan Indonesia, buitengewoon staatsgevaarlijk zijn, revolu- tionnair in dien zin, dat zij propageeren het gebruik van wapengeweld enz. Als bezwa rend is aangehaald een passage uit een brief van Hatta aan mevr. Roland Holst d.d. 11 Juli 1926, waarin hij schrijft over het doel van P. I. en o.a. mededeelt, dat aan de P.I. slechts één weg openslaat, n 1. de revolutionaire vrijheidslrijd, in den uit- febreidslen zin des woords. Deze zin moest duiden op het gevaarlijk revolutionaire der vereeniging en derhalve van deze verdachten. Maar, vraagt pleiter, kan het misschien ook zijn, dat degene die dezen zin als be zwarend beschouwt, in zoover geen Neder- landsch verstaat, dat hij de uitdrukking „in den uitgebreidsten zin des woords", heeft opgevat, als „in den striksten zin des woords", in plaats van de juiste beteeken is ,in den algemeensten zin des woords", waaruit dus volgt, dat de revolutionaire vrijheidsstrijd moet opgevat worden in de meest algemeene beteekenis. Aangehaald is ook een rede van Soe- bardjo, gehouden in Maart 1927 te Parijs, ter gelegenheid van de herdenking van Sun Vat Sen, den Chineeschen vrijheidsheld, waarin hij zich op nogal krasse wijze heeft uitgelaten. Allereerst dient men In het oog te hou den, dat het hier geldt een speech voor een froole vergadering, waardoor de loon allicht iels gekruider is dan die van een artikel in ten tijdschrift; bovendien is deze rede noch door Hatta noch door een der andere be stuursleden gelezen, laat staan goedgekeurd, terwijl Soebardjo ook geen opdracht van het bestuur had gekregen, om op de ver melde vergadering al9 vertegenwoordiger ran P. I. het woord te voeren. Hatta is het bijv. absoluut niet eens met de passage in die rede welke handelt over Lenin, maar afgezien van die formeele westie, lijkt pleiter de inhoud toch niet n zoodanige, dat daaruit de staatsgevaar- lijbheid of het geweldadig revolutionnaire van deze verdachten of hun vereeniging blijkt. Yan meer belang acht pleiter eenige ar tikelen van de hand van Hatta n.l. zijn bro chure „Economische wereldbouw en machts tegenstellingen" en zijn verslag over het ongres te Bierville, henevens het manifest Yan de P. I. Uit deze artikelen zou moeten blijken, dat de verdachten den weg van het geweld voorstaan en dezen propageeren en dat zij allerlei illegale middelen gebruiken bij hun actie. De betreffende passage in het manifest luidt: „Sarikat Rajat, Parlai Komoenis Indo nesia, Boedi Horno, Sarikat Islam, Sarekat Ambon etc. Protesteert mede tegen de hui dige terreur! Organiseert massabetoogingen! ig Java, Jong Sumatra, Jong Minehassa long Ambon, Jong Islamieten Bond enz. Op rust de plicht in de voorste gelederen te Jteian. De studenten hebben overal de spits *f te bijten. Inlellectueelen. De massa wacht op We leiders. Voorwaarts naar een Indonesia Merdeka" Het is pleiter niet mogelijk om in faze passage iets opruiends te zien. Het propageeren en het organiseeren van ktoogingen zijn toch zeker middelen, die Tolkomen geoorloofd zijn in den tegenwoor- %n tijd. Vervolgens zet pleiter uiteen, dat de P. I. jjwt op hel standpunt van non-coöpera- fioo; zij wil derhalve geen samenwerking toet de overheerschers-, het non-coöperalion kginsel berust op de idee van zelfhelp. In verband met. deze principes staan ook oo denkbeelden die verdachte Hatta uiteen zet heeft aangaande de vorming van een 8«at binnen een staat. y Hit is n.l. een uitvloeisel van het zelf- "elpprincipe en de bedoeling er van is, dat [nen door hel houden van congressen, door kt invoeren van arbitrage, door het stich- zi van allerlei soorten organen, de voorbe dingen zal treffen, om indien de tijd ge- tomen is, het gezag over te kunnen nemen tD ?een chaos te scheppen. Heze