ISPLINTER ILinoleum Krommenie 68s,e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 23 Februari 1928 Derde Blad No. 20843 TWEEDE KAMER. De Hollandsche Wasch vrou w JE ZEEPPOEDER FEHILLFTON. leGrijzeDame De pensioenregeling dar «poor- I wegambtenaren. Behande ling dei Archiefwet. (Zitting van gisteren.) Aan de orde is de behandeling van het verzoek van den heer Hiem6lra om verlof tot het richten van vragen aan den Minister van Marine a.ï. naar aanleiding van de voorstellen van de bij beschikking van dien Minister van 19 Juli 1926 ingestelde commissie inzake opheffing van de Marine- werl te Heilevoetsluis en reorganisatie van die werl te Willemsoord. De VOORZITTER stolt voor de interpel latie te doen houden op een nader te be palen dag. Aldus wordt besloten. Aan de orde zijn de wetsontwerpen tot wijziging van de Pensioenwet voor de Spoorwegambtenaren .1925, machtiging tot het aangaan van een overeenkomst met de Mij. tot Exploitatie van Staatsspoorwegen inzake de pensioenregeling voor haar per soneel. De heer DE WILDE (A.-R.) wijst er op, dat in de commissie van bijstand slechts drie leden worden aangewezen op voor dracht van het spoorwegpersoneel, terwijl er vijf organisaties zijn. Weliswaar is spr. hel met den Minister eens, dat de commis sie niet te groot moet zijn, maar toch vreest hij voor moeilijkheden. Spr. meent, dat bij de samenstelling van de commissie niet alleen op het aantal leden, maar ook op de I richtingen moet worden gelet, die zooveel I mogelijk vertegenwoordigd moeten zijn. De heer OUD (V.-D.) dringt er op aan, dat Ivoor het pensioen in alle gevallen in aan- Imerking wordl gebracht de hulpdiensttijd. I De heer v. BRAAMBEEK (S. D. A. P.) Isluit zich aan bij den heer Oud en meent, I dat, nu de pensioenfondsen tot één fonds Ivereenigd zijn, geen onderscheid moet wor- I den gemaakt iusschen de vroeger bij ver- Ikhillende fondsen aangeslotenen. Volgens Irpr. moet dan ook de losse dienst bij de |fl. S. M. in aanmerking worden gebracht. Spr. betoogl tegenover den heer De Wilde |dat diens eisch tot uitbreiding van het aan- (Ul door de organisaties aangewezen leden Ifrr commissie van bijstand, wel wat ver pat Op deze wijze zou men ook moeten |hmen tot vertegenwoordiging van de cate- prale bonden. Volgens spr. moet alleen re ning worden gehouden mei hel aantal bij t pensioenfonds aangeslotenen en spr. Irzopkt den Minister, het beginsel der Irenredige vertegenwoordiging toe te pas- gn. nadat hij heeft nagegaan door hoeveel ïelgenoten van het fonds de candidaten fctverkoren zijn verklaard. De Minister van Walerslaat, de heer V. VEGTE zal het verzoek van den heer bud overwegen. Ten aanzien van de kwes- fledoor den heer De Wilde gesteld, kan spr. vee wegen inslaan; hij zal overwegen of Jet mogelijk is de beide richlingen tot over- tenslemmlng te brengen. Dp lieeren DE WILDE en VAN BRAAM BEEK repliceeren. De wetsontwerpen worden aangenomen t h. s. I Zonder beraadslaging en zonder stem- king wordl het ontwerp houdende bepalin gen betreffende het opium en andere ver- Tmvende middelen goedgekeurd. Eveneens wordt z, h s. aangenomen de «nclusie van bet verslag der commissie mlrent de inlichtingen op het adres van RECLAME. HEDEN GEËTALEERD: 2 Meter breed f 2.60 2614 mej. L. C. Otto, gewezen tijd. schrijfster bij de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam, be treffende het instellen van een nieuw ge neeskundig onderzoek in verband met het aan adressante gegeven ontslag en even tueel herplaatsing in haar vroegere functie. Aan de orde is het wetsontwerp tot wijzi ging en aanvulling van de wet van 17 Juni 1918 lot regeling van het Archiefwezen. Mevr. BAKKER—NORT (V.