688te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 25 November 1927 Tweede Blad No. 20767 TWEEDE KAMER. STER-TABAK FEUILLETON. rëEDRA I Rede van minister Kan De nitvoer van bloembollen naai Amerika Toenemende be langstelling voor onze vis- scherij De begroeting goed gekeurd. (Zitting van gisteren). Voortgezet wordt de beraadslaging over de begrooting van Biimenlandsche Zaken en Landbouw. MINISTER KAN vervolgt zijn rede over de afdeeling Landbouw. Hrj bespreekt eerst het pachtvraagstuk. Juist dit vraagstuk is voor hem de verboden vrucht. Een voor ontwerp is bij den Minister van Justitie en het is goed gebruik, dat over een ont werp, dat nog bij de regeering in beraad is, niet gesproken wordt. Intusschen hoopt gpr. zjjn voordeel te doen met de hier gehouden beschouwingen. Hij wijst er echter op, dat men van een wettelijk ingrepen niet al te hooge verwachtingen mag hebben. Wat de invoer-belemmeringen betreft in Amerika, de regeering staat ook op het standpunt, dat de invoer van onze bollen in Amerika onrechtmatig bemoeilijkt wordt. Na de interpellatie van den heer Lovink over deze zaak, heeft spr. rechtstreeks naar den Amerikaanschen gezant van Landbouw ge schreven. In dit schrijven vroeg spr. hem te waarschuwen, indien zich onverhoopt en onverwacht een geval van besmetting zou voordoen. De Amerikaansche Minister be loofde dit. Na een half jaar schreef spr. opnieuw. Toen kwam het antwoord, dat slechts 2 besmette bollen waren aangetroffen onder de duizenden kisten, die hier waren afgezonden. Na de conferentie van Genève, die schijnbaar ook op Amerika eenigen in druk beeft gemaakt, is het t\jdsüp uiterst gunstig, opnieuw op hetzelfde aambeeld te hameren. Spr. zal zich dan ook opnieuw met een dringend vertoog tot de Ameri kaansche regeering wenden. Een landbouwraad zou geen eenstemmige adviezen waarborgen. Bij. iedere kwestie zou waarschgnlgk eeu meerderheids- en een minderheidsrapport te wachten zijn.^ Spr. wil echter naar de landbouwraden in het buitenland een onderzoek instellen en het resultaat aan de Kamer mededeelen. In zake den voorlichtingsdienst zal overwogen worden een commissie v&n toezicht en over leg in 't leven te-roepen. Wat dein toestand van onzen landbouw betreft, moet men niet vergeten, dat de weersgesteldheid in dat jaar van zeer groo- ten invloed is geweest. Een gunstig verschgn- sel is, dat onze veestapel thans vrij is van mond- en klauwzeer. Gaarne is de minister bereid te overwegen de instelling eener Staatscommissie tot on derzoek van de verhouding tusschen bodem en productieprijzen. De landarbeaderswet zal moeiljjk kunnen worden toegepast op andere groepen. Het verkrijgen van plaatsjes zal echter zoo mogelijk worden bespoedigd. Daaromtrent is de Minister in overleg met bet Depar tement van Financiën. Een onderzoek zal worden ingesteld naar den toestand van hen, die een plaatsje kochten in tijden van hoogconjunctuur. Wat de restrta en daarvan- betreft, wil de Minister echter vrjj blij ven. Aan den Minister van Financiën heeft spr. gevraagd, een scherper toezicht te wil len uitoefenen op het binnensmokkelen van vee uit België. Oprichting van lagere tuin bouwscholen noodig. De VOORZITTER dringt op groote be perking aan. In verband met den wensch om vóór Kerstmis gereed te komen met de begrooting, stelt hij voor, den spreektyd bij de artikelen te bepalen op ten hoogste 10 minuten en op 20 minuten bg de afd. Arbeid van hoofdstuk X. RECLAME. SCHILDERSTUKKEN. Groote prijsvermindering van spiegels, schil derijen, omlijsten van platen, toto's, enz. LIJSTENMAKERIJ „DE CONCURRENT", Haarlemmerstraat 62. 