ISPLINTER
ILinoleum Krommenie
68s,e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 23 Februari 1928
Derde Blad No. 20843
TWEEDE KAMER.
De Hollandsche
Wasch vrou w
JE ZEEPPOEDER
FEHILLFTON.
leGrijzeDame
De pensioenregeling dar «poor-
I wegambtenaren. Behande
ling dei Archiefwet.
(Zitting van gisteren.)
Aan de orde is de behandeling van het
verzoek van den heer Hiem6lra om verlof
tot het richten van vragen aan den Minister
van Marine a.ï. naar aanleiding van de
voorstellen van de bij beschikking van
dien Minister van 19 Juli 1926 ingestelde
commissie inzake opheffing van de Marine-
werl te Heilevoetsluis en reorganisatie van
die werl te Willemsoord.
De VOORZITTER stolt voor de interpel
latie te doen houden op een nader te be
palen dag.
Aldus wordt besloten.
Aan de orde zijn de wetsontwerpen tot
wijziging van de Pensioenwet voor de
Spoorwegambtenaren .1925, machtiging tot
het aangaan van een overeenkomst met de
Mij. tot Exploitatie van Staatsspoorwegen
inzake de pensioenregeling voor haar per
soneel.
De heer DE WILDE (A.-R.) wijst er op,
dat in de commissie van bijstand slechts
drie leden worden aangewezen op voor
dracht van het spoorwegpersoneel, terwijl
er vijf organisaties zijn. Weliswaar is spr.
hel met den Minister eens, dat de commis
sie niet te groot moet zijn, maar toch vreest
hij voor moeilijkheden. Spr. meent, dat bij
de samenstelling van de commissie niet
alleen op het aantal leden, maar ook op de
I richtingen moet worden gelet, die zooveel
I mogelijk vertegenwoordigd moeten zijn.
De heer OUD (V.-D.) dringt er op aan, dat
Ivoor het pensioen in alle gevallen in aan-
Imerking wordl gebracht de hulpdiensttijd.
I De heer v. BRAAMBEEK (S. D. A. P.)
Isluit zich aan bij den heer Oud en meent,
I dat, nu de pensioenfondsen tot één fonds
Ivereenigd zijn, geen onderscheid moet wor-
I den gemaakt iusschen de vroeger bij ver-
Ikhillende fondsen aangeslotenen. Volgens
Irpr. moet dan ook de losse dienst bij de
|fl. S. M. in aanmerking worden gebracht.
Spr. betoogl tegenover den heer De Wilde
|dat diens eisch tot uitbreiding van het aan-
(Ul door de organisaties aangewezen leden
Ifrr commissie van bijstand, wel wat ver
pat Op deze wijze zou men ook moeten
|hmen tot vertegenwoordiging van de cate-
prale bonden. Volgens spr. moet alleen re
ning worden gehouden mei hel aantal bij
t pensioenfonds aangeslotenen en spr.
Irzopkt den Minister, het beginsel der
Irenredige vertegenwoordiging toe te pas-
gn. nadat hij heeft nagegaan door hoeveel
ïelgenoten van het fonds de candidaten
fctverkoren zijn verklaard.
De Minister van Walerslaat, de heer V.
VEGTE zal het verzoek van den heer
bud overwegen. Ten aanzien van de kwes-
fledoor den heer De Wilde gesteld, kan spr.
vee wegen inslaan; hij zal overwegen of
Jet mogelijk is de beide richlingen tot over-
tenslemmlng te brengen.
Dp lieeren DE WILDE en VAN BRAAM
BEEK repliceeren.
De wetsontwerpen worden aangenomen
t h. s.
I Zonder beraadslaging en zonder stem-
king wordl het ontwerp houdende bepalin
gen betreffende het opium en andere ver-
Tmvende middelen goedgekeurd.
Eveneens wordt z, h s. aangenomen de
«nclusie van bet verslag der commissie
mlrent de inlichtingen op het adres van
RECLAME.
HEDEN GEËTALEERD:
2 Meter breed f 2.60
2614
mej. L. C. Otto, gewezen tijd. schrijfster bij
de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam, be
treffende het instellen van een nieuw ge
neeskundig onderzoek in verband met het
aan adressante gegeven ontslag en even
tueel herplaatsing in haar vroegere functie.
