VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
Jaargang
Vrijdag 3 Februari «1928
No. 5
iAPPERE DICK.
De gevo'gen van een
Sneeuwbal
het Engel9ch van M. R. JARVIS.
Yrij bewerkt door
l DE LILLE IIOGERWAARD.
üoofdstuk III.
De Eerste Stappen op den
Weg dei Vrijheid.
kwajongen! Ik zal je leeren aan
llen te komen I Wat heb je met mijn
evoerd?"
b 't niet gehad!" antwoordde Dick,
li) opkeek van de kous. die hij
zeer handige manier bezig was
landen waren nu weer heelemaal
maar nog wat stijf, terwijl de
nden er hun litteekens op hadden
aten. De dokter had echter gezegd,
na verloop van tijd zouden weg-
uitvluchten, hoor! Tim zegt. dat
vandaag mee gezien heeft Geef het
onmiddellijk terug, of je zult een
krijgen, dat je heugen zal!"
ik heb het niet eens gezien!" riep
uit ..Tim moet zich vergist hebben",
ituurlijk! Gooi de schuld maar weer
fooals gewoonlijk" mengde juffrouw
zich nu in het gesprek. „Je wordt
dag brutaler. Ga onmiddellijk het
n!"
tond onzeker op. niet wetend, hoe
onschuld bewijzen moest.
Hes wat er verkeerd ging in dit
ongeregelde huishouden, werd hem
;n of andere geheimzinnige wijze
gegeven Nooit had iets hem ech-
en bewegen te liegen en diep in hun
len zij dat
b 't niet gezien", herhaalde hij en
waarheid uit zijn heldere, bruine
ffrouw Fowley moest de hare neer-
en de jongen haar aankeek,
ra echter niet weg. dat zij tegen
zei:
ordt met den dag onhandelbaarder
loet nou maar uit zijn! Als 't hem
langer aanstaat, kan hij werk zoe-
hebben hem lang genoeg voor niets
egeven".
Dick bun nooit iets geweigerd
weg gelegd, maar sinds Paddy
ld had dat de Fowlev's geen fa-
hem waren en hij hem over zijn
ken had en de mogelijkheid hem
d jaar te gaan zoeken was de jon-
ld van hoop op de toekomst en dit
akte. dat hij beter van zich af
reken.
n tijden, waarin hij heelemaal ver
te zijn voor slagen of weinig eten,
arin scherpe woorden langs hem
en. zonder hem te deren. Hij was
dat zijn weg geëffend zou worden
et zijn slavernij spoedig gedaan
je mores leeren!" zei Fowley,
die je bent en dien wij al deze
genadebrood hebben laten eten",
nade brood?!" riep Dick plotseling
ntwaardigd uit. „U hebt al het
Vader gehouden en ik heb boven
dien nog als een slaaf voor u gewerkt. AJs
er hier een dief in huis is. ben ik het niet!"
Eón oogenblik bleef Fowley sprakeloos
staan, terwijl zijn vrouw doodsbleek werd.
Toen. met een valsche grijns op zijn gezicht,
wilde hij den jongen beetpakken.
De tafel stond echter tusschen hen in en
Dick had zich nooit sterker ..Dappere Dick"
gevoeld dan in dit oogenblik
„Ik zal wel zorgen, dat u mij nooit meer
kunt slaan of uitschelden nooit meer!" riep
hij. terwijl hij de deur uitliep.
Het was een November-avond en het
mistte sterk. Vóór Fowley de deur dan ook
bereikt had was de jongen reeds uit het
gezicht verdwenen.
„Ditmaal is hij mij ontsnapt, maar hij
krijgt een dubbel pak slaag zoodra hij weer
durft terugkomen." zei de man nijdig ter
wijl hij de deur hard dicht sloeg. „Ik zal
hem dat gezegde over het geld van zijn vader
wel inpeperen!"
„Maar wie kan *t hem verteld hebben?"
vroeg zijn vrouw verschrikt. „Als hij met
dat verhaal maar niet naar de politie gaat
of naar dien bemoeizieken dokter die toch
al zooveel drukte om hem maakte Vanaf
dat ooge-nblik is hij niet meer dezelfde jon
gen als vroeger".
„Politie? Dat durft hij toch nooit!
Maar a 1 3 hij *t doet. wel. dan was er
maar nauwelijks genoeg geld voor de be-
graf-r-jc hoorl Denk daar goed aan! Tegen
beuiiju zal hij wel weer met hangende pootjes
thuiskomen en dan kun je het uitvisschen".
En zijn gereedschappen in de kist gooi
ende. maakte Fowiey zich gereed om uit te
gaan.