4918a De heer KAMPSCHOËR (R.-K.) dringt aan op oprichting van lagere tuinboawsch> len, vooral in het Westland. De heer BIEREMA (V.-B.) sluit zich daar bij aan en wijst speciaal op Groningen. Mej. .WESTEKMAN (V.-B.) verzoekt de jaren van onderwijspersoneel aan de cursus sen van land- en tuinbouw doorgebracht, vooi pensioen te doen meetellen. De heer v. d. BILT (R.-K.) wil meer tuinbouwscholen in de streek tusschen Hoorn on Enkhuizen. MINISTER KAN acht het eveneens ge- wenscht den achterstand op het gebied van land- en tuinbouwonderwijs in te halen. Er kan echter geen ijzer met handen gebroken worden. De vraag van mej. Westerman zal hij onderzoeken. De heer v. RAPPARD (V.B.) dringt aan op aanstelling van een Rijkspluimvee- consulent. De beer WEITKAMP (C.-H.) komt er tegen op, dat de Nederlandsche Banken haar mede werking verleenen bij het plaatsen van obligaties van de Duitsche Rentenbank-Kre- dietanstalt, die ten doel heeft den Duitschen tuinbouw te bevorderen. Dit bevordert de concurrentie met ons land. MINISTER KAN zal de vraag van den heer v. Rappard overwegen. De heer v. VOORST TOT VOORST (R.-K.) dringt aan op het betrachten van meer spoed bij de vaststelling van schadeloosstelling voor de opgeheven heerlgke jachtrechtea MINISTER KAN antwoordt, dat de be langhebbenden hun stukken vaak te laat in sturen. De heer LEENSTRA (R.-K.) vraagt op richting van een landbouw-proefstation in Frieslar.^. MINISTER KAN zal dit ernstig overwegen. De heer GERHARD (S.-D.) bepleit positie verbetering van het personeel bij den Plan- tenziektenkundigen Dienst. MINISTER KAN zegt, dat misschien bj] de herziening van het Bezoldigingsbesluit voor deze menschen iets gedaan kan worden. Op verzoek van den heer HIEMSTRA zal de minister onder de oogen zien of ook iets gedaan kan worden voor de vaste werklieden bij het Staatsboschbedrijf. De heer VOS (R.-K.) dringt aan op een zeer streng veterinair toezicht ter voor koming van bestrijding van besmettelijke veeziekten. In streken, waar mond- en klauwzeer voorkomt, moeten kleine vee markten verboden worden. De heer WEITKAMP vestigt de aandacht op het gevaar van besmetting met mond en klauwzeer door den invoer van Argen- tijnsch vleesch. De minister dient een in voerverbod te overwegen. De heer HIEMSTRA (S.-D.) komt hier tegen op.- MINISTER KAN zegt, dat men met in voerverboden zeer voorzichtig moet zijn. Hier zou zulk een verbod alleen op zijn plaats zijn, als werkelijk besmetting was ge bleken door Argenlijnsch vleesch. Als wij nu daarvoor onze grenzen zouden sluiten, zouden wij het spoor van Amerika volgen. Den heer Vos antwoordt spr., dat door nauwkeurig onderzoek voorkomen wordt, dal besmet vee op markten komt. De heer HIEMSTRA (S.-D.) zou wen schen te zien bevorderd, dat het Internatio naal Landbouwinstituut te Rome naar Genève zou worden verplaatst met het oog op de belangen der arbeiders en ter verkrij ging van beter contact van het Instituut met het Internationaal Arbeidsbureau. Spr. zou wenschen, dat de regeering haar voelhorens ten deze uitstak. MINISTER KAN antwoordt, dat deze zaak uiteraard niet alleen van Nederland afhangt. Hij is echter wel bereid hel door den heer Hiemstra gewenschte te overwegen. De heer EBELS (V.