Aan de orde is het wetsontwerp tot wijzi
ging en aanvulling van de wet van 17 Juni
1918 lot regeling van het Archiefwezen.
Mevr. BAKKER—NORT (V.-D.) acht de
strekking der voorgestelde wijzigingen, die
concentratie beoogt, prijzenswaardig, doch
vreest, dat, als gevolg van dit ontwerp be
scheiden uit gemeente-archieven naar rijks
archieven zullen worden overgebracht, die
vooral van belang zijn voor de betrokken
iamilies en dus in de gemeente-archieven
thuis behooren.
Spr. acht voorts de scheiding tus9chen
archivarissen eerste en tweede klasse on
billijk.
De heer LANGMAN (C.-H.) wenscht in
de eerste plaats den Minister geluk met zijn
herstel. Vervolgens uit spr. zijn blijdschap
over het feit, dat de Rrchiefbewaarplaals in
Drente behouden blijft, daar juist in Drente
zooveel vondsten uit vroegere eeuwen aan
het licht worden gebracht
Spr. vraagt zich overigens af of er wel
aanleiding was voor dit ontwerp, dat scher
pere bepalingen bevat dan tot dusver gol
den. De gemeentebesturen wijden veel meer
zorg aan de archieven dan voorheen en
spr. meent, dat In de meeste gemeenten de
secretaris of een andere ambtenaar met
liefde voor het werk, best de zorg voor het
archief kan dragen. In dit ontwerp ziet spr.
weer den voorsprong van een nieuwe klasse
van ambtenaren en een nieuwe inbreuk op
het zelfbeschikkingsrecht der gemeenten.
Tenzij er ingegrepen moet worden wanr
verwording dreigt, is spr. niet overtuigd, dat
dit wetsontwerp met zijn ingrijpende wijzi
gingen noodig was.
Do heer KNOTTENBELT (V.-B.) merkt op
dat de strekking van het ontwerp hem niet
sympathiek is. De concentratie, welke het
inhoudt lijkt spr. noch noodzakelijk, noch
zelfs wenschelijk en hij vraagt zich af of er
geen strijd is met art. 152 der Grondwet,
volgens hetwelk onteigening niet kan plaats
hebben zonder verklaring bij de wet en
voorafgaande schadeloosstelling.
Spr. komt er verder teven op, dat ge
meenten zijn genoemd, die archivaris,on
eerste klasse mo9ten aanstellen, waardoor
tal van archivarissen tweede klasse van
aanstelling in die gemeenten zijn uitgeslo
ten. Spr. geeft den Minister In overweging
deze bepaling te schrappen.
De heer VAN SASSE VAN IJSSELT
(R.-K.) juicht de concentratie van het
archiefwezen toe, doch is teleurgesteld in
zijn verwachting, dat de Minister gebruik
zou hebben gemaakt van zjjn bevoegdheid
om dispensatie te verleenen van de eischen
der wet in zake de archivarissen. Thans zjjn
er gemeenten, die daarom geen archivarissen
hebben aangesteld Spr. sluit zich ten deze
aan hjj mevr. Bakker—Nort en den heer
Knottenbelt.
De MINISTER VAN ONDERWIJS,
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, de
heer WASZINK, dankt den heer Langman
voor zijn vriendelijke woorden. Hn beant
woordt vervolgens de vraag van den heer
Langman, waarom dit ontwerp is ingediend.
Vreeselijke dingen zijn er niet gebeurd,
maar er z(jn bijv, iu tal van gemeenten
doop- en geboorte-registers van groote waar
de voor ae archieven, maar die in onver-
zorgden toestand verkeeren, Het zou zeer
te betreuren zijn als ze verloren gingen.
De concentratie wil overigens niet zeggen,
dat alle bescheiden in één bewaarplaats
worden ondergebracht, maar eenvoudig, dat
or administratief een concentratie komt,
zoodat de rijksarchivaris in Den Haag weet
waar de archieven zitten. Voor de klacht van
den beer Langman, dat dit ontwerp de ge
meenten weer op kosten jaagt, is geen aan
leiding, met die klacht bad hij moet»
komen toen tieD jaar geleden de Archief
wet werd ingevoerd. Er wordt ook geen
nieuwe klasse van ambtenaren in het leven
geroepen; de Archiefwet kent reeds archi
varissen eerste en tweede klasse.
