'rof. HUGO DE VRIES, 80 jaar.
)eGrijzeDame
58s" Jaargang
LÈIDSCH DAGBLAD, Donderdag 16 Februari 1928
Derde Blad
No. 20837
EERSTE KAMER.
De Hollandsche
Wasch vrouw
JE ZEEPPOEDER
FEUILLETON.
Prof. dr. HUGO DE VRIES.
Vandaag viert prof. Hugo de Vries, de
leerde met een wereldreputatie, zijn t-aoh-
jEten verjaardag. De man, die tien jaar
deden bij het neerleggen van zijn profes-
ra&t op zoo grootsche wijze is gehuldigd,
1 ook op dezen dag wel niet te klagen
bbea over de bewijzen van sympathie en
Edeleven uit alle kringen van ons volk I
s eerste teeken daarvan kan beschouwd
trden het feit dat de Senaat der Land
er Hoogeschool te Wagen in gen gi ster
oid besloten heeft hem het eere-docto-
r in de landbouwkunde te verleenen.
bi. De Vries werd den 16den Februari
i te Haarlem geboren, studeerde van
i tot 1870 te Leiden, waar vooral prof.
!enka veel invloed op zijn studie had,
promoveerde daar in 1870. In dit jaar
i 1S71 studeerde hij te Heidelberg bij
ifmeister em te Würzburg bij Sachs. Na-
hij leeraar aan de H.B.S. met 5-j. c.
i de Openbare Handelsschool te Amster-
awas geweest, ging hij terug naar Würz-
irg en later naar Halle, om aan een op-
acht van het Pruisische ministerie van
cdbouw te kunnen voldoen, n.l. het be-
udeeren van eenige landbouwgewassen
laver, maïs, aardappel). In 1S77 werd hij
noemd tot lector in de plantenphysiolo-
e te Amsterdam, in 1878 tot buitengewoon
wgleeraar en in 1880 tot gewoon hoog
waar. Verscheiden universiteiten tracht-
i hem aan zich te verbinden, het laatst
1910) de Columbia-University te New-
ork. Toen De Vries hiervoor bedankte,
left Amsterdam hem een nieuw Laborato-
i gebouwd. Dat De Vries in het buiten
lid hoog gewaardeerd werd, blijkt uit de
irschillende eere-doctoraten, dit hem wei-
i aangeboden en uit vel® andeT© hooge
«lerscheidingen, die hem te beurt vielen.
Hugo d© Vries heeft zeer veel geschreven,
coral op physiologisch en genetisch ge-
ied. Zijn proefschrift: ,,De invloed van de
mperatuur op de levensverschijnselen der
anten" (1870) wees reeds in die richting,
i va® zijn voornaamste werken is ,,Die
utationstheorie" (1901); dit werk gaat
een groot deel over de St. Theunis-
bem (Oenothera Lamarckiana) en haar
mutanten. Over hetzelfde onderwerp han-
deelt ook .,Gruppenweise Artbildung"
(1910). Zijn studies, die in tijdschriften ver
schenen waren, werden door vrienden en
vereerders in zes lijvige deelen vereenigd:
Opera periodicis collata" (1918), waarin
niet minder dan 150 artikelen zijn opge
nomen. Na het- ontvangen van zijn eervol
emeritaat, vestigde De Vries zich in Lun-
teren.
Naar aanleiding van zijn SOsten verjaar
dag schrijft het orgaan der Alg, Ver. voor
Bloembollencultuur o.a.
,,In het orgaan onzer vereeniging, die
reeds een groot aantal jaren prof. De Vries
onder haar eereleden mag tellen, is een
vermelding van de groote beteekenis van
het werk van Hugo de Vries niet noodig.
Zijn onderzoekingen over den levenden in
houd van de cel het protoplasma zijn
pioniersarbeid op het gebied van het erfe
lijkheids-onderzoek en haar verband met
de variabiliteit, waarop de bekende muta
tietheorie-De Vries is gebouwd, zijn, naast
zooveel ander uiterst belangrijk werk, ook
in de bloembollenstreek hoogelijk gewaar
deerd.
