68st0 JAARGANG WOENSDAG 7 DECEMBER 1927 No. 2077 7 QFFICIEELE KENNISGEVING STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENTIEN 30 Cts. per regel voor advertentiën uit Leiden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn Voor alle andere advertentiën 35 Cts. per regel Kleine Advertentiën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordeinüsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANT t Voor Leiden per 3 maanden 2.35. per weekƒ0.18 Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.18 Franco per post 2.35 portokosten. Oit nummer bestaat uit DRIE Bladen EERSTE BLAD. VERGADERING van den GEMEENTERAAD VAN LEIDEN op MAANDAG 5 DECEMBER 1927, en volgende dagen. Alsnog te behandelen: Voorstel lot het voeren van verweer in het proces ingesteld door J van den Broek, wed. J. J Weyll, ter zake van een haar echtgenoot overkomen ongeval. (261) INTREEREDE VAN PROF. MR. R. P. CLEVERINGA. Mr. R P. Cleveringa, rechter bij de arron dissementsrechtbank te Alkmaar, benoemd tot hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit als opvolger van prof. mr. F, G Scheltema om onderwijs te geven in het handelsrecht en de burgelijke rechtsvordering, heeft hedenmiddag zijn ambt aanvaard met het 'houden van een rede in het groot auditorium pver: Zeerechtelijke Bijzonderheden. Prof. Cleveringa begon met op te merken, dat men menigmaal hoort verkondigen, dat het zeerecht, afgescheiden van wat het door zijn bijzonder onderwerp vanzelfspre kend voor eigenaardigs heeft, zich in het algemeen op de een of andere opvallende wijze kenmerkt. De vraag, in hoever dit te recht wordt opgemerkt, is voornamelijk in Frankrijk stelselmatig behandeld. De bij zondere kenmerken, die men aan het zee recht toegeschreven vindt, eenvormigheid, onveranderlijkheid en zelfstandigheid, schij nen steeds bewust of onbewust, rechtsstreeks of middellijk ontleend te zijn aan den Fran- schen zeerechtshistoricua Pardessus. Het kenmerk der internationale aanvor- rnigheid dat men bij Pardesseus aan het zeerecht vindt toegekend, vindt men ook thans nog dikwijls als een eigenaardig zee- rechtelijk karakter vermeld. Het beeld der huidige zeerechtstelsels lijkt spr. echter van dien aard, dat men goed doet met die karakteriestiek zeerechtelijke eenvormigheid niet al te hoog van den toren te blazen. Een andere vraag is hoever zij groeit, en daarbij wijst spr. drie voorbeel den aan uit den laatsten tijd: Het buitenwet telijke der.York-Anlwerp-Rules" in de stof der averygrosse en de wettelijke op het scheepvaart-, handel- en verzekeringsbedrijf betrokken, getracht, waar dit bereikbaar scheen, eenvormigheid te brengen. Laaf spr. de bijzondere kwestie der immuniteit van .staatsschepen ter zijde, dan komt het re sultaat van deze pogingen tot uitdrukking in het ontslaan en de lotgevallen der die Brusselsche diplomatieke oVeTeenkomsten yan 1923 en 1926. Na deze te hebben besproken, zet spr. uiteen, dat. bij de vraag naar den groei van het zeéi it in de richting der eenvormig- hdd ook uient bedacht te worden, dat een eenvormig reglement of een alom aanvaard tractaat nog geen eenvormige toepassing waarborgt. Dit alles ten spijt speelt echter het spe ciale belang van een enkel volk nog een rol van gewicht in de wereld en van deze omstandigheid -moet de eenheidsbeweging den voor haar nadeeligen invloed wel on dervinden. De zeerechtsonlwikkeling is voor argumenten van nationaal eigenbelang zeer gevoelig. Het kan dan ook niet anders of dit belang is een sterke rem op de zeerechte lijke eenheid, en daarnaast op de deugde lijkheid der eenvormigheidsregelen. Spr. denkt hierbij o.m. aan de weigering eener- zijds der Ver. Staten om toe te laten, dat het boven hypotheek gaande voorrecht voor inschulden wegens scheepvaartleveranties en herstellingen zou verdwijnen, en