VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD Jaargang Zaterdag 25 Februari 1928 No. 8 ••L] i i;«" DAPPERE DICK .1. lil t i i t i i i i i i i i lil ir het Engelsch van H. R. JAR VIS. Vrg bewerkt door C. E. de Lille Hogerwaard. HOOFDSTUK VI. In den Trein. voerman had Dick gevraagd, hem bg het uitspannen van zijn paard te helpen en de jongen was dadelijk e bereid, tig vertelde nu, dat nij op vas naar Ironborougb om zgn oom te Voerman Browü boezemde hem luwen in en vóór Dick het zelf wist, ïjj hem zgn geschiedenis verteld. De lad schik in den kordaten jongen en nnacht blijf je hier met mij slapen." i tiad daar wel oor en naar ©d tueD bij volgenden morgen van zijd nieuwen afscheid wilde nemen, za deze; er heb je een rgksdaa.der. Koop laar zen spoorkaartje naar Mounthurst, dan e zoover met den trein gaan. Als je uitstapt, ben je niet ver meer van rough en kun je het laatste gedeelte e reis gemakkelijk loopen, was big verrast. Onderweg had hij eei gelegenheid gehad wat te verdie- oodat het geld, dat Paddy hem mee- ïn had, nagenoeg geheel verdwenen iovendien begon hg erg moe te worden, wonder dus, dat de gedachte te kunnen tot hij bijna zijn bestemming bereiKi hem zeer toelachte, kbaar aanvaardde hg dan ook het k en een hartelijk afscheid volgde, dra zat hij nu in een hoekje van een oupé met eeD vaag gevoel van weel- t zich. Pat hield hg stijf tegen zich rukt. oude boerenvrouw zat op dezelfde Zg droeg een zwarte japon en nad arse muts op. Stijf hield zg het haüd- tr een groote raarkttasch vast, die vol bleek te zgn. deD overkant zat een vermoeid-uit- moeder met twee kibbelende kinderen, enen van de kermis naar huis terug iren. De kinderen waren eerst erg maar bij het zien van Pat hielden net huilen. Dick en zijn hond hielden zig. tot zij aan het volgende station ten. s altijd jammer, als kinderen zoo id worden." zei de boerin op ver lijken toon. ..Ze den heelen tijd te snoepen! In mijn jeugd gebeurde s niet Maar nou moet je niet den- at ik tegen een enkele lekkernij ben. zal jou wat lekkers geven als je mij brief voorleest." voegde zij er aan wijl zij Dick onderzoekend aankeek, van mijn zoon en die heeft mij ge it. waar ik moet overstappen. Zelf geschreven schrift moeilijk lezen. genoot van het uitzicht over de en probeerde de telegraafpalen te maar keerde zich dadelijk bereid- naar de oude vrouw om en zei: wil 'm u heel graag voorlezen, als kostte den jongen heel wat moeite Kht geschreven brief te ontcijferen, iet mocht hem toch gelukken. Hij le daarin voorkomende aanwijzingen uit het hoofd en zei. dat hij juist moest uit stappen aan het station, waar de vrouw moest overstappen en dat hij haar graag wilde helpen. „Alsjeblieft," zei de vrouw, en wil je dan mijn tasch dragen? Dan neem ik mijn reismand uit het net en mijn parapluie en mijn klompen. Die heb ik maar meegeno men. want ik wist niet. hoe de wegen zouden zijn en als ik natte voeten krijg, heb ik altijd dadelijk last van rheumatiek." Als belooning gaf zij hem een dikken, eigen-gebakken koek uit haar tasch. Dick vond het een heerlijk gevoel, dat de snelle locomotief hem zoo dicht bij zijn bestemming bracht en hij was er den voer man wiens paard hij den vorigen dag ge grepen had dan ook heel dankbaar voor. Zoowel Pat als zijn baasje hadden wel altijd door willen sporen, maar zij hadden spoedig het drukke station bereikt, waar zij moesten uitstappen. Hij hielp de boerenvrouw in den anderen trein overstappen en verdiende nog een dubbeltje door een zware tasch voor een medereiziger te dragen. Daarna trokken de beide reizigers te voet verder. Ze hadden een paar uur geloopen. toen zij aan een wegwijzer kwamen, waarop stond Ironborough 2 K.M. Dick nam zijD pet af en gooide die in de lucht, zóó bi ij was hij in het vooruitzicht eindelijk het doel van zijd reis te bereiken. Maar toen hij naderbij kwam, zag dit doel er niet veelbelovend uit Een grauw waas hing over de nauwe straten, hooge schoor- e teen en zonden hun zwarte rookwolken de lucht in en er was een gestamp en gesnor van allerlei machines, terwijl het geklop en gedreun van groote, zware mokers zonder ophouden doorging Hij kwam de stad