Zijn vrouw bleef echter thuis en zat bij
de kachel, welke Dick dien morgen nog zoo
netjes gepotlood had Haar gedachten dwaal
den terug naar het verleden en haar geweten,
dat langen tijd geslapen had scheen nu toch
te ontwaken. Weer hoorde zij de zwakke
stem van den stervenden man: „Laat dezen
brief onmidde'llijk aan mijn broer Richard
bezorgen Wij hadden woorden, vóór hij naar
Ironborough ging maar hij zal natuurlijk
dadelijk komen om mijn zaken te regelen en
voor mijn kleinen Dick te zorgen. Er zal
genoeg geld zijn om hem een goede opvoe
ding te geven als alles betaald is' Maar de
brief werd zoogenaamd vergeten en later in
het vuur gegooid terwijl de leeren porte
feuille met geld begeerig in bezit genomen
werd. onmiddellijk nadat de kostganger ge
storven was Het ging er echter mee als met
alle onrechtmatig verkregen goed: het
verdween als sneeuw voor de zon.
„Wie heeft er iets van kunnen weten en
het den jongen verteld?" mompelde zij in
stijgende onrust terwijl zij naar de deur
ging om eens uit te kijken, of Dick er nog
niet aankwam.
Zij zag echter niet9 in den mist.
„Ik heb altijd gezegd, dat 't nog eens uit
zou komen", mompelde de vrouw, „en nou
heb je de poppen aan het dansen!"
Na eenigen tijd kwamen de kinderen met
veel lawaai thuis vroegen huilend om een
boterham die zij met hun vuile vingers
aanpakten en gingen naar bed.
Ook Fowley kwam thuis, maar van Dick
was er nog steeds geen spoor te bekennen.
(Wordt vervolgd), j
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
In de Kerstvacantie was Doortje Verbeek
met haar ouders en twee iongere broertjes
in Amsterdam komen wonen en toen
Januari ongeveer een week in het land
was had Vader haar naar de 9choo! van
juffrouw Tervoren gebracht waar zij na een
klein mondeling examen in de 5de klas ge
plaatst werd
De broertjes vonden het „fijn" in de
groote stad Jongens wat een tram9 en
auto's hadt je daar' Moeder zei wel eens.
dat je er je leven niet zeker was maar zij.
Jan en Bob glipten overal tusschpndoor. En
wat een orachtige winkels waren er! Ze
keken er hun oogen uit
Op een middag gingen de drie kinderen
naar „de Bijenkorf" met Moeder die daar in
de1 meubelafdeeling nog eens kijken wilde
naar een stoel voor Vader Nee maar wat
een mooi speelgoed stond daar een eind ver
der! 't Leek wel of een prinsje of prinsesje
daarmee spelen moe9t Kleine Bob was
gewoon niet voorbij een reusachtig hobbel
paard te krijgen terwijl Jan aandachtig
geknield lag bij de mooie electrische treinen
met'wissels tunnels en al die fraaie zaken,
waarin jongens nu eenmaal belangstellen.
Doortje kon de oogen niet afhouden van een
beelderigen poppenwagen met een snoezige
tweeling er in Moeder zei later dat ze wel
een uur in de speelgoedafdeeling hadden
rondgeloopen zóóveel mooi9 was er te zien
en zóó dikwijls hadden zij al dat aantrek
kelijke speelgoed telkens weer opnieuw
bewonderd 't Was er ook niet om weg te
komen.
Toen Moeder Doortje dien avond vóór
het slapen gaan nog even toedekte, vroeg
Moeder:
„En Doortje. begin jij het nu ook prettig
in Amsterdam te vinden?"
Doortje. een echt buitenkind. dat de
heerlijke Geldersche bosschen maar niet
zoo gauw vergeten kon en zich te midden
der stadskinderen, die niet lief vooi haar
waren, erg eenzaam voelde antwoordde
„Ik vind hier wel heel veel prettigs. Moe
der. maar
„Maar wat. kindje?"
„Als die akelige school er maar niet was!"
„Is die school dan zóó akelig? Zijn de
lessen niet pretig of is de juffrouw niet
aardig?"
„Nee Moeder, nee, dat is het niet.
Juffrouw De Haan is heel aardig, maar
de meisjesT
„Wat is er met de meisjes?"
„Ze plagen me altjjd en ze zgn nooit
eens aardig tegen me, zooals Annie Bolt
en Eva en Loekie Lagers en
„Dat zal wel komen. Jjillie kent elkaar
nog niet en als ze merken, dat je niet om
plagen geeft, wel, dan is 't vanzell gauw
uit. Ook onder deze meisjes zul je wel
een vriendinnetje vinden. Maar ga nu
lekker slapen, Doortje."
„Ja, Moeder," klonk het slaperige ant
woord en het duurde niet lang, of Doortje
droomde van haar Geldersche vriendinnetjes,
met wie zij weer al3 vroeger heerlijk speel
de en ravotte.
Toen Doortje den volgender» morgen
wakker werd en het gorden van haar slaap-