aan de hardnekkigheid anderzijds, waarmede het zeevarende Engeland het aanvaringsvoor- recht verdedigde. Voorts vraagt spr. of ooit eenvormigheid zal kunnen worden bereikt inzake de scheepsnationaliteit. Tot dusver, aldus spr., lijkt het of men de grondbeginselen meer heeft vermeden dan gezocht en de vraag kan gesteld wor den of men bij het streven naar eenvormig zeerecht niet eenigszins stelselloos is te werk gegaan, wat spr. met enkele voorbeel den, zooals het aanvaringsverdrag e.a., na der motiveert. In de stof der averij-grosse is men indertijd met brokwerk begonnen, het welk op de nationale avery-gro.-se-regelin- Een zou worden ingeënt; een methode, Welke juist om der wille der eenvormigheid indertijd reeds is afgekeurd door Josephus Jitta. Door de onvastheid van de fundamen ten van het bestaande averij-grosse-gebouw moet voor de nagestreefde eenvormigheid een voortdurend gevaar blijven. Spr. onderwerp hierna achtereenvolgens verschillende zeerechtelijke instituten aan een beschouwing en komt vervolgens tot de slotsom, dat het zeerecht nog slechts in en kele zijner onderdeelen het kenmerk der zelfstandigheid bezit. Het dunkt spr. niet aanbevelenswaardig dit feit te miskennen en het zeerecht op internationale congres sen tot zelfstandigheid te forceeren. Bij het streven naar eenvormig recht moeten de behandelde instellingen tot een zelfstandig heid worden gewekt, die zij om haar eigen verbreidheid en rechtskundig wezen verdie nen; zij moeten niet worden verknipt, opdat de stukken willekeurig worden bijeenge voegd. Het zeerecht wordt hiermee niet als af zonderlijk object van beschouwingen onmo gelijk gemaakt. Het zal belangwekkend blij ven dit recht te doorvorschen om der wille van zijn geschiedenis, die den rijkdom aan verkeersrechtelijke instellingen vergrootte; en om zijn bijzonder voorwerp, het zeever- keer; het trekken en vervoeren met al zijn eigen moeiten en gevaren langs de wijde wateren, die de volken scheiden en ze ver binden tevens. Met de gebruikelijke toespraken,, waarbij hij in het bijzonder hfit woord richtte tot prof. Meyers en tot de aanwezige leden der Alkmaarsche rechtbank, besloot spreker zijn inaugurale rede. GESCHIEDENIS VAN HET LEIDSCHE STUDENTENCORPS. Door mr. L. D. Frank en H. B. Wiardi Beekman is in opdracht van het Collegium van het Leidsch Studentencorps een geschie denis van het Corps geschreven, die bg de firma S. C. van Doesburgh, alhier, is verschenen in prachtband, natuurlijk en rijk geïllustreerd. Het werk heeft een langdurige geschie denis achter den rug. Reeds in 1919 nam het toenmalige Collegium het initiatief er toe. Een commissie werd in het leiven ge roepen, waarvan enkele leden zich aan het werk zetten, doch er kwam slechts weinig tot1 stand. In 1923 constitueerde het Col legium een nieuwe commissie. Men zag echtei in, dat de voorgenomen arbeid slechts dan tot een goed einde zou kunnen worden gebracht, als één persoon werd gevonden, die dezen arbeid op zich zou willen nemen, zij het ook met behulp van eenige mede werkers. Het collegium slaagde er in den heer H. B. Wiarda Beekman bereid te vin den die taak te aanvaarden. Voornamelijk om studieredenen heeft deze echter niet meer kunnen bewerken dan de eerste 56 bladzijden, waarna een der helpers, mr. L. D. Frank, diens taak overnam. Mr. J. Zaayer en N. C. Muller, jur. cand. bewezen bij het onderzoek der bronnen belangrijke d.ensten, terwijl de heer E. H. ter Kuile bij de verzorging van het technische en illustra tieve gedeelte zijn medewerking verleende. De heer Stenfert Kroese (firma Van Does burgh) zorgde voor een schitterende uit gave. Het eerste hoofdstuk beschrijft de periode van het ontstaan van het Corps (1799— 1839). De werkelijke poging tot eenheid valt in het jaar 1799. Er bestonden voor dien tijd ongeveer een