Wat de vrees van mevr. BakkerNort
voor de gemeente-archieven betreft, wil spr.
wel opmerken, dat bij niet von plan is de
wet zoo rigoureus toe te passen, dat men
voor de gemeente-archieven vrees benoell
te koesteren.
Tusschen de ambtenaren moot een onder
scheid gemaakt worden, men kan een mst-
gediplomeerd ambtenaar mei vergelijken met
een wetenschappelijk archiefambtenaar. Er
is spr. trouwens geen geval bekend, waarin
dispensatie van de eiscuen is gevraagd.
Wat ten slotte betrefi het grondwettelijk
bezwaar van den heer Knottenbelt, merkt
spr. op, dat hier geen Bprake is van over
gang van eigendom, hoogstens van beper
king van den eigendom.
De algemeene beschouwingen worden ge
sloten.
Bij de artikelsgewijze behandeling verde
digi mevr. BAKKERNOKT een amende
ment op art. XI, beoogende art. 15 der
Archiefwet als volgt te lezen:
„De in die bewaarplaats ondergebrachte
archieven worden beheerd door een archi
varis, die wetenschappelijk ambtenaar is in
den zin van art. 8 van deze wet of bij in
werking treden dezer wet als archivaris of
adjunct-archivaris fungeert. Bij gebrek van
een der hiervoren bedoelde titultarissen
worden gezegde archieven beheerd door
een secretaris."
Spr. verklaart dit amendement als een
overgangsbepaling voor gemeenten waar
geen wetenschappelijk ambtenaar het arohief
beheert.
De heer BOON (V.-B.) bestrijdt het amen
dement, omdat het onwetenschappelijke men-
echen gelijkstelt met hen, die een kostbare
opleiding genoten hebben.
De heer VAN SASSE VAN IJSSELT
steunt het amendement.
De MINISTER zou het onjuist achten,
indien door deze wijziging de ambtenaren,
die door het K.B. van 1919 gerubriceerd
zt)U als ambtenaren 2e klas, nu plotseling
konden solliciteeren naar belangrijke ar
chieven in groote gemeenten. Spr. ontraadt
de aanneming van het amendement
I Mevr. BAKKER-NOKT repliceert.
De heer DE VISSER (C.-H.) acht bet
amendement ten eenenmale in strjjd met de
waarde, die de archieven voor studeerenden
hebben. Wat komt er van terecht als men
schen, die de talen niet kennen, belangrijke
archieven moeten beheeren.
Het amendement wordt verworpen met 60
tegen 8 stemmen.
De heer VAN SASSE VAN IJSSELT
(R.-K.) licht een amendement toe om in te
lasscben een artikel Xia, luidende als volgt:
„In art. 16 der Archiefwet vervailen de
woorden: „overeenkomstig bij algemeene
maatregelen van bestuur te stel.en regelen".
Spr. betoogt, dat Ged. Staten aan alge
meene maatregelen van bestuur voor het
toezioht op do archieven evenmin behoefte
hebben als voor het toezicht op de gemeente
administraties. Spr. wjjst er op, dat, nu
de kosten van het toezicht op de proviucie
komen te rusten, de provincies door deze be
paling, die den Minister het recht geeft
voor te schrijven; Gij zult dit en dat doen,
machteloos zullen staan.
De heer DE VISSER (C.-H.) wijst er
op, dat het amendement niet beoogt een wij
ziging van het r egeeringsvoorstel, maar van
do Archiefwet zelf en wel in dien zin, dat
alle oontrole van regeeringswege vervalt
Daartegen heeft Bpr. groote bezwaren. Ged.
Staten maken overal gaarne gebruik van
do adviezen en de voorlichting van de
rijksarchivarissen, wat een belangrijke be
sparing beteekent
Welke reden kan er nu zijn om een eigen
toezicht van de provincie, dat veel kost en
misschien niet zoo deskundig is, te Boen
instellen, terwijl de bestaande regeling overal
bevredigend werkt.
De MINISTER sluit zich aan bij den
heer De Vizier. Nergens i« iets gebleken
van het opdrijven van kosten het gebruik
maken van de voorlichting der Rijksarchi
varissen brengt nergens groote kosten met
zich.