-D.) bepleit een staats- tentoonslelling van landbouw en veeteelt naast de in 1928 te 's-Gravenhage te houden nationale tentoonstelling van paarden, rund en kleinvee. De heer VAN RAPPARD (V.B.) betwijfeld of. de 01ympiabezoeker9 wel zooveel belang stelling voor onzen landbouw aan den dag zullen leggen. Beter komt het hem voQr, zulk een tentoonstelling van staatswege te doen houdenbij gelegenheid van het eerstvol gende Internationale Landbouwcongres. MINISTER KAN zegt, dat de drie groote landbouworganisaties weinig gevoelen voor een door den heer Ebels bedoelde staats- tentoonsteling. Het overige zal spr. over wegen. Bij de afd. Visscherijen zegt de heer VAN RAPPARD (V.B.) de bezwaren tegen nach telijke sluiting van de zalmzegenvisscherij niet te erkennen. De heer BULTEN (R.-K.) sluit zich daar bij aan. De belangen van een 800 900-tal visschers, die deze sluiting wenschen, wegen zwaarder dan die van een paar honderd bij de groote visscherijen, die ook 's nachts wer ken, betrokkenen. De heer VAN ZADELHOFF (S.-D.) hoopt, dat de nachtelijke sluiting er thans zal ko men. De visschers van de bovenrivieren zijn eenstemmig van oordeel, dat men tot den vroegeren toestand sluiting bij nacht moet terugkeeren. den toestand n.l., zoo als die was geregeld bij kon. besluit van 1871. Er is thans voldoende zalm gekweekt, om de hierbedoelde sluiting weder in te stellen. Voorts wijst spr. er op, dat door het on oordeelkundig baggeren op de rivier tus schen Woudrichem en Zalt-Bommel de vis- scherij groote schadé heeft geleden. Nog vraagt spr. of de minister bereid, is, stappen te doen om te komen tot een inter nationale regeling inzake het verhinderen van de vangst van ondermaatsche haring, z.g. zeebliek. De heer EBELS (V.-D.) sluit zich ten aan zien van de zalmvisscherij bij de vorigo sprekers aan. De heer LINGBEEK (H. G S.) zou wen schen, dat de mosselkweekers in Zeeland vergunning kregen, het mos9elzand weg te halen van de verdedigingswerken, omdat anders dit zand wegspoelt en voor de kwee- kerij verloren is. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) verheugt zich over de toenemende belang stelling in deze Kamer voor de afdeeling Visscherijen. De Zuiderzeevisscherij wenscht 9pr. zoo lang mogelijk in stand gehouden te zien, daar anders duizenden personen armlastig worden. Hem komt dit beter voor dan een misschien niet productieve werkverschaf fing. Verder uit spr. de hoop, dat de minister ten volle aandacht zal blijven wijden aan de maatregelen tegen waterverontreiniging in den Rijn. Ook wenscht hij meer belangstelling voor het Ned. Visscherijproefstalion. Ten aanzien van de nachtelijke sluiting der-zalmvisscherij deelt spr. de meening der vorige sprekers. De visschers der bovenrivie ren moeten nu weten waaraan zij toe zijn. De heer LOVINK (C.-H.) geeft toe, dal thans nachtelijke sluiting der zalmzegen visscherij gewenscht is, doch men moet hiermee voorzichtig te werk gaan. Eenigen tijd geleden verkeerde de zalmvisscherij echter nog in zoodanigen toestand, dat die sluiting niet wen9chelijk kon worden ge acht. Den minister treft geenszins eenig ver wijt, dat hij er nog niet toe over is gegaan. De heer VAN DER BILT (R.-K.) betoogt, dat de maatregelen in het belang van de Zuiderzeevisschers, hetzij door werkver schaffing of anderszins, van dien aard be- hooren te zijn, dat zij in geen geval gèbrek lijden. De heer KNOTTENBELT (V.B.) bepleit verhooging van het subsidie aan het Nederl. Visscherijproefstation, welke instelling voor de visscherij hoogst nuttig is. Het wordt tijd, dat deze instelling op vastere financieele basis komt te staan. MINISTER KAN antwoordt, dat hij voor de vervulling van dezen laatsten wensch eerst meerdere gegevens en waarborgen moet hebben. Ten aanzien van de Zuiderzeevisscherij zal spr. overleg plegen met den minister van Waterstaat. De kwestie der werken in Zeeland in ver band met de mosselkweekerij behoort tot de Domeinen, alzoo bij den minister van