-D.) acht de strekking der voorgestelde wijzigingen, die concentratie beoogt, prijzenswaardig, doch vreest, dat, als gevolg van dit ontwerp be scheiden uit gemeente-archieven naar rijks archieven zullen worden overgebracht, die vooral van belang zijn voor de betrokken iamilies en dus in de gemeente-archieven thuis behooren. Spr. acht voorts de scheiding tus9chen archivarissen eerste en tweede klasse on billijk. De heer LANGMAN (C.-H.) wenscht in de eerste plaats den Minister geluk met zijn herstel. Vervolgens uit spr. zijn blijdschap over het feit, dat de Rrchiefbewaarplaals in Drente behouden blijft, daar juist in Drente zooveel vondsten uit vroegere eeuwen aan het licht worden gebracht Spr. vraagt zich overigens af of er wel aanleiding was voor dit ontwerp, dat scher pere bepalingen bevat dan tot dusver gol den. De gemeentebesturen wijden veel meer zorg aan de archieven dan voorheen en spr. meent, dat In de meeste gemeenten de secretaris of een andere ambtenaar met liefde voor het werk, best de zorg voor het archief kan dragen. In dit ontwerp ziet spr. weer den voorsprong van een nieuwe klasse van ambtenaren en een nieuwe inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht der gemeenten. Tenzij er ingegrepen moet worden wanr verwording dreigt, is spr. niet overtuigd, dat dit wetsontwerp met zijn ingrijpende wijzi gingen noodig was. Do heer KNOTTENBELT (V.-B.) merkt op dat de strekking van het ontwerp hem niet sympathiek is. De concentratie, welke het inhoudt lijkt spr. noch noodzakelijk, noch zelfs wenschelijk en hij vraagt zich af of er geen strijd is met art. 152 der Grondwet, volgens hetwelk onteigening niet kan plaats hebben zonder verklaring bij de wet en voorafgaande schadeloosstelling. Spr. komt er verder teven op, dat ge meenten zijn genoemd, die archivaris,on eerste klasse mo9ten aanstellen, waardoor tal van archivarissen tweede klasse van aanstelling in die gemeenten zijn uitgeslo ten. Spr. geeft den Minister In overweging deze bepaling te schrappen. De heer VAN SASSE VAN IJSSELT (R.-K.) juicht de concentratie van het archiefwezen toe, doch is teleurgesteld in zijn verwachting, dat de Minister gebruik zou hebben gemaakt van zjjn bevoegdheid om dispensatie te verleenen van de eischen der wet in zake de archivarissen. Thans zjjn er gemeenten, die daarom geen archivarissen hebben aangesteld Spr. sluit zich ten deze aan hjj mevr. Bakker—Nort en den heer Knottenbelt. De MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, de heer WASZINK, dankt den heer Langman voor zijn vriendelijke woorden. Hn beant woordt vervolgens de vraag van den heer Langman, waarom dit ontwerp is ingediend. Vreeselijke dingen zijn er niet gebeurd, maar er z(jn bijv, iu tal van gemeenten doop- en geboorte-registers van groote waar de voor ae archieven, maar die in onver- zorgden toestand verkeeren, Het zou zeer te betreuren zijn als ze verloren gingen. De concentratie wil overigens niet zeggen, dat alle bescheiden in één bewaarplaats worden ondergebracht, maar eenvoudig, dat or administratief een concentratie komt, zoodat de rijksarchivaris in Den Haag weet waar de archieven zitten. Voor de klacht van den beer Langman, dat dit ontwerp de ge meenten weer op kosten jaagt, is geen aan leiding, met die klacht bad hij moet» komen toen tieD jaar geleden de Archief wet werd ingevoerd. Er wordt ook geen nieuwe klasse