VAN ALLES WAT Gebabbeld DECEMBER HET LETTERSTEL. L De spelers ritten in een kring. No. 1 noemt de letter S. No. 2 de letter T, No. 3 de R, No. 4 de O. Als nn de volgend speler de P noemt en dus het woord afmaakt, moet hij een paiiü geven. Noemt hij echter de M. zoodat het woord nog niet af is, dan hoeft hg geen pand te geven. Het aardige van dit spelletje is, zoolang mogelgk met spellen door te gaan, zonder dat het woord gevormd wordt. Als één der spelers echter meent, dat een ander een verkeerde letter noemt, heeft hg het recht hem te vragen, welk woord hrj in gedachten heeft. Kan de laatste geen gced woord noemen, dan moet hij een pand geven, maar kan hij zich daarentegen er uit redden, dan mag hij nog een letter noemen en moet de eerste een pand geven. Er zgn dus drie gevallen, waarin een pand moet worden gegeven en wel: lo. indien de speler het woord afmaakt, 2o. indien de speler een letter noemt, die geen goed woord vormen kan en 3o. indien de speler een ander hiervan verkeerd beschuldig. Z)odra iemand driemaal een pand heeft moeten geven, valt hij af. Wie het langste aanblgft, heeft het spel gewonnen. n. EEN NIEUW DIERENSPEL. Voor dit spel.etje, dat even aan het kwar- telspe' doet denken, maar toch weer anders is, moet je dunn stukjes karton ter grootte van een prentbriefkaart sngden. Zoek nu briefkaarten bij elsaar, waa op verseinden- de dieren voorkomen. Op elke briefkaart mag slechts één d er staan. P.ak deze ver- voigens op de stukken karton en knip of enrc ze dan in drie deelen. Je krijgt zoo doende n kop, den romp en den staart van een d.er. Nu schudt je de aldus verkregen kaartjes goed door elkaar en deelt ze één voor één aar. Jiet gezelschap uit. Hoe meer perso nen aan dit spel deelnemen, hoe aarSiger het is. Ieder moet minstens acht kaartjes ontvangen. Degene, die de kaartjes uitgedeeld heeft, mat, het eerst een vraag Hoen. Hij heeft b.z. den romp en den staart van een tgger en wi den kop er bg hebben. Hij vraagt nu aan één der spelers (zelf mag hij bepalen, tot wien hij zijn vraag richten zal) den kop van den tgger. Heeft de aangesprokene het gewenschte kaartje, dan moet hg dit afstaan. Heeft hg het gewenschte kaartje echter niet, dan be hoeft hij niets af te staan, doch krggt .wee door hem zelf blindelings te trekken kaartjes: van dengene, die de vraag tot üem richtte. Het is bovendien nu ^jn beurt aan één der andere spelers een koort te vragen. Telkens wanneer een speler een diet compleet heeft, legt hij dit open vóór zich. Degene, die bg het einde van het spel de meeste dieren vóór zich heeft liggen, heelt het gewonnen. Hl. I VRAGEN EN ANTWOORDEN SPEL. Voor dit scel gaat één uit het gezel schap buiten de kamer. Hg moet nu iemand, die in de kamer is en de hand houdt op het sleutelgat der deur, antwoor den op allerlei vragen. Het vreemde hier- bjj is, dat hoewel hij niet kan zien, wat er in d e kamer gebeurt, hg hiervan toch go- heel op de hoogte blgkt te zgn. Het gesprek luidt b.v. als volgt: „Weet je precies, hoe de kamer, waarin we zitten, er uitziet?" „Ja. „Herinner je de kleur van het be hang?" „Ja." „Weet je, wat er op den schoorsteenman tel staat?" „Ja. „En op het kledne tafeltje „Ja." „Hoeveel vazen er op de antieke kast staan?" „Ja." „Welke schildergen er aan den muur hangen?" „Ja." „Denk je, dat er iets in de kamer is, dat aan je aandacht ontsnapt is?" „Nee, niets." „Zeg mg dan nu eens, welk voorwerp ik op het oogenblik aanraak." „Het kleine tafeltje." Dit is inderdaad het geval. Het kleine tafeltje is het voorwerp, dat voorafgegaan werd door het woordje e n en degene, die buiten de kamer staat, weet, dar dit het aangeraakte voorwerp moet zijn. Het aardige van dit speel! etje is, dat nie mand uit het gezelschap bet geheim kennen mag. Al'een degene, die vraagt, en degene, die antwoordt, mogen er van op de hoogte zgn. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD, Ons Jaapje heelt gebabbeld, Niet opgelet op school. Hij was heel ongehoorzaam: Hij maakte pret en jool. Wat denk je. dat gebeurde? Ons Jaapje, dat kreeg straf. Nu mag hij niet naar huis gaan, Voordat zijn werk is af. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. December, het jongste kind van Vader Tijd en Moeder Aarde, was een aardige vroolijke jongen. Jg npoet vooral niet den ken, dat hij als jongste verwend was, al hield de heele familie dan ook dolveel van hem. En weel je, wat juist zoo aardig en aantrekkelijk in hem was? Hij kon uitste kend wat missen Anderen wat geven en andeTen gelukkig maken, was zijn lust en zijn leven, licht en liefde om zich heen ver spreiden. zijn prettigste bezigheid. Kwam het misschien omdat hij geboren werd in het donkerste gedeelte van het jaar, dat hij zooveel van licht en lichtjes hield? O. hoe kraaide hij van plezier en hoe glans den zijn oogjes toen hij als baby hij was toen ruim een jaar in zijn box naar den Kerstboom slond te kijken, den Kerst boom. die hel verlicht weTd door tal van flikkerende kaarsjes Het stralende licht van den Kerstboom weerkaatste in zijn oogen en alle tijden door is het daarin bewaard ge bleven December mag dan donker heel don ker 1 ij k e n het licht is er binnenin hem en hij geeft er allen graag van me December was een echte wiDterjongen. Hoe vol bewondering was hij altijd voor zijn groote broers Jan en Feb. en hoe schitterden zijn oogen en tintelde er een blos van vreugde op zijn wangen als hii met hen sneeuwgevechten mocht leveren. een sne-euwoop maken of schaatsenrijden. De groote jongens hadden schik in het kleine broertje. Wat was het een dapper kereltje, een echte, flinke Hollandsehe jongen dis genoot van sneeuw- en ijspret en alle koud- kleumen uitlachte. nH-r wel eens bang geweest dat December te wild zou worden als hij altijd met die groote broers speelde en niet voor hen wilde onderdoen Maar al spoedig be merkte zij. dat hij een gevoelig hart had en zij dus geen vrees behopfde te koesteren dat haar jongste een koud en ongevoelig mensch worden zou. Wat hield hij reeds als kleine jongen veel van de Natuur' Uren kon hij aan de hand van Vader Tijd in hot dennenboscb rond dolen waar de frisch groene dennen zich zoo mooi tegen de helderblauwe lucht af- teekenden Hoe juichte hij toen op zekeren morgen alle denneboomen mpt suiker be strooid leken Hij wist natuifrliik wel dat het geen echte suikpr was maar sneeuw, zachte sneeuw die in den nacht gevallen was en <iu zoo'n plechtig aanzien aan het bosch gaf „Hoe kunnen de menschen toch zeggen, dat in December de Natuur kaal en doodsch is?" dacht Vader Tijd dan. ..Is één zoo'n Winterlandschap niet schooner dan de taTe- reelen die de Zomer of welk ander ïaar- getijde zelfs al zijn ze nog zoo fraai ons biedt?" „Ik houd van drie kleuren" zei Decem ber eens op den avond vóór Kerstmis toen Moeder Aarde hem naar bed bracht van wit. omdat ik sneeuw hot allermooiste vind; van groen, omdat het dennenbosch groen en van rood omdat de besies v- den hulst die kleur hebben en daardoor goed nie' zoo'n dikke trui aanhebben als ik en koud en hongeng zijn" Grootvader Kerstmis hoorde het. knikte goedkeurend het eerwaardige hoofd en mompelde in zijn langen witten baard: „Die kleine jongen ^pff geliik- wit, groen en rood zijn ook mijn lievelings kleuren. Wat passen ze mooi bij dit jaar getijde in het algemeen en bii mijn feest in het bijzonder. En wat spreiden zij een licht en warmte om zich heen. waaraan Cud en Jong behoefte heeft" „Onze jongste is een echt feestkind" zei Moeder Aarde dikwijls en ee-lük had zij Ten eeTste is hij de lieveling van Sint Nicolaas dien goeden grijzen Bisschop die eik jaar weer opnieuw de lange vermoei ende reis naar ons land onderneemt om menschen en kinderen gelukkig te maken. En dan viert Moeder Aarde met haar heele gezin het Kerstfeest juist in den tijd dat December bij haar en Vader Tijd vertoeft Jullie weet immers nog wel dat al hun kin deren nu reeds lang volwassen zijn. maar nog steeds om beurten een maand bij de Ouders komen logeeren? Er is nog een derde Feest, waar December veel van houdt, een feest, dat minder vroo- lijk. maar toch ook heerlijk is: Oudejaars avond Op Oudejaarsavond heeft hij altijd mogen opblijven. Dan was hij niet het kleintje, dat vroeg vaak veel t e vroeg naar zijn zin. naar bed moest volgens den onver- biddellijken stelregel van Moeder Aarde, maar mocht hij net als de anderen opblijven, tot de oude hangklok plechtig haar twaalf slagen hooren liet en allen elkander geluk- wenschten met het Nieuwe Jaar Het was en is nog de gewoonte, dat Vader Tijd en Moeder Aarde omringd wor den door hun twaalf kindpren die elkaar allen de hand reiken. December tussohen November en Jan in pn zóó eendrachtig als kinderen uit één groot gezin. Vader en Moeder een heel gelukkig jaar toewenschen. Wij nemen hiermede afscheid van Vader Tijd. Moeder Aarde en hun twaalf jongpns en meisjes, en hopen, dat het hun goed moge gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 19