Aanneming van het amendement zou een
zoodanige verslechting van het ontwerp
zijn, d'at spr. genoodzaakt zou zijn om de
Kamer te verzoeken de verdere beraad
slaging te schorsen.
De heer v. SASSE VAN IJSSELT repli
ceert en handhaaft bet amendement.
De MINISTER dupliceert. Hij zegt den
heer v. Sasse v. Uiselt toe, dat hij den
algemeenen maatregel van bestuur van a
tot z zal herzien en aal trachten hem zoo
te maken dat het onmogelijk wordt be
langrijke kosten op de provincie te leggen.
De heer v SASbE VAN IJSSELT trekt
zijn amendement ra.
In art. XIV brengt de minister een wjj-
ziging aan, volgens welke de arohieven van
wees en momboirkamers „van gemeenten,
die geen eigen archivaris of geen plaats
hebben", worden overgebracht naar een
Rijksarohiefbewaarplaate.
In verband met deze wijziging trekken
de heeren v. AALTEN (V.-D.) en KNOT
TENBELT (V.-B.) hun amendementen op
dit artikel in.
De heer v. AALTEN blijft, ondanks de
intrekking van zijn amendement, bezwaar
hebben tegen het artikel, dat terugkomt
op hetgeen eenmaal door den wetgever is
vastgesteld. Door de wijziging, die de mi
nister heeft aangebracht, zal dit echter in
de practijk geen gevolgen hebben, waarom
spr. óch tegen het artikel niet zal ver
zetten.
De heer KNOTTENBELT blijft zijn
grondwettelijk bezwaar tegen het artikel
handhaven en betoogt, dat ook na de wij
ziging eenig reëel element van eigendom
voor de gemeenten niet overblijft. Spr.
zal daarom tegen het artikel stemmen.
De heer BOON (V.-B.) is het niet met
den heer Knottenbelt eens. Toch zal ook
bij tegen het artikel stemmen, zij het op
geheel andere gronden De archieven der
wees- en momboirkamers zijn reeds in 18U
Rijkseigendom geworden en nu promoveert
de minister een deol er van tot gemeente-
eigendom.
De MINISTER herhaalt tegenover den
heor Knottenbelt, dat het hier niet gaat
om eigendomsoverdracht, waartegen grond
wettelijke bezwaren zouden zijn aan te
voeren, maar om beperking van het eigen
domsrecht. Spr. kan zieh "onmogelijk ver
diepen in de vraag wie eigenaars zijn de
zer archicalia; dat is zeer verschillend en
daarom gaat Ihet bezwaar van den heer
Boon niet op.
Het aTtikel wordt aangenomen met 65
tegen 8 stemmen.
Het ontwerp wordt aangenomen z.h.s.
Bestrijding dei fleuchtn-
e trekkerij.
Aan de orde is hst wetsontwerp tot aan.
vulling van Ihet Wetboek van Strafrecht
met een bepaling tot bestrijding van de
z.g. flesachentrokkerij.
Er worden geen algemeene beschouwin
gen gehouden.
Op het eenige artikel verdedigt de heer
STAALMAN (V.-Been amendement,
waarvan de bedoeling iB dat de wet ook
hen zal treffen, die er hun beroep of ge
woonte vsd maken hotelkamers te betrek
ken met Ihet oogmerk daarvoor niot te be
talen.
Spr. betoogt, dat dit euvel veel meer
voorkomt dan men denkt en dat in ver
scheidene handen dan ook reeda wettelijke
bepalingen er tegen bestaan.
De beer v. WIJNBERGEN (R.-K.) her
innert er aan, dat deze minister vroeger
buitengewoon lid is geweest van den Mid-
denstandsraad en meeot, dat het voor dit
college een voldoening moet zijn dat reeds
kort na zijn optreden djt ontwerp aanhan
gig is gemaakt.