tiental ontgroenings partijen genoemd, welke den aankomenden nieuweling in de geheimen van zijn nieuwen 'staal inwijdden. De groentijd moet in dien tijd zwaar zijn geweest. In 1799 richtten do drie machtigste ontgroenings-senaten „Intro Ubico", „Duce Minerva" en „Amicitia" een lichaam op, dat zij den naam gaven van: „Collegium in Academia Lugduno Ba- tavae Supremum". Twee jaar later blijken er sterke organisaties naast het Collegium te bestaan. Deze eerste pogingen om tot eenheid te komen hadden dus in het begin weinig succes. In de tusschenliggende jaren zijn er moeilijkheden, doordat de regeeringen telkens tegen de senaten optreden. Vooral het ge heimzinnig karakter van de ontgroenings plechtigheid wekte wantrouwen, terwijl ook het fedt, dat de Oranje-partij onder de stu- .denten veel aanhangers had, tot dit wan trouwen zal hebben medegewerkt. De Oranje gezindheid is tijdens het Fransche tijdperk blijven leven. Het pogen van 't Collegium om zijn supe- matie ook over de studentenvereenigingen aan andere academies te krijgen had succes. Alleen Utrecht moest daarvan niet3 hebben. De onderlinge verstandhouding der studen ten-senaten te Leiden werd beter door het gezamenlijk optreden in den Tiendaagschen Veldtocht, bij welke gelegenheid in 1830 een compagnie Jagers gevormd werd, die, na een jaar schitterend werd binnengehaald, wat op de eenheid onder de studenten schit terend werkte. „Sempre Crescendo", dat in 1831werd opgericht, helpt ook mee den band tusschen studenten en ingezetenen nauwer aan te halen. Het vuistrecht bekleedde in deze periode nog een voorname plaats in de studenten wereld. Hiertegenover stond een deftige groep, „de diplomaten". Klikspaan in zjjn studententypen is hen niet vriendelijk gezind; zij waren hem te deftig. Id 1835 werd de eerste maskerade op 9 Febr. 's avonds langs het Rapenburg ge houden. In 1837 werd de sociëteit „Minerva" op het Rapenburg, in het huidige Kanton-ge rechtsgebouw, geopend. eeD b wijs, dat toen de Leidsche studentenwereld reeds een een heid vormde. „De Kroeg" was daar slechts kort in 1844 is zij haar tegenwoordige plaats op de Breestraat gaan innemen. De verhouding tot de professoren wijkt zeer veel af van de tegenwoordig bestaande verhouding. De rector-magnificus greep bij eiken twist tusschen de studenten onderFng in. wat vooral in den eersten tijd tot ernsiige conflicten aanleiding gaf. Rector Hofman Peerlkamp wist in 1838, toen een regeerings- inmenging dreigde, deze te voorkomen. Later bepaalde zich het ingrijpen alleen tot ge vallen, die de rust of den goeden naam der Academie in gevaar zouden kunnen brengen. De waardeering voor de colleges was over het algemeen zeer gering. Het was vooral de onmogelijke geldelijke regeling, die tot wrijving moest leiden. De pro fessoren werden door de studenten voot iedea college apart betaald en het kostte soms groote moeite die college-gelden binnen te krijgen. De gelden werden door een student geïnd, die daarbij niet op de mede- wérking van zijn kameraden kon rekenen. Toen de Litteraire Faculteit in 1841 het besluit nam, dat de gelden bij den aanvang der college's moesten worden betaald, welk voorbeeld het volgend jaar door de theo logische faculteit werd gevolgd, brak er een storm van studenten-verontwoordiging los. De liberale geest, die zich in de buiten- werelr jopenbaarde, brak toen ter tijd ook door onder de studenten. Thorbecke was ia. dien tijd een geliefd hoogleeraar aan ae Leidsche Hoogeschool. Invloed van hem persoonlijk is nergens aan te wijzen; maar het waren zijn idealen, die de hervormers ondei de studenten van 1838 en 1839 heb ben bezield. In een volgend hoofdstuk, loopende van 1839 tot 1859 beschrijft de auteur de con solidatie na jaren van strijd. Als een groote eer voor Academie en het Corps werd het beschouwd, dat