Er is nog een speciale reden, om bij dezen
gedenkdag stil te staaD. Voor hen, die de
hyacinthencultuur beoefenen, doordat zij
bij het denken aan prof. De Vries, herin
nerd worden aan het feit, dat het aan diens
advies is te danken, dat in 1883 zijn leer
ling, dr. J. H. Wakker, in het verloopen
jaar overleden, werd belast met het on
derzoek naar oorzaak en bestrijding ran
het geelziek der hyacinthen. Het nauwe
contact, een vriendschapsband, die er be
stond met den toenmaligen voorzitter der
Alg. Vereeniging, J. H. Krelage, zal aan
dit initiatief wel niet vreemd zijn geweest.
Door de visie die prof. De Vries op dit
ziekteverschijnsel had, werd zijn bekwamen
leerling den weg gewezen tot een succes,
dat in wetenschappelijke kringen opzien
baarde en voor de practijk rijke vruchten
afwierp.
En al nou het waar zijn, dat niet alle
theoretische conclusies, waartoe prof. De
Vries jaren geleden kwam, op het oogen-
blik meer worden aangenomen, de belang
rijkheid van zijn onderzoekingen en raad
gevingen is daarmede niet verminderd.
Zoowel op het gebied van de erfelijkheid,
als b.r. op het zooeven aangeroerde ter
rein, is prof. De Vries een pionier geweest,
wiene spoor velen zijn gevolgd, wetenschap
en practijk tot zegen."
De samenvoeging der militaire
departementen Voor- en
standers aan het woord.
CVervolg van gisteren).
De heer HEERKENS THIJSSEN (R.K.)
verzet zich met grooten tegenzin tegen het
ontwerp, daar hij den minister als een uit
stekend bewindsman beschouwt. Maar
daarom begrijpt spr. niet, dat de minister
trots de waarschuwingen van vele zijden
blijft vasthouden aan het voorstel. In 't
algemeen deelt spr. in de meeningen van
den eersten spreker, doch hij spreekt niet
namens zijn politieke vrienden, hoewel
daarvan zelfs meerdere aan zijn zijde
slaan.
De minister blijft aan het ontwerp vast
houden, doch hij blijft niet altijd van een
zelfde meening, zooals spr. heeft opgemerkt,
maar laken wil hij dat niet. Een sterk
staatsstuk is het ontwerp niet; in de eer
ste plaats reeds niet overtuigend wat be
treft de verklaring omtrent de beteekenis
van enkele onderdeelen der Marine. Hij
beschouwt de Marine slechts als een stra
tegisch onderdeel, maar het Marinedepar
tement eischt heel wat meer dan zorg
voor verschillende onderdeelen.
Onze geschiedenis leert ons. dat onze
vloot wat meer is dan een onderdeel van
de weermacht, die onze kust beschermt.
En wie bij de Marine werkzaam is moet
op en top een zeeman zijn, in de eerste
plaats het hoofd van dien dienst. Een zeer
bevoegd zeeman is door spr. geraadpleegd,
men heeft dat spr. bijna kwalijk genomen,
maar als men geen deskundige is, moet
men wel een deskundige raadplegen. Hij
heeft een gepensioneerd opperofficier der
Marine en andere autoriteiten gesproken,
doch geen hunner heeft zich voor het voor
stel verklaard.
Nederlanders vindt men over de gansche
aarde verspreid. Zij vormen een uitge-
breiden schakel voor onzen handel en deze
heeft vlagvertoon ten zeerste van noode,
dat valt niet te ontkennen en als men on
ze Marine tekort doet, doet men daardoor
onze natie tekort. Maar ook in wereld
streken, waar onrust heerscht of dreigt
is het goed, zelfs onvermijdelijk, dat onze
vloot zich vertoont.
Dat leert ons, dat onze vloot niet enkel
de landsdefensie tot taak heeft. Tegen mo
gelijke imperialistische neigingen kan par
lement en ook ministerie waken. Spr, wijst
in verband hiermede op het adres uit han
delskringen tot de Eerste Kamer gericht
om het ontwerp te verwerpen; zij behooren
tot den kring, waar men geen geld over
den balk gooit en toch zijn zij gekant te
gen dit bezuinigingsvoorstel. Dat zegt veel.
En overigens zijn het volstrekt niet uit
sluitend belanghebbenden die zich tegen
het voorstel kanten.
Wat betreft de defensie van Indië, de
voorstelling, dat het departement van ma
rine daar feitelijk weinig mee te maken
heeft, is volkomen onjuist. De vlootvoogd
in Indië hangt geheel af van het Depar
tement wat betreft de formatie van per
soneel en materieel en dus moet de mi
nister, die daarover le beslissen heeft vol
komen op de hoogte zijn.
