STER-TABAK Verhagen's Parijsche Wafels ai LK-I De Grijze Dame 69ï,a Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Viijdag 2 Maart 928 Derde Blad No. 20850 TWEEDE KAMER. FEUILLETON. De belasting op buiten het Rijk wonende Nederlanders Verdediging van minis ter De Geer Het wets ontwerp met 50 tegen 33 stemmen verworpen. (Zitting van gisteren). Voortgezet wordt de behandeling van het wetsontwerp, houdende bepalingen betref fende de belasting van niet binnen het Rijk wonende Nederlanders en van de nalaten d-happen en schenkingen van Nederlan ders, die niet zijn ingezetenen des Rijks. Minister De Geer verdedigt het ontwerp. MINISTER DE GEER. De Minister van Financiën, de heer DE GEER zet zijn rede voort Op de vraag van den heer Boon wat de oud-premier, de heer Golijn, van dit ontwerp denkt, zal spr. niet antwoorden. De heer Boon vond vrij heid lot die vraag door een mededeeling van jpr. in de Eerste Kamer bij de behandeling van het defensie-ontwerp, aangaande de meening van den heer Colijn. De omstan digheden waren daarbij echter anders; de heer Colijn werd niet door spr. maar door anderen in het debat over het defensie- ontwerp betrokken en er bestond in de Eerste Kamer twijfel aangaande zijn be doeling. De situatie is thans geheel anders; de heer Colijn is nooit bij dit ontwerp ge moeid geweest en zal er niet bij gemoeid orden. De heer Boon noemde den heer Colijn een stille kracht, maar dan zijn er vele slille krachten in den lande, want het de partement heeft de gewoonte bevoegde man nen van allerlei richting te hooren en ho ning te persen uit iedere bloem. (Hilariteit). Komende tot het ontwerp behandelt spr. eerst de belastingvlucht. Wanneer spr. den menschen aan het verstand kon brengen, dat de belasting hier wordt verlaagd en uitwonen geen voordeel meer geeft, zal het kwaad, waarvan men zich in den regel een fee! te optimistische voorstelling maakt, de kop kunnen worden ingedrukt. Het ontwerp is gemaakt voor de belasting vluchtelingen, maar men mag hun niet al les doen, er moet een principieele rechts grond zijn voor de maatregelen. Met den heer v. d. Tempel is spr. het eens, dat het onlogisch is wel mee te willen gaan met maatregelen tegen belastingvluchtelingen in afwijking van het woonplaatsbeginsel, doch niet dit ontwerp te willen, dat aan die maatregelen een wettelijke basis geeft. De helastingvluchtelingen moeten wel achter haald worden, maar zij zijn nog niet vogel vrij verklaard! De heer Van Vuuren noemde het natio- RECLAME. BLIJVLS ALTIJD WELKOM! 1219 naliteitsbeginsel verouderd, doch meende dat het voor de achterhaling van belasting vluchtelingen nog wel iets goeds kan doen maar anderzijds had hij bezwaar tegen een j gelegenheids-ontwerp en meende, dat de nationaliteitsgedachte dan overal moet wor den toegepast Dit is onlogisch. De heer Oud evenwel beweerde, dat de woonplaatsgedachte door de nationaliteits gedachte wordt vervangen, hetgeen onjuist is. De heer Oud ging zoo ver te meenen dat spr. dan ook de in Nederland wonende buitenlanders moest vrijstellen, maar dit I gaat niet op. wijl dit ontwerp de buiten- landsche belastingen geheel in wezen laat en hoffelijk den voorrang geeft. Het komt spr. dan ook voor dat dit ontwerp volkomen logisch is. Het bereikt wat de bestrijders willen, n.l. de belastingvluchtelingen ach terhalen dit niet doen zonder rechtsgrond en het nationaliteitsbeginsel niet overheer- schend maken. Het verwijt van dubbele belasting heeft niet den