de Prins van Oranje te Leiden zou komen etudeeren. Verheugd hierover haastte het corps zich hem het eere-lidmaatschap aan te bieden. In serenade begaf men zich den 5en November van het jaar 1855 naar het Rapenburg, waar de Prins woonde, om hem bij monde van den Praeses Collegii W. v. d. Kaay het diploma van zijn nieuwe waardigheid te overhandigen. Ook „Sempre"v „Arena" en „Minerva" boden hem het eere lidmaatschap aan. Een vroolijk studentenleven j werd den Prins niet vergund; hij werd I erg sterk aan banden gehouden. De om- 1 gang met andere studenten bleef tot offi ciéél© gelegenheden beperkt. Op 11 Juni 1858 bood het Corps hem een afscheidsfeest aan in „Zomerzorg". Precies een en twintig jaar later, 11 Juni 1879, overleed hij te Parijs. Het inwendig karakter van het Corps was met de jaren veranderd. In 1860 werd het geheele Collegium van vijf leden door het Corps gekozen en niet meer een deel van hen middellijk door de faculteiten. Wij zien van dien tijd echter het Collegium optreden met tact en waardigheid, zooals het in latere jaren het corps zal voeren. In 1876 trad de nieuwe H.O.-wet in wer king, die vele grieven wegnam, doch ook bij de studenten op verzet stuitte, voor namelijk omdat de oudste Universiteit nu nog meer in haar zelfbestaan geknot en met de andere Universiteiten gelijkgesteld werd. Langzamerhand kwam een ommekeer in het studentenleven, die, blijkens de om schrijving, zich geleidelijk voltrekt, al doen zich allerlei kwesties voor, welke door de schrijvers uitvoerig en op aantrekkelijke wijze worden beschreven. Wij komen in het vervolg van de geschie denis op meer bekend terrein. Het Corps ondanks strubbelingen met professoren en een oorlog met Utrecht, op weg naar het hoogtepunt. Corpsvereenigingen ontstaan, die eens Leiden's roem op velerlei gebied wrjd en zijd zullen verbreiden. In de periode van 18601866 valt ook het student-zyn van Prins Alexander, die ook zitting had in de Maskerade-commissie voor de lustrum-viering van 1875, die met tot dusverre ongekende praal werd gevierd en waarbij wij ook de namen van thans nog levendep vinden genoemd, w. o. prof. W. v. d. Vlugt. Aan het einde van het uitvoerig en merk waardig geschrift zegt de schrijver: Wan neer men de kracht van een lichaam moest afmeten naar het aantal van zijn belagers, dan moet de kracht van de Leidsche Aca demie groot zyn. Men heeft haar voor een school van nieuw-liehterjj ge^cho den. T« gen Thorbecke, Scholten, Kuenen, Buys Ballot en Van Vollenhoven laaide de critiek fel op. In de jaren 1839 en '40 zonden de conservatieve Haagsche papa's hun zoons naar Utrecht, omdat in Leiden de revo lutie gepredikt werd; hoe trachtten de cle rical© regeeringen de „vrijzinnige faculteit" te knottenhoe trachten thans nog vele lanogenooten de knapste kenners van kolo niale toestanden onder hen euvel te duiden, dat zij vooruit zien. Hoe de historie ook moge verloopen, nooit houdt zjj op ons te toonen, dat evolutie niet te stuiten is. Gelukkig het land, dat mannen gehad heeft, die in staat waren de evolutie in juiste banen te leiden. Waar dus zoo dikwijls de Leidsche Universiteit miskend werd, waar zij nog steeds te strijden heeft voor haar wetenschappelijke tradities, daar moet zij kunnen rekenen op steun. Het is de roe ping van het Studentencorps aldus be sluit de schrijver met zjjn Collegiop te strjjden voor de „eerste hoogeschool in Nederland. Het toekomstig Staatshoofd is in Leiden haar studies begonnen. Moge het later haar trots zijn, dat zij eens geweest is een Civis in Academia Lugdunum Batavae. STAGNATIE IN DEN TREINENLOOP DOOR BRAND IN HET ELECTRISCH ONDERSTATION TE 'S-GRAVENHAGE. Een felle brand, ontstaan in het trans formatorstation der H.T.M. aan den Schenk- weg te 's-Gravenhage, aan het einde van de Anna van Buerenstraat, heeft