Spr. ontkent dat door aanneming van
het voorstel belangrijke bezuinigingen zal
worden bereikt.
De heer DE MURALT (V B.) re vermoe
delijk voorstander van 't ontwerp. Hij wijst
er op, dat de Eerste Kamer hoofdzakelijk
tot taak heeft te onderzoeken of een wet
schadelijk is voor 's lands belang. De mé
rites van een ontwerp komen eerst in de
tweede plaats aan de orde.
Spr. ontkent, dat er in breede lagen van
ons volk belangstelling voor dit ontwerp
wordt gevonden. Men heeft alleen belang
stelling voor het misbaar, dat van belang
hebbende zijde er tegen is aangeheven.
Het ontwerp ligt in de neutrale zone,
en de minister had dus gelijk een kwes
tie die al 25 jaar hangende is, tot oplos
sing te brengen. Het geheele ministerie is
voor het voorstel, in de Tweede Kamer
heeft de politiek, het debat en de stem
ming er over niet bcheerscht en dus is
het niet te verwonderen, dat in de Eerste
Kamer hetzelfde is waar le nemen.
Belangrijke bezuiniging valt het ontwerp
niet le verwachten, dat erkent spr. ten vol
le, doch niettemin is hij voorstander er
van gebleven trots hij alle verslagen cn
brochures over de zaak heeft gelezen. Het
is verbazend, wat er al legen den minister
is geïnsinueerd! Met den eenslemmigen
tegenstand van deskundigen steekt spr
den draak; men doet het best met daar
niet te veel naar te luisteren. Men kan
toch van marineofficieren niet anders ver
wachten, als dat zij zich legen het fusie
denkbeeld verzeilen.
Het is volstrekt geen steekhoudend be
zwaar dat één man het nieuwe departe
ment niet zou kunnen beheeren en even
min dat men zonder deskundigen aan het
hoofd geen continuiteit krijgt. Juist de op
eenvolging van deskundigen is oorzaak van
de afwezigheid van. continuiteit.
Voor spr. staat het heelemaal niet vast,
dat een marineman aan 't hoofd der ma
rine moet staan. Evenals in Engeland en
Frankrijk kunnen hier best burgerstaatslie
den 't departement behoorlijk beheeren. De
Vlootwet is destijds het best verdedigd
door den oud-chef van den topografischen
dienst Van Dijk en weleer heeft minister
Van IJselsteyn het best de voorgestelde
kruisers verdedigd.
Hoe goed fusie kan werken, bewijst de
samensmelting van Binnenl. Zaken en
Landbouw; en de heer Kan is de minister
uit wiens handen het werk het eerste los
komt.
Een ramp heeft oud-minister van Dijk
de fusie genoemd, maar dat is een zeer
overdreven groot woord. Heeft die afge
vaardigde zelfs niet dezen minister gehul
digd als minister van oorlog doch ook als
minister van marine? Dat klopt toch niet
met elkaar!
De splitsing van de marine wordt telkens
als een boeman voor den dag gehaald. Oud
minister Colijn is met die splitsing het eerst
voor den dag getreden, maar hij deed dat om
de heele vlootkweslie uit de politiek weg te
halen. Die splitsing heeft echter verwarring
in de geesten gebracht. Zijns inziens is die
splitsing noodig en reeds aan den gang, ech
ter als een goedaardige splitsing, ten einde
een einde te maken aan het groot overcom
pleet hier te lande. En die splitsing werkt
zeer goed tot oplossing van de personeel-
kwestie. Waar men waarschuwt tegen de
splitsing ter zee, ziet men totaal over het
hoofd, dat de landmacht reeds lang is ge
splitst, en de minister van oorlog over de In
dische landmacht niets heeft in te brengen.
Spreker komt er ook tegen op uitspraken
van mannen als de heer Brautigam ten
gunste van het voorstel uit te spelen als be
zwaren tegen liet onderwerp en betoogt, dat
dit ministerie niet willens en wetens met
voorstellen zal komen, welke schade zal
brengen aan de weermacht van Indië. Men
heeft daar veel meer belang bij een goede
marine dan ten onzent en dat weten de mi
nisters allen zeer goed. En zeker is het een
leugen aan minister Lambooy te verwijlen,
dat hij de personeelsformatie te klein doet
zijn.