Tegenover hen, die meenen, dat derge
lijke wettelijke bepalingen niet noodig zijn
en dat de middenstand maar zelf uit zijn
oneen moet kijken, is spr het eens met den
minister, die wijst op de concurrentie,
welke den middenstand dikwijls dwingt
vertrouwen te geven zonder voorafgaand
onderzoek De vraag is ecfiter: wat zal het
criterium zij nvoor den strafrechter! De
minister antwoordt daarop: het koopen
van goederen met het oogmerk die niet te
betalen. Spr. wil daarop geen aanmerking
maken, al is hij er óch van bewust, dat
het moeilijk zal zijn het bewijs te leveren,
daar een reeks van feiten bewezen zal
moeten worden Het houden van aanteeke.
niDg der gevallen zal het bewijs verge
makkelijken. De middenstand wil echter
nog verder gaan en ook het eene feit van
koopen met het oogmerk niet te betalen,
RECLAME.
1669
strafbaar gesteld zien. Het zou ook niet te
ver gegaan zijn als dit geschied was, doch
spr. zal geen voorstel in die ncihting doen.
Spr. wijst, tegenover hen, die niet voel van
het ontwerp venvachten, op de preventieve
werking daarvan. Over het amendement-
Staalman zal spr. sicb niet uitlaten, alvo
rens do minister daarover het wpord heeft
gevoerd. In het algemeen zou spr. reeds
willen opmerken, dat er dan ook andere
zeken in dit ontwerp betrokken soudeiv
moeten worden.
Do Minister valt Justitie, de heer DON-
NER, wijst eveneens op de preventieve
werking eener wel, waarbij hij een arlikel
citeert van den heer Koopmeinore in Han
del en Nijverheid, in welk arlikel wordt
opgemerkt dat sinds de indiening van het
ontwerp het aanlal waarschuwingen legen
Ilesschentrekkers rseda is verminderd. Wat
het amendement van den heer Staalman
betrefi, merkt spr, op, dal weliswaar bui-
tonlandsche wetgevingen bepalingen bevat-
Ion ais door hem bedoeld, doch dal in het
algemeen de Nederlandsche wetgeving zich.
op een ruimer standpunt stelt dan de bui-
tenlandsche. Voor het amendement voelt
spr. niot veel, omdat hij een wijzo van wet
geving, waarbij enkele gevallen, die de aan
dacht trekken, strafbaar worden gcsleld,
terwijl er andere analoge gevallen builen
de wel blijven, niet gelukkig acht. Daar
komt nog bij. dat iemand, die kamers huurt,
in den regel ook iels gebruikt en uit dien
hoofde reeds onder hel ontwerp valt. Ook
maken zij. die kamers huren met het oog
merk niet te betalen, zich gewoonlijk schul
dig aan hel opgeven van een valschen
naam, heigeen valt onder arlikel 326. De
hotelhouders verkeeren dus in een betrek-,
kolijk gunstige positie en kunnen ook, door
dat zij vrij sterk georganiseerd zijn, gemak
kelijk dergelijke personen signaleeren, het
geen dan ook reeds geschiedt
Spr. ontwikkelt verder bezwaren tegen
de redactie van hot amendement.
De hesr STAALMAN repliceert en hand
haaft zijn amondement, waarin hij oen re
dactiewijziging aanbrengt.
De MINISTER dupliceert
De heer STAALMAN tripliceert
De heer HEEMSKERK (A -R.) is er niet
van overtuigd dat dit amendement zoo ver
keerd is Hij wijst er op, dat men een kamer
kan huren, in hel register zijn naam teeke
nen en een ander van de kamer gebruik
laten maken. Dan ie er geen sprake van een
valachen naam Ook laai men in vele holele
de consumptie conlant betalen en zet men
alleen de kamer op de rekening.
Spr. begrijpt overigens niet waarom de
minister bezwaar maakt legen een amen
dement dal toch het artikel niel bederft
De MINISTER quadrupliceerl en hand
haaft zijn bezwaren, daar het principieel
niet aangaat afzonderlijke gevallen in het
wetboek Ie regelen.
De heer MARCHANT (V.-D.) heeft er
bezwaar tegen het amendement over Ie ne
men, dat aan den minister een strafbepa
ling opdringt, die hij niet wenscht. lerwijl
de bepaling moeilijk is te handhaven.
Voorts heeft spr. bezwaar legen de weinig
sierlijke redactie.
Het amendement wordt verworpen met
4012 stemmen.
Het wetsontwerp wordt aangenomen
x. h. e.
De vergadering wordt te 5 uur 15 min.
verdaagd tot heden 1 uur.
-tt-
Uil het Engelsch
ran HENRY SETON MERRIMAN.
