VOOR DE KLEINTJES. Marc Twain kamertje opentrok, zag zg dadelgk, dat het dien nacht hard gesneeuwd had. Wat lag er een pak! En 't zonnetje scheen, 't Was heerlijk winterweer. „Hè, nu sleeën van den Pinkenberg in piaat* van naar school 1" dacht Doortje, „maar nee, ik wil daar niet aan denken I" Vlug kleedde zg zich aan en ontbeet ze om met de broertjes naar school te gaan. Die werden al ongeduldig en het was toch nog erg vroeg. Nu eens glgdend, dan weer elkaar met sneeuwballen gooiend, liepen zij den weg naar school. Het laatste eind meert Doortje alleen afleggen, daar de broertjes reeds eerder afgeslagen waren naar de jongensschool. Zoo in haar ééntje vond Doortje toch niet veel aan de sneeuw. Weer dwaalden haar gedachten naar de Gelderscho bos- 6chen. Daar zx>u nu ook wel veel sneeuw liggen. De dennen zouden allen in Kersfc- boomen veranderd zijn in dat sprookjes land Annie, Eva en Loekie zouden stellig op den Pinkenberg gaan sleeën. Droomerig liep zij in haar eentje ver der, haar handen voor de kou diep in de zakken van haar mantel gestoken, tot patseen groote sneeuwbal haar arm raakte. Verschrikt keek zg om zich heen, als ontwaakte zij plotseling uit Sprookjes land in de Werkelijkheid. Zou zij terug gooien? Och, waarom? Ze deden 't om haar te piagen. Ze zou maar net doen, alsof zo niets bemerkte en rustig doorloopen. Weer ketste er een bal, nu tegen haar echouder. Au! die kwam hard aan en ze 6cbrikte er opnieuw van. Het uitbundige troepje meisjes 't waren er heel watl schaterde luid om haar verschrikte gezicht. „Hè, wat 'n flauw kind, dat bang is voor een sneeuwbal!" riep Mena do Vries uit. „Kinderachtig!" vond Ankie Verheul. „Maar we zullen 't haar wel afleeren en laar net zoo lang gooien, totdat ze er niet meer van schrikt." En de daad bg het woord voegend, maak te zg een flinken, stevigen sneeuwbal, gooi de dien met kracht door de lucht en.... een rinkelend geluid als van gebroken glas deed het heele troepje doodelgk ontsteld c°n zijstraat instuiven. Ditmaal had de sneeuwbal Doortje niet getroffen. Hij was rakelings langs haar heen gesuisd en had een ruit verbrijzeld, die rinkinkelend was neergekomen op de steep, waar de sneeuw reeds weggeveegd was. Geen wonder dus, dat de meisjes ont stelden, al was het dan ook flauw, dat ze wegliepen. Doortje, die zich natuurlgk niet van eenig kwaao bewust was, liep rustig door, totdat plotseling een klein, oud heertje, dat haar voor de schuldige aanzag, naar buiten kwam stormen en baar nariep: ..Dat kun je betalen, hoor! Altijd die baldadigheid! Ik zal er werk van maken; daar kun je op rekenen!" Doortje bleef doorloopen. Zou ze zeggen, dat ze 't niet gedaan had? Maar het oude heertje was het huis alweer ingegaan om zijn dikke winterjas aan te trekken. Nauwe- lgks was het negen uur en de schooldeur gesloten, of hg belde aan en vroeg om het Hoofo der School te mogen spreken. Het baldadige troepje was van den an deren kant nog op het laatste nippertje de school binnengegaan en zat nu met een min of meer ontdaan gezicht in de bank. Er zou natuurlgk wat op zitten en Ankie Verheul, die den noodlottigen bal gegooid had. schuifelde onrustig heen en weer. Nog geen tien minuten was de les be gonnen of de deur van het schoollokaal ging open en juffrouw Tervoren trad met een klein, oud heertje binnen. „Meisjes," begon het Hoofd der School, „beeft een van jullie soms bij ongeluk met sneeuwballen gooien ergens een ruit inge gooid?" Doodelgke stilte. De schuldige keek met neergeslagen oogen vóór zich, maar zei geen woord. „Ik weet natuurlgk niet, of één der leer lingen uit deze klas het gedaan heeft," zei juffrouw Tervoren nu op fluisterenden toon teger dit heertje. Maar dit antwoordde: „Daar zie ik haar al: rechts in de vierde bank met die blauwe jurk aan." KLEUR- EN KNIFPLAATJES. Hier hebben we weer eens 'n paar kleur en knipplaatjes. Ik zou ze maar niet uit de kinderkrant knippen, maar er liever een stuk dun, doorschijnend, wit papier op leggen en daarop de plaatjes en de driehoekjes over trekken. Niet verschuiven, hoorl want dan komt er misschien anderhalf poesje in de slee of maar een half! Als je met overtrekken klaar bent en geen enkel lijntje vergeten hebt, plak je het vel papier op heel dun karton. Daarna ga je de twee plaatsjes kleuren. De' drie hoek jes kunnen zoo