actie beteekent natuurlijk een on- ?rrnijning van het bestaand gezag, n.l. in zin ,dat het Indonesische volk lang- jj^erhand steeds onafhankelijker zal wor- *n van het Ned. gezag en de Ned. over- zsching derhalve in aanzien en macht •Mien dalen. Dezelfde beginselen zijn toe- $Past in Ierland, Turkije en Polen, toen ■k landen ook nog niet vrij waren. «at de betrekkingen van de P. I. tot de P®®nnisten betreft, moet hierbij onder- ■-Hd worden gemaakt tusschen de Indo- Js'sche communisten (P.K.I.) en de Euro- •^che communisten (Hollandsche en Rus- iftjche). pleiter gelooft, dat de officier het met eens zal zijn, dat uit niets is gebleken beslaan van contact van deze verdaeh- van de P. I. met de communistische r'J in Holland of met Hollandsche com- "Klen. Integendeel, zij hebben zich afkeerig getoond van elk contact J* hen ïn brieven van Hatta komt zulks T® 'ik tot uiting. et welk doel zou zulks anders geschied dan om duidelijk te laten uitkomen, dat nationalistisch streven niets gemeen l 1 mei de communistische leuzen, ver- en methoden? Pleiter zegt vervolgens, dat Semaoen iemand is met een Janushoofd. liet eene aangezicht toont ons den nationalist en den vriend van talrijke leden van de P. I., waar onder Hatta. het andere toont ons den com munist. Nu is het natuurlijk heel gemakke lijk te beweren, dat wanneer Semaoen bijv. een brief schrijft aan Ilatta, Malta dus con tact heeft met Rusland, dit is met de com munisten, doch zoo eenvoudig is het vol gens pleiter niet. Bovendien moet men vragen, met welke hoedanigheid vaji Semaoen Ilatta contact wilde hebben. Pleiter komt vervolgens tot de geldzen dingen van Semaoen. Ook hier wil pleiter vooraf opmerken, dat er geen enkel straf baar feit in gelegen zou zijn. indien men geld van Moskou ontvangt, of dat hieruit verzwarende omstandigheden geput kunnen worden. Semaoen beschikte altijd nog al over veel geld en in ons land waren ver schillende arme Indonesiërs, die door land- genooten, onder wie ook Semaoen, wel eens werden ondersteund. Deze noodlijdendheid is, aldus pleiter. mede direct over welker onderhandelingen ten aanzien van de Indonesiërs hij uitvoerig uitweidt Dat ook Semaoen steun verleende is geen wonder. Zeker, hij is een communist, maar hij is ook, en wel in de eerste plaats, een Indonesiër, en het solidariteitsgevoel tus schen de Indonesiërs is zeer sterk. Ook deze uiting van solidariteit trachtte koloniën door tusschenkomst van den raads man te breken, zegt pleiter. Hoe Semaoen aan zijn gelden kwam, was zijn zaak. Ook is het zijn zaak. of hij bij de steun verlee ning mogelijk bijbedoelingen heeft gehad. Pleiter merkt nog op, dat het uitsluitend aan de handelingen van de regeering te wijten is. dat de Indonesiërs in hun corres pondentie en hun gedragingen zeer geheim zinnig te werk moesten gaan. Wat de tusschen Hatta en Semaoen ge sloten conventie betreft, zegt pleiter, dat nederhand Semaoen zijn spijt heeft beloond over het sluiten dezer conventie; hij is in Moskou blijkbaar op zijn vingers getikt en tracht nu in een schrijven in de Tribune van 19 December 1927 terug te krabbelen. Hij zegt in dat artikel, dat hij na nauw keurige overweging tot dc overtuiging is ge komen, dat hij een fout heeft begaan door de overeenkomst te teekenen, aangezien dit laatste kon bcteekenen de liquidatie van de onafhankelijke en leidende rol van de com munistische partij. Aan het slot van zijn uitvoerig betoog concludeerde mr. Mobach tot vrijspraak van de verdachten. Daarna wordt gepau zeerd. Te 2.15 wordt de zitting heropend. Pleidooi van mr. Duys. Het woord is thans aan den tweeden ver dediger, mr. J. E. W. Duys. Spr. wijst er op, dat ons wetboek van strafrecht het onderzoek splitst in het vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Het eerste heeit zes maanden geduurd; spr. hoopt er toe mede te werken, dat het onderzoek ter terechtzitting niet zoo lang zal duren. (Ge lach Intusschen zal spr. toch geruimen tijd de aandacht moeten vorderen. Waar de officier den wenscli had te ken nen gegeven, dat de politiek er buiten zou blijven by de behandeling in de rechtzaal, j daar moet spr. allereerst constateer en, dat de officier zelf verschillende citaten van politieken aard heeft gedaan en ook divert politieke conclusies getrokken. Wft staan trouwens midden-in de politiek. Wat' nu de behandeling van zaken als de onderhavige betreft, brengt spr. in herinne ring, dat bij de bespreking van het ont\verj> wetboek van strafvordering in de Kamer meer dan één lid gewezen heeft op het verleidelijke om by de berechting van po litieke tegenstanders overwegingen van po litieken aard ten ongunste van den verdachte te laten gelden. Spr. ontkent, dat er ontstelling is ge weest in den lande, toen hij vernam, dat er studenten waren, die handelden gelyk de verdachten, die hier thans terechtstaan. Misschien is die ontsteltenis geweest by een of andere hofjes juffrouw, die van schrik de breikous liet vallen, doch niet bij ver standige, ontwikkelde menschen. Het bezigen van termen als vesting, har nas, zwaard van Damocles e. d. geschiedt herhaaldelijk in figuurlyke beteekenis, zon- aer dat iemand denkt, dat daar werkelijk een vesting is gebouwd of dat het zwaard van Damocles bij een of anderen antiquair voor den dag wordt gehaald. Ergeer vindt spr. het, dat de minister van justitie zich in deze zaak in verbinding had gesteld niet met den ambtenaar van hel O. M., maar met den rechter-commissaria. Spr. zal trachten aan te toonen, dat den verdachten geen opruiing ten laste kan worden gelegd noch tot geweld, noch en zeker niet tegen het openbaar gezag. De vraag komt ook ter sprake oi mei het gezag niet bedoeld moet woiden het gezag hier te lande. We hebben te malden met tweeërlei openbaar gezag, n.l. dat hier in Nederland en dat in Indië. Niemand zal ontkennen, dat ook in Indië Nederlandsch gezag wordt gevoerd, doch wanneer men spreekt van het openbaar gezag, dan wordt bedoeld het ge«ag hier te lande. Indië heeft zyn eigen bescherming van het openbaai gezag. Welnu, de actie der verdachten geldt niet het gezag in Nederland, doch in Indic^ en daarom moet deze zaak door de Indische Justitie worden beoordeeld. Art. 131 van het wetboek van strafrecht heeft alleen het Neder la ndsche gezag op het oog. Om die reden zal hier ontslag van rechtsvervolging moeten sTolgen. De betreffende anti-revolutie-wet is ge heel voor Nederlandsche toestanden gemaakt en zij berust op de hier geldende demo cratische opvattingen. Spr. citeert o.m. uit latingen van wijlen jhr. De Savornin Lohman by de behandedng dezer wet in 1920 in de Tweede Kamer. Er is geen land zeide mr. Lohman waar meer vryheid van meeningsuiting bestaat dan in Nederland. Hjj bedoelde daarmee, dat er geen aanleiding bestaat voor het straffen van hen, die aan revolutionnaire ideeën niting geven Deze officier van justitie meent echter, dat het wel geoorloofd is, iemand daar voor zes maanden gevangen te houden. Spr. weidt verder uit over het begrip opruiing. Men heeft onlangs in een raads vergadering bijv. mr. Zimmerman een opruier genoemd, en dat geschiedde door een sociaal democraat. Mr. Zimmerman is daarop in gegaan en heeft zich over die kwalificatie beklaagd. Ook wjjst spr. op een plaat in de „Tel", geteekend door Louis Raemaekers, waarop men eeD krachtigen arbeider met moker en voorhamer gewapend ziet afgebeeld, welke arbeider aan de poort van het huis van een diplomaat vraagt: „Woont hier de di