Minister LAMBOOY ontkent dit ten stel
ligste. Er zijn in Indië thans 125 man meer
op de vloot dan bepaald is en terwijl de mi
nister bij de nieuwe organisatie 2100 man
aan Indië wil toestaan, heeft de vlootcom-
mandant verklaard aan 2000 man genoeg
te hebben.
De heer DE MURALT: daaruit blijkt het
een leugen, dat de minister de weerkracht
van Indië zou verminderd hebben.
In de gezagsverhoudingen komt door de
fusie geen verandering, hel kabinet blijft in
zijn geheel verantwoordelijk voor de alge-
meene Indische defensie, de minister van
Marine is slechts leverancier van materiaal
RECLAME.
1689
en personeel en de organisatie, de gewone
dienst enz. gaat in Indië buiten den minis*
ter om.
Het bezwaar tegen één man voor twee
departementen weegt voor spr. niet, en het
argument, dat de minister steun vindt bij de
nihilisten, acht hij kinderachtig. De vrijzin*
nig-democraten in de Tweede Kamer waren
geen voorstanders als défaitisten, maar als
begunstigers. Spr. hoopt dat de Kamer zich
niet zal laten van de wijs brengen door de
hetze tegen dezen minister.
Mevrouw POTHUIS—SMIT (S. D. A PJ
is vóór het ontwerp, niet omdat het de vloot
zou verbeteren, maar als voorstandster van
ontwapening, daar de fusie de oorlogsparaat*
heid van onze weerbaarheid zal doen in*
krimpen. Als anti-militariste en pacifiste is
zij dus voorstandster en dat omdat de mi*
nister bezuiniging er van verwacht. Spr. is
het daarmede eens en in die bezuiniging zit
het aantrekkelijke van het voorstel.
De tegenstanders willen echter handha*
ving der traditie en uitbreiding der marine.
Wat zij daarmee bedoelen blijkt wel uit een!
artikel van ,,Onze Vloot", door spr. geciteerd-
Zij denken niet aan bezuiniging, doch aad
uitbreiding van de vloot
Ook het Marineblad spreekt in dienzelfdcn
geest en wijders citeert de spr. een artikel
van den heer Umbgrove in de „N. Crt.' tot
toelichting van een adres ten gunste van
verwerping, geteekend door bankiers, direc*
teuren van petroleummaatschappijen, enz.
Ten slotte critiseert spr. den open brief
van ,,Onze Vloot", alsmede de onlangs ver*
schenen brochure dier Vereeniging. Uit al
die artikelen spreekt eenzelfde geest, een!
geest, die juist een andere richting uit wil
dan de minister, een geest ook, die zich ooti
elders openbaart.
De heer BLOMJOUS (R.-K.) betoogt del
noodzakelijkheid van het onderhoud van een
voldoende weermacht. De dagen van 191^
hebben dat wel zeer duidelijk bewezen.
Vooral in Indië is dat noodig, doch in 191-4
was onze vloot zeker niet voldoende ge*
weest, als we tot actief optreden genoopt
waren geworden. Maar ons lidmaatschap
van den Volkenbond legt ons den plicht op
voor een behoorlijke weermacht te zorgen,
Is dit onderhavige wetsontwerp in overeen*
stemming daarmede? Spr. betwijfelt dit, spe*
ciaal wat betreft de verdediging van ons
Indic. Wij staan tegenover het vraagstuk dee
fusie in een eigenaardige positie. Er moet,
wat de defensie betreft, wel eenheid bestaart
tusschen moederland en Indië, maar het ia
onmogelijk behoorlijk voor de Indische de*
fensie ter zee te zorgen zonder splitsing ert
het doet spr. leed, dat minister Lambooy. die
gedachte weleer door hem voorgestaan, heeft
laten schieten. Dat de personeelskwestie
daarbij den doorslag heeft gegeven, kan spr,
niet dadelijk aanvaarden. De vroeger op dert
voorgrond gebrachte bezuinigingsmotieven
zijn intusschen steeds meer op den achter*
grond gekomen, feitelijk verdwenen. Trou*
wens aan bezuiniging door de fusie gelooft
spr. niet bijzonder. Maar de minister be*
weert, dat de samenvoeging een deugdelijks
weermacht zal geven. Spr. gelooft dat niet,
omdat bij de fusie twee ongelijksoortige
grootheden worden vereenigd, die icdefl
onder 'eigen technische leiding moeten blij*
ven staan en de toekomst der marine hangt
van die fusie af. De eenheid van het Rijk;
acht spr. zelfs er door bedreigd.
