S. G. J. OE GROOT 68"® Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 25 November 1927 Derde Blad No. 20767 GEMEENTEZAKEN. I NUTTIGE GESCHENKEN Mooiesortserlng Dames-Paraplaies f Hel Modehuis - Breestraat 143 Groote keuze Nouveauté's in Lederwaren. Prov. Staten v. Zuid-Holland. het verhandelde in de secties van den gemeenteraad bij het onder zoek van de ontwerpbegrooting 1928 met het antwoord van b. en w. II. Belastingen. In verband met de opmerkingen in de secties gemaakt over verhooging van de in komsten geven B. en W. min of meer. uit voerige beschouwingen over de belastingen ten beste. Het batig saldo van 1926, waarop de dienst van 1928 in werkelijkheid aan spraak heeft is ook inderdaad in die be grooting tot uitdrukking gekomen, wat in de secties door een lid scheen te worden be twijfeld. Dat voorts de financieele verantwoording, hoewel technisch juist, weinig duidelijk is, kunnen B. en W. evenmin toegeven; inte gendeel, de begrooting en de rekening heb ben sinds 1924 tengevolge van de gewij zigde voorschriften, waarbij o.a. de z.g. netto-methode werd ingevoerd, aan duide lijkheid en overzichtelijkheid veel gewon- nen. Thans genaderd zijnde tot het meer alge meen gedeelte van de financieele beschou wingen, beginnen B. en W. met te verkla ren, dat voor het pessimistische geluid, dat sommige leden deden hooren, geen voldoen de aanleiding is. Tot zulke pessimistische gevolglrekkingen waartoe een lid kwam ten opzichte van de begrooting is volgens B. en W. geen aanlei ding. Wel is het juist, dat de dienst 1926 een nadeelig exploitatiesaldo heeft opgeleverd van f386 000; ook dat voor het jaar 1927, in verband met de verhooging van de posten betreffende ondersteuning van armlastigen en werkloozen over f 300 000 van de aige meene reserve moest worden beschikt en eveneens, dat de begrooting 1928 sluitend is gemaakt, door van vorige diensten een ont vangst te ramen van f 296.552, maar dit alles behoeft er volstrekt niet toe te leiden, den financieelen toestand van de gemeente bepaald als ongunstig te bestempelen. Men moet in een en ander meer een tij- delijken toestand zien, veroorzaakt door om standigheden van voorbijgaanden aard, of althans door omstandigheden, die zich in volgende jaren minder sterk zullen doen gevoelen. B. en W. verwachten, dat binnen enkele jaren het weer mogelijk zal zijn, een begrooting aan te bieden, waarvan de ont vangsten en uitgaven elkander in even wicht houden. Op de begrootmg 1928 komen immers nog verschillende uilgaven voor, ten aanzien waarvan niet behoeft te wor den aangenomen, dat zij op de tegenwoor dige hoogte zullen blijven staan; zij noe men slechts het aandeel van do gemeente in de kwade posten van de belastingen, de kosten van ondersteuning van armlastigen en van werkloozen. Ook mag gerekend worden op hoogere ontvangsten; de winst van de gestichten „Endegeest c.a." zal in den vervolge onge twijfeld de Commissie van Beheer deeit deze meening hooger kunnen worden uit getrokken; de Lichtfabrieken breiden haar debiet gestadig uit, waardoor eenige verdere stijging van dfe winst niet onmogelijk is. Voorts bestaat het vooruitzicht, dat bin nen afzienbaren tijd een nieuwe regeling van de financieele verhouding tusschen rijk en gemeente in werking zal treden. Zooas bekend is, is het rapport van de desbetref fende Staatscommissie onlangs verschenen. Mocht een regeling op den voet van dat rap port tot stand komen, dan zou dit voor onze gemeente een meerdere ontvangst beteeke- nen van ruim f 190.000. Nu hebben B. en W. nog niet genoemd een mogelijke stijging van de opbrengst van de inkomstenbelasting. Uiteraard zijn op dit oogenblik geen fei telijke gegevens beschikbaar, waarop de verwachtingen voor het belastingjaar 1928 1929 en volgende belastingjaren kunnen worden gebaseerd en men zal dan ook van hun College ongetwijfeld niet verwachten, dat zij de zinsnele in den geleide-brief, in zake een