plomaat. die het volk wil bedriegen?" In de oogen van den officier moet dit eveneens opruiing zyn. Spr. verzekert, dat hij nog niemand heeft gesproken, die niet in zeer krasse termen zich heeft uitgelaten over deze vervolgingen. Maar het meest opvallende is wel aldus spr., dat de officier van justitie aan de^regeering te wijten, blikbaar niet gedacht heeft nan art. 70, le lid, van het wetboek van strafrecht, volgens welk artikel drukpersdelicten na een jaar verjaard zijn. Eerst op het aller laatste oogen blik schynt men den officier aaarop attent gemaakt te hebben en daarom heeft hy getracht, zyn materiaal uit den laatsten jaargang van „Indonesia Merkeda" te putten, onder het motto: ,,'n Koninkrijk veor een citaat". (Gelach). Indien de officier de eigenlijke citaten, die verjaard zijn, zooveel erger vindt, dan had hij maar eerder moeten vervolgen. De clfioiei heeft evenwel politieke oogmerken gehad om de vervolging door te zetten. Gelukkig heerscht hier te lande vrijheid van meeningsuiting en wanneer iemand bijv. de Koningin op straat zou beleedigen, dan zou hij daarmee ten hoogste zichzelf treffen, want de justitie zou er geen relief aan geven. Spr. gelooft zelfs, dat de overheid de justitie dankbaar zal zijn, indien zij hiel nu maar een stokje voor steekt. Men houde ook rekening met den leeftijd dezer jongelui, die misschien wat al te vrij zijn geweest in hun uitingen. Wanneer echter de officier meent, dat zij gelegenheid moeten hebben zich te beteren, dan toont dit een onjuiste mentaliteit. Het zijn geen kinderen, oio uit een suikerpotje gesnoept hebben. Walmeer deze jongelui zich moeten „beteren** dan kon er nog wel wat anders voor den dag komen. Ook heeft Hatta ten aanzien van de gelden van Semaoen niet gezegd, niet te weten, dat ze uit de sovjet-kas kwamen, maar niet te weten, dat ze „direct" uit die kas kwamen. Indien Semaoen zijn salaris uit de sovjet-kas ontvangt, en hij koopt er een glas bier van, dan kan men toch niet beweren, dat dat glas bier uit de sovjet» kas is gekomen? Trouwens indien op zoo losse gronden menschen 2 tot 3 jaar de gevangenis in zouden gaan, dan zou men de geheele S.D. A.P. wel kunnen opsluiten en dan kreeg spr. levenslang. Spr. neemt het den officier ook kwalijk, dat deze via de citaten uit den afgeloopen jaargang van Indonesia Merkeda de eigen lijke citaten, die verjaard zijn, bij de recht bank heeft willen binnensmokkelen. De officier: Dat i3 absoluut onjuist. Ik heb die uitsluitend ter belichting er aan toegevoegd. Mr. Duys, voortgaande, verklaart, dat, wannéér men „gevaar voor de openbare orde" vreest, deze jongelui binnen de cel veel gevaarlijker voor die openbare orde zijn dan daarbuiten. Nog betoogt hij, dat de wetgever geens zins op liet oog gehad kan hebben en blijkens de uitlatingen van den toenmaligen minister van justitie ook niet had het uiten van de wenschelijkheid van bepaalde revolutionnaire handelingen bij de anti- revolutiewet (art. 131 W. v, S.) op zichzelf te beschouwen als opruiing. Het „communistisch manifest" van Marx en Engels van 1818, dat aldus sppr. - is te beschouwen als het psalm- en gezang boekje van de S. D. A. P. en dat nog dage lijks in den handel verkrijgbaar is, bevat al evenzeer vele uitingen, die voor het ge zag onaangenaam zijn. Toch ziet men er geen opruiing in. En men zou dat ook met de uitlatingen van deze verdachten niet gedaan hebben, waren er niet toevallig on lusten in Indië geweest Het gaat met deze dingen als met 'n no taris, die met de penningen van 'n arme weduwe speculeert. Wint-ie 'n paar mil- lioen en keert hij dan de penningen weer uit met 'n zoet winstje ook voor hein- zelf natuurlijk dan is hij de man, doch mislukt de speculatie, dan gaat-ie 'n paar