De VOORZITTER verdaagt hierop ds
vergadering tot heden om elf uur voormid*
dags.
Uit het Engelsch
van HENRY SETON MERRIMAN.
Zij kwam, en zij zag, maar zij had
dusver nog niets gezien, dat het
Afwinnen waard was. Zoovele van haar
ihoolvriendinnen, die getrouwd waren op
aandrift van het oogenblik, uit louter
n''menteele redenen, hielden nu verblijf,
s vreeselijke en afgetobde waarschuwin-
!n. in een wijk van de voorstad, waar de
uur weinig en het bevolkingscijfer hoog
as- Als er iets bestond dat miss Jones
leer verachtte dan liefde in een hutje, dan
as het de onbehagelijkheid van een wo-
lcü in de voorstad.
Agatha, in één woord, was van plan beter
tocht te komen, en zij was haar moeder
arubaar, dat zij dit voorzien, en door een
arende opvoeding mogelijk gemaakt had.
"^schijn]ijk zat zij hierover na te den
ierwij] zij heur haren borstelde, want
'1 was in diep gepeins verzonken. Er werd
au de deur geklopt een bescheiden, ver
ten klopje
kom binnenl" riep Agatha.
°Pen en °P ^en drempel ver-
0?n mrs Ingham-Baker, dik en poeslief,
e.en belachelijke purperen kamerjapon.
'k binnenkomen en mij bij je vuur
^nen. lieve?" vroeg zij nederig, „het
F"lnf haast uit."
a' komt." zeide Agatha, „omdat u bang
«ent
T(»r de meiden,"
Mrs. Ingham-Baker sloot de deur en
kwam met eigenaardige pasjes, steelsge-
wijze, naar het vuur. Het zou niet der
waarheid getrouw zijn. te zeggen, dat zij
op de teenen kwam, haar lichaamsbouw
leende zich niet tot de wijze van zich voort
bewegen.
„Wat speelt de graaf prachtigI" zeide de
moeder.
„Prachtig!" antwoordde de dochter.
En geen van beiden dacht aan Cipriani
de Lloseta.
Mrs. Ingham-Baker slaakte een zucht.
„Ik geloof niet." zeide zij, „dat hij ooit
weer zal trouwen."
Het meisje gaf een ruk met haar mooie
hoofdje.
„Ik geloof niet, dat iemand hem zou wil
len hebben!"
Zij hoorde niet tot hen, die een veld
tocht meemaken en nederlaag erkennen.
Mrs. Ingham-Baker zuchtte weer.
„Hij moet heel rijk zijn! een paleis in
Barcelona een paleis I"
„Andere menschen hebben kasteelen in
Spanje." hernam Agatha, zonder een zweem
van dat kinderlijk respect, waarin onze
grootmoeders zich verheugden. A-gatha had
niets, wat ouderwetsch of verouderd was
over zich zij was integendeel uiterst
modern.
De oudere dame begreep de zinspeling
niet en verzonk in diep gepeins Zij ver
onderstelde, dat Agatha gedanst had met
andere rijke Spanjaards, en dat zij haar
kleine vinger slechts behoefde op te steken
om een van hen te krijgen Haar houding
tegenover haar dochter was die van een oud
strijder die zijn best gedaan heeft in een
vervlogen tijd en nu verstandig genoeg is
om het dieper inzicht en de meerdere ken
nis bij de moderne wijze van oorlogvoeren,
le erkennen en zeer tevreden is met een
klein commando in de achterhoede.
Om de vergelijking door te voeren, maak
te zij nu uit deze voorloopige verkenning
op, dat de jongere en bekwamere generaal
aan het front op het punt stond zijn plan
van aanval te veranderen. Inderdaad was zij
niet binnengekomen om zich te warmen,
maar om inlichtingen in te winnen.
„Mrs. Harrington schijnt eTg op Luke ge
steld," zei Agatha achter haar haar.
„Ja," antwoordde mrs. Ingham-Baker,
voorzichtig voortrukkend, „buitenge
woon! Die arme Fitz loopt hard kans ont
erfd te worden."
„Fitz heeft voor zichzelf te zorgen."
meende de jonge dame. „Zeide zij nog iets
tegen u. toen ik naar bed was? Daarom
ging ik weg."
Mrs. Ingham-Baker gluurde naar de deur
en trok haar kamerjapon dichter om zich
heen.