minsten grond en wordt gebruikt in een zin, die daaraan nimmer gegeven is. Er is een ontwerp aanhancig om van foren sen door één gemeente 2/3. door de andere gemeente 1/3 der belasting te doen heffen. Niemand zal dit dubbele belasting noemen, ook al wordt zij over twee gemeenten ver deeld. Spr. komt thans tot het verwijt van on billijkheid en de vrees voor naturalisatie der in het buitenland wonende Nederlan ders. Het is voorgesteld als een straf, dat zij zullen worden aangeslagen, maar die opvatting zou spr. met wortel en tak willen uitroeien. De zaak is slechts, dat verhuizing naar het buitenland geen wijziging brengt in den plicht om belasting te betalen. Velen, die om studie- of andere redenen naar het buitenland gaan. verwachten niet eens, dat die plicht eindigt en spr. meent, dat de Nederlanders belastingheffing niet als een op hen afgeschoten pijl zullen beschouwen. Spr. heeft een brief ontvangen van een Ne derlander in het buitenland, die het ont werp toejuicht en slechts betreurt, dat het niet van toepassing zal zijn op hen, die vóór 1918 het land verlieten. Aangaande de onbillijkheid, die men in het ontwerp zag met betrekking tot de in het buitenland te betalen indirecte belas ting. De heer Boon heeft dit argument zeer op den voorgrond geschoven doch tegelijk de vrijstelling van inkomens lot f 600Ö als „valsche democratie" bestreden. Dit strijdt met elkaar, want de indirecte belasting drukt het zwaarst op de inkomensdeelen beneden f 6000, zoodat de ontheffing tot f 6000 den druk der indirecte belastingen compenseert Het eenige bezwaar van ernstigen aard vormen de sancties. De regeering hecht daaraan echter niet teveel waarde; in vele gevallen immers zal het mogelijk zijn be lastingschuld hier te lande te verhalen op onroerende goederen en op andere wijze. Wat het weigeren van een paspoort betreft, dit is niet zooals men scheen te meenen, iets geheel nieuws. Jarenlang heeft men passen slechts verstrekt als de aanvrager geen belastingschuld had. Overigens heeft de regeering de paspoorten niet op den voorgrond geschoven; zij heeft slechts op een vraag of onder de gunsten volgens art. 6 het verstrekken van paspoorten valt, bevestigend geantwoord. Spr. zal de pas sen gaarne spoedig zien verdwijnen, maar het wetsontwerp zal desondanks rustig kun nen blijven voortbestaan. Naar aanleiding van een opmerking van den heer Lovink merkt spr. op, dat de honoraire consuls, die Nederlanders zijn en dat zijn er 190 vrijgesteld zullen zyn. Den heer Boon antwoordt spr., dat hij de vrijstelling van de diplomatieke amb tenaren wil handhaven. Zij genieten in het buitenland fiscale immuniteit en dat is een hunner emolumenten. Onder de vrijstellingen zal vallen hij, die vrijwillig een beroep of bedrijf aanvaardt, waarvoor hij naar het buitenland moet ver trekken, dus ook de boerenzoon, waarvan de heer v. Voorst tot Voorst sprak. Wat de kwestie over een hoofdmiddel van be staan betreft, merkt spr. op, dat deze t>e- paling is ingevoegd om te voorkomen dat men een sinecure als beroep of bedrijf aanvaardt. De wijziging van het hoofd middel in een hoofdmiddel is aangebracht om het bezwaar af te snijden, dat de vrij stelling niet zou gelden als vermogensinko men iets hooger zou zijn dan bedrijfsin ko men. Een raming der opbrengst kan spr. niet geven en die is hier niet in de eerste plaats van belang, omdat het hier niet gaat om een nieuwe belasting, maar om het stoppen van een lek in de belasting-wet