van ambtenaren in het leven geroepen; de Archiefwet kent reeds archi varissen eerste en tweede klasse. Wat de vrees van mevr. BakkerNort voor de gemeente-archieven betreft, wil spr. wel opmerken, dat bij niet von plan is de wet zoo rigoureus toe te passen, dat men voor de gemeente-archieven vrees benoell te koesteren. Tusschen de ambtenaren moot een onder scheid gemaakt worden, men kan een mst- gediplomeerd ambtenaar mei vergelijken met een wetenschappelijk archiefambtenaar. Er is spr. trouwens geen geval bekend, waarin dispensatie van de eiscuen is gevraagd. Wat ten slotte betrefi het grondwettelijk bezwaar van den heer Knottenbelt, merkt spr. op, dat hier geen Bprake is van over gang van eigendom, hoogstens van beper king van den eigendom. De algemeene beschouwingen worden ge sloten. Bij de artikelsgewijze behandeling verde digi mevr. BAKKERNOKT een amende ment op art. XI, beoogende art. 15 der Archiefwet als volgt te lezen: „De in die bewaarplaats ondergebrachte archieven worden beheerd door een archi varis, die wetenschappelijk ambtenaar is in den zin van art. 8 van deze wet of bij in werking treden dezer wet als archivaris of adjunct-archivaris fungeert. Bij gebrek van een der hiervoren bedoelde titultarissen worden gezegde archieven beheerd door een secretaris." Spr. verklaart dit amendement als een overgangsbepaling voor gemeenten waar geen wetenschappelijk ambtenaar het arohief beheert. De heer BOON (V.-B.) bestrijdt het amen dement, omdat het onwetenschappelijke men- echen gelijkstelt met hen, die een kostbare opleiding genoten hebben. De heer VAN SASSE VAN IJSSELT steunt het amendement. De MINISTER zou het onjuist achten, indien door deze wijziging de ambtenaren, die door het K.B. van 1919 gerubriceerd zt)U als ambtenaren 2e klas, nu plotseling konden solliciteeren naar belangrijke ar chieven in groote gemeenten. Spr. ontraadt de aanneming van het amendement I Mevr. BAKKER-NOKT repliceert. De heer DE VISSER (C.-H.) acht bet amendement ten eenenmale in strjjd met de waarde, die de archieven voor studeerenden hebben. Wat komt er van terecht als men schen, die de talen niet kennen, belangrijke archieven moeten beheeren. Het amendement wordt verworpen met 60 tegen 8 stemmen. De heer VAN SASSE VAN IJSSELT (R.-K.) licht een amendement toe om in te lasscben een artikel Xia, luidende als volgt: „In art. 16 der Archiefwet vervailen de woorden: „overeenkomstig bij algemeene maatregelen van bestuur te stel.en regelen". Spr. betoogt, dat Ged. Staten aan alge meene maatregelen van bestuur voor het toezioht op do archieven evenmin behoefte hebben als voor het toezicht op de gemeente administraties. Spr. wjjst er op, dat, nu de kosten van het toezicht op de proviucie komen te rusten, de provincies door deze be paling, die den Minister het recht geeft voor te schrijven; Gij zult dit en dat doen, machteloos zullen staan. De heer DE VISSER (C.-H.) wijst er op, dat het amendement niet beoogt een wij ziging van het r egeeringsvoorstel, maar van do Archiefwet zelf en wel in dien zin, dat alle oontrole van regeeringswege vervalt Daartegen heeft Bpr. groote bezwaren. Ged. Staten maken overal gaarne gebruik van do adviezen en de voorlichting van de rijksarchivarissen, wat een belangrijke be sparing beteekent Welke reden kan er nu zijn om een eigen toezicht van de provincie, dat veel kost en misschien niet zoo deskundig is, te Boen instellen, terwijl de bestaande regeling overal bevredigend werkt. De MINISTER sluit zich aan bij den heer De Vizier. Nergens