1 Met een flikkering in haar mooie donkere
Fitn keerde Eva zich tol haar.
V.Bank u; ik wensch geen gepasl huwelijk
f Joen."
IKapitein Bonluor legde zijn hand op haar
"Mijn lieve," zeide hij. „stoor je niet aan
IJ| tij zegt Zij weet niet beier Ik heb wel
van zulke vrouwen gehoord, maar"
r' 'eek hij de kamer rond „ik had niet
Jntaeht er een te ontmoeten in een huis
4il ik wist niet dat zij zichzelf dames
"mdzn."
L'1 Harrington was stom van verbazing
IMde in een wereld, waar de menschen
Jftelijke dingen denken, maar ze niet zeg-
P kapitein Bonluor daaren'egen had nog
T\etn mensch onlmoet aan wien hij zijn
ook als die vijandig was. niet zou
|rven zeegen.
j) streelde Eva's gehandschoende hand
Jv JÜ lichamelijk gekwetst was, en
r '"d keek Eva hem in zijn sympathiek,
Jd gezicht
I :s Harrington negeerde kapitein Bon
T, n'el koude waardigheid, en richtle zich
plfnd tot Eva.
B' ^i'1 wel zon goed zijn Ie bedenken,"
1 Lm v' ')e' 'ouler ïnedhartigheid van
ar t»n ik van overtuigd antwoordde
'erleederd dooi de grauwe eenzaam
heid van het leven dezer vrouw een een
zaamheid. die als 't ware uit alle hoeken en
van alle leege stoelen lot je kwam „en
ik ben u ook zeer dankbaar. Ik denk, dat
mijn oom u misschien verkeerd begreep.
Maar
„Ja, maar
„In de gegeven omstandigheden lijkt het
mij verstandiger zijn vriendelijk aanbod aan
le nemen en mijn tehuis bij hem te kiezen
Ik hoop in staat te zijn werk te vinden
waardoor ik eenigszins in de in de huis
houdelijke uilgaven kan legemoet komen.
Mrs. Harrington haaJde haar schou
ders op.
„Zooals je wilt" zeide zij „Na een
paar maanden gouvernante gespeeld te heb
ben kom je misschien op je besluit terug
Ik weet
Zij was op het jrunt te zeggen, dat zij wist,
wol dat was maar bijtijds herstelde zij zich.
„Ik weet." zeide zij inplaats daarvan
„van meisjes, die een dergelijk leven geleid
hebben."
Mei de lucht van Spanje scheen Eva ook
wat van den Spaanschen trots te hebben
ingeademd.
„Ik ben niet in staat te kiezen." zeide zij
„Ik zal mij wat onlberir.g moeten getroos
ten
Mrs, Harrington drukte op de bel. Dank
zij haar geld. kon zijn steeds toegeven aan
haar grillen Nu had zij plotseling een voor
liefde voor Eva opgevat.
„Wil je een kopje thee?" zeide zij.
Eva lieerde zich hierop tot haar en
eensklaps verstomde zij en bonsde haar harl
in haar keel. zij kon niet direct antwoorden.
„Gaarne." zeide zij tenslotte, en weer
dwaalde haar blik tersluik* naar den schoor
steenmanlel, waar een groot portret van
Fitz haar mei een slillen, peinzenden glim
lach scheen aan'te kijken.
Het was daarna of de heele kamer een
ander aanóen had gekregen. Mise Harring
ton scheen een andere vrouw de wereld
scheen plotseling kleiner en minder somber
Gedurende de resl van de korte visite
spraken zij over onverschillige onderwerpen,
terwijl kapilein Bonluor hel zwijgen be
waarde. Mrs Harringlon's gril werd hevi
ger, en voor de thee was afgeloopen
zeide zij
„Mijn lieve, als je dan niel bij mij wilt
komen wonen, maak dan in ieder geval ge
bruik van mijn huis. Je oom zal ongetwijfeld
eenige kleine veranderingen in zijn huis
houden moeten brengen Nu al el ik voor, dat
je een week of een dag of tien bij mij blijft,
totdat hij gereed ie, je te ontvangen."
Dat laatste met een kleine verzoenende
hoofdknik in de richling van kapitein Bon-
tuor, die meedoogenloos naar de klok keek.
„Dank u, dal wil ik heel gaarne doen,"
zeide Eva, indachtig aan den schoorsteen
mantel.