toekomstige toeneming van de op brengst van de inkomstenbelasting met cij fers toelichten. Slechts wijzen zij er op. dat het belastbaar (zuiver) inkomen over de be lastingjaren 19251926 f37.871 186 be droeg en over 19261927 f37.955.530, ter wijl de opbrengst der gemeentebelasting over die jaren resp. f 1949.390 82 en f 1.958.837.12 was. Hierin zit dus reeds een kleine stijging en waar nu ook bijna overal elders het be lastbaar inkomen na eene periode van in zinking een opwaartsche beweging vertoont, schijnt het B. en W. nog steeds niet ge waagd toe, een verdere verbetering van den algemeenen economischen toestand en daarmede een voortgaande vermeerdering van het belastbaar inkomen waarschijnlijk te achten. Tenslotte moet niet worden voorbijgezien dat, hoewel de begrooting zoo nauwkeurig mogelijk is opgemaakt, het volstrekt niet uitgesloten is, dat meevallers op ontvangst en uitgaafposten ontstaan en dat het beeld, hetwelk de rekening 1928 zal geven, gun stiger is dan de begrooting vertoont Het zelfde geldt voor het dienstjaar 1927. dat RECLAME. Ui DANIESVESTEN en PULLOVERS m in zuiver wol en zyde met wol, aparte modellen, prachtige alwerking vanat I 2.80. ▼/h in gev. Fa. BEUZEMAKER 1717 immers eerst 1 Juli 1928 wordt gesloten. Dat ten behoeve van den dienst 1927 de aigemeene reserve voor f 300 0Ó0 moest wor den aangesproken en dat voor 1928 aanvul ling uit het balig saldo van 1926 met f 296.000 noodig was, moet men dus niet als een voldongen feit beschouwen, doch meer als een voorloopige maatregel; het is best mogelijk, dat straks voor beide dienst jaren met een kleiner bedrag zal kunnen worden volstaan en dat het overschot van de reserve hooger zal blijken te zijn. Met een opmerking, in het verslag ge maakt, dat zuinigheid geboden is, kunnen B. en W. zich evenwel volkomen vereeni gen en hun College is er dan ook op uit, om in deze richting zooveel mogelijk werkzaam te zijn. De te bereiken resultaten hangen echter niet uitsluitend van hun College af; ook wordt daartoe, en zelfs in de eerste plaats, de medewerking vereischt van den Raad, die zich bij het voteeren van uitga ven, zoo betreffende den gewonen dienst als aangaande den kapitaaldienst, beperkingen zal hebben op te leggen. Vóór de gemeente met nieuwe lasten te bezwaren, zal steeds met nauwgezetheid dienen te worden nage gaan, of deze evenredig zijn aan het belang, dat men zich voorstelt te behartigen. Tegenover de opmerkingen in het verslag, dat stijging van uitgaven niet is tegen te houden, willen zij daarom stellen de nood zakelijkheid, om nieuwe lasten, die niet volstrekt door het gemeentebelang worden gevorderd, zooveel mogelijk te voorkomen. Zij zeggen „zooveel mogelijk", omdat de ge meente krachtens diverse wettelijke voor schriften gedwongen is verschillende uitga ven te doen, die, zonder dat zij dit kan ver- I hinderen, een voortdurende neiging tot stij- I ging vertoon en. In dit verband kunnen zij ook geheel ac- coord gaan met de meening van een lid, I dat commercieele en organisatorische lei- I ding bij de gemeentebedrijven noodig is, om bezuiniging te verkrijgen. Het komt hun echter voor. dal het beheer der bedrijven van onze gemeente in het al gemeen aan dien eisch beantwoordt. Hun College is ook niet gebleken, dat de be- drijfshoofden van de noodzakelijkheid van zuinig beheer niet voldoende zouden zijn doordrongen. Herhaaldelijk werden zij op dit punt gewezen en men mag aannemen, dat zij zich daarnaar voortdurend zullen richten. Mocht onverhoopt aan de organisatie van de bedrijven nog iets haperen, dan krijgt hun College, in verband met het te ver wachten rapport van het door het accoun tantsbureau Kreukniet ingestelde onderzoek, vanzelf de gelegenheid zulks nader onder oogen te zien. Middelen om tot vermeerdering van in komsten te geraken, moeten niet worden gezocht in verhooging van bestaande en zoo min mogelijk in invoering van nieuwe belastingen. De belastingen