jaar de kast in. Zoo is het ook wanneer men weigert met 'n klein bootje de zee over te steken; ver ongelukt het bootje, dan is men 'n voor zichtig man gebleken en anders is men 'n laffe persoonlijkheid. Zelfs prof. Krabbe heeft in 1919 voor een studentengezelschap te Utrecht over het recht van revolutie dingen gezegd, die in de oogen van den officier opruiend moeten zijn, n.l. dat revolutie een bron van recht is, omdat zij verbroken verband herstelt. De verdachten zijn jongelui, die voor hun overtuiging uitkomen. Het ergste wat men van hun uitlatingen kan zeggen is, dat ze niet in 'n predik beurtenblaadje thuis hooren en daarin dan ook niet zullen worden opgenomen. Gegeven het feit, dat de rechtbank bij het opleggen eventueel eener straf binnen de grens van 50 rent boete tot 5 jaar ge vangenis moet blijven spreker meent evenwel, dat in het geheel geen strafopleg ging behoort plaats te vinden wil spr. even treden in het feit, dat zij reeds zes maanden preventieve hechtenis hebben on dergaan Er is te hunnen aanzien eenvou dig schablonenwerk gedaan, zooal9 met 'n bestelkaart voor boekwerken: doorhalen wat niet verlangd wordt. Er is geen enkel motief om te meenen dat deze menschen zouden vluchten. Zij denken daar niet aan. Het allerergste is echter, dat men deze jongelui gevangen gehouden heeft voor een feit, waarvoor men ze niet mocht gevangen houden. Dat mocht alleen wegens een feit van opruiing. Te dezen aanzien waren ech ter de verhooren op 29 September afgeloo pen. Toen is men echfer een instructie gaan voeren over do verboden vereeniging lot 14 December, toen ook dal was afgeloopen, doch hiervoor had men hen niet in arrest mogen houden. De officier: Waarom heeft u daartegen dan niet eerder bezwaar gemaakt? Mr. Duys: Ik heb dal wél gedaan, doch ben overigens niet een gouvernante, die op uw plicht moet letten. Sprekers groote angst is. dal het staats gezag wordt misbruikt. Spr. wenscht niet dat deze jongelui worden veroordeeld tot zes maanden met aftrek van preventief, zoodat ze dadelijk worden vrijgelaten, maar hij wenscht. dat ze buiten vervolging wor den gesteld, zoodat ze gehéél vrij uitgaan. Deze menschen zijn geen raddraaiers, maar zij zien den dageraad eerder dan de groote Indonesische massa cn willen deze vóórgaan. Verband tusschen de in Indië plaats ge had hebbende onlusten en het optreden der vereeniging Perhimpoenan Indonesia heeft men niet kunnen aantoonen: het is trou wens niet aanwezig. Deze jongelui hebben overigens slechts gevolgd wat hier te lande praktijk was. Zoo citeert spr. ui.latingen van den lieer Ver- viers in het tijdschrift „Katholieke Staat kunde". Dezo ..Mussolini in zakformaat" aldus 9pr. liet zich wel zeer op ruiend uit en zeide bijv. dal men maling kon hebben aan wat een of andere Jan Klaassen in de Grondwet heeft geschreven. Dat werd nota bene gezegd door een pri vaat-docent van de Leidsche universiteit. Aan vervolging is echter niet gedacht. In een ander artikel van Katholieke Staatkunde werd gezegd, dat het parlement met kwade honden uit elkaar gejaagd moest worden. Is hel wonder, dat deze jongelui er dan maar 'n schepje op legden? Trouwens de heer Vervicrs heeft de sym pathie van velen, ook van geheele recht banken gehad. Voor degenen, die thans te rechtstaan, hoopt spr., dat ook deze recht bank daarbij is. Ook ds. Kersten heeft, toen epn verzeke ringswetgeving werd ingevoerd, waartegen hij principicele bezwaren had, in een bro chure betoogd, dat men dan maar moe9t weigeren de wet terzake te gehoorzamen. Nog geeft spr. eenige staaltjes van een mentaliteit, die in Indië ten opzichte van inlanders geldt, en hij acht het geenszins verwonderlijk, dat daarop to zijner tijd ern stig wordt