gisteravond veel beroering gewekt, vooral omdat tenge volge van dien brand het geheele Bezuiden- houtkwartier in duisternis werd gehuld, terwijl in de geheele stad de trams, en aan vankelijk ook de electrische spoorwegen op het traject RotterdamDen HaagLeiden Haarlem, tot stilstand werden gedwongen. Te ongeveer even negen uur zag een voorbijganger, dat uit het van den open baren weg geheel afgescheiden transfor matorgebouw een rookwolk kwam. Daar hij niemand op het terrein aanwezig zag, belde de heer S. in een naburige sigarenwinkel onmiddellijk de brandweer op, die binnen vijf minuien met de motorspuit van ds Louise Henriettestraat ter plaatse was. Zeer kort daarna verscheen ook de motorspuit van den Rijswijkscheweg. Dadelijk werd het blusschingswerk aan gevangen, doch de brandweer moest zich eerst een weg banen door de zwaar gesloten houten deuren, welke deel uitmaken van de schutting om het voorterrein. Met koevoeten en breekijzers was binnen enkele minuten een dezer deuren geforceerd, zoodat de slangen konden worden uitgelegd. Ook het gebouw zelf scheen hermetisch gesloten. Doch de brandweer zag spoedig kans, een der ijzeren deuren van dat ge bouw open te rammen, terwijl intusschen eenige van haar spuitgasten de muren van het transformatorstation en voor zoover mogelijk ook het interieur nat spoten. Een geweldige vuurgloed kwam uit het gedeelte, waar de brand scheen te zijn ont staan, den brandweermannen tegemoet. Zij trotseerden echter het gevaar en een paay mannen gingen naar binnen om de vuur haard op te sporen. De brand bleek een der transformatoren tot oorsprong te hebben en de vlammen werden later hevig gevoed door het daarbij Behoorende oliereservoir. Daar dit onderstation stroom levert voor het treinverkeer tusschen Den Haag en Lei den stond tusschen beide stations de stroom- levering dadelijk stop en konden de elec trische treinen niet rijden. Het storingsbureau te Leidschendam gaf aan Leiden opdracht twee schakelaars bij den Gevangenlaan in te schakelen. Trein 1129, die om 21.45 uur van hier moest vertrekken, is met een locomotief van hier doorgevoerd naar Den Haag, waarbij deze tevens heeft overgenomen de reizigers van trein 1135, die om 23.22 uur uit Am sterdam te Leidon moest binnenkomen. Trein 1129 vertrok met een half uur ver traging van hier en trein 1135 is, nadat in middels de stroomlevering weer geschiedde, leeg naar Den Haag vertrokken. Stoomtrein 26, die tijdens de storing zich tusschen Den Haag en Leiden bevond, ondervond geen vertraging. Wel enkele volgende treinen uit Den Haag, die echter slechts geringe vertra ging ondervonden. Te Rotterdam ondervond het verkeer der electrische treinen, zoowel over Delft als over Pijnacker geringe vertraging. GEEN AMUSEMENT OP ZONDAGMIDDAG. Van bevoegde zijde vernemen wij, dat de Ned. Bond 'van Bioscoopexploitanten voor eenige maanden een verzoek aan B. en W. heeft gericht, om te willen toestaan, dat te Leiden des Zondagsmiddags te 2 uur be gonnen mag worden met het geven van bioscoopvoorstellingen en dat de bond dezer dagen hierop van B. en W het volgende antwoord op dat verzoek heeft ontvangen: „Dat B en W. alhier vooralsnog geen termen aanwezig achten om van de tot nog toe gevolgde gedragslijn met betrekking tot de toepassing van artikel 4 van de Zondags wet af te wijken." 