te dezer stede zijn druk kend; zij zijn hooger, dan in menige andere gemeente en daarom moet doel zijn belas tingverlaging; in elk geval moet er voor worden gezorgd, dat de eventueele hoogere rijksuitkeermg kan worden aangewend voor belastingverlaging. Van B. en W. is dan ook niet te ver wachten een voorstel tot wederinvoering van de zakelijke belasting op het bedrijf, noch tot verhooging van het aantal opcen ten op de vermogensbelasting. Bij invoering van de eerstgenoemde be lasting wordt een nieuwe last op handel en nijverheid te dezer stede gelegd, die te onge lijker werkt, naarmate in minder plaatsen in het land die belasting geheven wordt. En ten aanzien van de vermogensbelasting teekenen zij slechts aan. dat verhooging van het aantal opcenten tot 50, een geheel averechtsche werking kan hebben, daar de meerdere inkomsten, die in verhouding lot het geheele budget der gemeente, vrij onbe langrijk zouden zijn, aan den anderen kant wellicht weder verloren zouden gaan door belaslingvlucht. Het is ^elfs niet onwaar schijnlijk, dat opvoering van deze opcen ten de gemeente netto op een verlies zou komen te staan, daar het vertrek van ver mogende ingezetenen ook zou doorwerken op de inkomstenbelasting. Om de hooge aanslagen, die betrekkelijk gering in aantal zijn, voor de gemeente zoo veel mogelijk te behouden, dient met het oog op den tegenwoordigen belastingdruk juist op belastingvermindering het oog ge richt te zijn. zoodat men wel heel verkeerd doet maatregelen te verlangen, die een te genovergesteld gevolg zouden hebben. Onze gemeente heeft nu eenmaal een weinig inkomenkrachtige bevolking en het is daarom wel zaak, maatregelen te vermij den.- die de hooge inkomens zouden doen verdrijven. Als middel om verlaging van uilgaven te verkrijgen, werd genoemd verminderihg van ,,de salarissen der zeer goed bezoldigde hoofdambtenaren." Het weinig zakelijke argument, dat deze functionarissen het toch het beste kunnen missen, voorbijgaande, aarzelen B. en W. niet dit een hoogst ondeugdelijk middel te noemen. Zij mogten een maatregel als het hier aan het woord zijnde lid zou wenschen te zien genomen, die op zich zelf een onbeduidende besparing zou geven, dan ook ten stelligste ontraden, aangezien daardoor het gevaar zou worden vergroot, dat juist voor de meest belangrijke functies bij eventueele vacatu res geen geschikte sollicitanten zich aan meldden. Het zou zijn een zuinigheid, die de wijsheid bedriegt. Hun College heeft er daarentegen geen bezwaar tegen, eens na te gaan, of de ver houding tusschen de verschillende salaris schalen onderling is verbroken, alsmede of er, voorzoover die vergelijking opgaat, een behoorlijke verhouding is tusschen de sala rissen bij de gemeente en die in het parti culiere bedrijf. Ten slotte hunne beschouwingen samen vattende betreffende de financiën dan zou den zij willen herhalen, dat de toestand niet bepaald ongunstig is. doch dat. in ver band ook met de resultaten van de laatste jaren een sober en voorzichtig beheer ver eischt wordt. Alleen wanneer nieuwe uitga ven volstrekt onvermijdelijk zijn voor de in standhouding van het bestaande, of voor de verdere ontwikkeling van de gemeente, zul len zij mogen worden gedaan. Hiermede verdraagt zich niet een politiek, die b.v. bereid zou zijn de talrijke ook dit jaar weder in het verslag te berde gebrachte zaken, welke op zichzelf wellicht wensche- lijk, doch volstrekt niet onmisbaar zijn, ter hand te nemen. Te meer is zulks geboden, waar zooals terecht in het verslag en ook in den geleide- brief gezegd wordt, de gemeente voor de uitvoering van talrijke groote werken slaat, die in het belang van de gemeente niet mo gen achterwege blijven. B. en W. besluiten hun belangwekkende beschouwingen over dit punt met nog enkele losse opmerkingen te beantwoorden in ge- meenlebeschikkingen. Aanstelling van gepensionneerden achten zij ook in het algemeen niet wenschelijk. Het