HOOFDSTUK XIV.
A qaatre.
„Ik wil, dat je vanavond wat toilet maakt.
Ik krijg twee vrienden le dineeren."
Eva keek op van hel boek. waarin zij las,
en mrs Harrington verzachlte de manier
waarop zij kortaf haar wenschen le kennen
gaf. door een zeldzaam glimlachje. Zij deed
dit terwille van Eva dikwijls bijna onbe
wust In zeker opzicht was zij bang voor dit
meisje.
„Ik zal mijn best doen." antwoordde Eva,
nog deels mei hsar gedachten bij de open
geslagen bladzijden,
Tien dagen was zij nu reeds in dit huis
en de ietwat weelderige comfort, die er
heerschle, strookte wel met het tintje ge
makzucht, door haar verblijf in een Zuide
lijk land verkregen. Met mrs. Harringlon
kon zij beter overweg dan zij eerst had ver
wacht. Haar echt vrouwelijke natuur had al
lang gedorst naar sympathie en verlrouwe
lijken omgang, die slechts een andere vrouw
kan geven Er was iets in de atmosfeer van
het huis. dat een merkbare aanvulling was
in hel leven van het moederlooze meisje.
Een aantal vage mogelijkheden van moeite
en zorg, half door Eva ervaren, half ver
moed, was er in de wereld; mrs Harring
ton scheen in staat, aan die mogelijkheden
hel hoofd te bieden.
Alles was onbestemd en in nevelen ge
huld. maar Eva voelde zich op haar gemak,
en als het ware onder bescherming in hol
huis van deze harde, koude vrouw van de
wereld.
„Ik heb niels dan zwart," hernam het
meisje.
„Ja, maar de menschen welen niet wat
een zwarte japon is, vóór zij er een gezien
hebben, die in Spanje is gemaakt,"
Eva sloeg haar boek dicht. Inderdaad
daohl ój over haar toilel boven dergelijke
zaken was zij niel verheven.
Toen zij een uur later In het salon kwam,
vond zij daar de twee mannen aan wie ój
hel meest dacht.
Cipriani de Llosela en Fitz slonden samen
voor den haard Mrs Harringlon was nog
niet beneden. Beiden kwamen naar haar
toe. de graaf nam eersl haar hand. mei rijn
hoffelijke buiging Fitz volgde; zwijgend
drukte hij haar hand mei die natuurlijke
eenvoud, die zij in hem had leeren lief-
hebbeh, i,
„Hel verbaast mij." zeide Eva ,„dat mr?
Harringlon mij niet verteld heeft, wie de
twee vrienden waren, die zij van avond ver
wachtte."
De graaf glimlachte somber.
„Misschien weel uw gaslvrouw niet, dal
wij elkaar reeds vroeger ontmoet heb
ben begon hij-, en hield plotseling op,
toen de deur geopend werd. en hel geruisch
van mrs Harrington's zijden kleed, haar
komst aankondigde
Met een enkelen oogopslag was de toe
stand haar duidelijk.
„Ge schijnt elkaar allen le kennen," zeide
zij bits „Ik wisl. dat Fitz je op d' Erraha
van eenigen dienst was geweest; maar ik
was er mij niet van bewust, dat je graaf de
Llosela kende."
„Graaf de Llosela is heel vriendelijk voor
mij geweest in Barcelona in een aange
legenheid, mijn zaken betreffende."
Mrs Harrington keerde óch vlug naar
den Spanjaard, doch te laat om zijn waar
schuwend fronsen in de richting van Eva
op le vangen. Slrak keek mrs. Harrington
hem in zijn vriendelijk, onverstoorbaar
gelaat.
„Dus zijl gij de eigenaar van d' Erraha?"
„Juist."
Met een zonderling lachje zeide mrs Har-
rington: „Wat zijl gij een rijk manl Kom,
laten wij gaan dineeren."
Zij nam den arm van den graaf en ging
vooron naar de pelzaal In bet begin was zij
zichtbaar afgetrokken, als darht zij over
iels dal haar zeer had verrast. Toen ont
waakte zij uit haar gepeins, en zeide. zich
tot Fitz wendend „En wat denk je ven de
Balearische eilanden?"
.(Wordt vervolgd)^