geving. Echter deelt spr. mee, dat over 1023—1924 58 millioen, 1925—1926 75 millioen, 1926—1927 97 millioen. Spr. deelt mee geen overwegend bezwaar te hebben tegen het schrappen van lid 2 van artikel 1. De consuls zuilen slechts aan de belastingschuldigen diensten bewijzen Toegestaan zal worden aangiften bij hen te doen en het geld aan hen af te dragen Verder zullen zij inlichtingen verstrekken omtrent de namen der Nederlanders en over de vraag of zij onder de vrijstellingen vallen. De vraag van den beer Van Gijn om de opbrengst te besteden voor subsidies aan vereenigingen in het buitenland is te over wegen, doch men vergete niet, dat deze belasting den tendenz heeft zichzelf over bodig te maken en dat dus op blijvende subsidie niet kan worden gerekend Aangaande het argument van het comité van verzet, dat de directe belastingen in hei buitenland veel zwaarder zijn, betoogt spr., dat dit onwaar is. Men kijkt alleen naar de directe rijksbelastingen in ons land en vergeet, dat ae gemeentebelastingen in DuitschLand bijv. in de rijksbelasting be- 1 grepen zijn; van deze belasting gaat niet minder dan 79 pet. naar do landen, die daarvan weer een belangrijk deel aan de gemeenten doorgeven. De directe belasting per hoofd der bevolking, is hier belangrijk hooger dan in vele andere landen. En op het punt van inning van belastingen heerschen hier geheel andere opvattingen dan in verschillende andere landen, waar soms in overleg met de belastingautoriteiten een aangifte wordt gedaan, die belangrijk beneden het werkelijke inkomen blijft. Spr. herinnert aan een recensie in de Katholieke Werkgever van een boekje over zedeleer en belastingwezen van een hoogstaand üoog- leeraar in het buitenland, waarin een theorie verkondigd wordt, die geen enkel moraal- philosoof hier te lande in zijn hoofd zal halen. Hier geldt: 's lands wijs, 's lands eer. Wat de successiebelasting betreft, zal de voorgestelde regeling de eenige doelmatige zjjn om uitwassen weg te nemen, De regeeringscommissaris spreekt De heer SIXNINGHE DAMSTé, regee- rings-commissaris, betoogt, dat Genève geen bindende regeling voorbereidt, doch zich vermoedelijk zal beperken tot een aanbeveling aan de landen om over te gaan tot het sluiten van tractaten De experts, die in 1923 bijeenkwamen, acht ten een bindende regeling betreffende de dubbele belasting onmogelijk, gezien de diversiteit der belastingwetgevingen. Deze commissie heeft zich slechts tastend en zoekend door de materie heen kunnen werken en haar opvattingen in een aantal maximes neergelegd. De tweede commissie, die in 1925 bijeenkwam, was eveneens van oordeel, dat één algemeen Iractaat on mogelijk is en beval bilaterale, hoogstens trilaterale verdragen aan. Uit het iractaat betreffende de successiebelasting blijkt, dat de experts het op verschillende punten niet eens waren, hetgeen eveneens geldt voor de tractaten voor inkomsten- en vermogens belasting. Indien men vraagt of men uit het feit, dat de experts niet gedacht heb ben aan het geval dat in een land de be lastingen laag zijn. mag afleiden dat zij geen belasting op belastingvluchtelingen hebben gewild, meent spr. die vaag ont kennend te moeten beantwoorden. Dit is den experts echter niet gevraagd Spr. be toogt nog, dat dit ontwerp geen dubbele belasting inhoudt hetgeen klopt met de op vatting der experts. Spr. eindigt met het uitspreken van de overtuiging, dat wan neer hij deze zaak aan zijn collega's zou voorleggen en hij heeft haar