kan echter voorkomen, dat voor enkeie betrekkingen, waaraan slechts lichte werk zaamheden zijn verbonden, of die niet de werkkracht van den geheelen mensch vor deren de indienstneming van een volslagen kracht geen zin zou hebben of te kostbaar zou zijn. B. en W. denken hierbij b.v. aan de be waking van het stadhuis voor en na de kan tooruren. Het zou toch niet aangaan, om deze bewaking, welke vrijwel geen arbeids kracht vordert, op te dragen aan iemand, die daarvoor een loon zou moeten ontvan gen, dat hem in staat zou stellen hiervan met zijn gezin te leven. Dit zou toch al te zeer in stTijd zijn met een economisch be heer. Ook in zijn tegenwoordige samenstelling zijn B. en W. van oordeel, dat invoering van een belasting op bouwterreinen eerst na de totstandkoming van het uitbreidings plan onder de oogen kan worden gezien. Aan de omstandigheid, dat ditmaal de des betreffende begroolingspost niet voor me morie werd uitgetrokken, is geen principieele beteekenis toe te kennen. Vermits het met het oog op het stadium, waarin de voorberei ding van het uitbreidingsplan verkeert, wel heel onzeker scheen, dat de belasting reeds in 1928 zou kunnen worden geheven, werd een memorie-post, die op zichzelf weinig zegt. weggelaten. Mocht eventueel tot invoe ring van de belasting worden besloten, dan is immers de vereischte post alsnog op de begrooting te brengen. RECLAME. Noordeinde II - Leiden - Telef. 706 1536 Nog steeds aigemeene be schouwingen Ged. Staten weer aan het woord. Vervolg van gisteren. De heer VON FISENNE vervolgde: De heer Werker heeft gesproken over de behandeling van het centrum 's-Graven- hage. Men kan dit niet vergelijken met an dere centra, omdat het niet is een geogra- phisch centrum, waarmee rekening gehou den moet worden bij het maken van een wegenplan. Wanneer ten Westen van 's-Gravenhage niet de zee, maar een vrucht baar land lag, zouden er meer wegen heen geleid zijn. Maar ook thans is 's-Graven hage niet misdeeld. Zoowel in het noorden als in het zuiden zijn er tal van wegen, die Den Haag met de omgeving verbinden. En ook naar het Noord-Oosten en het Oosten is de verbinding, mede gezien de voorgenomen wegenaanleg in het Rijks plan, voldoende. De noodzakelijkheid van den door de gemeente gevraagden duinweg naar Katwijk voor handel en industrie voelen Ged. St. niet. Er zal, vooral 's zo mers, wel eenig gebruik van worden ge maakt, maar dat mag geen reden zijn. EeD 'vergelijking met België gaat niet op, want in België heeft men bijna geen duinen. Bij Cadzand vindt men nog iets maar verderop is er vrijwel alleen de „digue", die een groot aantal kleine plaatsen verbindt en die dus voor den aanleg van een weg als aangewezen is. Hier heeft men echter tus schen Scheveningen en Katwijk, een af stand van 13.14 K.M. niets. Wat aangaat de breedte van do wegen, heeft men gewezen op het te verwachten accres in het verkeer. Voor spr. bestaat de zekerheid niet, dat dit accres zoo groot zal zijn. Een vergelijking tusschen ons land en andere landen aangaande de verhou ding tusschen het aantal inwoners en het j aantal automobielen gaat niet op, want in de landen waarmee Nederland vergeleken werdFrankrijk, Engeland, Amerika, heeft I men niet zoo een dicht net van waterwe gen als bij ons En het verkeer te water, dat goedkooper is dan dat te land, zal stel lig nog toenemen, betgeen ook blijkt uit de plannen tot vaartverbetering in het West- land Evenwel gaf spr. toe. dat de breedte der wegen niet in alle opzichten aan alle desiderata voldoet, doch Ged St. hebben zich bereid verklaard de breedte, vaar noodig en mogelijk, te brengeD op 6 M. Men is toch ook wel te pessimistisch met het oog op het rijwielverkeer. Bij het ont- moeten van twee auto's rijden de auto's >n dezelfde richting als eventueele wielrijders, die dus tijdig gezieD worden Alleen bij 1 het inhalen kaD het uithalen op het rij- wielpad een bezwaar zijn. Komende lot de vraag van het z.g. ur gentieplan. merkte spr. op, dat deze in nauw verband slaat lot het blijvende con RECLAME. 