i« iets gebleken van het opdrijven van kosten het gebruik maken van de voorlichting der Rijksarchi varissen brengt nergens groote kosten met zich. Aanneming van het amendement zou een zoodanige verslechting van het ontwerp zijn, d'at spr. genoodzaakt zou zijn om de Kamer te verzoeken de verdere beraad slaging te schorsen. De heer v. SASSE VAN IJSSELT repli ceert en handhaaft bet amendement. De MINISTER dupliceert. Hij zegt den heer v. Sasse v. Uiselt toe, dat hij den algemeenen maatregel van bestuur van a tot z zal herzien en aal trachten hem zoo te maken dat het onmogelijk wordt be langrijke kosten op de provincie te leggen. De heer v SASbE VAN IJSSELT trekt zijn amendement ra. In art. XIV brengt de minister een wjj- ziging aan, volgens welke de arohieven van wees en momboirkamers „van gemeenten, die geen eigen archivaris of geen plaats hebben", worden overgebracht naar een Rijksarohiefbewaarplaate. In verband met deze wijziging trekken de heeren v. AALTEN (V.-D.) en KNOT TENBELT (V.-B.) hun amendementen op dit artikel in. De heer v. AALTEN blijft, ondanks de intrekking van zijn amendement, bezwaar hebben tegen het artikel, dat terugkomt op hetgeen eenmaal door den wetgever is vastgesteld. Door de wijziging, die de mi nister heeft aangebracht, zal dit echter in de practijk geen gevolgen hebben, waarom spr. óch tegen het artikel niet zal ver zetten. De heer KNOTTENBELT blijft zijn grondwettelijk bezwaar tegen het artikel handhaven en betoogt, dat ook na de wij ziging eenig reëel element van eigendom voor de gemeenten niet overblijft. Spr. zal daarom tegen het artikel stemmen. De heer BOON (V.-B.) is het niet met den heer Knottenbelt eens. Toch zal ook bij tegen het artikel stemmen, zij het op geheel andere gronden De archieven der wees- en momboirkamers zijn reeds in 18U Rijkseigendom geworden en nu promoveert de minister een deol er van tot gemeente- eigendom. De MINISTER herhaalt tegenover den heor Knottenbelt, dat het hier niet gaat om eigendomsoverdracht, waartegen grond wettelijke bezwaren zouden zijn aan te voeren, maar om beperking van het eigen domsrecht. Spr. kan zieh "onmogelijk ver diepen in de vraag wie eigenaars zijn de zer archicalia; dat is zeer verschillend en daarom gaat Ihet bezwaar van den heer Boon niet op. Het aTtikel wordt aangenomen met 65 tegen 8 stemmen. Het ontwerp wordt aangenomen z.h.s. Bestrijding dei fleuchtn- e trekkerij. Aan de orde is hst wetsontwerp tot aan. vulling van Ihet Wetboek van Strafrecht met een bepaling tot bestrijding van de z.g. flesachentrokkerij. Er worden geen algemeene beschouwin gen gehouden. Op het eenige artikel verdedigt de heer STAALMAN (V.-Been amendement, waarvan de bedoeling iB dat de wet ook hen zal treffen, die er hun beroep of ge woonte vsd maken hotelkamers te betrek ken met Ihet oogmerk daarvoor niot te be talen. Spr. betoogt, dat dit euvel veel meer voorkomt dan men denkt en dat in ver scheidene handen dan ook reeda wettelijke bepalingen er tegen bestaan. De beer v. WIJNBERGEN (R.