van den minst aan- trekkelijken kant binnen. AaD de ééne zijde van den weg stond een rij armoedige huisjes en aaD d°n anderen kant strekte zicb een stuk land uit waar allerlei oud roest en ander afval op groote hoopen lag. Nergens was een boom of eenig gras te bekennen en de kinderen, die op dit veld speelden, waren al even vuil als hun omgeving. Twee grootje jontrens stonden aan den kant van een grooren, donkeren plas, niet ver van den weg en lachten om iets, dat zich uit bun handen trachtte los te werken. Plotseling kwam er een meisje aange hold. dat angstig uitriep. ,,Het is miin poesie' Het is van mijl Geef me mijn poesje terug!" Maar de wreede kwelgeest hield het poesje alleen wat hooger en wees naar het touw en den steen, d>e de andere jongen om deD nek van het arme dier bond. Het meisje schreeuwde luid en kwam op den jongen af, eeD wanhopige poging aan wendend om haar arm poesje te bevrijden. In haar opwinding bemerkte zij niet, dat zij bijna in den grooten modderplas viel. „Nou, vooruit dan! Eén. twee, drie..." Vóór de jongen het poesje_echter m het water kon gooien was Dick toegesprongen om dit te voorkomen. „Schaam je wit' Hoe kun je zóó laf zijn 7riep hij verontwaardigd uit, terwijl hij den plaaggeest bij zijn kraag pakte „En wat heb jij er mee te maken 7" riep de jongen nrdig terug, terwijl hij zijn ge balde vuist dreigend ophief. Dick was hem echter te vlug af. Hij sprong opzij om den slag te ontwijkeD en greep in hetzelfde oogenblik het poesje, dat hg het meisje in de uitgestoken handen drukte De andere lafaard had het bij het zien van Pat's dreigende t-andeD op een loopen gezet Bet trouwe d er had. zoodra hij zag. dat zijn baasje aangevallen werd, zijn tandeD iD één der broekspijpen van den grooten jongeD gezet. Wat er verder gebeurd zou zijn, kan niemand zeggen, want op dit oogenblik slaakte het kleine meisje een waren vreug dekreet. ..Vader, o Vader!" riep zij uit. „Kom eens gauw hier! Hier, Vader." Op baar roepen kwam een man aange sneld. „Nellie, waar beD je geweest en wat is er aan de hand 7" vroeg hij. „Mijn poesje Vader' Ze wildeD het ver drinken en deze jongen en zijn hond heb ben het gered." Lachend en huilend tegelijk zocht zij be- scherming hg haar vader eD liefkoosde zij haar poesje „Sohaam je!" zei haar vader du te^^u deD grooten jongen, die verlegen stond toe te kijken en nog aitiid vastgehouden werd door Pat's sterke tanden. Hoe durf je een weerloos poesje mishandelen t Laat k nooit meer zr>< iets merken, of je krijgt met mij te doen Pat, die bet nu geDoeg scheen to vm- den, liet d* broekspijp van deD iongen los en deze maakte zich haastig uit de voetia. ,,Je beDt een dappere baas door het tegen, die twee groote jongens op te nemen", zei de vadei vriendelijk terwijl hij het meisje op zgn arm nam. .,Ed je hoüd heeft zich ook flink geiouden Pat haalde haastig adem eD kwispelde opgewonden met zijn kort staartje, alsof hij nog eeD nieuweD strijd verwachtte, en de man ging voort: „Je bent een vreemde voor me en toch komt je gezicht mij heel bekend voor. Hoe heet je 7" Dich antwoordde nu „Richard Manders, maar ik word altijd Dick genoemd." „Natuurlijk! En je beDt zijn levend evenbeeld Maar hij had vrouw noch kind." „Bedoelt u mijn oom. meneer 7 Kent u hem vroeg Dick nu gretig. ,,Of ik Richard Manders ken 7! Dat zal waar zijn! Bijna even goed als ik Nellie ken. En ik heb hem meermalen over zijn broer hooien spreken „Als u hem kent, wilt u mij dan alstu blieft zeggen, waar hg woont 7 DaD kan k dadelijk naar hem toe gaan Niet lang ge leden hoorde ik pas. dat hij mijn oom was en ik ben met mijD hond heelemaal van Venley gekomeD om hem te zoeken." „Ik zal je veitellcn wat ik van hem weet, maar je kunt niet naar hem toe gaan, want bij is reeds meer dan een jaar gele den vertrokken er ik heb daarna Dooit meer iets van hem gehoord Arme Dick! P-e teleurstelling was bijna meer daD hij verdragen kon Juist nu hij meende zijn doel bereikt te hebben, tot de ontdekking te komen, dat hij er verder dan ooit van was verwilderd, was hard. heel hard 1 Er echoot hem een brok in de keel en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 17