Alpensagen.
ANEKDOTES.
De Hoogmoedige Hyacint
na-
kunnen aanschaffen of welke voor de ont
vangers ongeschikt zouden zijn.
Zoo moet men b.v. uit Noord-Amerika
geen druiven willen meebrengen of bij zijn
terugkomst in een warm land zijn familie
en kennissen bont aanbieden Een Japan-
sche waaier is geen geschikt geschenk voor
een vroolijken schooljongen of een kersen
houten pijp voor een oude dame.
Tekortkomingen op dit gebied met
meerderheid van stemmen kan uitgemaakt
worden, of het werkelijk een tekortkoming
iê moeten met een pand beboet worden.
De tweede speler begint zijn reis vanuit
de plaats, die door zijn voorganger het
laatst bezocht werd en mag óf vlug inkoo-
pen doen en naar huis terugkeeren, óf de
reis zoo ver, als hij dat zelf wil, uitbreiden.
Hij mag ook vertellen, waarmee hij zich in
het vreemde land bezighoudt, wat voor men-
schen hij ontmoet en vooral, welke avontu
ren hij beleeft. Degenen, die over veel ver
beeldingskracht beschikken, kunnen het ge
zelschap op die manier alleraardigst onder
houden.
Op het einde van het spel worden de pan
den verbeurd.
De smid uit Obdach.
Toen de Turken in het jaar 1480 tot diep
in Europa binnendrongen, bonden zij een
gevangen gemaakten en geboeiden smid
uit het dorp Obdach aan den staart van
één hunner paarden en voerden hem zoo
mee.
Zij trokken met den smid die Slurm
heette, langs de Alphen. Toen zij nu kwa
men aan een plek, waar tegenwoordig een
kruis staat en men de kerk van den Hei
ligen Leonard zien kan, legde de gevan
gene de gelofte af, dat hij na zijn in vrij
heid stelling een ketting zou laten maken,
welke driemaal de kerk aan den Heiligen
Leonard gewijd, kon omspannen.
Zijn bede werd verhoord. In een onbe
waakt oogenblik openden zijn boeien zich
en slaagde hij er in te ontkomen. Het kreu
pelhout aan den kant van den weg maak
te hem dit gemakkelijk.
De gelukkige, bevrijde 9mid kwam zijn
gelofte na. liet een ketting vervaardigen,
die driemaal de kerk omspannen kon en
bepaalde, dat de nakomelingen zijner fa
milie voor het onderhoud ervan zorg moe
sten dragen of elk jaar. dat er niets aan
den ketting behoefde te gebeuren, een offer
van vijf groschen zouden opbrengen het
geen steeds geschiedde.
Tegen het einde der vorige eeuw ver
dween de ketting echter. Aan de waarde
ervan werd blijkbaar niet gedacht, want
het stedelijk bestuur gaf order hem te
smelten. Alleen een schilderij, die heden
ten dage nog in de kerk te zien is, her
innert aan deze sage.
De bewoners der stad doen echter hun
uiterste best, dit aandenken aan den Tur-
schen oorlog te hernieuwen. In de jaren
1911 en '12 is het hun door herhaalde in
zamelingen mogen gelukken een ketting te
vervaardigen.welke éénmaal om de kerk
gelegd werd. Vóór het portaal komen bei
den einden samen; Aan elk uiteinde br-
vindt zich een paard met een hoefijzer als
herinnering aan het paaru, dat den smid
meegebracht had.
Ingezonden door Celia Muyzert.
Eerst schudden.
Vader: „Foei Jan waarom schudt je je
broertje zoo hevig heen en weer?"
Jan: „Hij heeft zijn drankje ingenomen,
en er slaat op het fleschje dat we flink moe
ten schudden."
Ingezonden door Kees Muyzert.
Dienstmeisje tot kruidenier (die bekend
staat dat hij zoo grof kan zijn): „Het zout,
dat u mij laatst hebt verkocht, is toch zoo
akelig grof."
Kruidenier: „Nou dat kan ik toch niet
helpen, ik heb het toch niet gemaakt."
Dienstmeisje: „Dat geloof ik graag, want
dan zou het nog veel grover zijn."
door
FEMMIE VAN MUNSTER.
In een donker keldertje stonden eenige
bloempotjes op een rij Het leek wel, of er
alleen maar vochtig zand in was, want geen
plantje was te zien Maar als je goed keek,
zag je heel even boven 't zand uit een
donker puntje.
Het waren hyacintenbollen, die in de
bloempotten warm in 't zand gestopt waren
Niet lang duurde het, of uit dat donkere
puntje kwam een heel klein, bleek neusje
piepen. Hé wat was het donker en somber
in dien kelder je zag bijna geen licht
straaltje en daarom groeiden die kleine din
gen ook niet vlug
In één "bloempot was echter dat puntje
wat hooger dan in de andere alsof het
meer haast had En dat had het zeker ook,
want op een dag toen het kleine meisje
was gekomen, dat hun altijd frisch water
bracht had het pasgeboren plantje gehoord,
dat ze riep: „Moeder, de hyacinten loopen
al uit." En moeder had gezegd: „AJs ze
nog wat grooter zijn, mogen ze in de ka
mer, in de zod staan, maar dat mag voor
al niet te vroeg Toen had het hoogmoe
dige hyacintje. dat toch al wat grooter was
dan de anderen zich zoover moge'ijk om
hoog gerekt, om vooral maar flink te
schijnen en het vroeg aan de kleine wortel
tjes, die onderaan den bloembol in 't zand
verscholen zaten of ze veel water wilden
opzuigen, dan groeide het wat vlugger.