aan eenige collega's voorgelegd dat ze dan zullen zeggen: wij kunnen ons uw positie zeer goed indenken. De heer VAN VUUREN (R.K.) houdt zijn principieele bezwaren tegen 't ontwerp staande en blijft volhouden, dat hier wel degelijk sprake is van een dubbele belasting. Wanneer iemand in het buitenland belas ting moet betalen en daar komt dan een van precies hetzelfde object bovenop, dan kan spr. het niet anders zien dan dat dil een dubbele belasting is. De regeerings-com- missaris heeft gewezen op de diversiteit der belastingwetgevingen als gevolg waarvan één tractaat onmogelijk geacht werd. Maar spr. heeft juist betoogd, dat daarom een wet. die zich moet aanpassen aan de wet geving van alle landen, onmogelijk is Spr. zal tegen het ontwerp moeten stemmen. De heer DE WILDE (A. R.) verklaart niet overtuigd te zijn door den mi nister, doch integendeel versterkt te zijn in zijn bezwaren. De minister heeft nu gesproken alsof het gaat om de belastingvlucht. Dit i9 wel de aanleiding, maar niet de grond van het ontwerp, waar in een al te groote uitbreiding is gegevèn aan het nationaliteitsbeginsel met als ge volg een groot aantal processen over grens gevallen. De minister ontkent, dat de hef- ning als straf is bedoeld, maar het karakter van straf komt uit in het feit. dat dit een gelegenheidswet is en hierin, dat de minis ter met dil ontwerp verklaart een lek te willen stoppen. Spr. is evenmin tevreden gesteld door de mededeeling over de op brengst; hij blijft er bij, dat deze wet niet is op een lijn te 9lellen met de wel op de richtige heffing. De minister heeft cijfers meegedeeld over het vertrek van vermogen, maar spr. heeft den indruk, dat er vee! meer vermogen ons land binnenkomt. Voorts zal deze wet zeer onaangename verhoudingen scheppen tusschcn de Neder landers in het buitenland en de consuls, die een soort deurwaardersrol te vervullen krijgen. Zeer onbillijk is liet ook. dat bijv. iemand in Duitschland de heele rijksbelasting, waarin de gemeentebelasting is begrepen, mag aftrekken, terwijl iemand, die woont in een land, waar rijks- en gemeentebelas ting gescheiden zijn, alleen de rijksbelas ting mag aftrekken. Er zijn billijkheden in de wet, maar dc onbillijkheden zijn grooter. De heer BOON (V. B.) handhaaft zijn be zwaren en noemt den heelen ondergrond van deze wet afgunst. Den aftrek van f 6000 blijft hrj onlogisch achten en spr. vreest, dat zij, die uit Indiê komen, zich niet meer hier, maar direct in het buiten land zullen vestigen. Tot spr.'s verbazing heeft hij gehoord dat een pas steeds ge weigerd wordt bij belastingschuld. Dat is in strijd met de wet. Een pas is een recht, geen gunst of aanbeveling. Spr. zal tegen het ontwerp stemmen. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R. K.) verklaart, dat zijn hoofdbezwaar niet is weggenomen. Hij blijft n.l. van meening, dat alleen van het in Nederland verworvene belasting mag worden gehe ven. Spr. zal tegen stemmen. De heer OUD (VD.) betoogt, dat hij niet gesproken heeft over een vervanging van het woonplaats- door het nationaliteitsbe ginsel, maar over de tweeslachtigheid, die het ontwerp in onze belastingwetgeving brengt. De cijfers van den minister waren onvolledig, doch in ieder geval blijkt er uit, dat het vertrek van vermogen beneden de f 100 millioen blijft, welk bedrag op een totaal belastbaar bedrag van 12 milliard dit ontwerp niet rechtvaardigt. De heer v. d. TEMPEL (S. D. A. P.) is niet bevredigd door do mededeeling