gereageerd. Burgerlijke bladen in Indië schreven ten aanzien van deze communistische gevangenen: „Waarom geen gehangenen?" Een ander blad-vroeg „waarom geen eind touw?" Een volgend blad geeft een foto van 50 terechtstellingen „ter instructie." Is het wonder, zoo vraagt spr. opnieuw, dat de Indonesiërs, wier rasgenooten het hier betreft, daarop scherp reageeren? Spr. zelf zou het nog heel wat scherper hebben gezegd. In plaats van hen, die een dergelijke mentaliteit kweeken, te vervolgen, deco reert men hen nog. Tenslotte zou spr. nog een blik moeten werpen op andere motieven. Is niet zoo vraagt hij het geheele Nederlandsche beleid in Indië altijd op een ander doel ge richt geweest dan op het belang van Indië zelf? Wij zijn ruim drie eeuwen geleden heusch niet naar Indië gegaan om er orde te brengen, maar om er peper, kruidnagels en koffie vandaan te halen. Multatuli moge wat hebben overdreven, maar in diens dagen was het wel noodig, dat het eens openlijk werd gezegd. Hoe zou men hier te lande kijken, wan neer er eens een vloot met 'n millioen In landers te IJmuiden landde om ons land in bezit te nemen en ons te werk te stellen, onder bruine officieren, niet in de koffie, maar in de spinazie en de kool? Zouden wij ons dat dan maar laten welgevallen? Spr. betoogt verder, dat wij in Indië nog heel wat meer weghalen dan we er bren gen. Dr. Waller wees er op. dat in 1921 de belastbare winst in Indië 490 millioen en in 1925 640 millioen heeft bedragen. Intusschen kan nog slechts één procent van de Inlandsche bevolking lezen of schrijven Meer dan 80 pet. van de gezin nen kan niet behoorlijk in eigen onderhoud voorzien. Inlanders, die f. 65 per jaar ver dienen, moeten daarvan nog f.26 aan al lerlei belastingen betalen. Het indexcijfer voor de levensmiddelen steeg van 1913 tot 1924 van 100 tot 174, terwijl dat van de loonen slechts tot 134 naar boven is gegaan. Spr. constateert tenslotte, dat hier voor vier personen een totaal van 10 jaren wordt gevraagd. Men heeft niet geweten, wie de eigenlijke schrijver was en neemt nu maar het geheele bestuur. Het schijnt alsof de officier gemeend heeft zoo'n zware straf te moeten vragen omdat de zaak anders geen voldoende gewichtig cachet zou hebben. De officier: liet is mijn eerlijke overtui ging. Mr. Duys, voortgaande, zou alvorens In dische jongelui aan de Leidsche Universi teit studeeren, hun willen aanraden eerst eens wereldwijs zien te worden. De offi cier wil bovendien deze jongelui uit Indië zien gehouden, wanneer zij hun straf heb ben uitgezeten. Dat zou een dubbele straf zijn. Het zou echter ook wel eens kunnen gebeuren, dat wij niet meer in Indië wor den toegelaten. Uit opportuniteitsoverwegingen had ech ter dit is sprekers overtuiging deze zaak in het geheel niet vervolgd moeten worden. Tot de rechtbank zegt spr., dat de be langstelling van de heele Indische en Ne derlandsche pers niet alleen, maar ook bijv. van de Amerikaansche pers op dit pro ces is gericht. Millioenen zullen uitzien naar de beslissing. De rechtbank behoeft niet te denken dat zij door strafoplegging ecnig revolutieggvaar kan bezweren. Het is een staatsbelang, dat dit proces zoo snel mogelijk met vrijspraak eindigt. Nederland trachte niet langer door over- hoersching doch door vertrouwen en recht zijn positie in Indië te handhaven. Spr. eindigde met een beschouwing voor te lezen uit een werkje van prof. Snouck Hurgronje, die het geen wonder acht, dat men in Indië vreest voor rassenjustitie. en die opkomt voor een zuiver rechtsgevoel. liet gerecht aldus spr. veile we! vonnissen, maar bewijze geen lakeien diensten. Spr. vraagt tenslotte de rechtbank, de verdachten in vrijheid fe stellen. Spr. die de zaak gevoelt als gold het zijn persoon, hoopt, dat de rechtbank spoedig zal he slissen. De president vraagt den verdachten of zij ook nog willen spreken. Verdachte Hatta antwoordt bevestigend. Te 6.40 wordt de zitting verdaagd tot heden half twee. IK WIST VAN NIETS. Den Isten December 's avonds om kwarfc voor acht werd F. K. bij Wassenaar door een veldwachter aangehouden, omdat hij zonder licht reed. Hij gaf op J. S. te boe ten. Omdat hij zich niet kon legitimeeren vond de veldwachter het raadzaam S. meo naar het bureau te nemen.