15-JARIG BESTAAN WONINGBOUWVER. „DE EENDRACHT". Dezer dagen op 4 December was het vijftien jaar geleden dat hier ter slede werd opgericht de Bouwvereeniging ,,De Eendracht". De vereeniging heeft ter gele genheid van deze herdenking een feest nummer het licht doen zien, aan een bij drage waaruit wij het volgende ontleenen: Als we terugblikken op wè.t is bereikt m dit tijdsbestek kunnen we tevreden zijn. Ongeveer 600 woningen zijn er gebouwd. Ongeveer 600 gezinnen hebben daardoor een betere woning, dan zij zouden hebben als onze bouwvereeniging niet bestond Hiermede is wel gedemonstreerd het nut, de noodzakelijkheid van het bestaan van onze bouwvereeniging en aangetoond dat ook onze bouwvereeniging heeft voorzien in een behoefte die algemeen werd gevoeld Ons inziens is er nog wel werk aan den winkel. Wij kunnen en willen niet aanne- BINNENLAND. Inangnratie-rede van prof. dr. R. P. Cleveringa aan de Leidsche Universiteit. (Stadsn., Ie Blad). Het 25-jarig jubileum van den heer Koeberg als dirigent van 't Leidsche „Sem pre Crescendo". (Stadsn., Ie Blad). De begrooting van financiën aangenomen; een vergadering die tot ver na middernacht dnnrde. (Tweede Kamer, 2e Blad). Verschenen is het voorloopig verslag over het wetsontwerp tot stennv^rleening aan de ceramische industrie. (Binnenland, 3e Blad). In verband met de inbraak te Nieuw- Helvoet zijn drie personen gearresteerd. (Ge* mengd, 3e Blad). De plechtige uitvaart van jhr. Van Vredenbnrch te Brussel. (Laatste Berichten, lsle Blad). BUITENLAND. Het werk in en om den Volkenbondsraad. (Buitenl. en Tel., Ie Blad). Heden behandeling van het conflict tus schen Polen en Lithanen. (Buitenl., Ie Blad). Coolidge's boodschap aan het Ameri- kaansche congres. (Buitenl., Ie Blad). De moties van wantrouwen tegen de Duitsche regeering in den Rijksdag ver worpen. (Buitenl., Ie Blad). De staking in Australië is geëindigd. (Tel., Ie Blad). Bij een treinbotsing in Spanje zijn doo- den en gewonden te betreuren. (Tel., Ie Blad). In New-York zijn zeven personen bij een sneeuwstorm om het leven gekomen. (Tel le Blad). men dat er geen gebrek meer is aan behoor lijke arbeiderswoningen. Zeker, dit komt wellicht door verschil van inzicht, Men kan ook van oordeel zijn dat verschillende ..wo ningen in de sloppen en stegen van de bin nenstad bewoonbare woningen zijn., Hier schuilt het verschil van inzicht Want naar onze meening zijn er daar velen bij die geen aanspraak kunnen maken op het etiquet „bewoonbaar". Waar wij zoo over deze zaken denken, is het begrijpelijk, dat het bestuur nieuwe plannen heeft beraamd om aan het aantal werkelijk bewoonbare woningen nog wat uitbreiding te geven en kunnen wij hier ook mededeelen dat er reeds geruimen tijd een nieuw plan bij het College van B. en W. aanhangig is. Dit plan is op een eenigszins andere leest geschoeid dan lot nog toe de gewoonte was en het College moet zich hierover nog beraden. Wij hopen evenwel dat het een goed ont haal mag vinden bij autoriteiten en wij spoedig het bericht van goedkeuring mogen ontvangen. Dit zal er toe bijdragen dat nog meerderen een betere woning deelachtig worden dan die welke zij thans bewonen. En ook vele jonge paren, die gaarne een eigen nestje bouwen, indien er een geschikte woning voor hen was, zullen er mede ge baat zijn. Als wij bij dezen mijlpaal dan ook even omzien, dan moet het ons van 't hart dat het bereikte in dit tijdperk is te danken aan de opstuwende kracht van de ons voor gaande bestuurders. Zeer zeker komt ben de eer en de dank toe zooveel gedaan te hebben in het belang van de volkshuisves ting Doch ook wij willen doen ai wat in ons vermogen is in het belang daarvan. Als de leden het bestuur nu schragen in haar pogingen daartoe, dan twiifelen wij niet of ook wij zullen nog vruchtdragend wr-rk kunnen verrichten. Moge onze bouwvereeniging nog lang werkzaam ziin in het welbegrepen belang van de volkshuisvesting. Onze burgemeester mr. A. van de Sande Bakhuyzen, heeft in het feeslnummer een korle bijdrage geleverd over „Het Woning vraagstuk" Wij ontleenen daaraan het onderstaande: „Mijn ervaringen van het bezoek (aan de Eendrarbtwoningen. Red L. P.) weer gevend. moet ik getuigen, dat zoowel het architectonisch geheel der woningen, als de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 1