Eindelijk op een morgen werden al de
bloempotten uit den kelder gehaald en in
de zonnige, warme kamer gebracht.
Wat was het hier heerlijk; vlak vóór 't
raam mochten de jonge plantjes staan. Het
was voor 't eerst van hun leven, dat ze de
zon zagen en ze waren er den eersten dag
6til van, zoo prachtig vonden ze dat stra-
lende Ticht.
En toen begonnen ze eerst recht te
groeien: ze waren nu ook niet meer zoo
bleek, maar kregen een lichtgroen kleurtje.
Het plantje dat vlugge*- had willen
groeien, dan de anderen, zag nu, in het
heldere licht, da het werkelijk al groo
ter was dan de andere hvacinten en het be
gon zich nu heeJ gew'chti? te gevoelen.
Eiken dag, als de zon weer door het
raam de plantjes kwam koesteren, dacht
het: „Nu weer een lange dag waarin ik
groeien kan, wat zal ik spoedig mooi en
groot worden."
En toen de anderen nog na et verder
waren dan een zwellend groen knopje, be
gon het zich al te ontvouwen en kon men
reeds blaadjes zien.
Het meisje, dat nu eiken morgen tïouw
de plantjes begoot riep blij„Eén hyacint
krijgt al groene blaadjes!"
Maar moeder, die eens aandachtig keek,
zei: „Als die maar niet te hard groeit en
in den haast vergeet een bloem te vor
men."
Eilken dag scheen de zon maar weer even
vroolijk, ze had zeker schik in dit jonge
plantjes, die zoo naar haar verlangden en
haar zoo noodig haclden.
De vlugge hyacint was nu al een heele
plant geworden met stevige gi oene blade
ren. Ook de anderen gloeiden goed,
hadden ook m-ooie groene bladeren, v
Diet zoo hoog en forsch als die ééne, maar
in 't midden was een knop gekomen, nog
groen van kleur, maar er schemerde reeds
een lichter tintje doorheen.
En dat miste nu juist de groote hyacint.
In haar trots had zij dit niet eens be
merkt.
Op zekeren dag vroeg zij aan de andere
plaDten: „Waarom blijven jullie toch zoo
achter, zie mij eens, hoe ver steek ik niet
boven jullie uit!" Maar ze antwoordden
„We kunnen niet vlugger die knop in ons
midden zwelt zoo en dat doet ods soms
pijn; we gelooven dat we juist heel lang
zaam moeten groeien, dan zal daar zeker
nog een-s iets heel mooit uitkomen."
En de hyacint zei: Wat praten jullie
toch van knop", en voor 't eerst zag zij
dat al de anderen iets in hun midden droe
gen. dat zij niet had. MaiT zij begreep
niets van en zei heel waanwijs: „Och. wat
een dwaasheid, dat is zeker een ziekte van
jullie, dat heb ik toch niet."
Maar eenige weken later na heel lang
zaam groeien, stonden daar op een morgen
al die planten met een prachtige bloem
hun midden.
Heel stil stonden ze weer, als op dien
dag, toen ze voor 't eerst in het licht waren
gezet. Ze waren zoo gelukkig met hun bloe
menpracht en dankten de zon voor haar
licht en warmte, waardoor de knop tot
bloem wa-s opengegaan.
En de groote hyacint met enkel blade
ren zag heel verwonderd naar die kleuren
pracht en bemerkte toen wel. hoe kaal en
armoedig zij er eigenlijk uitzag, ai was zij
dan ook nog zoo hoog opgegroeid.
Het meisje, dat de planten altijd zoo ge
regeld verzorgd had, was ook heel blij
toen ze dien morgen zag, dat eindelrk de
bloei gekomen was. Samen met moeder be
keken ze lang al die mooie kleuren
waren witte en rose en paarse hyacinten en
in de kamer zweefde fijne bloemengeur
En toen ze de groote hyacint daar zoo kaal
zagen staan, zei moeder: ,Zie ik dacht het
wel, die groeide te hard en toen had d
bloem geen tijd zich te vormen; een mooie
bloem komt heel langzaam Zet dien
bloempot nu maar weg, ze staat niets tue-
schen al die fleurige bloemen
Toen werd de hooge hyacint buiten ge
gooid bij ander afval er in één dag was
zij verdord en geel geworden
De bloeiende hyacinten stonden nog
lang in de kamer, tot ze eindelijk ook ver
welkten en stil de fijne bloemblaadjes ver
schrompelden, één voor één.