- Bij de laan van Vieugd en Rust ging P. er plotseling op zijn fiets van door. Een eind verder gooide hij het rijwiel Deer en verdween in een buiten. Ilij was niet meer te vinden. Den volgenden dag hoorde de veldwach ter, dat het rijwiel in Leiden gestolen was. Bij onderzoek bleek dat de pet, die S. verloren had, toebehoorde aan K. Dc naam S. was dus een valsche naam. De verdachte K. ontkende voor den kan tonrechter ten stelligste iets van een fiets te weten. „Heeft u dien veldwachter niet gezien?'* vioeg hem de kantonrechter. „Die meneer is mij onbekend." „Ben je ook niet op de fiets naar Deii Haag geweest V' „Neen... Op een keer had ik gegeten en ik kwam buiten en meteen werd ik in mna kraag gegrepen en naar Leiden gebracht. Daar zei de eens agent: „fietsendief", en de andere: „chocoladedief". Ik wist van niks. Drie dagen heb ik op het politiebu reau moeten zitten." De veldwachter herkende zeer beslist m K. den man, die den Daara S. had opgege ven. Voor het rijden zonder licht werd K< tot f. 1 boete veroordeeld* Voor den valschen naam tot f> 10 boetff subs. 5 dagen hechtenis. RECLAME. REPARATIE-INRICHTING 3782 VOETBAL. HET INTERACADEMIALE VOETBAL- TOURNOOI. Leiden wint in den eindstrijd van Rotterdam met 101. Dc eindstrijd in het interacademiale voetbaltournooi tusschen Leiden en Rotter dam i9 voor de toeschouwers een groote teleurstelling geworden. Onze stadgenootun waren over alle liniën zooveel beter dan de Rotterdammers, dat er van spanning geen oogenblik sprake was. Voor rust ging het Dog eenigermate, al hoewel de Rotterdamsche ploeg reed9 na een kwartier teekenen van vermoeidheid begon te geven en daarna hoe langer hoe meer uitgespeeld geraakte. Lebret opende de score voor Leiden, terwijl kort daarop Snouck Hurgronje een fraaie ren besloot met een listig boogschot, dat eveneens doel trof. Nog voor rust vergrootte Lebret uit een voorzet van de Kanter den voor sprong tot 30. Eenige goede kansen voor de Rotterdamsche voorhoede om tegen te scoren, werden op de meest onbenullige wijze gemist. Na de hervatting was er maar één elftal meer, dat speelde, Leiden. De Rotterdam mers waren kennelijk te moe om te trachten den achterstand in te halen en bepaalden zich er toe het leer een eindje weg te trap pen, wanneer een tegenstander het hun toevallig voor de voeten speelde. Gedurig zalen de Leidsche blauwhemden voor het vijandelijk doel, waar alleen de backs nog eenigen weerstand boden. Geleidelijk werd de score door Zijlstra opgevoerd tot 7—0, waarbij scheidsrechter van Moorsel even wel o.i. minstens twee buitenspelgoals ten onrechte toekende. Bij een der sporadische uitvallen wist de linksbinnen Srtiidt zoo waar ten minste voor Rotterdam nog de eer te redden, maar daarna nam Leiden het spel weer geheel in handen, waarvan drie doelpunten, respectievelijk door toedoen van de Kanter, Lebret en Semmelink het gevolg waren. Aldus won Leiden met 101 dezen een- zijdigen wedstrijd en daarmede tevens het interacademiaal kampioenschap. OM HET KAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND. Voor aanstaanden Zondag Is vastgesteld de wedstrijd NoadVelocitas om het kam pioenschap van Nederland,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 13