Fi nanciën. De bestrijding der waterverontreiniging komt aan de orde bij de door den minister van Arbeid in te dienen Riolenwet. Wat de nachtelijke sluiting der zalm zegenvisscherij betreft, deze visscherij kan op een belangrijk deel der rivieren niet uit geoefend worden bij hoogen waterstand. Sluit men nu die visscherij 's nachts, dan wordt de vangst nog meer belemmerd, ter wijl de zalm naar Duitschland zwemt. Spr. gunt den Duitschers veel, maar het is toch een Nederlandsch belang, dat deze zalm zooveel mogelijk hier wordt gevangen. Intusschen zou spr. willen afwachten nu de nachtelijke sluiting van zoovele zijden is aanbevolen totdat de conferentie met Duitschland het volgend jaar heeft plaats gehad. De begrooting wordt z. h. st. aangenomen. De begrooting der Algemeene Landsdruk kerij voor 1928 wordt zonder discussie z. h. st aangenomen. Te halfzes wordt de vergadering ge schorst lot des avonds 8 uur. DE AVONDVERGADERING. Arbeidsbegrooting. Mis standen in het landbouw bedrijf. Aan de orde is de voortzetting van de be handeling der Arbeidsbegrooting voor 1928. De algemeene beschouwingen over de 2e afdeeling der begrooting (Arbeid) wor den geopend. De heer VERAART (R.-K.) gelooft, dat er een communis opinio in de Kamer is. dat het beschermend karakter van de Arbeids wet moet blijven gehandhaafd. Naar sprekers meening moet deze sociale arbeid echter verder worden ontwikkeld en daarbij moet een verzoening plaats hebben tusschen de eischen van de werkgevers en die van de arbeiders. Spr. gelooft, dat de arbeiders wel bereid zijn eenigszins tege moet te komen aan en rekening te houden met de eischen van het bedrijf. Spr. vraagt den Minister hoe hij zich de verdere ontwikkeling van de Arbeidswet geving denkt. Is ook de Minister van oor deel, dat men daarbij moet uitgaan van de verzoeningsgedachte Mevrouw BAKKER—NORT (V.-D.) be spreekt de regeling voor het verplegend personeel. De Minister deelt mede, dat met 1 Januari een overgangsmaatregel voor dit personeel in werking zal treden. Deze re geling acht spr. niet voldoende, al brengt zij ook verbetering van de schandelijke toestanden, welke tot dusver in vele zie kenhuizen bestonden. Voorts betreurt spr. dat de hoofdver pleegsters niet in deze regeling zijn opge nomen. Ook bepleit spr. regeling van de arbeids- en rusttijden der winkelbedienden. In het voorontwerp van de betreffende arbeiders moeten volgens spr. ook de filiaal houders worden opgenomen. Verder wijst spr. op de onmenschelijk lange werktijden van kellners en ander personeel in restaurants, hotels en lunch rooms. Spr. dringt hierna aan op een wekelijk- schen rustdag voor de musici. Ten aanzien_ van de arbeiders ln het land- en tuinbouwbedrijf zegt spr., dat het haar spijt, dat een afzonderlijke regeling wordt getroffen voor vrouwen en jeugdige personen. De heer HIEMSTRA (S D.) merkt op, dat uit de Memorie van Antwoord voldoende blijkt, dat van dezen Minister niets is te verwachten. De mededeeling van den Minister, dat ln bewerking is een regeling voor vrouwen en jeugdige personen, werkzaam in het landbouwbedrijf beteekent naar het oordeel van spr. dat binnen afzienbaren tijd een regeling voor de volwassen arbeiders niet is te verwachten. Het vorig jaar heeft deze Minister gezegd, dat hij een regeling voor deze arbeiders in dit bedrijf niet urgent acht. Maar, vraagt spr., is de Minister wel voldoende hekend met de toestanden, welke in het landbou- wersbedrijf bestaan? Tn den landbouw worden arbeidsdagen gemaakt van 12 tot 15 uren en soms nog langer, terwijl in tal van plaatsen de men schen des Zondags ook niet vrij zijn, voor al in het veehoudersbedrijf. £}pr noemt het zachtweg een schandaal, dat telkens met de belangen van deze ar beiders wordt omgesprongen zooals tot dus ver altijd is geschied. De schuld hiervoor ligt niet alleen bij den Minister en zijn voorgangers, maar ook bij de Kamer, welke de pogingen van de soc.