-K.) her innert er aan, dat deze minister vroeger buitengewoon lid is geweest van den Mid- denstandsraad en meeot, dat het voor dit college een voldoening moet zijn dat reeds kort na zijn optreden djt ontwerp aanhan gig is gemaakt. Tegenover hen, die meenen, dat derge lijke wettelijke bepalingen niet noodig zijn en dat de middenstand maar zelf uit zijn oneen moet kijken, is spr het eens met den minister, die wijst op de concurrentie, welke den middenstand dikwijls dwingt vertrouwen te geven zonder voorafgaand onderzoek De vraag is ecfiter: wat zal het criterium zij nvoor den strafrechter! De minister antwoordt daarop: het koopen van goederen met het oogmerk die niet te betalen. Spr. wil daarop geen aanmerking maken, al is hij er óch van bewust, dat het moeilijk zal zijn het bewijs te leveren, daar een reeks van feiten bewezen zal moeten worden Het houden van aanteeke. niDg der gevallen zal het bewijs verge makkelijken. De middenstand wil echter nog verder gaan en ook het eene feit van koopen met het oogmerk niet te betalen, RECLAME. 1669 strafbaar gesteld zien. Het zou ook niet te ver gegaan zijn als dit geschied was, doch spr. zal geen voorstel in die ncihting doen. Spr. wijst, tegenover hen, die niet voel van het ontwerp venvachten, op de preventieve werking daarvan. Over het amendement- Staalman zal spr. sicb niet uitlaten, alvo rens do minister daarover het wpord heeft gevoerd. In het algemeen zou spr. reeds willen opmerken, dat er dan ook andere zeken in dit ontwerp betrokken soudeiv moeten worden. Do Minister valt Justitie, de heer DON- NER, wijst eveneens op de preventieve werking eener wel, waarbij hij een arlikel citeert van den heer Koopmeinore in Han del en Nijverheid, in welk arlikel wordt opgemerkt dat sinds de indiening van het ontwerp het aanlal waarschuwingen legen Ilesschentrekkers rseda is verminderd. Wat het amendement van den heer Staalman betrefi, merkt spr, op, dal weliswaar bui- tonlandsche wetgevingen bepalingen bevat- Ion ais door hem bedoeld, doch dal in het algemeen de Nederlandsche wetgeving zich. op een ruimer standpunt stelt dan de bui- tenlandsche. Voor het amendement voelt spr. niot veel, omdat hij een wijzo van wet geving, waarbij enkele gevallen, die de aan dacht trekken, strafbaar worden gcsleld, terwijl er andere analoge gevallen builen de wel blijven, niet gelukkig acht. Daar komt nog bij. dat iemand, die kamers huurt, in den regel ook iels gebruikt en uit dien hoofde reeds onder hel ontwerp valt. Ook maken zij. die kamers huren met het oog merk niet te betalen, zich gewoonlijk schul dig aan hel opgeven van een valschen naam, heigeen valt onder arlikel 326. De hotelhouders verkeeren dus in een betrek-, kolijk gunstige positie en kunnen ook, door dat zij vrij sterk georganiseerd zijn, gemak kelijk dergelijke personen signaleeren, het geen dan ook reeds geschiedt Spr. ontwikkelt verder bezwaren tegen de redactie van hot amendement. De hesr STAALMAN repliceert en hand haaft zijn amondement, waarin hij oen re dactiewijziging aanbrengt. De MINISTER dupliceert De heer STAALMAN tripliceert De heer HEEMSKERK (A -R.) is er niet van overtuigd dat dit amendement zoo ver keerd is Hij wijst er op, dat men een kamer kan huren, in hel register zijn naam teeke nen en een ander van de kamer gebruik laten maken. Dan ie er geen sprake van een valachen naam Ook laai men in vele holele de consumptie conlant betalen en zet men alleen de kamer op de rekening. Spr. begrijpt overigens niet waarom de minister bezwaar maakt legen een amen dement dal toch het artikel niel bederft De MINISTER quadrupliceerl en hand haaft zijn bezwaren, daar het principieel niet aangaat afzonderlijke gevallen in het wetboek Ie regelen. De heer MARCHANT (V.-D.) heeft er bezwaar tegen het amendement over Ie ne men, dat aan den minister een strafbepa ling opdringt, die hij niet wenscht. lerwijl de bepaling moeilijk is te handhaven. Voorts heeft spr. bezwaar legen de weinig sierlijke redactie. Het amendement wordt verworpen met 4012 stemmen. Het wetsontwerp wordt aangenomen x. h. e. De vergadering wordt te 5 uur 15 min. verdaagd tot heden 1 uur. -tt- Uil het Engelsch ran HENRY SETON MERRIMAN. 