van den minister over de opbrengst, doch de cijfers omtrent de belastingvlucht hebben wel eenigen indruk op spr. gemaakt. Spr. zal voor het ontwerp stemmen, omdat hot in feite, mede ten gevolge van den aftrek van f 6000, alleen belasting vluchtelingen zal treffen. De heer LOVINK (C. II.) verheugt zich over de toezegging van den minister dat honoraire consuls onder de vrijstellingen zullen vallen, doch de minister heeft geen toezegging gedaan inzake de sanctie. Spr. blijft ook overigens bezwaar hebben tegen het ontwerp, dat velen Nederlanders moei lijkheden en lasten zal bezorgen en ze er toe zal brengen hun Nederlanderschap prijs le geven. De heer VAN GIJN (V. B.) constateert, dat men het onlwerp niet wil en naar argu menten zoekt. Spr. erkent, dat menschen RECLAME. üUtiO boni Rde naar het buitenland gaan zonder roken-ng te houden met tiscale overwegin gen. Zij nemen het risico op zich. dat Z'j elders misschien nog meer moeien betalen, maar de anderen zijn niet bona tide. Do .MINISTER VAN FINANCIEN dupli ceert. Hij onlkent. dat hier een uitzonde- ringsrecht is geschapen of van een straf sprake is. Om zuiver technische redenen is deze regeling neergelegd in een afzonder lijk onlwerp. hetgeen indertijd ook is ge schied met de oorlogswinstbelasting. Spr. kan niet zeggen hoe groot de opbrengst zal zijn. maar hij acht het niet onmogelijk, dat uit deze belasting 15 millioen aan de schat kist ten goede zal komen. Het ontwerp verworpen. t Art. 1 wordt in stemming gebracht en verworpen met 5033 stemmen. Voor stemmen de soc. democraten en de heeren Langrnan (C. H.), mej. Westerman (V. B.), Smeenk (A R.), Tilanus (G. H.)„ Lingbeek 01. G. S). Kersten (S. G. P.). Krijger (C. H.). Zandt (S. G. P.). Arts (R. K. V. P)„ dr. de Visser (C. H.), Bakker (C. H.), Wcitkamp (C. H.), Bierema (V. B.), Snoeck Henkemans (C If.), Braat (Platt.), van Gijn (V. B.;. Schokking CC. IL). De minister vraagt schorsing der beraad slagingen. Besloten wordt de beraadslagingen te schorsen. De vergadering wordt te 4 nur 46 min. verdaagd tot heden 1 uur. Behandeld werden vooraf nog de vol gende wetsontwerpen: le. tol toekenning van een renteloos voor schot uit 's Rijks schatkist ten behoeve van den aanleg en het in exploitatie brengen van een tramweg van Hoofdplaat naar Brcskens; 2e. tot verhooging van de begrooting van inkomsten en uitgaven van het staatsbe drijf der artillerie-inrichtingen voor 1927; 3e. tot wijziging van de Surinaamsche be grooting voor 1926 en tot wijziging van de Cura?aosche begrooting voor 1926; 4e. tot goedkeuring van het verdrag en enkeie overeenkomsten tot bescherming van den industrieelen eigendom van 6 Novem ber 1925. De wetsontwerpen 1, 2 en 3 worden z.b.s. aangenomen. Bij het vierde ontwerp merkt de heer v. AALTEN (V.-D.) op, dat de Memorie van Antwoord en die van Toelichting aangaande art 10 bis niet overeenstemmen. In de laatste wordt het artikel een dwingende kracht gegeven. Wat is de bedoeling? De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid. de heer SLOTEMAKER DE BRUINE antwoordt, dat de Memorie van Antwoord de bedoeling juist weergeeft. Het onlwerp wordt z. h. s. aangenomen. H»- Uit het Engelscb ▼an HENRY SETON MERRIMAN BI) Zoo vervielen deze oom en nicht in een derwijze, die eentonig genoemd wordt, en sommige verstandige lieden als de beste van bestaan beschouwen. Schets num- twee was geschreven, overgeschreven, ÏJJJd bevonden, afgekeurd, en tenslotte naar °hn Craik gezonden, met