-dem. fractie niet steunt. Wanneer deze Minister eens moest mede maken het leven van den volwassen arbei- RECLAME. 3m w Aet i i Onder het goede, dat ons omringt, zoeken wi) toch nog gaarne naar het beste. Te allen tijde, heeft hetgeen boven het gemiddelde uitstak, de aandacht getrokken. Noemen wij den leeuw niet den koning der dieren? Geldt de nachtegaal niet als de beste zanger? Hetzelfde kunnen wij op STER- TABAK toepassen. ROODE STER is wegens gelijkmatige sa me ns telling. onovertroffen kwaliteit en technisch volmaakte yvijze van bereiding, een product, dat iederen tabaksrooker dwingt tot de erkenning; „dit is het beste onder het goede". NV. Theodorui Niemcijzt C'onMfo» M Rotterdam y-i yte yto. Erkend de bes-te 1697 der ln het landbouwbedrijf en men zou hem dan vragen: Excellentiy is er op dit gebied ook urgentie? dan twijfelt spr. niet of het antwoord zal bevestigend zijn. daarom hoopt spr. dat eindelijk eens verbetering in de bestaande toestanden zal worden gebracht. De heer LOERAKKER (R.K.) herinnerf er aan'hoe hij reeds het vorig jaar heeft gewezen op de vele misstanden in het landbouwbedrijf. Spr. is van meening, Öat met een rege ling voor vrouwen en jeugdige personen nog niet een afdoende oplossing is verkre gen. Ook voor de volwassen arbeiders dienf ten spoedigste regelend te worden opge treden, zoo mogelijk in den zin, zooals door de landbouworganisaties is voorgesteld. Vaststaat dat de bestaande misstanden niet kunnen worden bestendigd. Spr. wijst hierbij op den zeer moeilijken arbeid van de arbeiders in de stookplaatsen- Deze werken veelal bij een temperatuur van 70 80 graden en dan nog maken zij dagen van meer dan 12 uren. Spr. vraagt of de Minister eindelijk voor nemens is iets voor deze arbeiders te doen. Zij kunnen niet langer wachten en hopen thans op een wettelijke regeling. Ten slotte kwam spr. op voor de arbei ders werkzaam in de bloemhollenschuren. De heer STENHUIS (S. D.) geeft een overzicht van de arbeidstijden, zooals deze nog in vele bedrijven in Nederland zijn. De cijfers wijzen uit, dat in vele bedrij ven de arbeiders op schitterende wijze ge ëxploiteerd worden, vooral in bet trans portbedrijf, waar weken worden gemaakt van 80 tot 100 uur. Ook in het café- en res taurantbedrijf wordt tot 80 uren per week gewerkt. De arbeiders werden 'daardoor gemaakt tot lastdieren. Deze toestanden zijn uitin gen van het modern barbarisme en spr, noemt het een schande, dat de Minister en de Kamer er toe medewerken, dat derge lijke toestanden nog kunnen bestaan. Ten aanzien van het instituut der Rijks bemiddelaars merkt spr. op, dat het niet mogelijk is, dat de partijen van te voren bemiddeling vragen, aangezien dit zou zijn een bewijs van zwakte. Daarom is het noodig, dat een bemidde lingsbureau wordt opgericht, waarvoor ge bruik zal kunnen worden gemaakt van de Afdeeling voor Economische Zaken en van hel Secretariaat van den Hoogen Raad van Arbeid. het Engelsch van GEORGE BARR McCUTCHEOX, (Nadruk verboden).) 