9661 tact tusschen Ged. St. en de Prov. Staten. Ged. Staten hebben het vraagstuk niet be slist terzijde gesteld, doch spr. zou niet we ten hoe hij zoo'n urgentieplan zou moeten samenstellen. Er zijn wel eenige wegen, die hij op een urgentieplan zou willen plaat sen, bijv. den Groene Kruisweg, een der wegen door den Alblasserwaard en den weg door den Krimpenerwaard, maar overigens zou het zeer moeilijk zijn een urgentieplan samen te stellen. In verband hiermee slaat het contact met Prov. Staten, waarvoor een gedetailleerd voorstel voor iederen weg wordt gewenscht. Spr. echter is er van overtuigd, dat dit remmend zou werken op de uitvoering van het plan. Ged. St. hebben zich evenwel be reid verklaard de Stalen voortdurend op de hoogte te houden van wat zij hebben ge daan. De heer v. Aalten wenscht daarbij, bij wijze van tusschenweg, tevens mededee- ling van wat Ged. St. van plan zijn en spr. had daartegen geen bezwaar. Spr. was dan ook bereid het amendement over te nemen. Er is gesproken over uitbreiding van den administratieven en technischen dienst en over de instelling van een wegenbureau bij den administratieven dienst. Zoo'n bureau behoort weer thuis bij den technischen dienst en spr. zou daar wel iets voor voe len, maar kon over dit denkbeeld nog niet het oordeel van den hoofdingenieur inwin nen. Betreffende de uitvoering in 15 jaren merkte spr. op, dat Ged. St. er niet aan denken ieder jaar 1/15 van het plan ter hand te nemen. Zij zijn er van overtuigd, dat in de eerste jaren meerdere vijftienden tot stand moeten komen. Spr. zal persoonlyk gaarne in die richting werkzaam zyn. Het aantal K.M., door den Minister van Waterstaat als maximum aan de provincie toebedeeld, is in het plan niets bereikt, omdat Ged. Staten meenen, dat op dit oogen blik volstaan kan worden met het plan. liet zou heel gemakkelijk zijn het volle aantal K.M. te aanvaarden, maar men mag niet vei- geten, dat daardoor groote kosten en lastei op de provincie worden gelegd, want uit het Wegenfonds krijgt zy nog niet de helft van hetgeen zy zelf moet besteden. Do vraag of de Minister hierin geen aanleiding zal vinden van Z.-Holland een aantal K.M. at te nemen, en die aan andere provincies te geven, beantwoordde spr. ontkennend. Hg heeft aan het departement inlichtingen in gewonnen en daar heeft men hem verzekerd, dat de Minister van Waterstaat niet bereid is het maximum-aantal K.M. voor andere provincies te verhoogen. Spr. merkte nog op, dat het plan ieder jaar herzien kan worden en hy heeft dan ook geen bezwaar tegen het araendement-Ter Laan tot aan vulling der eerste conclusie met de woorden „behoudens nadere wijziging". Spr. kwam nu reeds tot de kwestie van het eigen beheer. Uit de practijk blijkt reeds dnt Ged. St. niet afzijdig staan te genover uitvoering in eigen beheer, maar zij kunnen niet toezeggen het geheele werk in eigen beheer te nemen en evenmin kun- Den zij van te voren zeggen welk deel van het werk m eigen beheer zal worden uit gevoerd. Iedere weg zal afzonderlijk be keken moeten worden en spr. kon wel toe zeggen, dat Ged. St. zich niet zullen over leveren aan de aannemers en aan moge lijke kongsie's. Een voornaam punt is de kwestie der bij drage van f 600. De heer Braat ging daarin het verst en klaagde, dat het platteland werd achtergesteld bij de steden. Wanneer men echter het plan objectief bekijkt, kan men van achterstelling niet spreken. De kosten te leggen op de provincie zou een onbillijkheid scheppen en spr. merkte op, dat de onderhoudsplicht bovendien niet ge heel op het platteland zal rusten. De bezwaren van den Alblasserwaard besprekende, sloot spr. zich aan bij den heer Jansen Manenschijn. die de bijdrage voor de localiteit zeer gunstig noemde. Men moet evenwel niet gaan spreken over de kans. dat de localiteit de bijdrage niet