begeleidend schrij- waarin werd verklaard, dat de schrijf- J m Suffolk woonde, en op het oogenbLik l?l in de gelegenheid was naar Londen te d ï.6n' was een man, die het had. Hij antwoordde niet, doch een [/ar ^aSen later verscheen de drukproef van mmer een, met enkele getypte aandui- ni.eD nazien en terugsturen. ujl was het tijdstip, waarop kapitein pHcht°- ke80n.te begrijpen, dat het Jeven kzsen. zijn was zich, hoewel wat laat in zijn wnstig op de litteratuur te gaan toe- aYoÜï'' Ze^e tegen Eva, op zekeren ^*erk|l0en eerste drukproef bijna door- **Üi Mature was. „nu kindje, welke schrijver W aanbevelen aan een man. die van ■iji oom. dat zou voor een grool deel hield D Van Z1JJ) Senei?dheid of hij Van Van of verdichte verhalen of 1 Bteer ernstige lectuur." „Natuurlijk, natuurlijk," stemde kaoilein Bontuor toe, terwijl hij de tabak in zijn pijp met zijn duim aandrukte, „dat heeft er in vloed op. Er is tegenwoordig van allerlei soort te krijgen, niet waar poëzie en ver dichtsels en romans? Ik geloof eigenlijk, dat de stijl er niet zooveel toe zou doen, als als de druk ma^r mooi en duidedijk was." Eva gaf behoorlijk haar meening ten beste, zonder nader op de vraag in te gaan, en als zij uil was op haar lange wandelingen, kweekte kapitein Bontuor ijverig zijn verwaarloosden ijver, wat hij aan jeugdige vlugheid miste. Beslist wei gerde hij van zijn boek op te kijken, als hij de stap hoorde van zijn inliemen kame raad, Mark Standon. Het woordenboek had hij naast zich. en als de sohrijver het een of ander welluidend klinkend, maar onbe grijpelijk woord bezigde, zocht hij het met grooten ernst op. Den eersten keer, dat mr. Standon zijn vriend aldus bezig zag. stond hij op het trottoir en gaf hij zijn verwondering met meer kracht dan sierlijkheid te kennen, waarop kapitein Bontuor naar buiten ging J en hem de zaak precies uitlegde Zoo dui- delijk was de invloed van den ouden zee- I man op het maatschappelijk leven in So- marsh dat er een mprkbaar herleven was van letterkundigen smaak en gesprekken op den hoek van het huis met de reddings- I booten waar het plaatselijk vernuft te I zamen kwam Op zekeren dag was kapitein Bontuor 1 verdiept in een 9tudie van een schrijver Dickens genaamd aan wiens werken hij nog geen tiid had gehad zijn volle aandacht te schenken toen pen vreemdp voetstap op j de kleine steentjes hem deed opkijken. j De kapitein keek over zijn bril en zag Cipriani de Lloseta. die de nummers op de deuren bestudeerde, terwijl hij de stille straat kwam afloopen. Toen de oude zee man hem gewaar werd. kreeg hij een he- vigen schok. Hij legde mr. Dickens op zij en nam zijn bril af. Toen krabde hij zijn hoofd altijd een onheilspellend teeken. Zijn eerste ingeving was de deur te gaan opendoen, toen herinnerde hij zich. dat de bc-'zoeker een edelman was. die in een paleis woonde en dat hijzelf indirect een heer was voor zoover hij in hetzelfde huis woonde met een dame zijn nicht Dus bleef hij stil zitten en liet de huisjuffrouw de deur openen. Toen Cipriani de Lloseta werd binnen gelaten. vond hij den kapitein diep buigend op het haardkleedje. „Kapitein Bontuor," zeide hij, met de hem eigen hoffelijkheid, „het is mij een groot genoegen u te zien." De kapitein drukte hem de hand en trok met ruwe gastvrijheid zijn eigen armstoel naar voren, dien de graaf direct aannam. „Toen wij elkaar het laatst ontmoetten." zeide hij, „had ik het voorrecht u in mijn huis te Barcelona te ontvangen een som bere