„Wel," begon zij met groote woorden
rijkheid. „natuurlijk zeide ik wat een aardig
man Luke was. zoo flink en eenvoudig en
zoo al meer. En zij was het volkomen met
mij eens. Ik zei, dat hij toch nog wel voor
uit zou komen, en haar tenslotte geen
schande zou aandoen na al haar goedheid."
„Wat bedoelde u daarmede?" vroeg
Agatha.
„Ik weet het niet. lieve, maar ik zei hel
En zij zei. dat zij dit hoopte. Toen vroeg ik
haar of zij wist. hoeveel zijn loon of salaris
of hoe zij het ook noemen, bedroeg, en wat
zijn vooruitzichten waren. Zij zeide niets
van zijn salaris te weten, maar dat zijn
vooruitzichten een heel andere zaak waren
Ik deedalsof ik niet begreep, wat zij
meende. Toen zuchtte zij even en zei, dat
men niet kon verwachten altijd te blijven
leven. Ik zeide dat ik wel zou willen, dat
dit met sommige menschen wel het geval
was, en toen lachte zij heel kluchtig.
„Het schijnt, dat ge het niet heel goed
gedaan hebt", merkte de jongere en meer
wetenschappelijke strijdster bedaard op.
„O. maar het was alles in orde, Agatha-
lief. Ik begrijp haar zoo goed. En ik zeide,
dat ik er van overtuigd was. dat Luke ver
diende, al wat hij zou krijgen; dat het na
tuurlijk met Fitz anders was, omdat zijn
leven kant en klaar voor hem ligt. En zij
zeide, dat ik volkomen gelijk had".
Het verslag was ten einde en Agatha zat
eenige oogenblikken met den borstel op
haar schoot, in het vuur te staren met de
diepzinnige bedachtzaamheid van een kalm
krijgskundige.
„Ik weet zeker, dat hij van je getroffen
was" zeide de moeder met vuur.
Bij slot van rekening was zij slechts ge
schikt voor een heel klein commando, heel
ver in de achterhoede. Zij zag niets van het
eigenaardig licht in Agatha's oogen.
„Denkt u dat?" zeide het meisje droo-
merig.
„Ik ben er zeker van."
Agatha begon weer met het borstelen van
haar haar.
„Waarom denkt u dat?" vroeg zij, van
achter haar kronkelende haardos.
„Hij heeft zijn oogen niet van je af ge
houden. toen je den graaf accompagneerde".
Plotseling stond het meisje op en ging
naar haar toilettafel. De kaarsen waren
ontstoken, aan iederen kant van den spie
gel een.
v,Zeide zij nog niets over Fitz?" vroeg
zij eenklaps, klaarblijkelijk wenschend van
onderwerp te veranderen, wat mrs. Ing
ham-Baker niet poogde te begrijpen. Zij
was geen slimme vrouw.
„Niets".
Agatha kwam terug en ging weer zitten,
„En u weet heel zeker, dat zij precies
zei, wat u mij verteld hebt, over niet te vern
wachten altijd te blijven leven."
„Heel zeker."
Toen volgde een lang stilzwijgen. Op
straat, onder de ramen, klonk het ratelend
geluid van een voorbijgaand rijtuig, door
de nachtelijke stilte. Buiten op den
schoorsteen, die met Agatha's kamer in
verbinding stond, was waarschijnlijk een
windvanger werd van tijd tot tijd een
zacht gekreun gehoord, blijkbaar van den
haard komend.
Agatha leunde voorover met haar kin op
haar beide handen, haar ellebogen op haar
knieën. Haar haar hing bijna tot op den
grond. Peinzend staarde zij in de kolen. De
oudste krijgskundige wachtte in eerbiedig
zwijgen.
„Veronderstel, zei het meisje eens*
klaps en hield toen op.
„Ja, lieveling."
„Veronderstel, dat wij de uitnoodiging
van de Daneford's aannemen?"
„Om naar Malta te gaan?"
„Ja, om naar Malta te gaan".
Eenigzins verbijsterend, afgemat, verviel
mrs. Ingham-Baker in een verlegen mij
mering. Deze moderne strijd wa9 zoo inge
wikkeld. De jongere krijgskundige scheen
geen antwoord op haar veronderstelling le
wachten. Zij ging zoo volkomen op. in het
volgen van den loop van haar eigen ge
dachten. alsof zij alleen in de kamer ge*
weest was.
(Wordt vervolgd). J