3) Het inkomen uit renten van onroerende goederen en staatsfondsen moest door mevr. Torrence worden gebruikt voor alles wat zij voor de opvoeding en de karaktervorming oi de maatschappelijke positie van Ijet jonge mrisje geschikt achtte. Om haar recht te doen wedervaren, moet hieraan worden toe gevoegd, dat zij zich goed en eerlijk van deze verplichtingen kweet, al vloeide zij niet over van menschlievendheid. Grace, die 2*1 f genoeg geest en hart bezat, begon, na dat ze haar tante jarenlang haar gang had laten gaan, .langzamerhand naar eigen in zichten de liefdadigheid uit te oefenen en zij deed dit zóó. dat haar tante er niet veel van merkte en er dus niet veel kritiek' op *on ten beste geven Op één punt bleef de onverbeterlijke zóó vast op haar stuk staan, dat Grace, na we ken van gloedvolle maar vruchtelooze plei dooien. genoodzaakt was, haar nederlaag haar verloofde te bekennen Haar tante k^d niet geweld haar beslissing gehand haafd. Het huwelijk van haar nicht moest JPfl een aan dwaasheid grenzende praal en luister worden gevierd en de bruidstijd moest zoo worden, daf men dien in de stad ten minste niet zou vergeten zoolang de be werkster er van zou leven en zij dus vol ledig de eer van zou genieten. Zij wi9t. dat het voor haar nichtje een kwelling zou zijn, maar trachtte deze er van te overtuigen, dat zij te verliep was om het gewicht van deze aangelegenheden te kunnen beoordee- len. Daarenboven zou Grace op haar trouw dag drie en twintig jaar worden en zou daardoor du9 „heer-en-meester", als men dit ten minste van een meisje zeggen kan, zijn over zichzelf, haar vermogen en het huis van haar man Op dien dag zou het rijk van Elizabeth Torrence uit zijn. En de gebiedster had zich vast voorgemomen, dat .haar regeering in volle glorie zou eindigen. Dat Grace en Hugh man en vrouw zou den worden stond reeds jaren geleden vast en dit besluit ging in kracht van gewijsde nadat Hugh tot de jaren des onderscheids was gekomen. Hij beweerde, dat vijf en twintig het jaar des onderscheids, zooal niet van de rede of het verstand was. Na den eersten roes van blijdschap begonnen beiden in te zien hoe gewichtig hun vereeniging was, niet alleen voor hen zelf maar zelfs voor de heele wereld Als ze een oogenblik tot bezinning kwamen, beseften ze. dat hun huwelijk de merkwaardigste gebeurtenis was in de heele geschiedenis van de huizen Vernon en Ridgéway. Nooit te voren was er een Vernon met een Ridgeway getrouwd, of omgekeerd Daarom zou de heele weTeld op zoo'n verbintenis haar onverdeelde aan dacht vestigen. Dit is overigens de meening, die alle geëngageerden over het huwelijk hebben. Het had zes weken geduuid eer Grace Vernon Ridgeway had kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid van een officiëele plechtigheid in de kerk, hoewel zij zelf dit moest zij toegeven hel liever op een voudiger manier had gewild, namelijk zóó, dat de plechtigheid door den predikant ge leid werd in tegenwoordigheid van twee ge tuigen en een ring. Doch de wereld Ter- langde nu eenmaal een vertooning. Ridgeway waarschuwde haar dat hij de vuurproef niet zou kunnen doorstaan en dat zij dus voor het altaar reeds weduwe zou worden. „Er is geen andére weg, Hugh," zuchtte Grace eindelijk „tenzij we de hoop op geven om ooit te gaan trouwen. En dat zou mijn hart breken," zei ze met haar liefslen glimlach. „Dit zou den heerlijksten tijd van mijn leven zijn als die ellendige verlovingspartij en die twee maanden vagevuur van nu (ot den trouwdag er maar niet waren, en dan nog de groote ramp: de trouwplechtigheid. Ik voel dat het een ramp wordt. Ik kofh er niet levend af." „Arme jongen, konden we maar een stille kleine bruiloft hebben. Wat zou dat lief zijn. hè?" zei ze droevig en peinzend. „Maar in plaats daarvan moeten we in een hippodróme. Bal" besloot hij nijdig, „rk zou niet spreken, kind, als ik niet wist dat jij er net