plaats in een nauwe straat. Hier hebt ge een mooi uitzicht op de zee1." „Maar dit is mijn huis niet." zeide de kapitein Bontuor die zich onverklaarbaar op zijn gemak gevoelde met dezen edelman. ..Malabar Cottage is verder den heuvel op Ik heb daar al mijn stukjes van dingen." „Inderdaad Het zou mij aangenaam zijn geweest die te zien Ik heb van onze we- derzijdsche vriendin, mrs. Harrington, gehoord dat uw adres veranderd is." Kapitein Bontuor keek hem doordringend aan, en wie zal zeggen, of de ruwe oude man den fijnen tact van zijn bezoeker niet op prijs stelde? „Ik heb verliezen geleden." zeide hij. De graaf knikte. Hij was bezig zijn hand schoenen uit te trekken. „Ik weet niet," begon hij het gesprek, „of het ook uw ondervinding is, maar ik voor ipij heb bevonden, dat er in tegenspoed ook wel eenige troost i9. Men leert er zijn ware vrienden door kennen." De kapitein dacht na. „Ja," zeide hij, „u hebt gelij"k, mr. ik bedoel graaf en en het brengt het goede uit de vrouwen naar boven." „De vrouwenI" herhaalde de graaf ern stig. „U doelt op mi&s Challoner ik zie sporen van haar tegenwoordigheid in deze kamer. Is zij uil?" „Ja tot mijn spijt wel." Zenuwachtig keek hij naar de klok. „Binnen het uur zal zij wel niet thuis zijn, misschien nog lan ger." „Dat spijt mij," zeide de graaf, „maar toch beu ik er ook eenigszins blij om. Ik zal daardoor in de gelegenheid zijn uw oor deel te vragen over een of twee zaken tusschen mannen van de wereld begrijpt u." „Ik ben bang, dat mijn oordeel niet veel waarde heeft mijnheer, behalve als het over schoeners is ik heb altijd op schoe ners gevaren." De graaf knikte ernstig. „In miin land zeide hij, ..gebruiken wij gewoonlijk brikken men vindt die gemak kelijker te hanteeren Maar u kent Malorca u zult dat zelf gezien hebben." Rustig onopgemerkt zette De Lloseta kapitein Bontuor op zijn gemak en tegelij kertijd overmeesterde hij hem Zij spraken over verschillende onderwerpen onder werpen, die echter binnen het bereik van den kanitein lagen. Toen plotseling legde de graaf het sociale masker af dat hij met zoo buitengewoon veel gemak droeg. „Ik ben naar Somarsh gekomen", zeide hij, omdat uw geldelijke tegenspoed mij zoo van harte leed doet En ik kwam u bezoeken, kapitein, omdat ik, toen ik het genoegen had u in Barcelona te ontmoeten, zag, dat gij een rechtvaardig man zijt, en een man, tot wien men openhartig kan spreken. Ik ben een rijk man nu be grijpt gij het wel. Moet ik nog meer zeg gen?" „Neen," antwoordde hij, „ik geloof niet, dat dit noodig is." „Niet tusschen mannen van de wereld,' spoorde Cipriani de Lloseta aan. „Het is niet ter wille van u. Ik zou u op zulk een manier niet willen beleedigen Het is voor Eva. Ter wille van een vrouw mag een man gerust zijn trots opofferen." De kapitein knikte en keek tersluiks naar de klok. Tot op dat oogenblik had hij niet tenvolle beseft, hoezeer hij zich aan zijn nichfje gehecht had. „U kent," vervolgde de graaf, ran dit voordeel gebruik makend, „al de eenigs zins zonderlinge omstandigheden van het geval. Gelooft ge. dat er eenige kans be staat. dat Eva op haar besluit terugkomt?" De kapitein schudde zijn hoofd. „Neen", antwoordde hij kortweg, „dat geloof ik niet Sinds zij uit Londen terug gekomen is hij hield op ...Ta, sinds zij uit Londen teruggekomen is?" opperde de graaf „Schijnt zij vaster dan ooit in haar be sluit." De graaf keek hem doordringend aan. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9