wil geven. Men moet de overtuiging hebben, dat de localiteit deze zeer billijke regeling zal aanvaarden. De kwestie van vergoeding voor boomen en voor het erfpachtsrecht zal onder de oogen worden gezien. Het tijdstip van de overgang zal een punt van overweging uit maken. Er is gevraagd of Ged. St. bereid zijn de verbetering van andere wegen, buiten het wegenplan, te steunen. In dit verband wees spr. erop, dat indien de uitkeering uit de wegenbelasting aan de gemeenten vermin derd wordt de provincie daarvan den last zal ondervinden. In verband hiermede kon spr. geen toezegging doen aangaande den steun aan andere wegen.. Wat de tewerkstelling van werkloozen be treft wees spr. erop. dat men in Dordrecht daarmee wel gunstige resultaten heeft be reikt, n.l in den Biesbosch. maar dat men daar in de gelegenheid is dagelijks de arbei ders van Dordrecht naar het werk te bren gen Hier evenwel heeft men een plan dat de geheele provincie bestrijkt en daarom is het moeilijker. Ged St. zijn zijn niettemin bereid dienaangaande overleg te plegen met de gemeentebesturen. Wat betreft de verbinding van Schiedam wees spr erop. dat Schiedam niet gehoord is over het plan van den weg Loosduinen Schiedam, omdat daarover slechts gehoord zijn de twee gemeenten, die het verzoek in dienden en de twee, die er bezwaar tegen maakten. Het ligt evenwel in de bedoeling in het vervolg alle betrokken gemeente besturen tot bespreking uit te noodigen. Spr kon zich verder voorstellen, dat het gemeentebestuur van Schiedam teleurge steld was door de voorstellen aangaande de verbinding van Rotterdam naar Maassluis. Spr. meende van de heeren de Bruin en Trouw gehoord te hebben, dat het tracé niet zal loopen zooals Ged. St. hebben meege deeld. Spr. heeft dienaangaande zijn licht opgestoken aan het departement en er ver nomen, dat daaromtrent nog absoluut niets vaststaat. Het is mogelijk, dat er plannen in bemerking zijn zooals de heeren hebben meegedeeld, maar die plannen zijn bij het dcparten.ent zelfs nog niet ingediend. Men voegde er aan toe, dat men ook thans nog alleszins rationeel vond de mede- deeling, door Ged. St. aan Prov. Staten ge^ daan en dat, hoede weg ook getraceerd wordt lnj in ieder geval niet zal komen over de Koemarktbrug. De heer v. Staal heeft gepleit voor een betere verbinding met Gouda. De hoofdinge-. nieur had technische bezwaren, die de heer y. Staal heeft bestreden Spr. kon daarover geen oordeel vellen, doch zou de opmer kingen van den heer v. Staal in handen stellen van den hoofdingenieur. Hoe de rijksweg zal komen te liggen, wordt ten slotte beslist door den Minister. Spr. kon niet toezeggen een verzoek van Gouda aan den Minister te steunen, maar Ged. Staten waren bereid, indien het gemeentebestuur dit wenscht een conferentie te houden met het gemeentebestuur over deze kwestie en do belangen van Gouda nog eens extra te bezien. Wat de Rijnklinkers betreft zegde spr. toe dat de belangen van de provinciale indus trie zooveel mogelijk zullen worden behar tigd. Ged. St. meenen niet, dafc het wegenplan een volmaakt werk is Er kleven fouten aan, maar spr. was er van overtuigd, dat dc uitvoering het begin zou zijn van het op peil brengen der provinciale wegen. (Applaus). De heer BORGHOLS, lid van Ged. Sta ten, zegde toe dat Ged St. met het finan cieele plan van den heer Hogerzeil zoo noodig rekening zullen houden. Ook de opmerkingen van den heer Braat zullen Ged. St. onder de loupe nemen. Het is juist, dat dit voorstel geen finan cieel plan inhoudt; daarmee komen Ged. St. te zijner tijd. Wat den leeningsduwr van 25 jaren betreft, waarover Ged St. hebben gesproken, merkte spr op, dat een wegbedekking ongeveer 10 jaar duurt en dat voor de andere werken 40 jaren ge steld moet worden zoodat een gemiddelde leeningsduur van 25 jaren is aangenomen. Wanneer de wegbedekking uit gewoon werd RECLAME. 1709

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 9