1 Met een flikkering in haar mooie donkere Fitn keerde Eva zich tol haar. V.Bank u; ik wensch geen gepasl huwelijk f Joen." IKapitein Bonluor legde zijn hand op haar "Mijn lieve," zeide hij. „stoor je niet aan IJ| tij zegt Zij weet niet beier Ik heb wel van zulke vrouwen gehoord, maar" r' 'eek hij de kamer rond „ik had niet Jntaeht er een te ontmoeten in een huis 4il ik wist niet dat zij zichzelf dames "mdzn." L'1 Harrington was stom van verbazing IMde in een wereld, waar de menschen Jftelijke dingen denken, maar ze niet zeg- P kapitein Bonluor daaren'egen had nog T\etn mensch onlmoet aan wien hij zijn ook als die vijandig was. niet zou |rven zeegen. j) streelde Eva's gehandschoende hand Jv JÜ lichamelijk gekwetst was, en r '"d keek Eva hem in zijn sympathiek, Jd gezicht I :s Harrington negeerde kapitein Bon T, n'el koude waardigheid, en richtle zich plfnd tot Eva. B' ^i'1 wel zon goed zijn Ie bedenken," 1 Lm v' ')e' 'ouler ïnedhartigheid van ar t»n ik van overtuigd antwoordde 'erleederd dooi de grauwe eenzaam heid van het leven dezer vrouw een een zaamheid. die als 't ware uit alle hoeken en van alle leege stoelen lot je kwam „en ik ben u ook zeer dankbaar. Ik denk, dat mijn oom u misschien verkeerd begreep. Maar „Ja, maar „In de gegeven omstandigheden lijkt het mij verstandiger zijn vriendelijk aanbod aan le nemen en mijn tehuis bij hem te kiezen Ik hoop in staat te zijn werk te vinden waardoor ik eenigszins in de in de huis houdelijke uilgaven kan legemoet komen. Mrs. Harrington haaJde haar schou ders op. „Zooals je wilt" zeide zij „Na een paar maanden gouvernante gespeeld te heb ben kom je misschien op je besluit terug Ik weet Zij was op het jrunt te zeggen, dat zij wist, wol dat was maar bijtijds herstelde zij zich. „Ik weet." zeide zij inplaats daarvan „van meisjes, die een dergelijk leven geleid hebben." Mei de lucht van Spanje scheen Eva ook wat van den Spaanschen trots te hebben ingeademd. „Ik ben niet in staat te kiezen." zeide zij „Ik zal mij wat onlberir.g moeten getroos ten Mrs, Harrington drukte op de bel. Dank zij haar geld. kon zijn steeds toegeven aan haar grillen Nu had zij plotseling een voor liefde voor Eva opgevat. „Wil je een kopje thee?" zeide zij. Eva lieerde zich hierop tot haar en eensklaps verstomde zij en bonsde haar harl in haar keel. zij kon niet direct antwoorden. „Gaarne." zeide zij tenslotte, en weer dwaalde haar blik tersluik* naar den schoor steenmanlel, waar een groot portret van Fitz haar mei een slillen, peinzenden glim lach scheen aan'te kijken. Het was daarna of de heele kamer een ander aanóen had gekregen. Mise Harring ton scheen een andere vrouw de wereld scheen plotseling kleiner en minder somber Gedurende de resl van de korte visite spraken zij over onverschillige onderwerpen, terwijl kapilein Bonluor hel zwijgen be waarde. Mrs Harringlon's gril werd hevi ger, en voor de thee was afgeloopen zeide zij „Mijn lieve, als je dan niel bij mij wilt komen wonen, maak dan in ieder geval ge bruik van mijn huis. Je oom zal ongetwijfeld eenige kleine veranderingen in zijn huis houden moeten brengen Nu al el ik voor, dat je een week of een dag of tien bij mij blijft, totdat hij gereed ie, je te ontvangen." Dat laatste met een kleine verzoenende hoofdknik in de richling van kapitein Bon- tuor, die meedoogenloos naar de klok keek. „Dank u, dal wil ik heel