zoo over denkt als ik. Maar al dat gepraat geeft niets. Het is vechten tegen de windmolens Morgenavond zullen we het ze vertellen, en dan zijn we er af en dan gaan we twee maanden achtereen slapen." ,.Ik zie maaT één manier om er aan te- ontkomen We zouden kunnen vluchten," zei ze lachend, terwijl ze vóór hem stond en de rimpels tusschen zijn oogen verjoeg. Hugh keek haar diep in de bruine oogen. Opeens flikkerde een zelfde gedachte in bei der blikken, als een lichtstraal, als een flik kering van hoop. Hij greep haar handen, terwijl hij haar strak bleef aankijken en mQl een juichtoon in zijn stem, barstte hij uit: „Verdraaid I" „O, het zou niet kunnen," fluisterde zij, zijn gedachte radend. ,,'t Kan wèll Wis en waarachtig kan het, we gaan op de loop!" Hugh's stem trilde van geestdrift, op zijn gezicht stond groote opluchting te lezen. „Is het echt? Meen je werkelijk dat het zou kunnen? De oogen van het jonge meisje waren groot van opwinding, haai wangen gloeiden. „Waarom niet? Wat zou het ons beletten? Wil je het doen, Grace, wil je?" riep hij. „Wat zullen de menschen er van zeg gen?" „Laat ze. Wat kan het ons schelen. Het zal de mooiste mop zijn die er ooit is uitge haald. En jij bent de kranigste vrouw van de wereld dat je op het idee gekomen bent. „Maar ik meende het niet in ernst," pro testeerde ze. „Maar nu meen je het en we meenen het allebei. Luister nu eens: Wij gaan er stilletjes van door en trouwen, en niemand komt er iets van te weten, en dan als we terugkomen, kunnen we alle menschen uitlachen." „Dan zetten ze ons portret in alle kran ten." „O, als dat gebeurt, komen we in vijf jaar niet terug. Het i9 schitterend! Het leven is toch nog wel de moeite waard. Je doet het toch. hè Grace?" „Ik zou met jou naar het eind van de we reld meegaan, Hugh, maar „Toe, zeg nu dat je het doet. En luister nu goed," drong hij aan, terwijl hij bijna stond te dansen. „We houden van elkaar. Jij kunt niet trouwen voor drie-en-fwinfig Mei. Er zijn heel veel menschen die weg- loopen, het komt in de beste families voor tegenwoordig. Waarom zouden wij het niet doen?" „Ja, maar wij hebben geen twee maan den noodig om weg te loopen," stribbelde zij nog tegen. „Sssll je moet fluisteren, want tante Elizabeth heeft een heel fijn gehoor." „Ik geloof waarachtig, liefste, dat je er al voor tweederde voor gewonnen bent," fluis terde hij. „Laten we verstandig zijn. Hugh. Je weet, ik kan niet vóór drie-en-twintig Mei trou wen. En nu is tante vast besloten, om het engagement morgen publiek te maken. Je begrijpt toch wel dat we niet eerder dan op twee-en-lwintig Mei, op zijn vroegst, kun nen wegloopen, dus zijn we gedoemd het twee maanden te dragen. Als we er dan die twee maanden doorkomen, waarom zouden we dan nog wegloopen? Dan is het ergste toch voorbij." „Ik geef toe, dat we het verlovingsfeest niet kunnen ontloopen, maar van al het andere kunnen wy afkomen Mijn plan is om te vluchten naar een plaats, waarheen de reis zeven k acht weken duurt. Dat is een mooie manier om door den tijd heen te komen, vind je niet?" „Lieve hemel I" „Waarom niet? We kunnen toch doen wat we willen, niet waar? Wat een in- brutale streek, hè! Ik zou je dit niet durven vragen, Grace, als ik niet zoo innig veel van je hield. Zeg, we nemen andere namen aan en zoo." ,.0. wat lijkt het me vernikkel ijk," riep ze. Haar gezicht gloeide nog steeds van op winding. „Dne en twintig Mei, dat duurt ten slotte zoo lang niet meer en 't zal niet half zoo lang duren als we zooiets doen. Nu, wil je?,'1 (Wordt vervolgd), J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5