blijven. Hoe denken jullie over een groene' slee, een rood-met-blauw geruite deken en een grijs poesekopje? Vader Poes heeft een donker blauwe jas en broek aan, terwijl zijn bruine das vroolijk in den wind wappeTt. Ik denk, dat zijn handschoenen eveneens bruin zijn. En zijn staart? O, die is zwart met een wit puntje, zooals zijn snuitje ook zwart is en zijn ooren wit. De jas van den vroolijken sneeuwman is natuurlijk wit, terwijl zijn kleermaker zwar te anlhraciet- of cokes-knoopen aan zijn buisje heeft gezet. Zijn das is vuurrood en zijn stokkerige armen zijn bruin Je mag ook wel andere kleuren kiezen, die je zelf mooier vindt. Zijn jullie klaar met kleuren? Knip dan de twee plaatjes en de( driehoekjes secuur uit. De driehoekjes je nu voorzichtig op de stippellijnen <J dienen om de plaatjes bij het opzeJJ steunen. Je bestrijkt de smalle daarom met lijm of gluton en plakt i dc plaatjes aan. Het bovenste moet den sneeii staande houden en het onderste mof gen dat Vader Poes en kleine Minetji slee niet omtuimelen. Het moet dus| tegen den achterkant dor slee konï zitten, zooveel mogelijk in het midq het geheele plaatje. Leg nu een reep wit papier op i 'sterbank. zet de plaatjes daar op en| hebt de wintersport in de kamer. Als er sneeuw ligt builen, kanl Poes met één oog naar jullie kijken, je hem voorbij sleedt of glijdt. En als er geen sneeuw ligt? Wl lacht hij in zijn vuistje, omdat z ij| niet opgeborgen hoeft te worden, het ook nog zoo hard en al regent hej water. C. E. d. Verschrikt keek Doortje op. Hoorde zij goed? Rechts in de vierde bank met die blauwe jurk aan, dat was zij! Zg en niemand anders! Daar had je het nuMaar ze had het toch niet ge daan. Zou ze 't lekker zeggen en die nare Ank Verheul verklappen, of zou ze Vast klemden baar lippen zich op elkaar. „Doortje Verbeek," vroeg juffrouw Ter- voren nu, „heb jij het gedaan?" Geen antwoord. „Doortje Verbeek antwoord mij. Heb jij het gedaan of weet je er iels van?" Nog geen antwoord. „Doortje, ik vraag het je nu voor den derden en laalsten keer: heb je het ge daan of weet je er iets van?" Nog steeds kwam er geen antwoord van de vierde bank. Het was doodstil in de klas, zóó stil, dat men een speld had kunnen hooren vallen. Na een korte poos, die allen een eeuwig heid leek, ging juffrouw Tervoren voort: ..Je ontkent hel niet en bont dus de schuldige. .Te moet vanmiddag schoolblij ven en verder. Daar stak plotseling op de zesde bank 'n meisje haar vinger op. liet was Ankie Ver heul, die snikkend uitriep: „Nee, juffrouw, z ij heeft het niet ge daan. Ik ik was het „Goed," zei het Hoofd der School nu, kom na twaalven dan maar eens bij mee". En tot Doortje: ,,'t Spijt me, lieve kind, dat wij je ver keerd beschuldigd hebben. Maar één ding weet ik wel, al ben je nog maar kort bij ons op school, en dal is: dat je een ferme meid bent door je klasgenootje niet te wil len verraden. Wist je,-dat Ankie Verheul het gedaan had?" „Ja, juffrouw," waren de eerste woorden, die Doortje sprak. Wat er dien middag tusschen Tervoren en Ankie Verheul, ga werd, weet ik niet, maar wel, datj Doortje vóór tweeën bij school op en haar vroeg: „Wil je mijn vriendin zijn? Ik erg aardig" wat was Doortje nu gelukkigl] Ankie werden trouwe vriendinnen dit oogenblik vond Doortje de Ams| 9che meisjes even aardig ab de Ge Van het oude heertje kreeg zij te doos bonbons met een kaartje, stond: liet spijt mij, dat ik je verkeerd I digde. Eet deze bonbons maar op zondheid op, als een teeken dat je vergeeft. Dat Ankie Doortje helpen mod door den bonbon-voorraad heen te' spreekt vanzelf. Deze beroemde Amerikaanse he had, naar het schijnt, een groot aapj belgangers. Te'lkens weer kreeg hij en portretten met ongeveer het onderschrift: „Waarde meester. U ziet, dat ik op u gelijk". Dit begon hem le vervelen. Op zekeren dag nu schreef ee kende uit Florida hem: „Hierbij zend ik U mijn portret dat ik mij gemakkelijk voor U zou uitgeven." De geestige schrijver antwoordt] „U heeft gelijk en ik verzoek U lijk, mij een dienst te willen bewij; is: kom bij mii inwonen en als ikj wil scheren, heb ik niets anders te U aan te kijken. Dit zal mij een uilsparen". [te i (thai Ji lop >P [jam ïb OC! Si |bet« :eni D Teel pan U liet [lossi Ai 'ens lelp Ja Lize

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 18