gaarne doen," zeide Eva, indachtig aan den schoorsteen mantel. HOOFDSTUK XIV. A qaatre. „Ik wil, dat je vanavond wat toilet maakt. Ik krijg twee vrienden le dineeren." Eva keek op van hel boek. waarin zij las, en mrs Harrington verzachlte de manier waarop zij kortaf haar wenschen le kennen gaf. door een zeldzaam glimlachje. Zij deed dit terwille van Eva dikwijls bijna onbe wust In zeker opzicht was zij bang voor dit meisje. „Ik zal mijn best doen." antwoordde Eva, nog deels mei hsar gedachten bij de open geslagen bladzijden, Tien dagen was zij nu reeds in dit huis en de ietwat weelderige comfort, die er heerschle, strookte wel met het tintje ge makzucht, door haar verblijf in een Zuide lijk land verkregen. Met mrs. Harringlon kon zij beter overweg dan zij eerst had ver wacht. Haar echt vrouwelijke natuur had al lang gedorst naar sympathie en verlrouwe lijken omgang, die slechts een andere vrouw kan geven Er was iets in de atmosfeer van het huis. dat een merkbare aanvulling was in hel leven van het moederlooze meisje. Een aantal vage mogelijkheden van moeite en zorg, half door Eva ervaren, half ver moed, was er in de wereld; mrs Harring ton scheen in staat, aan die mogelijkheden hel hoofd te bieden. Alles was onbestemd en in nevelen ge huld. maar Eva voelde zich op haar gemak, en als het ware onder bescherming in hol huis van deze harde, koude vrouw van de wereld. „Ik heb niels dan zwart," hernam het meisje. „Ja, maar de menschen welen niet wat een zwarte japon is, vóór zij er een gezien hebben, die in Spanje is gemaakt," Eva sloeg haar boek dicht. Inderdaad daohl ój over haar toilel boven dergelijke zaken was zij niel verheven. Toen zij een uur later In het salon kwam, vond zij daar de twee mannen aan wie ój hel meest dacht. Cipriani de Llosela en Fitz slonden samen voor den haard Mrs Harringlon was nog niet beneden. Beiden kwamen naar haar toe. de graaf nam eersl haar hand. mei rijn hoffelijke buiging Fitz volgde; zwijgend drukte hij haar hand mei die natuurlijke eenvoud, die zij in hem had leeren lief- hebbeh, i, „Hel verbaast mij." zeide Eva ,„dat mr? Harringlon mij niet verteld heeft, wie de twee vrienden waren, die zij van avond ver wachtte." De graaf glimlachte somber. „Misschien weel uw gaslvrouw niet, dal wij elkaar reeds vroeger ontmoet heb ben begon hij-, en hield plotseling op, toen de deur geopend werd. en hel geruisch van mrs Harrington's zijden kleed, haar komst aankondigde Met een enkelen oogopslag was de toe stand haar duidelijk. „Ge schijnt elkaar allen le kennen," zeide zij bits „Ik wisl. dat Fitz je op d' Erraha van eenigen dienst was geweest; maar ik was er mij niet van bewust, dat je graaf de Llosela kende." „Graaf de Llosela is heel vriendelijk voor mij geweest in Barcelona in een aange legenheid, mijn zaken betreffende." Mrs Harrington keerde óch vlug naar den Spanjaard, doch te laat om zijn waar schuwend fronsen in de richting van Eva op le vangen. Slrak keek mrs. Harrington hem in zijn vriendelijk, onverstoorbaar gelaat. „Dus zijl gij de eigenaar van d' Erraha?" „Juist." Met een zonderling lachje zeide mrs Har- rington: „Wat zijl gij een rijk manl Kom, laten wij gaan dineeren." Zij nam den arm van den graaf en ging vooron naar de pelzaal In bet begin was zij zichtbaar afgetrokken, als darht zij over iels dal haar zeer had verrast. Toen ont waakte zij uit haar gepeins, en zeide. zich tot Fitz wendend „En wat denk je ven de Balearische eilanden?" .(Wordt vervolgd)^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9